lock Lancia Thema 2013 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2013, Model line: Thema, Model: Lancia Thema 2013Pages: 380, PDF Size: 3.9 MB
Page 21 of 380
OPMERKING: Als de Sentry
Key® startonderbreker moet wor-
den gerepareerd, dient u alle sleu-
telhouders van de auto mee te
brengen naar de erkende dealer.
SLEUTELS LATEN
PROGRAMMEREN
Sleutelhouders of afstandsbedienin-
gen kunnen worden geprogrammeerd
door een erkende dealer.
ALGEMENE INFORMATIE
Sentry Key® werkt op een draaggolf-
frequentie van 433,92 MHz. De start-
onderbreker Sentry Key® wordt ge-
bruikt in de volgende Europese
landen waarvoor richtlijn 1999/5/EG
geldt: België, Denemarken, Duits-
land, Finland, Frankrijk, Grieken-
land, GrootBrittannië, Hongarije,
Ierland, Italië, Joegoslavië, Luxem-
burg, Nederland, Noorwegen, Oos-
tenrijk, Polen, Portugal, Roemenië,
Rusland, Slovenië, Spanje, Tsjechië,
Zweden en Zwitserland.De werking moet voldoen aan de vol-
gende voorwaarden:
De apparatuur mag geen schade-
lijke interferentie veroorzaken.
De apparatuur moet eventuele ont- vangen interferentie tolereren, ook
interferentie die mogelijk een onge-
wenste werking veroorzaakt.
ALARMSYSTEEM
Het alarmsysteem bewaakt de portie-
ren, de motorkap en de bagageruimte
tegen ongeoorloofd openen en de
Start/Stop-knop van Keyless Enter-
NGo™ tegen onbevoegd gebruik. Als
het alarmsysteem is ingeschakeld, zijn
de schakelaars van de portiersloten en
het kofferdeksel in het interieur uitge-
schakeld. Wanneer het alarm afgaat,
geeft het alarmsysteem de volgende
geluids- en lichtsignalen: de claxon
klinkt, de parkeerlichten en/of rich-
tingaanwijzers knipperen en het con-
trolelampje van het beveiligingssys-
teem in de instrumentengroep
knippert. ALARM OPNIEUW
INSCHAKELEN
Als het alarm afgaat en er geen actie
wordt ondernomen om het alarm te
uit te schakelen, schakelt het alarm-
systeem de claxon na 29 seconden uit.
Na nog eens 31 seconden worden ook
alle lichtsignalen uitgeschakeld,
waarna het alarmsysteem zichzelf
weer activeert.
ALARM INSCHAKELEN
Volg deze stappen om het alarmsys-
teem in te schakelen:
1. Zorg ervoor dat de contactschake-
laar in de stand "OFF" staat. (Raad-
pleeg de paragraaf "Startprocedures"
in het hoofdstuk "Starten en rijden"
voor meer informatie hierover.)
2. Sluit de auto op een van de vol-
gende manieren af:
Druk op LOCK op de portierver-
grendelingsschakelaar in het interieur
terwijl de bestuurders- en/of passa-
giersportier is geopend.
15
Page 22 of 380
Druk op de vergrendelknop op de
Passive Entry-handgreep aan de bui-
tenzijde, terwijl een geldige sleutel-
houder zich ook aan buitenzijde be-
vindt (raadpleeg de paragraaf
"Keyless EnterNGo™" in het
hoofdstuk "Uw auto" voor meer in-
formatie hierover).
Druk op vergrendelknop op de af-
standsbediening.
3. Sluit eventuele geopende portie-
ren.
ALARM UITSCHAKELEN
Het alarmsysteem kan op de volgende
manieren worden uitgeschakeld:
Druk op de ontgrendelknop op deafstandsbediening.
Pak de Passive Entry Unlock- portiergreep vast (raadpleeg de pa-
ragraaf "Keyless EnterNGo™" in
het hoofdstuk "Uw auto" voor meer
informatie hierover).
Draai de contactschakelaar uit de stand OFF. Druk hiertoe op de
Start/Stop-knop van Keyless EnterNGo™ (hiertoe dient mini-
maal één geldige sleutelhouder in
de auto aanwezig te zijn).
OPMERKING:
Het alarmsysteem kan niet wor- den in- of uitgeschakeld via de
slotcilinder van het bestuur-
dersportier of de bagageruimte-
knop op de afstandsbediening.
Als het alarmsysteem is geacti- veerd, kunt u de portieren niet
ontgrendelen met de portierver-
grendelingsschakelaars in het
interieur.
