cruise control Alfa Romeo Giulia 2017 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2017, Model line: Giulia, Model: Alfa Romeo Giulia 2017Pages: 232, PDF Size: 3.89 MB
Page 47 of 232
1 Informatie over versnellingsbak
Automatische versnellingsbak
Geeft de volgende informatie weer over
de bediening van de versnellingsbak:
versnellingsbak schakelstanden (M, P,
R, N, D). Tijdens het gebruik van de
flippers aan het stuurwiel (indien
aanwezig) in de stand D, en handmatige
schakelen in de stand M wordt de
ingeschakelde versnelling op het
instrumenten display weergegeven. In de
M modus wordt bovendien met een pijl
aangegeven dat door- of
teruggeschakeld moet worden.
Handgeschakelde versnellingsbak
Geeft de volgende informatie weer over
de bediening van de versnellingsbak:
de ingeschakelde versnelling (1, 2, 3, 4,
5, 6, N of R) en geeft met een pijl aan dat
door- of teruggeschakeld moet worden.
2 Antibotssystemen, Voorzijde, zijkant,
Cruise Control
Geeft de bediening van de volgende
functie weer:
Forward Collision Warning (FCW);
Lane Departure Warning (LDW);
Cruise Control (CC) of Active Cruise
Control (ACC) (voor bepaalde
versies/markten).
Zie voor meer informatie de betreffende
hoofdstukken.3 Waarschuwingslampje
snelheidslimiet
Toont informatie over de Speed Limiter
functie.
Zie voor meer informatie de betreffende
hoofdstuk.
4 Hoofdmenu instelbaar
Kan de volgende schermen weergeven:
Start.
Trip A.
Trip B (kan worden ingeschakeld/
uitgeschakeld op het Connect-systeem)
Prestaties.
De schermen kunnen worden
geselecteerd, door rotatie, door te
drukken op de knop getoond in fig. 47.
Afhankelijk van de gekozen rijmodus
(Dynamic, Normal, Advanced Efficiency
en RACE), die geselecteerd kan worden
via het “Alfa DNA™ Pro”-systeem, kunnen
de schermen er grafisch anders uitzien.Navigatie-instructies en
oproepinformatie kunnen worden
herhaald, bovendien kunnen deze
functies worden ingesteld op het
Connectsysteem.
Start
De parameters weergegeven op het
display voor de functie: Dynamic, Normal
en Advanced Efficiency zijn:
Tijd fig. 48 of fig. 49 (op het 3.5" FT
display alleen getoond als de
Telefoonfunctie fig. 50 herhaalmodus
niet eerder ingeschakeld werd).
Buitentemperatuur (op het 3.5" FT
display alleen getoond als de
Telefoonfunctie herhaal functie niet
eerder ingeschakeld werd).
Huidige snelheid (getoond als de
herhaal functie van de Telefoon en
Navigatiefuncties niet eerder
geactiveerd werden).
Bereik (op het 3.5" FT display getoond
als de Radio en Media functies
herhaalmodi niet eerder ingeschakeld
werden).
4705036S0002EM
45
Page 69 of 232
Symbool Wat betekent dat?
DOP BRANDSTOFTANK
(indien aanwezig)
Gaat branden als de brandstoftankdop open of niet goed afgesloten is.
Draai de benzinetankdop goed aan.
STORING ELEKTRISCHE PARKEERREM
Het inschakelen van het symbool, samen met een bericht op het beeldscherm, geeft een storing weer in het elektrische
parkeerremsysteem.
Deze storing kan de auto gedeeltelijk of compleet blokkeren omdat de parkeerrem ingeschakeld zou kunnen blijven, ook al zijn
deze automatisch of handmatig uitgeschakeld met de betreffende bedieningen. In deze omstandigheden kunt u de parkeerrem
uitschakelen volgens de nooduitschakelprocedure beschreven in het hoofdstuk "In een Noodgeval".
Als u nog in de auto kunt rijden (parkeerrem is niet ingeschakeld), rijd dan naar het dichtstbijzijnde Alfa Romeo Servicenetwerk en
denk eraan bij het uitvoeren van manoeuvres en bedieningen, dat de elektrische parkeerrem niet operationeel is.
