alarm Alfa Romeo Giulia 2016 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2016, Model line: Giulia, Model: Alfa Romeo Giulia 2016Pages: 204, PDF Size: 5.01 MB
Page 11 of 204
Grondige kennis van uw nieuwe voertuig begint hier.
In dit boekje is op eenvoudige en rechtstreekse wijze beschreven
hoe uw voertuig gemaakt is en hoe het werkt.
Daarom adviseren wij u het comfortabel zittend in uw voertuig te
lezen, dan kunt u met eigen ogen onmiddellijk zien wat hier
beschreven is.
KENNISMAKING MET DE AUTO
INSTRUMENTENPANEEL.........................10
DE SLEUTELS ................................11
CONTACTSLOT................................12
STARTONDERBREKING ..........................13
ALARMSYSTEEM..............................14
PORTIEREN..................................14
STOELEN...................................18
HOOFDSTEUNEN ..............................22
STUURWIEL.................................23
ACHTERUITKIJKSPIEGELS........................24
BUITENVERLICHTING...........................26
INTERIEURVERLICHTING.........................30
RUITENWISSER . ..............................30
KLIMAATREGELING.............................32
RUITMECHANISMEN............................34
ELEKTRISCH SCHUIFDAK . . .......................35
MOTORKAP..................................36
BAGAGERUIMTE...............................37
Page 14 of 204
CONTACTSLOT
WERKING
1) 2) 3) 4) 5)
Om de startinrichting fig. 3 te activeren
moet de elektronische sleutel zich in het
interieur bevinden.
De contactsleutel kan in de volgende
standen staan:
STOP: motor uit, stuur geblokkeerd.
Sommige elektrische apparaten (bijv.
centrale portiervergrendeling, alarm enz.)
kunnen blijven werken;
AAN (alleen de knop ingedrukt): alle
elektrische apparaten zijn beschikbaar.
Deze toestand kan worden ingevoerd
door eenmaal op de knop van de
contactsleutel, zonder op de
rem/koppelingspedaal te drukken;
AVV: motor starten. Deze toestand kan
worden ingevoerd door eenmaal op de
knop van de contactsleutel, zonder op de
rem/koppelingspedaal te drukken.
OPMERKING: Voor versies met
automatische versnelling, met de
startinrichting op AAN, als 30 minuten
voorbij gaan met de versnellingspook op
P (Park) en de motor is uitgezet, zal de
startinrichting automatisch naar de
STOP-positie gaan.
OPMERKING: Voor versies met
automatische versnelling, met de
startinrichting op AAN, als 30 minuten
voorbij gaan en de motor is uitgezet, zal
de startinrichting automatisch naar de
STOP-positie gaan.
OPMERKING Wanneer de motor gestart
is, is het mogelijk weg te lopen van het
voertuig en de elektronische sleutel mee
te nemen. De motor zal blijven lopen. Het
voertuig zal aangeven dat de sleutel niet
aan boord is van het voertuig, wanneer
het portier wordt gesloten.
Zie voor meer informatie over het
starten van de motor de beschrijving in
de paragraaf "Motor starten" in het
hoofdstuk "Starten en rijden".STARTEN MET EEN SLEUTEL MET LEGE
BATTERIJ
Als de batterij van de afstandsbediening
leeg is, gaat u als volgt te werk om het
voertuig te starten:
til de voorste armsteun op;
leg de sleutel op de vorm onderop het
compartiment.
STUURSLOT(indien aanwezig)
Inschakelen
Het stuurslot is ingeschakeld wanneer
het bestuurdersportier wordt geopend
met de startinrichting op STOP.
Uitschakelen
Het stuurslot wordt ontgrendeld
wanneer de startknop wordt ingedrukt en
de elektronische sleutel herkend wordt.
BELANGRIJK
1)Neem de sleutel altijd mee als het
voertuig wordt verlaten, om te voorkomen
dat iemand onverhoeds gebruik van de
bedieningselementen maakt. Vergeet niet de
elektrische parkeerrem in te schakelen. Laat
kinderen nooit zonder toezicht in de auto
achter.
304026S0001EM
12
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 15 of 204
2)After-market werkzaamheden waarbij
wijzigingen van de stuurinrichting of de
stuurkolom betrokken zijn (bijv. bij montage
van een alarmsysteem) zijn ten strengste
verboden. Dergelijke werkzaamheden
kunnen de prestaties van het systeem en de
garantie in gevaar brengen en het kan ook
ERNSTIGE VEILIGHEIDSPROBLEMEN
veroorzaken of erin resulteren dat de auto
niet meer aan de typegoedkeuring voldoet.