Het alarmsysteem is bedoeld om uw
auto te beveiligen, maar er zijn om-
standigheden die een ongewenst
alarm veroorzaken. Als een van de
eerder beschreven procedures voor
het inschakelen van het alarm is uit-
gevoerd, zal het alarmsysteem worden
ingeschakeld, ongeacht of u zich in de
auto bevindt. Wanneer u dan in de
auto blijft zitten en vervolgens een
portier opent, gaat het alarm af. Als
deze situatie zich voordoet, schakel
dan het alarmsysteem uit. Wanneer het alarmsysteem is geacti-
veerd en de accu wordt losgekoppeld,
blijft het alarmsysteem actief nadat
de accu weer is aangesloten; de bui-
tenlampen knipperen en de claxon
geeft een geluidsignaal. Als deze situ-
atie zich voordoet, schakel dan het
alarmsysteem uit.
PREMIUM
BEVEILIGINGSSYSTEEM
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Het premium beveiligingssysteem be-
waakt de portieren, motorkapver-
grendeling en achterklep van de auto
tegen toegang door onbevoegden en
de contactschakelaar tegen onbe-
voegd gebruik. Het systeem maakt te-
vens gebruik van een inbraaksensor
met dubbele functie en een voertuig-
kantelsensor. De inbraaksensor be-
waakt tegen beweging in het interieur
van de auto. De voertuigkantelsensor
bewaakt de auto tegen kantelbewe-
gingen (wegslepen, wielen verwijde-
ren, veerbootvervoer, enz.).
16
Page 23 of 380
In het geval dat het alarm om welke
reden dan ook afgaat, gaan de kop-
lampen branden en gaan de richting-
aanwijzers en zijknipperlichten knip-
peren gedurende 34 seconden. Het
systeem herhaalt deze procedure bij
maximaal 8 inbraakpogingen in alle
standen (portier open, beweging, mo-
torkap open, etc.), voordat het sys-
teem weer moet worden geactiveerd.
Aan het einde van elke activeringsge-
beurtenis knipperen de lichten gedu-
rende 26 seconden.
ALARM INSCHAKELEN
Volg deze stappen voor het inschake-
len van het alarmsysteem:
1. Zorg ervoor dat de contactschake-
laar in de stand "OFF" staat. (Raad-
pleeg de paragraaf "Startprocedures"
in het hoofdstuk "Starten en rijden"
voor meer informatie hierover.)
2. Sluit de auto op een van de vol-
gende manieren af:
Druk op LOCK op de portierver-
grendelingsschakelaar in het interieur
terwijl de bestuurders- en/of passa-
giersportier is geopend. Druk op de vergrendelknop op de
Passive Entry-handgreep aan de bui-
tenzijde, terwijl een geldige sleutel-
houder zich ook aan buitenzijde be-
vindt (raadpleeg de paragraaf
"Keyless EnterNGo™" in het
hoofdstuk "Uw auto" voor meer in-
formatie hierover).
Druk op vergrendelknop op de af-
standsbediening.
3. Sluit eventuele geopende portie-
ren.
OPMERKING:
Nadat het alarmsysteem is inge-
schakeld, blijft het ingeschakeld
totdat u het uitschakelt door een
van de beschreven uitschakel-
methoden te volgen. Als de elek-
trische voeding wegvalt nadat
het alarmsysteem is ingescha-
keld, moet u het systeem uit-
schakelen nadat de voeding is
hersteld om te voorkomen dat
het alarm afgaat.
De ultrasone inbraaksensor (be- wegingsdetector) bewaakt uw
auto actief elke keer wanneer u het alarmsysteem inschakelt.
Indien gewenst kan de ultrasone
sensor en de voertuigkantelsen-
sor worden uitgeschakeld wan-
neer het alarmsysteem wordt in-
geschakeld. Om dit te doen,
drukt u drie keer op de vergren-
delknop van de afstandsbedie-
ning binnen 5 seconden nadat
het systeem is ingeschakeld (ter-
wijl het indicatielampje van
alarmsysteem snel knippert).
ALARM UITSCHAKELEN
Het alarmsysteem kan op de volgende
manieren worden uitgeschakeld:
Druk op de ontgrendelknop op de afstandsbediening.
Pak de Passive Entry Unlock- portiergreep vast, terwijl er zich
ook een sleutelhouder aan de bui-
tenzijde bevindt (raadpleeg
"Keyless EnterNGo™" in "Uw
auto" voor meer informatie
hierover).
