stop start Alfa Romeo 4C 2015 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2015, Model line: 4C, Model: Alfa Romeo 4C 2015Pages: 207, PDF Size: 7.73 MB
Page 14 of 207

SYMBOLEN
Sommige onderdelen van de auto zijn
voorzien van gekleurde plaatjes met
daarop symbolen die die
voorzorgsmaatregelen aangeven die in
acht genomen moeten worden
wanneer het betreffende onderdeel
wordt gebruikt. Onder de motorkap is
tevens een plaatje aangebracht,
waarop de betekenis van deze
symbolen wordt toegelicht.
ALFA ROMEO CODE
SYSTEEM
IN HET KORT
Dit is een elektronische
startblokkering die de beveiliging
tegen diefstalpogingen verbetert. Het
systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de
contactsleutel wordt verwijderd.
In elke sleutel zit een elektronisch
apparaatje dat het uitgezonden
signaal, afkomstig van een antenne
die in het contactslot is ingebouwd,
kan identificeren wanneer de motor
gestart wordt. Het signaal, dat elke
keer dat de auto wordt gestart wijzigt,
is het "wachtwoord" waarmee de
regeleenheid de sleutel herkent
en het starten van de motor vrijgeeft.
1)
Werking
Elke keer dat de motor wordt gestart
door de sleutel naar de stand MAR
te draaien, stuurt de regeleenheid van
het Alfa Romeo CODE systeem een
herkenningscode naar de
motorregeleenheid om de
startblokkering uit te schakelen.Deze code wordt alleen verzonden als
de regeleenheid van het Alfa Romeo
CODE systeem de door de sleutel
verstuurde code herkent.
Elke keer dat de contactsleutel naar
STOP wordt gedraaid, schakelt het Alfa
Romeo CODE-systeem de functies
van de elektronische motorregeleenheid
uit.
Onregelmatige werking
Als de code tijdens het starten niet
correct wordt herkend, gaat het
digitale waarschuwingslampje op
het display branden.
Draai in dit geval de sleutel naar STOP
en vervolgens naar MAR; als de motor
geblokkeerd blijft, probeer dan
nogmaals met een van de andere
geleverde sleutels. Neem contact op
met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt als de motor nog steeds
niet gestart kan worden.
Inschakeling van
waarschuwingslampje
tijdens het rijden
❒Als het
digitale
waarschuwingslampje gaat branden,
betekent dit dat het systeem een
zelfdiagnose uitvoert (bijv. bij een
spanningsval).
10
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 17 of 207

BELANGRIJK
1) Druk knop B fig. 6 alleen in
wanneer de sleutel ver genoeg
van het lichaam (vooral de ogen)
en van voorwerpen die snel
beschadigen (bijvoorbeeld
kleding) is verwijderd. Laat de
sleutel niet onbeheerd achter, om
te voorkomen dat mensen, met
name kinderen, per ongeluk op de
knop drukken.
BELANGRIJK
1) Gebruikte batterijen kunnen
schadelijk zijn voor het milieu als
ze niet op de juiste wijze als afval
verwerkt worden. Ze moeten
overeenkomstig de wet in speciale
bakken gedeponeerd worden. Ze
kunnen ook ingeleverd worden
bij een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt dat voor hun
verwerking zal zorgen.
DIEFSTALALARM
(voor bepaalde versies/markten)
Werking
Het alarm gaat onder de volgende
omstandigheden af:
❒ongeoorloofde opening van een van
de portieren of de achterklep
(omtrekbeveiliging);
❒ongeoorloofde bediening van het
contactslot (contactsleutel in de
stand MAR gedraaid);
❒bij het loskoppelen van de
accukabels;
❒beweging in de inzittendenruimte
(volumetrische beveiliging);
❒abnormale opheffing/kanteling van
het voertuig.
De inschakeling van het alarm wordt
aangegeven door een akoestisch
en een visueel signaal (het knipperen
van de richtingaanwijzers gedurende
enkele seconden). De inschakelwijzen
van het alarm kunnen variëren
naargelang de markt. Er is een
maximum aantal cycli voorzien voor de
geluidssignalen en de
alarmknipperlichten. Na verloop van dit
aantal cycli, zal het bewakingssysteem
weer normaal functioneren.BELANGRIJK De startblokkering wordt
gegarandeerd door de Alfa Romeo
CODE die deze functie automatisch
inschakelt wanneer de sleutel uit het
contactslot wordt genomen.
BELANGRIJK De werking van het
diefstalalarm kan per land verschillen.
Inschakelen
Richt, bij gesloten portieren en
achterklep en met de sleutel in de
stand STOP of verwijderd, de sleutel
met afstandsbediening op het voertuig
druk op de toets
en laat de toets los.
Bij bepaalde versies/markten laat het
systeem een geluidssignaal horen
en wordt de portiervergrendeling
ingeschakeld.
De inschakeling van het alarm wordt
voorafgegaan door een zelfdiagnose
die ongeveer 30 seconden duurt:
gedurende deze tijd knippert de led op
het dashboard met een frequentie
van ongeveer een keer per seconde.
Na de zelfdiagnose gaat de led op een
lagere frequentie knipperen (een keer
per ongeveer 3 seconden).
13
Page 19 of 207