3)Trek ALTIJD de handrem aan, voordat u
het voertuig verlaat. Bij versies uitgerust
met automatische versnellingsbak, activeer
modus P (Parkeren) en druk op de
startinrichting om deze op STOP te zetten.
Bij het verlaten van het voertuig, altijd de
portieren sluiten door op het knopje op de
hendel te drukken.
4)Laat bij versies uitgerust met het Keyless
Startsysteem de elektronische sleutel niet in
of in de buurt van de auto achter of op een
plaats die toegankelijk is voor kinderen. Laat
het voertuig niet achter met de
startinrichting in stand ON. Een kind zou de
elektrische ruitbediening, andere
bedieningselementen kunnen activeren of
zelfs het voertuig kunnen starten.
5)Als er geknoeid is aan het contactslot
(bijv. een poging tot diefstal), dan moet men
deze laten controleren bij het Alfa Romeo
Servicenetwerk alvorens weer te gaan
rijden.STARTONDERBREKING
Het startonderbrekingssysteem
voorkomt onbevoegd gebruik van het
voertuig waardoor de motor niet kan
starten.
Het systeem hoeft niet te worden
in-/uitgeschakeld: de werking is
automatisch, onafhankelijk van het feit of
de portieren van het voertuig al dan niet
zijn vergrendeld.
Wanneer de startinrichting op AAN wordt
gezet, identificeert het
Startonderbrekingssysteem de code die
door de sleutel wordt verzonden. Als de
code herkend wordt als geldig, maakt het
Startonderbrekingssysteem het starten
van de motor mogelijk.
Wanneer de startinrichting weer naar
STOP wordt gezet, schakelt het
Startonderbrekingssysteem de
motorregeleenheid uit, zodat de motor
niet gestart kan worden.
Zie voor de correcte procedures om de
motor te starten, de aanwijzingen in de
paragraaf "De motor starten" in het
hoofdstuk "Starten en rijden".Onregelmatige werking
Als de code van de sleutel, tijdens het
starten, niet correct herkend wordt,
wordt het pictogramop het
instrumentenpaneel weergegeven (zie de
aanwijzingen in paragraaf "Lampjes en
berichten" in hoofdstuk "Kennismaking
met het instrumentenpaneel"). Deze
omstandigheid leidt er toe dat de motor
na 2 seconden wordt uitgeschakeld.
Draai in dat geval de startinrichting naar
STOP en daarna naar AAN; als de motor
geblokkeerd blijft, probeer het dan met
de andere bijgeleverde sleutels. Neem
contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk als de motor nog steeds
niet gestart kan worden.
Als het
pictogram tijdens het rijden
wordt weergegeven, betekent dit dat het
systeem een zelfdiagnose uitvoert (bijv.
bij een spanningsval). Als de weergave
aanhoudt, contact op nemen met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
13
Page 16 of 204
ALARMSYSTEEM
(indien aanwezig)
Activering van het alarm leidt tot een
geluidssignaal en het knipperen van de
richtingaanwijzers.
BELANGRIJK De werking van het
diefstalalarm is marktgebonden en kan
dus per land verschillen.
INSCHAKELEN VAN HET ALARM
Richt bij gesloten portieren, motorkap en
achterklep en met de startinrichting in de
stand STOP, de elektronische sleutel op
het voertuig en druk op de toets en laat
de toets los
.
Behalve bij sommige versies voor
specifieke markten, produceert het
systeem een visueel en geluidssignaal en
wordt de portiervergrendeling
geactiveerd.
Met het alarm ingeschakeld, knipperen
de waarschuwingslampjes op de panelen
van de handgrepen van de voorportieren
fig. 4.
UITSCHAKELEN VAN HET ALARM
Druk op deknop.
BELANGRIJK Wanneer de portieren met
de metalen baard van de sleutel centraal
worden ontgrendeld, wordt het alarm
niet uitgeschakeld.
BUITEN WERKING STELLEN VAN HET
ALARM
Om het alarm volledig buiten werking te
stellen (bijv. als het voertuig lang niet
wordt gebruikt), de portieren afsluiten
door de metalen baard van de sleutel met
afstandsbediening in het slot om te
draaien.
PORTIEREN
PORTIEREN VERGRENDELEN/
ONTGRENDELEN VAN BINNENUIT
Centrale vergrendeling/ontgrendeling
Als alle portieren goed gesloten zijn
worden ze automatisch vergrendeld
zodra het voertuig de snelheid van ong.