30)
STORING ACTIVE CRUISE CONTROL-SYSTEEM
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje gaat branden, duidt dit op een storing in het Active Cruise Control-systeem.
Neem contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk om de installatie te laten controleren.
BELANGRIJK
30)Indien zich een storing voordoet bij hard remmen kunnen de achterwielen blokkeren en kan het voertuig gaan slippen.
Symbool Wat betekent dat?
ALGEMENE INDICATIE
Signaleert informatie en storingen.
De begeleidende berichten beschrijven de storing.
STORING VIERWIELAANDRIJVING
Dit symbool wordt ingeschakeld om een storing van het vierwielaandrijvingssysteem aan te geven.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk om de storing op te lossen.
STORING AFS-SYSTEEM
Het symbool verschijnt om storing in het systeem van automatische richtingverlichting aan te geven.
Laat het systeem onmiddellijk controleren door een Alfa Romeo Servicenetwerk.
67
Page 71 of 232
Groene symbolen
Symbool Wat betekent dat?
DIMLICHTEN (op het 7” TFT-display)
Het symbool gaat branden wanneer het dimlicht wordt ingeschakeld.
AUTOMATISCHE INSCHAKELING DIMLICHT (op 7" TFT-display)
Het symbool gaat branden wanneer het dimlicht automatisch wordt ingeschakeld.
ACTIVERING START & STOP EVO
Het symbool gaat branden wanneer het Start & Stop Evo-systeem (afzetten van de motor) wordt geactiveerd.
Het symbool gaat uit wanneer de motor weer wordt gestart (raadpleeg de paragraaf “Start & Stop Evo” in het hoofdstuk “Starten
en rijden” voor de manier waarop de motor kan worden gestart).
CRUISE CONTROL-SYSTEEM
Het symbool gaat branden wanneer de Cruise Control-systeem wordt geactiveerd.
ACTIVE CRUISE CONTROL-SYSTEEM
Het symbool gaat branden wanneer het Active Cruise Control-systeem wordt geactiveerd.
Blauwe symbolen
Symbool Wat het betekent
AUTOMATISCH GROOTLICHT (op 7" TFT-display)
Het symbool gaat branden wanneer het automatisch grootlicht wordt ingeschakeld.
GROOTLICHT (op 7" TFT display)
Het symbool gaat branden wanneer het grootlicht wordt ingeschakeld.
69
Page 111 of 232
Laten we eens kijken naar het "hart" van het voertuig: dan kunt u
zien hoe u het potentieel ervan optimaal kunt benutten. We zullen u
laten zien hoe u het voertuig in elke situatie veilig kunt besturen,
zodat het een echt "maatje" voor u kan zijn, waarbij het comfort en
de portefeuille niet vergeten worden.
STARTEN EN RIJDEN
DEMOTORSTARTEN...........................110
PARKEREN.................................111
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK . ............114
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK................115
"ALFA DNA™" SYSTEEM.........................118
START & STOP-EVO............................119
SNELHEIDSBEGRENZER.........................120
CRUISE-CONTROL.............................121
ACTIVE CRUISE CONTROL........................123
PARKEERSENSORENSYSTEEM....................131
WAARSCHUWING RIJBAANOVERSCHRIJDING (LDW)
SYSTEEM..................................133
ACHTERUITKIJKCAMERA / DYNAMISCH RASTER.........135
TANKEN...................................136
EEN AANHANGER TREKKEN......................139
Page 123 of 232
PROGRAMMERING SNELHEIDSGRENS
Om deze functie te gebruiken moeten in
het hoofdmenu achtereenvolgens de
items “Instellingen”, “Veiligheid” en
"Speed Limiter - Instellen" worden
geselecteerd.
Door de Rotary Pad te blijven laten
draaien, neemt de snelheid met 5 km/u.
Toe, van een minimum van 30 km/u tot
een maximum van 180 km/u.