CONTACTSLOT
Werking
De sleutel kan naar 3 standen worden
gedraaid fig. 9:
❒STOP: motor uit, sleutel kan
verwijderd worden; stuurkolom is
vergrendeld. Sommige elektrische
apparaten (bijv. autoradio, centrale
portiervergrendeling, alarm enz.)
kunnen blijven werken
❒MAR: rijstand. Alle elektrische
apparaten/systemen kunnen werken;
❒AVV: motor starten.
Het contactslot is voorzien van een
beveiliging: als de motor bij de eerste
poging niet aanslaat, moet de sleutel
teruggedraaid worden naar de stand
STOP om opnieuw te kunnen starten.
2) 3)
STUURSLOT
Inschakelen
Wanneer de sleutel op STOP staat, de
sleutel verwijderen en het stuurwiel
verdraaien tot het vergrendelt.
Uitschakelen
Draai het stuur enigszins en draai de
contactsleutel naar de stand MAR.
4)
5)
BELANGRIJK
2) Als er geknoeid is aan het
contactslot (bijv. een poging tot
diefstal), dan moet men het laten
controleren bij een speciaal Alfa
Romeo Servicepunt alvorens
te gaan rijden.
3) Verwijder altijd de sleutel uit het
contactslot als de auto wordt
verlaten, om te voorkomen dat
iemand per ongeluk de
bedieningselementen gebruikt.
Vergeet niet de handrem aan
te trekken. Laat kinderen nooit
zonder toezicht in de auto achter.4) Demontage-/
montagewerkzaamheden,
waarvoor wijzigingen in de
stuurinrichting of de stuurkolom
vereist zijn (bv. bij montage van
een diefstalbeveiliging) zijn ten
strengste verboden. Zulke
werkzaamheden kunnen de
prestaties van het systeem, de
garantie en de veiligheid in gevaar
brengen waardoor de auto niet
meer aan de typegoedkeuring
voldoet.
5) Verwijder de sleutel nooit terwijl
de auto rijdt. Het stuurwiel zal
automatisch vergrendeld worden
zodra eraan gedraaid wordt. Dit
geldt ook voor voertuigen die
gesleept worden.
9A0L0010
15
Page 84 of 207

op
instrumentenpaneelWat het betekent Wat te doen
geelSTORING INSPUIT-/EOBD-SYSTEEM
Onder normale omstandigheden, wanneer de
contactsleutel naar MAR wordt gedraaid, gaat het lampje
branden maar dit moet doven zodra de motor is gestart.
De verkeerspolitie beschikt over speciale apparatuur
waarmee de werking van het lampje
kan worden
gecontroleerd. Neem in elk geval de wettelijke
voorschriften van het land waar u rijdt in acht.
5)
Wanneer het lampje blijft branden of tijdens het rijden
gaat branden, wijst dit op een onjuiste werking van het
inspuitsysteem; met name duidt een continu brandend
lampje op een storing in het brandstoftoevoer-/
inspuitsysteem die zou kunnen leiden tot overmatige
uitlaatgasemissies, mogelijk prestatieverlies, slechte
rijeigenschappen en een hoog brandstofverbruik.
Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op
het display.
Het lampje dooft nadat de storing is verdwenen, maar de
storing wordt toch door het systeem in het geheugen
opgeslagen.Onder deze omstandigheden kan men
met gematigde snelheid verder rijden
zonder te veel van de motor te eisen. Het
langdurig rijden met continu brandend
lampje kan tot schade leiden.
Neem zo snel mogelijk contact op met
een speciaal Alfa Romeo Servicepunt.
Als het waarschuwingslampje knippert, betekent dit dat
de katalysator beschadigd kan zijn.In dit geval moet het gaspedaal worden
losgelaten om het motortoerental te
verlagen tot het lampje stopt met
knipperen. Rijd verder met gematigde
snelheid en voorkom rijomstandigheden
die kunnen leiden tot het opnieuw gaan
knipperen van het lampje. Neem zo snel
mogelijk contact op met een speciaal Alfa
Romeo Servicepunt.
80
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampjes
Page 114 of 207