Draai de contactschakelaar uit de stand OFF. Druk hiertoe op de
Start/Stop-knop van Keyless
17
Page 25 of 380
hoeft de afstandsbediening niet op de
auto te richten om het systeem te ac-
tiveren.
OPMERKING: Vanaf een rijsnel-
heid van 8 km/u reageert het sys-
teem op geen enkele knop van geen
enkele afstandsbediening meer.
PORTIEREN
ONTGRENDELEN
Druk eenmaal kort op de ontgrendel-
knop op de afstandsbediening om het
portier aan de bestuurderszijde te
ontgrendelen of druk tweemaal bin-
nen vijf seconden om alle portieren te
ontgrendelen, wanneer de instelling
1st Press Of Key Fob Unlocks (ont-
grendelen met één druk op de ont-
grendelknop) is geselecteerd in hetUconnect Touch™ systeem. Raad-
pleeg "Customer Programmable Fea-
tures — Uconnect Touch™ System
8.4 Settings" (door de klant te pro-
grammeren functies — instellingen
Uconnect Touch™ systeem 8.4) in
"Het instrumentenpaneel". De rich-
tingaanwijzers knipperen om aan te
geven dat het ontgrendelsignaal is
ontvangen. Ook de instapverlichting
wordt ingeschakeld.
Als de auto is uitgerust met Passive
Entry, raadpleeg dan de paragraaf
"Keyless EnterNGo™" in het
hoofdstuk "Uw auto" voor meer in-
formatie hierover.
Afstandsbediening van
portiersloten -
bestuurdersportier/alle portieren
ontgrendelen met eerste druk op
ontgrendelknop
U kunt het afstandsbedieningssys-
teem zodanig programmeren dat na
één keer drukken op de ontgrendel-
knop van de afstandsbediening uit-
sluitend het bestuurdersportier of alle
portieren worden ontgrendeld. Wan-
neer u de huidige instelling wilt wijzi-
gen, raadpleeg dan de paragraaf "In-
stellingen van Uconnect Touch™" in
het hoofdstuk "Het instrumentenpa-
neel" voor meer informatie hierover.
Lichten laten knipperen bij
ontgrendelen/vergrendelen
Met deze functie knipperen de rich-
tingaanwijzers wanneer u de portie-
ren vergrendelt of ontgrendelt met de
afstandsbediening. U kunt deze func-
tie in- en uitschakelen. Wanneer u de
huidige instelling wilt wijzigen, raad-
pleeg dan de paragraaf "Instellingen
van Uconnect Touch™" in het hoofd-
stuk "Het instrumentenpaneel" voor
meer informatie hierover.
Koplampen inschakelen bij
ontgrendelen met
afstandsbediening
Met deze functie worden de koplam-
pen ingeschakeld zodra u de portieren
ontgrendelt met de afstandsbedie-
ning. De koplampen blijven vervol-
gens maximaal 90 seconden branden.
De tijd van deze functie kan worden
geprogrammeerd bij
auto's metSleutelhouder met afstandsbediening
19
Page 31 of 380
OPMERKING: Alle portieren
worden ontgrendeld wanneer de
handgreep van het voorste passa-
giersportier wordt vastgepakt, on-
geacht de voorkeursinstelling van
de portierontgrendeling ("Unlock
Driver Door 1st press" (bestuur-
dersportier ontgrendelen met één
druk op de ontgrendelknop) of
"Unlock All Doors On 1st Press"
(alle portieren ontgrendelen met
één druk op de ontgrendelknop)).
Voorkomen dat de afstandsbedie-
ning met Passive Entry per onge-
luk in de auto wordt ingesloten
Om te voorkomen dat een afstandsbe-
diening met Passive Entry per onge-
luk wordt ingesloten in de auto, is het
Passive Entry systeem uitgerust met
een automatische portierontgrende-
lingsfunctie, die in werking treedt
wanneer de contactschakelaar in de
stand OFF staat.
Als een van de autoportieren is ge-
opend en de schakelaar in hetbekledingspaneel wordt bediend om
de auto af te sluiten, zal het voertuig-
systeem na het sluiten van alle portie-
ren controleren of er binnen of buiten
de auto geldige afstandsbedieningen
met Passive Entry aanwezig zijn.