HET SYSTEEM UITSCHAKELEN
Het systeem uitschakelen
Om toegang te krijgen tot de functie
moeten in het hoofdmenu de volgende
items in volgorde worden geselecteerd:
"Instellingen", "Veiligheid",
“Snelheidsbegrenzer” and “uit”.
Automatische uitschakeling van het
systeem
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld in geval van een
systeemstoring. Neem in dit geval
contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
CRUISE-CONTROL
Dit is een elektronisch geregeld
hulpsysteem waarmee de gewenste
rijsnelheid gehandhaafd kan worden,
zonder het gaspedaal in te hoeven
trappen. Het systeem kan gebruikt
worden bij een snelheid van meer dan
40 km/h op lange, droge en rechte wegen
met weinig veranderingen in de
rijomstandigheden (bijv. snelwegen).
Het gebruik van de cruise-control wordt
dus niet aanbevolen op buitenwegen met
druk verkeer. Gebruik het systeem niet in
de stad.
Dij het afdalen van een helling, zou het
systeem de auto kunnen afremmen om
de ingestelde snelheidslimiet te
behouden.
HET SYSTEEM INSCHAKELEN
113) 114) 115)
Om het systeem in te schakelen op knop
fig. 109 drukken.
De activering van het apparaat wordt
gesignaleerd door het aanzetten van het
witte waarschuwingslampje
op het
display.
De Cruise-Control-functie kan gelijktijdig
actief met het
Snelheidsbegrenzersysteem blijven. Als
een snelheidslimiet onder degeneaangeduid in de Cruise-Control
geselecteerd wordt, dan zal de
Cruise-Controlsnelheid worden verlaagd
naar die van de Snelheidsbegrenzer.
Deze functie blijft beschikbaar (waar
voorzien) in RACE-modus.
Het systeem kan niet worden
ingeschakeld als het voertuig in de 1
e
versnelling of in de achteruit staat. Het is
raadzaam om het systeem in te
schakelen vanaf de 3
eversnelling of
hoger.
BELANGRIJK Het is gevaarlijk het
systeem ingeschakeld te houden als het
niet gebruikt wordt. Er bestaat een risico
van per ongeluk inschakelen en de
controle over het voertuig te verliezen
vanwege onverwachte overmatige
snelheid.
10907146S0001EM
121
Page 124 of 232
DE GEWENSTE SNELHEID INSTELLEN
Ga als volgt te werk:
Het systeem inschakelen;
zet, wanneer het voertuig de gewenste
snelheid heeft bereikt, op knop SET
omhoog/omlaag en laat de knop
fig. 109 los om het systeem in te
schakelen. Wanneer het gaspedaal wordt
losgelaten, zal het voertuig automatisch
op de geselecteerde snelheid verder
rijden.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen) kan
de snelheid gewoon verhoogd worden
door het gaspedaal in te trappen; als het
gaspedaal vervolgens wordt losgelaten,
keert het voertuig terug naar de eerder
opgeslagen snelheid.
Op afdalingen kan de snelheid bij
ingeschakelde cruise-control iets hoger
liggen dan de opgeslagen snelheid.
BELANGRIJK Voor het indrukken van de
schakelaar SET moet het voertuig met
constante snelheid op een vlak wegdek
rijden.
SNELHEID VERHOGEN/VERLAGEN
Zodra de Cruise-Control is ingeschakeld,
kan de snelheid verhoogd/verlaagd
worden door de SET schakelaar
fig. 109 omhoog te zetten.
Als de knop (hoog/laag) ingedrukt
gehouden wordt, zal de ingestelde
snelheid verhoogd worden tot de knopwordt losgelaten, daarna wordt de
nieuwe snelheid opgeslagen.
Gas geven bij inhalen
Trap het gaspedaal in: wanneer dit wordt
losgelaten zal het voertuig geleidelijk
terugkeren naar de opgeslagen snelheid.
BELANGRIJK Het systeem bewaart de
opgeslagen snelheid ook bij het bergop
en bergaf rijden. Een geringe variatie in
de snelheid op lichte hellingen is volledig
normaal.