20 km/h overschrijdt (functie "Auto
relock" ingeschakeld).
Druk op knop
op het paneel van het
bestuurdersportier fig. 5 of op het
passagiersportier om de portieren te
vergrendelen.
Druk bij vergrendelde portieren op knop
om ze te ontgrendelen.
404046S0001EM
504056S0001EM
14
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 17 of 204
PORTIEREN VERGRENDELEN/
ONTGRENDELEN VAN BUITENAF
De portieren vergrendelen van buitenaf
Druk, bij gesloten portieren, op de toets
op de sleutel.
Het portierslot kan in ieder geval bediend
worden met alle portieren vergrendeld en
de achterklep geopend. Wanneer knop
op de sleutel wordt ingedrukt, worden
alle sloten vergrendeld, met inbegrip van
het slot van de geopende achterklep.
Deze laatste wordt vergrendeld wanneer
deze wordt gesloten.
2)
Portieren ontgrendelen van buitenaf
Druk op knop
van de sleutel.
PASSIVE ENTRY(indien aanwezig)
3)
Het Passive Entry-systeem kan de
aanwezigheid van een elektronische
sleutel in de buurt van de portieren en de
achterklep identificeren.
Met het systeem kunnen de portieren (of
de achterklep) vergrendeld/ontgrendeld
worden zonder welke toets op de
elektronische sleutel dan ook te hoeven
indrukken.
De sleutel wordt pas gedetecteerd nadat
het systeem de aanwezigheid van een
hand herkent in een van de voorste
handgrepen. Als de gedetecteerdesleutel geldig is, worden de portiers en de
bagageruimte ontgrendeld (de
elementen die openen hangen af van de
instellingen op het Connectsysteem).
Waar de functie aanwezig is, worden door
het vastpakken van de handgreep van het
bestuurdersportier alle portieren
geopend, afhankelijk van de via het menu
van het display of de met het
Connectsysteem ingestelde modus.
Portiervergrendeling
Ga als volgt te werk om de portieren te
vergrendelen:
verzeker u ervan dat u in het bezit
bent van de elektronische sleutel en
dichtbij de handgreep van het portier aan
bestuurders- of passagierszijde staat;
druk op de "portiervergrendeling"
knop fig. 6 op de handgreep of de knop
fig. 7 op de achterklep bij de knop voor
het openen: alle portieren en de
achterklep worden vergrendeld. Door de
portieren te vergrendelen wordt ook het
alarm geactiveerd (indien aanwezig).BELANGRIJK Na het indrukken van de
knop "portiervergrendeling" moet u twee
seconden wachten voordat de portieren
weer ontgrendeld kunnen worden met
behulp van de handgreep van het portier.
Het is dus mogelijk om te controleren of
het voertuig correct is vergrendeld door
binnen 2 seconden aan de handgreep te
trekken. De portieren zullen niet weer
ontgrendeld worden.
604056S0003EM
704056S0006EM
15
Page 26 of 204
15)After-market werkzaamheden waarbij
wijzigingen van de stuurinrichting of de
stuurkolom betrokken zijn (bijv. bij montage
van een alarmsysteem) zijn ten strengste
verboden. Dergelijke werkzaamheden
kunnen de prestaties van het systeem en de
garantie in gevaar brengen en het kan ook
ERNSTIGE VEILIGHEIDSPROBLEMEN
veroorzaken of erin resulteren dat de auto
niet meer aan de typegoedkeuring voldoet.ACHTERUITKIJKSPIEGELS
BINNENSPIEGEL
Gebruik hendel fig. 25 om de spiegel in
twee standen te zetten: normaal of
anti-verblindingsstand.
Deze spiegel is voorzien van een
beveiligingsmechanisme dat ervoor zorgt
dat de spiegel losschiet bij een heftige
botsing met de passagier.
ELEKTRISCH DIMBARE
ACHTERUITKIJKSPIEGEL
(indien aanwezig)
Bij sommige versies is een elektrisch
dimbare spiegel leverbaar, die
automatisch de reflecterende werking
kan wijzigen om verblinding van de
bestuurder te voorkomen fig. 26.
De elektrisch dimbare spiegel heeft eenON/OFF-toets om de elektrisch dimbare
anti-verblindingsfunctie in/uit te
schakelen.
Bij inschakeling van de achteruit, wordt
de spiegel automatisch ingesteld op de
dagstand.
