Alfa Romeo 4C 2016 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2016, Model line: 4C, Model: Alfa Romeo 4C 2016Pages: 193, PDF Size: 7.84 MB
Page 141 of 193

GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Juist onderhoud is uiterst belangrijk
voor een lange levensduur van de auto
onder optimale omstandigheden.
Om die reden heeft Alfa Romeo een
reeks controles en onderhoudsbeurten
opgesteld die elke 20.000 kilometer
uitgevoerd moeten worden.
Vóór 20.000 km en vervolgens tussen
elke twee servicebeurten is het sowieso
nodig om bepaalde onderdelen van het
Geprogrammeerde
Onderhoudsschema te controleren (bijv.
periodieke controle van de
vloeistofniveaus, bandenspanning,
enz.).
De servicebeurten van het
Geprogrammeerde Onderhoud worden
volgens een vast tijdsschema door het
Speciale Alfa Romeo Servicepunt
uitgevoerd. Eventuele reparaties die
nodig blijken tijdens het uitvoeren van
de diverse inspecties en controles van
het geprogrammeerd onderhoud,
mogen uitsluitend worden uitgevoerd
na toestemming van de klant.BELANGRIJK:
2000 km voordat er een
onderhoudsbeurt moet worden
uitgevoerd, verschijnt er een speciaal
bericht op het display en gaat het
lampje branden.
De servicebeurten van het
Geprogrammeerde Onderhoud zijn
door de fabrikant voorgeschreven. Het
niet uitvoeren ervan kan het vervallen
van de garantie tot gevolg hebben.
Het wordt geadviseerd het speciale Alfa
Romeo Servicepunt onmiddellijk te
informeren over eventuele kleine
defecten en niet te wachten tot de
volgende servicebeurt.
138
ONDERHOUD EN ZORG
g
Page 142 of 193

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
1750 Turbo Benzine VERSIES
km x 1000 20 40 60 80 100 120
Maanden 12 24 36 48 60 72
Laadtoestand accu controleren en zo nodig opladen●●●●●●
Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning
brengen●●●●●●
Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje,
lampjes instrumentenpaneel, enz.) controleren
●●●●●●
Bevestigingen voertuig controleren●●●
Bevestigingen mechanische onderdelen controleren●●●●●●
Werking van ruitenwissers/-sproeiers controleren en zo nodig de
sproeiers afstellen●●●●●●
Stand/slijtage wisserblad ruitenwisser controleren●●●●●●
Controleren of het slot van de bagageruimte schoon is, of de
verbindingen schoon en gesmeerd zijn●●●●●●
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie,
koolstof monocoque, aerodynamische bodemplaat, pijpen en
slangen (uitlaat, brandstoftoevoersysteem, remmen) en rubber
elementen (hoezen, balgen, bussen enz.)
●●●●●●
Conditie en slijtage remblokken en schijven voorremmen
controleren en de werking van remblokslijtagesensor controleren●●●●●●
139
g
Page 143 of 193

km x 1000 20 40 60 80 100 120
Maanden 12 24 36 48 60 72
Conditie en slijtage remblokken en schijven achterremmen
controleren en de werking van remblokslijtagesensor controleren●●●●●●
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (motorkoeling,
remmen, ruitensproeiers, enz.)●●●●●●
Conditie van aandrijfriem(en) hulporganen visueel controleren●
Toestand van de getande distributieriem controleren●
Slag handremhendel controleren en, indien nodig, afstellen (of om
de 12 maanden)●●●●●●
Gebruik de diagnoseaansluiting om de werking van het
managementsysteem van brandstoftoevoer/motor en
automatische versnellingsbak en de verslechtering van de
motorolie te controleren
●●●●●●
Oliepeil van de automatische versnellingsbak met dubbele
koppeling controleren en eventueel bijvullen●
Bougies vervangen (#)●●
Aandrijfriem(en) hulporganen vervangen●
De getande distributieriem vervangen (*)●
(#) De volgende zaken zijn van vitaal belang om de correcte werking te garanderen en ernstige schade aan de motor te voorkomen: gebruik uitsluitend bougies van
hetzelfde merk en type die speciaal gecertificeerd zijn voor deze motoren (zie de paragraaf “Motor” in het hoofdstuk “Technische gegevens”); houd u strikt aan
de vervangingsintervallen van de bougies die vermeld zijn in het Geprogrammeerde Onderhoudsschema; geadviseerd wordt contact op te nemen met een
speciaal Alfa Romeo Servicepunt om de bougies te laten vervangen.
(*) Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koud klimaat, gebruik in de stad, langdurig stationair draaien) om de 4
jaar worden vervangen of in elk geval om de 5 jaar.
140
ONDERHOUD EN ZORG
g
Page 144 of 193