MOTOR STARTEN
Procedure84) 85) 86)
❒trap het rempedaal in;
❒draai de contactsleutel naar AVV en
laat deze los zodra de motor start.
BELANGRIJKE INFORMATIE
8) 9)
❒Als de motor niet bij de eerste poging
start, draai dan de contactsleutel
naar de stand STOP alvorens de
procedure te herhalen.
❒Als, met de contactsleutel in de stand
MAR, het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel
samen met het
waarschuwingslampje
blijft
branden, draai dan de sleutel naar
STOP en weer terug naar MAR;
als het waarschuwingslampje blijft
branden, probeer dan met de andere
sleutels die bij de auto zijn geleverd.
Neem contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt als de motor
nog steeds niet gestart kan worden.
❒Laat de contactsleutel nooit in de
MAR stand als de motor is
uitgeschakeld.GESTARTE MOTOR
OPWARMEN
Procedure
❒rijd langzaam weg en laat de motor
bij gemiddelde toerentallen draaien.
Geef niet abrupt gas;
❒verlang in het begin geen maximale
prestaties. Wacht tot de wijzer van
de digitale
koelvloeistoftemperatuurmeter begint
te bewegen.
MOTOR UITZETTEN
Procedure
Draai de contactsleutel naar de stand
STOP terwijl de motor stationair draait.
10)
BELANGRIJK Voordat de motor na een
zware rit wordt uitgezet, moet men
hem enkele minuten stationair laten
draaien. Hierdoor kan de temperatuur
in de motorruimte dalen.
BELANGRIJK
84) Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten
draaien. De motor verbruikt
zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en
andere giftige gassen.
85) De rembekrachtiging werkt niet
zolang de motor niet is gestart;
om die reden is meer kracht dan
normaal benodigd voor de
bediening van het rempedaal.
86) Probeer de motor nooit te
starten door de auto te duwen, te
slepen of van een helling af te
laten rijden. Hierdoor kan de
katalysator worden beschadigd.
110
STARTEN EN RIJDEN
Page 120 of 207

Om bij rijdende auto een versnelling in
te schakelen vanuit de vrijstand (N),
op knop1op het bedieningspaneel van
de versnellingsbak drukken (het
rempedaal hoeft niet ingetrapt te
worden): de versnellingsbak zal
onmiddellijk de juiste versnelling
inschakelen overeenkomstig de
voertuigsnelheid.
Bij stilstaande auto en contactsleutel in
de stand MAR (ongeacht de toestand
van de motor), kan de 1e versnelling
alleen ingeschakeld worden bij
ingetrapt rempedaal.
LAUNCH CONTROL
De "Launch Control" strategie staat
starten met hoge prestaties toe.
Deze strategie kan ingeschakeld
worden bij stilstaand voertuig, "Race"
modus geselecteerd en 1ste versnelling
ingeschakeld.
De volgorde van de te verrichten
handelingen is als volgt:
❒trap het rempedaal in en houd het
ingetrapt;
❒trap het rempedaal in en houd het
ingetrapt;
❒druk op de "–" schakelpeddel achter
het stuur;Wanneer het rempedaal wordt
losgelaten, start de auto met maximale
acceleratie. Als het gaspedaal ingetrapt
wordt gehouden, dan zal het systeem
automatisch opschakelen zodra het
beste motortoerental om te schakelen
is bereikt.
89)
Onderbreek bovenstaande volgorde
van handelingen of laat het gaspedaal
los om deze strategie te verlaten.
DISPLAY-INFORMATIE
Als de contactsleutel naar de stand
MAR wordt gedraaid, toont het display
na ongeveer 1 seconde dat de
versnellingsbak in de vrijstand (N) staat.
Tijdens het rijden toont het display de
ingeschakelde versnelling en de actieve
werking (AUTOofMANUAL). De
aanduidingen op het display hebben de
volgende betekenissen:
N = vrijstand;
1 = eerste versnelling;
2 = tweede versnelling
3 = derde versnelling;
4 = vierde versnelling;
5 = vijfde versnelling;
6 = zesde versnelling;
R = achteruit.De auto start altijd vanuit de vrijstand.
Wanneer de 1e versnelling wordt
verzocht, forceert het systeem de
selectie van deAUTOwerking.
BELANGRIJK: als met de
contactsleutel in de standMARhet
display niet binnen 10 seconden de
ingeschakelde versnelling aangeeft,
draai dan de sleutel naar de stand
STOP, wacht tot het display wordt
uitgeschakeld en herhaal de procedure.
Neem, als het probleem aanhoudt,
contact op met een speciaal Alfa
Romeo Servicepunt.
GELUIDSSIGNAAL
Om veiligheidsredenen gaat er een
geluidssignaal af als de auto
geparkeerd wordt met de
versnellingsbak in de vrijstand (N) (dit
signaal wordt afgegeven als de
contactsleutel in de standSTOPwordt
gedraaid).
Bij stilstaande auto, draaiende motor en
ingeschakelde (1e) versnelling of (R),
geeft het systeem een geluidssignaal af
en plaatst de versnellingsbak
automatisch in de vrijstand (N)
wanneer:
❒het gas- en/of rempedaal minstens 3
minuten niet wordt ingetrapt;
116
STARTEN EN RIJDEN
Page 122 of 207