DE SNELHEID WEER OPROEPEN
Bij versies met automatische
versnellingsbak in de automatische
modus D (Drive - automatisch), om de
eerder ingestelde snelheid op te roepen,
de knop RES fig. 109 indrukken en
loslaten.
Bij versies met handgeschakelde
versnellingsbak of automatische
versnellingsbak in Autostick (sequentiële
modus), om de eerder ingestelde snelheid
op te roepen, accelereren tot deze
snelheid wordt benaderd en de knop RES
indrukken en loslaten.
HET SYSTEEM UITSCHAKELEN
Door het rempedaal een klein stukje in te
trappen wordt de elektronische
Cruise-Control opgeslagen zonder dat de
snelheid gewist wordt.De Cruise-Control kan ook worden
uitgeschakeld door de elektrische
parkeerrem in te schakelen of door het
remsysteem te gebruiken (door bijv.
gebruik van het ESC-systeem).
In de volgende gevallen wordt de
opgeslagen snelheid gewist:
het drukken op de aan/uit-knop of het
uitschakelen van de motor;
als zich een storing in de elektronische
Cruise-Control voordoet.
HET SYSTEEM UITSCHAKELEN
De Cruise-Control wordt uitgeschakeld
door het indrukken van activering/
deactiveringsknop of door de
startinrichting op STOP te zetten.
BELANGRIJK
113)Als met actieve cruise-control wordt
gereden, mag de versnellingspook nooit in
de vrijstand worden gezet.
114)In geval van slechte werking of storing
van het systeem, contact opnemen met het
Alfa Romeo Servicenetwerk.
115)De Cruise-Control kan gevaarlijk zijn
als het systeem geen constante snelheid kan
handhaven. In bepaalde omstandigheden
kan de snelheid overmatig zijn, hetgeen kan
leiden tot verlies van controle over het
voertuig en ongevallen. Gebruik het systeem
niet in druk verkeer of op bochtig, met ijzel of
sneeuw bedekt of glad wegdek.
122
STARTEN EN RIJDEN
Page 125 of 232
ACTIVE CRUISE CONTROL
(indien aanwezig)
116) 117) 118) 119) 120) 121)
40) 41) 42) 43) 44) 45) 46)
De Active Cruise Control (ACC) is een
elektronisch bestuurd rijhulpsysteem dat
de werking van de Cruise Control
combineert met een controlefunctie van
de afstand van het voorliggende voertuig.
Met dit systeem kan het voertuig op een
gewenste snelheid worden gehouden
zonder het gaspedaal in te hoeven
drukken, waarbij bovendien een bepaalde
afstand van de voorligger wordt bewaard
(de afstand kan door de bestuurder
worden ingesteld).
De Active Cruise Control (ACC) maakt
gebruik van een radarsensor achter de
voorbumper fig. 110 en een camera in
het midden van de voorruit fig. 111 om
de nabije aanwezigheid van een
voorligger te detecteren.Het systeem verhoogt het rijcomfort dat
door de elektronische Cruise Control
wordt geboden als u op de snelweg of op
wegen buiten de bebouwde kom met
weinig verkeer rijdt.Waarschuwingen
Als de sensor geen voorligger detecteert,
houdt het systeem een vast ingestelde
snelheid aan.
Als de sensor een voorligger detecteert,
grijpt het systeem automatisch in door
enigszins te remmen (of gas te geven) om
de oorspronkelijk ingestelde snelheid
niet te overschrijden. Dit gebeurt op
zodanige wijze dat het voertuig de vooraf
ingestelde afstand bewaart terwijl het
probeert zich aan te passen aan de
snelheid van de voorligger.
In onderstaande gevallen is de prestatie
van het systeem niet gegarandeerd en
daarom is het aanbevolen om het
systeem uit te schakelen door op de knop
fig. 112 te drukken:
bij mist, harde regen, sneeuw, druk
verkeer en complexe rijsituaties (bijv. bij
wegwerkzaamheden op de snelweg);
in de buurt van een bocht (bochtige
wegen), op bevroren, besneeuwde of
gladde wegen of wegen met steile
hellingen of afdalingen;
invoegen op een afslagstrook of op
een afrit van de autosnelweg; r slepen van
een aanhanger;
een aanhangwagen slepen;
wanneer de omstandigheden veilig
rijden op een constante snelheid niet
mogelijk maken.