Wanneer een van afstandsbedienin-
gen met Passive Entry wordt gedetec-
teerd binnen in de auto en er geen
andere geldige afstandsbedieningen
met Passive Entry worden gedetec-
teerd buiten de auto, ontgrendelt het
Passive Entry systeem automatisch
alle portieren en zal er drie keer een
claxonsignaal klinken (bij de derde
poging worden ALLE portieren ver-
grendeld en kan de afstandsbediening
met Passive Entry worden ingesloten
in de auto).
OPMERKING: De portieren wor-
den alleen ontgrendeld als zij zijn
vergrendeld met de schakelaar in
het bekledingspaneel, een geldige
afstandsbediening met Passive
Entry in de auto is gedetecteerd en
geen geldige afstandsbedieningmet Passive Entry buiten het voer-
tuig is gedetecteerd. De portieren
worden niet ontgrendeld onder de
volgende omstandigheden:
De portieren zijn vergrendeld
met de afstandsbediening.
De portieren zijn vergrendeld met de vergrendelknop op de
portierhandgrepen met Passive
Entry.
De portieren zijn handmatig vergrendeld met de
portiervergrendelknoppen.
Er bevindt zich een geldige af- standsbediening met Passive
Entry buiten de auto en binnen
1,5 m van een van de portiergre-
pen met Passive Entry.
U heeft drie keer geprobeerd de portieren te vergrendelen met de
schakelaar in het bekledings-
paneel en vervolgens de portie-
ren te sluiten.
25
Page 43 of 380
WAARSCHUWING!
Laat de gordel en het oprolme-chanisme vervangen als het auto-
matisch blokkerend oprolmecha-
nisme of een andere functie van
de veiligheidsgordels niet correct
werkt bij een controle volgens de
procedures in de onderhouds-
handleiding.
Als u gordel en het oprolmecha- nisme niet laat vervangen wan-
neer dat nodig is, verhoogt u de
kans op letsel bij aanrijdingen.
GORDELSPANNERS
De veiligheidsgordels voor de beide
voorstoelen zijn voorzien van gor-
delspanners, die ervoor zorgen dat
een loszittende gordel wordt strak ge-
trokken bij een aanrijding. Deze ap-
paraten verbeteren de werking van de
veiligheidsgordels door ervoor te zor-
gen dat de gordel al in een vroeg sta-
dium van een aanrijding strak over
het lichaam van de inzittende komt te
liggen. Gordelspanners werken bij
alle lichaamsafmetingen, ook bij ge-
bruik van kinderzitjes. OPMERKING: Bij gebruik van
een gordelspanner dient de veilig-
heidsgordel nog steeds op de juiste
wijze worden omgedaan. De gor-
del moet nauw aansluiten en op de
juiste wijze worden gedragen.
De gordelspanners worden geacti-
veerd door de controller van het be-
veiligingssysteem voor inzittenden.
Net als de airbags zijn ook de gor-
delspanners slechts geschikt voor een-
malig gebruik. Een geactiveerde gor-
delspanner of airbag dient
onmiddellijk te worden vervangen.
ACTIEF
MOTORKAPSYSTEEM
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Het actieve motorkapsysteem is be-
doeld om de bescherming van voet-
gangers te verhogen door de motor-
kap van de auto omhoog te laten
springen bij een aanrijding van een
voetganger of object. Het systeem
wordt automatisch geactiveerd wan-
neer de auto binnen een gespecifi-
ceerd snelheidsbereik rijdt. Het sys-
teem moet een verscheidenheid aan
voetgangers kunnen detecteren,
waardoor het ook mogelijk is dat an-
dere aangereden objecten het actieve
motorkapsysteem in werking stellen.
Sensoren en regeleenheden voor
activering
De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden bepaalt of de
actuatoren moeten worden geacti-
veerd bij een frontale aanrijding. Op
basis van de signalen van de bot-
singsensoren bepaalt de controller
van het beveiligingssysteem voor in-
zittenden wanneer de actuatoren ge-
activeerd worden. De botsingsensoren
bevinden zich bij de voorbumper.
De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden bewaakt de ge-
reedheid van de elektronische onderde-
len van het actieve motorkapsysteem
wanneer de contactschakelaar in de
stand START of ON/RUN staat. Als de
sleutel zich in de stand LOCK, in de
37
Page 138 of 380
INTERIEURVERLICHTING
De interieurverlichting kan worden
ingeschakeld door op de bovenhoek
van de lens te drukken. U schakelt de
lampen uit door nogmaals op de lens
te drukken.