BELANGRIJK
89) De functie "Launch Control" is
alleen beschikbaar in de
Racemodus. Onafhankelijk van
hetgeen expliciet is aangegeven in
de beschrijving van deze modus,
worden de ESC- en ASR-
systemen uitgeschakeld tijdens de
werking van de functie "Launch
Control". Dit betekent dat de
dynamische controle over het
voertuig altijd onder de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder valt. Let daarom
uiterst goed op bij het gebruiken
van de Launch Control. Houd
rekening met het verkeer en de
conditie van het wegdek en zorg
er tijdens manoeuvres voor dat er
voldoende ruimte is in het
betreffende gebied.
BRANDSTOFBE
Alfa Romeo heeft het voertuig
ontworpen en gebouwd met gebruik
van technologieën, materialen en
voorzieningen om negatieve invloed op
het milieu te kunnen beperken. Hier
volgen enkele suggesties om nog meer
bij te dragen aan milieubescherming.
ALGEMENE
OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Laat controles en afstellingen uitvoeren
in overeenstemming met het
“Geprogrammeerd
Onderhoudsschema“.
Banden
Controleer minstens één keer per
maand de bandenspanning: als de
spanning te laag is, wordt de
weerstand groter en neemt het
brandstofverbruik toe.
Klimaatregelsysteem
Het gebruik van de klimaatregeling doet
het brandstofverbruik toenemen.
Gebruik wanneer de buitentemperatuur
het toelaat bij voorkeur alleen het
ventilatiesysteem.RIJSTIJL
Starten
Laat de motor niet warmdraaien bij
stilstaande auto, noch met stationair
toerental noch met een hoog toerental:
zo warmt de motor veel langzamer
op en nemen het verbruik en de
uitstoot van uitlaatgassen toe. Het is
beter om meteen rustig weg te rijden en
hoge toerentallen te vermijden: op
deze manier warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in wanneer u
stilstaat voor een stoplicht of voordat
de motor wordt afgezet. Deze
handeling is volstrekt nutteloos en
verhoogt het brandstofverbruik en de
vervuiling.
Keuze van de
versnellingen
Snel accelereren in een lage versnelling
verhoogt het brandstofverbruik.
Ook het oneigenlijk gebruik van een
hoge versnelling doet het verbruik en
de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen toenemen en veroorzaakt
motorslijtage.
118
STARTEN EN RIJDEN
-
SPARING
Page 126 of 207

❒zorg ervoor dat de luchtinlaat direct
onder de voorruit niet wordt
belemmerd door bladeren of andere
vreemde voorwerpen; eventuele
bladeren in de luchtinlaat kunnen de
luchtstroom beperken en, als ze in
het reservoir terechtkomen, de afvoer
van water verhinderen. Zorg er
tijdens de wintermaanden voor dat
de luchtinlaat niet wordt verstopt
door ijs, modder of sneeuw.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding naar de accu weer wordt
aangesloten, controleren of de
contactsleutel in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
122
STARTEN EN RIJDEN
Page 129 of 207