11006016S0003EM
11106016S0004EM
123
Page 126 of 232
INSCHAKELING / UITSCHAKELING
ACTIVE CRUISE CONTROl
Het systeem kan vier werkingsstatussen
aannemen:
Ingeschakeld (niet geprogrammeerde
snelheid);
Geactiveerd (geprogrammeerde
snelheid);
In pauze;
Gedeactiveerd.
Inschakeling /Activering
Om het systeem in te schakelen knop
fig. 112 indrukken en loslaten.
Met het systeem ingeschakeld en klaar
voor de werking wordt op het display het
witte pictogram weergegeven en in
plaats van de waarde van de snelheid,
worden streepjes weergegeven fig. 113.De instelling van een snelheid activeert
het systeem, op het display wordt het
groene pictogram weergegeven met
aangeduid de waarde van de ingestelde
snelheid.
Het systeem kan niet worden
ingeschakeld wanneer de modus RACE
actief is.
BELANGRIJK Het is gevaarlijk om het
systeem ingeschakeld te houden als het
niet wordt gebruikt: het risico bestaat
dat het onbedoeld wordt ingesteld
waardoor de controle over het voertuig
kan worden verloren door een plotselinge
te hoge snelheid.
Pauze / deactivering
Met het systeem ingeschakeld (niet
ingestelde snelheid), op knop
drukken.
Met geactiveerd systeem (ingestelde
snelheid), op knop
drukken om naarPauze te gaan, op het display wordt het
witte pictogram weergegeven met de
waarde van de snelheid tussen haakjes.
Om het systeem definitief te
deactiveren, moet een tweede keer op
knop
worden gedrukt.
DE GEWENSTE SNELHEID INSTELLEN
De instelbare snelheden gaan van
minimaal 30 km/h (of 20 mph voor
markten met instrumentenpanelen met
schaalverdeling in mph) en een maximum
van 180 km/h (of 110 mph voor markten
met instrumentenpanelen met
schaalverdeling in mph).
Wanneer het voertuig de gewenste
snelheid bereikt, de SET-schakelaar
fig. 114 omhoog/omlaag brengen en
loslaten om het apparaat te activeren: bij
het loslaten van de accelerator, gaat het
voertuig verder op de geselecteerde
snelheid
11207146S0010EM
11307146S0016EM
11407146S0017EM
124
STARTEN EN RIJDEN
Page 129 of 232
De afstand van het voorliggende voertuig
is evenredig aan de snelheid.
Het tijdsinterval ten opzichte van het
voorliggende voertuig blijft constant en
varieert van 1 seconde (voor de instelling
met 1 balk voor de korte afstand) tot
2 seconden (voor de instelling met
4 balken voor de maximale afstand).
De instelling van de afstand wordt op het
display weergegeven via een speciaal
pictogram.
Bij het eerste gebruik van het systeem is
de instelling van de afstand 4 (maximaal).
Zodra de afstand door de bestuurder
wordt gewijzigd, wordt de nieuwe
afstand ook na uitschakeling en
inschakeling van het systeem in het
geheugen opgeslagen.Afname van de afstand
Druk op de knop fig. 117 en laat hem los
om de instelling van de afstand te
verlagen. Telkens wanneer op de knop
wordt gedrukt, neemt de afstand met één
balk af (korter).
Als er geen voorliggers zijn, wordt de
ingestelde snelheid gehandhaafd. Als de
kortste afstand eenmaal is bereikt kan
door nog een druk op de knop de langste
afstand worden ingesteld.