BUITENSPIEGELS
Elektrisch verstellen
De spiegels kunnen alleen worden
versteld met de startinrichting in stand
ON.
Kies de gewenste spiegel met knop 1
fig. 27:
2504106S0001EM
2604106S0002EM
24
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 56 of 204
Waarschuwingslampje Wat het betekent
BRANDSTOFRESERVE / BEPERKTE ACTIERADIUS
Het waarschuwingslampje (of het pictogram op het beeldscherm) schakelt in als er ongeveer 8 liter brandstof in de tank
voor de diesel versies aanwezig is, en ongeveer 9 liter brandstof voor benzine-versies.
27)
GEDEELTELIJKE / VOLLEDIGE UITSCHAKELING VAN ACTIEVE VEILIGHEIDSSYSTEMEN (indien aanwezig)
Wanneer de startinrichting in ON wordt gezet, gaat het lampje branden maar het moet doven zodra de motor is gestart.
Het lampje gaat branden om aan te geven dat sommige veiligheidssystemen gedeeltelijk of volledig zijn uitgeschakeld.
Zie voor nadere details over de actieve veiligheidssystemen de paragraaf "Actieve veiligheidssystemen" in het
hoofdstuk "Veiligheid". Wanneer de actieve veiligheidssystemen weer worden ingeschakeld, gaat het lampje uit.
SYSTEEM WAARSCHUWING RIJBAANOVERSCHRIJDING (LDW) (voor bepaalde versies/markten)
Dit waarschuwingslampje informeert de bestuurder dat de alarmfunctie voor het overschrijden van de rijstrook niet
ingeschakeld is.
FORWARD COLLISION WARNING-SYSTEEM (FCW) (waar voorzien)
Dit waarschuwingslampje informeert de bestuurder dat de alarmfunctie voor frontale botsing niet ingeschakeld is.
MISTACHTERLICHT
Het lampje gaat branden wanneer het mistachterlicht wordt ingeschakeld.
BELANGRIJK
27)Als, tijdens het rijden, het lampje gaat knipperen (of het pictogram op het display verschijnt), contact opnemen met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
54
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 57 of 204
Groene controlelampjes
Waarschuwingslampje Wat het betekent
STADSLICHT EN DIMLICHT
Het lampje gaat branden wanneer het stadslicht en het dimlicht worden ingeschakeld.
Functie "Follow me" ingeschakeld
Met deze functie kunnen de koplampen gedurende 30, 60 of 90 seconden blijven branden nadat de startinrichting in de
stand STOP werd gezet.
MISTLAMPEN VOOR
Het lampje gaat branden wanneer de mistlampen voor worden ingeschakeld.
RICHTINGAANWIJZER LINKS
Het lampje gaat branden wanneer de richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet of, samen met de rechter
richtingaanwijzer, wanneer de knop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
RICHTINGAANWIJZER RECHTS
Het lampje gaat branden wanneer de richtingaanwijzerhendel omhoog wordt verplaatst of, samen met de linker
richtingaanwijzer, wanneer de knop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
AUTOMATISCH GROOTLICHt (op 3.5" TFT-display)
Dit lampje gaat branden wanneer het grootlicht automatisch wordt ingeschakeld.
Blauwe controlelampjes
Waarschuwingslampje Wat het betekent
GROOTLICHt (op 3.5" TFT display)
Het symbool gaat branden wanneer het grootlicht wordt ingeschakeld.
55
Page 60 of 204
Symbool Wat het betekent
STORING AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
Het symbool gaat branden, samen met een zoemer, om aan te geven dat er een storing in de automatische versnellingsbak is.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
16)
TE LAAG PEIL MOTOROLIE
Het symbool gaat branden en er verschijnt een bericht op het display om laag peil motorolie aan te duiden.
Op de QV-versie moet het niveau ook worden gecontroleerd met gebruik van de peilstok onder de bagageruimte (zie hoofdstuk
"Onderhoud en verzorging").
SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN
(indien aanwezig)
Het symbool schakelt in wanneer de snelheidslimiet van 120 km/h wordt overschreden.
BELANGRIJK
16)Door blijven rijden terwijl dit symbool brandt kan leiden tot ernstige schade aan de versnellingsbak, waardoor deze defect raakt. De olie kan
ook oververhit raken: contact met hete motor of componenten op hoge temperatuur van het uitlaatsysteem kunnen leiden tot brand.