LEESLAMPEN VOORIN
De leeslampen voorin bevinden zich
in de dakconsole.Elke lamp kan worden ingeschakeld
door op de schakelaar aan weerszij-
den van de console te drukken. Deze
knoppen zijn verlicht voor goede
zichtbaarheid in het donker. U scha-
kelt de lampen uit door nogmaals op
de schakelaar te drukken. De lampen
gaan ook branden wanneer u op de
ontgrendelknop van de afstandsbe-
diening drukt.
SFEERVERLICHTING
De dakconsole is voorzien van sfeer-
verlichting. Deze verlichting verhoogt
de zichtbaarheid van de middencon-
sole en het gebied rond de schakel-
hendel.
INTERIEURVERLICHTING
De interieurverlichting wordt inge-
schakeld wanneer een portier wordt
geopend.
Om te voorkomen dat de accu leeg
raakt, wordt de interieurverlichting
10 minuten nadat u de contactscha-
kelaar in de stand LOCK hebt gezet
automatisch uitgeschakeld. Dit ge-
beurt als de interieurverlichting
handmatig werd ingeschakeld of als
een portier is geopend. Dit geldt ook
voor de verlichting in het handschoe-
nenkastje, maar niet voor de verlich-
ting in de bagageruimte. Als u de in-
terieurverlichting weer wilt
InterieurverlichtingLeeslampen voorin
Schakelaars voor leeslampen voorin
Sfeerverlichting
132
Page 171 of 380
OPMERKING: U kunt de zonwe-
ring niet sluiten als het zonnedak
is geopend.
WINDGERUIS
Windgeruis kan worden beschreven
als het gevoel van druk op de oren,
vergelijkbaar met het geluid van een
helikopter. U ervaart dit windgeruis
mogelijk wanneer de ramen zijn ge-
opend of wanneer het zonnedak (voor
bepaalde uitvoeringen/landen) geheel
of gedeeltelijk is geopend. Dit is een
normaal verschijnsel, dat tot een mi-
nimum kan worden beperkt. Als u last
heeft van windgeruis bij geopende
achterramen, open dan ook de voor-
ramen om het effect te verminderen.
Wanneer sprake is van windgeruis bij
geopend zonnedak, verstel dan de
zonnedakopening of open een raam
om het effect tot een minimum te be-
perken.ONDERHOUD VAN
ZONNEDAK
Gebruik voor het reinigen van het
glaspaneel uitsluitend niet-schurende
schoonmaakmiddelen en een zachte
doek.
WERKING BIJ
UITGESCHAKELD
CONTACT
Bij auto's die niet zijn voorzien van
het elektronische voertuiginformatie-
centrum (EVIC), blijft de schakelaar
van het elektrisch bediende zonnedak
45 seconden lang actief nadat de con-
tactschakelaar in de stand LOCK is
gezet. Door het openen van een voor-
portier wordt deze functie uitgescha-
keld.
OPMERKING:
Bij auto's die zijn voorzien van
EVIC, blijft de schakelaar van
het elektrisch bediende zonne-
dak tot ongeveer tien minuten
lang actief nadat de contact-
schakelaar in de stand LOCK is
gezet. Door het openen van een
voorportier wordt deze functie
uitgeschakeld.
Met het Uconnect Touch™ sys- teem kan de actieve tijd na uit-
schakeling van de contactscha-
kelaar worden ingesteld.
Raadpleeg de paragraaf "Instel-
lingen van Uconnect Touch™"
in het hoofdstuk "Het instru-
mentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover.
165
Page 174 of 380
OPMERKING: Wanneer drie op-
eenvolgende pogingen om het zon-
nedak te sluiten zijn onderbroken
door de obstakeldetectie, wordt de
vierde poging uitgevoerd als een
handmatige sluiting met uitge-
schakelde klembeveiliging.
WINDGERUIS
Windgeruis kan worden beschreven
als het gevoel van druk op de oren,
vergelijkbaar met het geluid van een
helikopter. U ervaart dit windgeruis
mogelijk wanneer de ramen zijn ge-
opend of wanneer het zonnedak (voor
bepaalde uitvoeringen/landen) geheel
of gedeeltelijk is geopend. Dit is een
normaal verschijnsel, dat tot een mi-
nimum kan worden beperkt. Als u last
heeft van windgeruis bij geopende
achterramen, open dan ook de voor-
ramen om het effect te verminderen.
Wanneer sprake is van windgeruis bij
geopend zonnedak, verstel dan de
zonnedakopening of open een raam
om het effect tot een minimum te be-
perken.ONDERHOUD VAN
ZONNEDAK
Gebruik voor het reinigen van het
glaspaneel uitsluitend niet-schurende
schoonmaakmiddelen en een zachte
doek.