EEN BAND
REPAREREN
ALGEMENE INSTRUCTIES
De auto is voorzien van de snelle
bandenreparatiekit "Fix&Go Automatic".
92) 94)
Volg onderstaande instructies om deze
te gebruiken.
93) 95) 96)13)2)
"Fix&Go automatic" KIT
Deze bevindt zich in de bagageruimte.
De kit bevat:
❒een busje A fig. 80 met
afdichtmiddel, voorzien van: een
vulleiding B en een sticker C met
daarop het opschrift “max. 80 km/h”
die na reparatie op een voor de
bestuurder goed zichtbare plaats
moet worden aangebracht (bijv. op
het dashboard);
❒een compressor D met drukmeter en
aansluitstukken;
❒een informatiefolder fig. 81 met de
aanwijzingen voor een correct
gebruik van de bandenreparatiekit.
Deze informatiefolder moet worden
overhandigd aan het personeel
dat de band behandeld met deze kit
moet repareren;❒een paar handschoenen in het zijvak
van de compressor;
❒adapters voor het oppompen van
verschillende elementen.
BELANGRIJK Het afdichtmiddel werkt
bij buitentemperaturen tussen –20
°C en +50 °C. Het afdichtmiddel heeft
een houdbaarheidsdatum.OPPOMPEN
Ga als volgt te werk:
97)
❒trek de handrem aan, draai de
ventieldop los, neem de vulleiding A
fig. 82 uit en draai de ringmoer B
op het ventiel van de band vast;
❒controleer of schakelaar A fig. 83 van
de compressor in stand 0 (uit) staat,
start de motor, steek de stekker in
het stopcontact op de tunnelconsole
(zie fig. 84) en schakel de
compressor in door schakelaar A fig.
83 in stand I (aan) te zetten;
❒pomp de band op tot de juiste
bandenspanning, vermeld in de
paragraaf "Wielen" in het hoofdstuk
"Technische gegevens", is bereikt.
Controleer de bandenspanning op de
drukmeter B fig. 83; doe dit bij
uitgeschakelde compressor om een
preciezere aflezing te verkrijgen;
80A0L0076
81A0L0077
82A0L0078
125
Page 150 of 207

BELANGRIJK
20) Het sleepoog kan alleen
bevestigd worden aan de
voorzijde van de auto.
BELANGRIJK
115) Alvorens te slepen, moet de
contactsleutel op MAR en
vervolgens op STOP worden
gezet, zonder de sleutel uit het
contactslot te nemen. Als de
sleutel uit het contactslot wordt
genomen, wordt automatisch het
stuurslot ingeschakeld waardoor
de auto niet kan worden bestuurd.
Controleer ook of de
versnellingsbak/transmissie in
neutraal staat (N).116) Vergeet niet dat tijdens het
slepen de rembekrachtiging ook
niet werkt. Daarom is er meer
kracht nodig bij het intrappen van
het pedaal om te remmen.
Gebruik voor het slepen geen
flexibele kabels en vermijd
bruuske bewegingen. Controleer
of er tijdens het slepen geen delen
van de auto door de
sleepverbinding kunnen worden
beschadigd. Tijdens het slepen
van de auto moeten alle
specifieke verkeersvoorschriften
in acht genomen worden, zowel
voor wat betreft de
sleepvoorziening als het gedrag
op de weg. Start de motor niet
wanneer de auto wordt gesleept.
Maak voor de montage van het
sleepoog de schroefdraad
zorgvuldig schoon. Zorg ervoor
dat het sleepoog volledig in de
zitting is vastgeschroefd alvorens
de auto te slepen.117) Het sleepoog mag uitsluitend
gebruikt worden voor het slepen
over de weg in pechgevallen.
Het is toegestaan de auto over
korte afstanden te slepen m.b.v.
geschikte middelen conform de
wegenverkeerswetgeving (starre
stang), om de auto over de weg te
verplaatsen om hem gebruiksklaar
te maken voor het slepen of voor
transport met takelwagen.
Sleepogen MOGEN NIET worden
gebruikt om voertuigen off-road
(d.w.z. over onverharde wegen) te
slepen of waar hindernissen zijn
en/of voor het slepen met kabels
of andere niet-starre
hulpmiddelen. In
overeenstemming met
bovengenoemde voorwaarden,
moet men voor het slepen twee
voertuigen gebruiken (een
slepend en een gesleept voertuig),
beide zoveel mogelijk op één lijn.
146
NOODGEVALLEN