km x 1000 20 40 60 80 100 120
Maanden 12 24 36 48 60 72
Luchtfilterelement vervangen●●●●●●
De motorolie en het oliefilter vervangen (**)
Remvloeistof vervangen (of elke 24 maanden)
●●●
(**) Het werkelijke interval voor de vervanging van de motorolie en het oliefilter is afhankelijk van de gebruiksomstandigheden van de auto en wordt aangegeven met
een brandend lampje of een bericht (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel of elke 12 maanden.
141
g
Page 145 of 193

PERIODIEKE
CONTROLES
Elke 1.000 km of vóór een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof;
remvloeistof;
ruitensproeiervloeistof;
conditie en spanning banden;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
etc.);
werking ruitenwisser/-
sproeiersysteem en stand/slijtage van
wisserblad.
Elke 3.000 km controleren en eventueel
bijvullen: motorolieniveau.
INTENSIEF GEBRUIK
VAN DE AUTO
Als vooral een intensief gebruik van de
auto wordt gemaakt, zoals:
als de auto gebruikt wordt in
veeleisende omstandigheden, bijv. op
het circuit;
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan
7-8 km) en bij buitentemperaturen
onder het vriespunt;
de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden bij
lage snelheden of als de auto lang niet
wordt gebruikt;
dienen de volgende controles vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven in
het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen
voor/achter op conditie en slijtage
controleren;
sloten van achterklep op vervuiling
controleren en mechanismen smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat, brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(stofkappen - hoezen - bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren enzo nodig vervangen;
luchtfilter controleren en zo nodig
vervangen.
Gebruik van de auto op het circuit moet
beschouwd worden als een
uitzondering. De auto is ontworpen en
gebouwd voor gebruik op de weg.
142
ONDERHOUD EN ZORG
g
Page 146 of 193

NIVEAUS CONTROLEREN
De vuldop B en de peilstok A voor het controleren van het motoroliepeil en het reservoir C voor de motorkoelvloeistof zijn
bereikbaar door de achterklep omhoog te zetten (zie de procedure in de paragraaf "Motorkap/Bagageruimte" in het hoofdstuk
"Kennismaking met de auto").
22)
121A0L0152
143
g
118) 119) 120)
Page 147 of 193

De doppen voor het vullen van de remvloeistof en de ruitensproeiervloeistof bevinden zich tussen de motorkap en de voorruit,
door respectievelijk het paneel D en het beschermingsrooster E te verwijderen; gebruik voor het bijvullen de speciale kit die
standaard is bijgeleverd (zie beschrijvingen hieronder).
22)
122A0L0153
144
ONDERHOUD EN ZORG
g
Page 148 of 193

MOTOROLIE
Controleer of het oliepeil tussen de
tekens MIN en MAX op peilstok A
fig. 121 staat.
Neem voor deze controle de peilstok uit
zijn zitting, maak hem schoon met een
niet-pluizende doek, zet de peilstok
terug, neem hem weer uit en controleer
het oliepeil.
121)
Als het oliepeil vlakbij of onder het
MIN-teken staat, voeg dan olie toe via
vulopening B fig. 121 totdat het
MAX-teken wordt bereikt.
23)
Voor het los- en vastdraaien van de
vuldop moet in de auto aanwezig
gereedschap A, weergegeven in
fig. 123, worden gebruikt.
Trek de oliepeilstok A naar buiten, maak
hem schoon met een niet-pluizende
doek en zet hem terug. Neem de
motoroliepeilstok weer uit en controleerof het peil tussen het MIN- en
MAX-teken op de peilstok staat.
121)
WAARSCHUWING: zorg ervoor dat
de oliedop na bijvulling van de olie
correct is vastgedraaid.
Verwijder voordat u de motorkap
sluit en zodra de dop is
vastgedraaid, gereedschap A
fig. 123en leg het op zijn plaats in de
behuizing, voordat het kwijtraakt of de
motor beschadigt.
Het verschil tussen het MIN en
MAX-teken komt overeen met ongeveer
1 liter olie.
Motorolieverbruik
24)3)
Gewoonlijk ligt het maximaal
motorolieverbruik op 400 gram per
1000 km.
Wanneer de auto nieuw is, moet de
motor ingereden worden. Daarom is het
motorolieverbruik pas stabiel na de
eerste 5.000 - 6.000 km.
BELANGRIJK Laat na het bijvullen of
het verversen van motorolie de motor
enkele seconden draaien alvorens hem
uit te zetten en wacht enkele minuten
alvorens het oliepeil te controleren.
MOTORKOELVLOEISTOF
Controleer het koelvloeistofniveau bij
koude motor. Het niveau moet tussenhet MIN- en MAX teken op het reservoir
staan.
Als het niveau te laag is, draai dan de
reservoirdop C fig. 121 los en vul de
vloeistof bij zoals beschreven in het
hoofdstuk "Technische gegevens".
RUITENSPROEIERVLOEISTOF
123) 124)
Ga als volgt te werk om het
vloeistofniveau van de ruitensproeier te
controleren:
om elke interferentie tijdens de
procedure te voorkomen, het
ruitenwisserblad omhoog zetten zoals
beschreven in de paragraaf
"Ruitenwisser" in het hoofdstuk
"Onderhoud en zorg";
draai de 4 zelftappende schroeven A
fig. 124 los met de bijgeleverde
schroevendraaier. Verwijder het rooster
van de motorkap;
123A0L0231
124A0L0130
145
g
25)122)
Page 149 of 193