WERKING BIJ
UITGESCHAKELD
CONTACT
Bij auto's die niet zijn voorzien van
het elektronische voertuiginformatie-
centrum (EVIC), blijft de schakelaar
van het elektrisch bediende zonnedak
45 seconden lang actief nadat de con-
tactschakelaar in de stand LOCK is
gezet. Door het openen van een voor-
portier wordt deze functie uitgescha-
keld.
OPMERKING:
Bij auto's die zijn voorzien van
EVIC, blijft de schakelaar van
het elektrisch bediende zonne-
dak tot ongeveer tien minuten
lang actief nadat de contact-
schakelaar in de stand LOCK is
gezet. Door het openen van een
voorportier wordt deze functie
uitgeschakeld.
Met het Uconnect Touch™ sys- teem kan de actieve tijd na uit-
schakeling van de contactscha-
kelaar worden ingesteld.
Raadpleeg de paragraaf "Instel-
lingen van Uconnect Touch™"
in het hoofdstuk "Het instru-
mentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover.
ZONNEDAK VOLLEDIG
GESLOTEN
Druk de schakelaar kort naar voren
zodat het zonnedak geheel wordt ge-
sloten.
168
Page 208 of 380
Touch Screen Beep (pieptonen
aanraakscherm)
In dit scherm kunt u schermtoetsto-
nen in- of uitschakelen. Kies de
schermtoets "Touchscreen Beep"
(toetstonen) tot een vinkje naast de
instelling verschijnt, wat aangeeft dat
de instelling is gekozen. Kies de
schermtoets met de pijl naar links om
naar het vorige menu terug te keren.
Navigation Turn-By-Turn In
Cluster (navigatie van afslag naar
afslag in instrumentengroep) (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
Als deze functie is geselecteerd, wor-
den exacte aanwijzingen op het
scherm weergegeven wanneer de auto
een afslag in een geprogrammeerde
route nadert. Kies de schermtoets Na-
vigation Turn-By-Turn in Cluster
(navigatie van afslag naar afslag in
instrumentengroep) tot een vinkje
naast de instelling verschijnt, dat aan-
geeft dat de instelling is gekozen. Kies
de schermtoets met de pijl naar links
om naar het vorige menu terug te
keren. Fuel Saver Display In Cluster
(brandstofbesparingsscherm in in-
strumentengroep)
Het bericht "ECO" wordt getoond op
het scherm van de instrumenten-
groep. Dit bericht kan worden in- en
uitgeschakeld. Kies de schermtoets
Fuel Saver Display (brandstofbespa-
ringsscherm) tot een vinkje naast de
instelling verschijnt, dat aangeeft dat
de instelling is gekozen. Kies de
schermtoets met de pijl naar links om
naar het vorige menu terug te keren.
Clock (klok)
Nadat u de schermtoets Clock (klok)
hebt gekozen, zijn de volgende instel-
lingen mogelijk.
Sync Time With GPS (tijd syn-
chroniseren met GPS) (voor be-
paalde uitvoeringen/landen)
In dit scherm kunt u de tijd automa-
tisch door de radio laten instellen.
Kies, om de gesynchroniseerde tijds-
instelling te wijzigen de schermtoets
"Sync Time with GPS" (tijd synchro-
niseren met GPS) tot een vinkje naast
de instelling verschijnt, wat aangeeftdat de instelling is gekozen. Kies de
schermtoets met de pijl naar links om
naar het vorige menu terug te keren.
Set Time Hours (Uren instellen)
In dit scherm kunt u de uren instellen.
De schermtoets "Sync Time with
GPS" (tijd synchroniseren met GPS)
mag niet zijn geselecteerd. Kies de
schermtoetsen + of - om het getal van
de uren te verhogen of te verlagen.
Nadat de instelling is voltooid, kiest u
de schermtoets met de pijl naar links
om naar het vorige menu terug te
keren of kiest u de schermtoets X om
het instellingenscherm te sluiten.
Set Time Minutes (Minuten in-
stellen)
In dit scherm kunt u de minuten in-
stellen. De schermtoets "Sync Time
with GPS" (tijd synchroniseren met
GPS) mag niet zijn geselecteerd. Kies
de schermtoetsen + of - om het getal
van de minuten te verhogen of te ver-
lagen. Nadat de instelling is voltooid,
kiest u de schermtoets met de pijl naar
links om naar het vorige menu terug
te keren of kiest u de schermtoets X
om het instellingenscherm te sluiten.
202