Gele symbolen
Symbool Wat het betekent
STORING STARTONDERBREKING / INBRAAKPOGING
Storing startonderbreking
Het symbool gaat branden om een storing van de startonderbreking aan te geven.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Inbraakpoging
Het symbool gaat branden wanneer de startinrichting in de stand AAN wordt gezet, om een mogelijke inbraakpoging die
gedetecteerd is door het alarmsysteem aan te geven.
Elektronische sleutel niet herkend
Dit symbool wordt ingeschakeld wanneer de motor wordt gestart en de elektronische sleutel niet wordt herkend door het
systeem.
Storing alarmsysteem
Dit symbool verschijnt om een storing van het alarmsysteem aan te geven.
58
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 75 of 204
van voertuigen die uit de tegengestelde
richting komen, in naastgelegen rijbanen.
Belangrijke opmerkingen
Als er een aanhanger aan de auto is
gekoppeld, wordt het systeem
automatisch buiten werking gesteld.
Om het systeem correct te laten werken
moet de zone van de achterbumper waar
de radarsensoren zich bevinden vrij
blijven van sneeuw, ijs en vuil afkomstig
van het wegdek.
Dek de zone van de achterbumper waar
de radarsensoren zich bevinden met geen
enkel voorwerp af (bijv. stickers,
fietsenrek, enz.).
Als na het kopen van het voertuig u het
sleepoog wilt installeren, moet u het
systeem deactiveren via het
Connectsysteem. Om toegang te krijgen
tot de functie moeten in het hoofdmenu
de volgende items in volgorde worden
geselecteerd: "Instellingen", "Veiligheid"
en "Alarm Blinde Hoek".
Achteraanzicht
Het systeem detecteert voertuigen die
uw voertuig van achteren aan beide
kanten naderen en de detectiezone aan
de achterkant binnenkomen met een
verschil in snelheid van minder dan
50 km/h ten opzichte van uw voertuig.Inhalen van voertuigen
Als een voertuig langzaam wordt
gepasseerd (met een verschil in snelheid
van minder dan ongeveer 25 km/h) en dit
voertuig gedurende ongeveer 1,5 seconde
in de blinde hoek blijft, gaat het
waarschuwingslampje op de buitenspiegel
aan de betreffende kant branden.
Als het verschil in snelheid tussen beide
voertuigen hoger is dan ongeveer
25 km/h, gaat het lampje niet branden.
RCP (Rear Cross Path detection)
systeem
Dit systeem assisteert de bestuurder
tijdens achteruitrijmanoeuvres in geval
van beperkt zicht.
Het RCP-systeem bewaakt de
detectiezones aan beide zijden aan de
achterkant, om bewegende voorwerpen
die de zijkanten van het voertuig naderen
op een minimumsnelheid tussen
ongeveer 1 km/h en 3 km/h en
voorwerpen die bewegen op een
maximumsnelheid van 35 km/h, zoals
gebruikelijk is in parkeerzones.
De inwerkingtreding van het systeem
wordt de bestuurder gemeld met een
visuele en akoestische waarschuwing.
BELANGRIJK Indien de sensoren
afgedekt worden door voorwerpen of
voertuigen, zal het systeem de
bestuurder niet waarschuwen.
Bedieningswijze
Het systeem kan via het Connectsysteem
in- en uitgeschakeld worden. Om toegang
te krijgen tot de functie moeten in het
hoofdmenu de volgende items in
volgorde worden geselecteerd:
"Instellingen", "Veiligheid" en "Alarm
Blinde Hoek".
"Blind spot alert", "Visuele" modus
Wanneer het systeem is ingeschakeld,
wordt er een visuele waarschuwing
verzonden naar de deurspiegel aan de
zijde van het gedetecteerde voorwerp.
De visuele waarschuwing op de spiegel
zal knipperen als de bestuurder de
richtingaanwijzers aanzet, en daarmee de
intentie aangeeft om van rijstrook te
wisselen.
Deze waarschuwing wordt vast als de
bestuurder op dezelfde rijstrook blijft.
Uitschakeling "Blind spot alert" functie
Wanneer het systeem wordt
uitgeschakeld ("Blind spot alert" op
"OFF"), zullen de BSM- of RCP-systemen
noch akoestische noch visuele
waarschuwingen verzenden.
Het BSM-systeem zal de actieve
werkingsmodus opslaan die in gebruik
was tijdens het afzetten van de motor.
Elke keer dat de motor wordt gestart,
wordt de eerder opgeslagen
werkingsmodus opgeroepen en gebruikt.
73