haal de plug uit de opening;
houd de plug vlakbij de opening, leg
een vinger op het middelste gat B
fig. 125 in de plug en verwijder hem:
het niveau is zichtbaar op de
bedieningspijp C fig. 126 vanwege de
capillariteit;
zet, na de controle, de plug B terug
met de bedieningsleiding C in de
beginstand;
zet het rooster van de motorkap
terug en draai de 4 zelftappende
schroeven A vast.
WAARSCHUWING Sluit de plug weer
door hem horizontaal te houden (niet
gericht naar de motorkap) om te
voorkomen dat het openingslipje op
een moeilijk bereikbare plaats vast blijft
zitten.
Het wordt aanbevolen de
ruitensproeiervloeistof regelmatig te
controleren, met name in
rijomstandigheden waarbij de
ruitensproeier intensief gebruikt wordt.Als het niveau onvoldoende is, dat wil
zeggen dat er geen vloeistof in de
leiding zit, ga dan als volgt te werk:
om elke interferentie tijdens de
procedure te voorkomen, het
ruitenwisserblad omhoog zetten zoals
beschreven in de paragraaf
"Ruitenwisser" in het hoofdstuk
"Onderhoud en zorg";
draai de 4 zelftappende schroeven A
fig. 124 los met de bijgeleverde
schroevendraaier. Verwijder het rooster
125A0L0131
126A0L0147
146
ONDERHOUD EN ZORG
g
Page 150 of 193

van de motorkap;
neem de witte trechter D
fig. 127 voor het bijvullen van de
ruitensproeiervloeistof/brandstof en de
verlengbuis uit de servicekit in de
bagageruimte;
neem plug B fig. 125 met de
vloeistofbedieningspijp weg via de
opening van de motorkap op het
rooster;
zet trechter D fig. 127 en de
verlengpijp in de hals van het reservoir
en vult het bij;
verwijder, na het bijvullen, trechter D
met de verlengpijp;
zet plug B terug met de peilstok;
zet het rooster van de motorkap
terug en draai de 4 zelftappende
schroeven A vast.
REMVLOEISTOF
125) 126)
26) 27)
Ga als volgt te werk om het
remvloeistofniveau te controleren:
draai de 2 zelftappende schroeven E
fig. 128 los en verwijder het
beschermpaneel;
Controleer of het de vloeistof op het
maximumniveau staat.
zet, na de controle, het
beschermpaneel terug en draai de 2
zelftappende schroeven E vast.
Als het vloeistofniveau in het reservoir
onvoldoende is, ga dan als volgt te
werk:
neem de zwarte trechter voor het
bijvullen van de remvloeistof en de
verlengbuis uit de servicekit in de
bagageruimte;
draai de dop van het reservoir los en
zet trechter F fig. 129 met de
verlengpijp in de opening van het
reservoir;
verwijder, na het bijvullen, trechter F
met de verlengpijp;
draai de dop van het reservoir vast;
zet het beschermpaneel terug en
draai de 2 zelftappende schroeven E
vast.
WAARSCHUWING Wees uiterst
voorzichtig bij het verwijderen van de
dop van de opening om te voorkomen
dat de dop in de carrosserie van de
auto valt.
127A0L0148
128A0L0149
129A0L0160
147
g