Als een voertuig wordt gesignaleerd die
op dezelfde rijbaan rijdt met een lagere
snelheid, verandert het pictogram op het
display van grijs naar wit: het systeem
regelt automatisch de snelheid van het
voertuig om de instelling van de afstand
te behouden, onafhankelijk van de
ingestelde snelheid.Het voertuig handhaaft de ingestelde
afstand totdat:
het voorliggende voertuig versnelt
met een hogere snelheid dan is ingesteld;
het voorliggende voertuig de rijbaan
verlaat of uit het detectieveld van de
sensor van het Active Cruise
Control-systeem verdwijnt;
de instelling van de afstand wordt
gewijzigd;
Het systeem Active Cruise Control
wordt uitgeschakeld / in pauze gezet.
BELANGRIJK De maximaal door het
systeem toegepaste remwerking is
beperkt. De bestuurder kan in elk geval,
zo nodig, altijd handmatig remmen.
BELANGRIJK Als het systeem voorziet
dat het remniveau onvoldoende is om de
ingestelde afstand te handhaven, wordt
de nadering tot het voorgaande voertuig
aan de bestuurder gesignaleerd met de
weergave van de melding 'BRAKE!'
('Remmen!') of door een speciaal bericht
op het display, de nadering die
voorafgaat. Er klinkt bovendien een
geluidssignalering. In dit geval moet
onmiddellijk in de nodige mate geremd
worden om de veiligheidsafstand van het
voorliggende voertuig te handhaven.
11607146S0019EM
11707146S0015EM
127
Page 130 of 232
BELANGRIJK Het is de
verantwoordelijkheid van de bestuurder
na te gaan of er op de route van het
voertuig geen voetgangers, andere
voertuigen of voorwerpen aanwezig zijn.
Het niet in acht nemen van deze
waarschuwingen kunnen ongevallen of
letsel tot gevolg hebben.
BELANGRIJK Het is de volledige
verantwoordelijkheid van de bestuurder
om een veilige afstand van het
voorliggende voertuig te bewaren
volgens de geldende verkeersregels in de
verschillende landen.
“STOP AND GO” STRATEGIE
Met de strategie van de werking “Stop
and Go” kan de veiligheidsafstand van het
voertuig worden bewaard die voorafgaat
tot de complete stilstand van de auto,
bovendien zorgt het voor de
automatische herstart van de auto
wanneer het voorgaande voertuig binnen
twee seconden weer gestart wordt,
daarentegen is het om weer te starten
nodig het gaspedaal in te trappen of op
de knop RES te drukken.
UITSCHAKELING
Het systeem wordt uitgeschakeld en de
ingestelde snelheid wordt gewist als:
er op de knopvan de Active Cruise
Control (met ingeschakeld systeem of in
pauze) wordt gedrukt;
het startsysteem op STOP wordt
gezet;
de RACE modus wordt ingeschakeld.
Het systeem wordt geannuleerd (terwijl
de ingestelde snelheid en afstand
opgeslagen blijven):
wanneer het systeem in pauze wordt
gezet (zie paragraaf “Inschakelen /
Uitschakelen Active Cruise Control”);
als de condities die in de paragraaf “De
gewenste snelheid instellen” zich
voordoen;
SIGNALERING BEPERKTE WERKING
VAN HET SYSTEEM
Als op het display dit bericht wordt
weergegeven, doet er zich mogelijk een
conditie voor die de werking van het
systeem beperkt.
De mogelijke redenen voor deze
beperking zijn een blokkering van het
zicht van de camera of een storing. Als
een belemmering wordt gesignaleerd,
maak dan het gebied van de voorruit
schoon dat in fig. 111 is weergegeven en
controleer of het bericht verdwijnt.
Wanneer de omstandigheden die de
werking van het systeem hebben beperkt
ophouden, zal het systeem naar een
normale en volledige werking terugkeren.
Als de fout aanhoudt, contact op nemen
met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
VOORZORGSMAATREGELEN TIJDENS
HET RIJDEN
In sommige rijsituaties (zie de
beschrijving) werkt het systeem mogelijk
niet correct: de bestuurder moet dan ook
altijd de controle over het voertuig
behouden.
Een aanhangwagen slepen
Het slepen van een aanhangwagen wordt
niet aanbevolen tijdens het gebruik van
het systeem.
Niet uitgelijnd voertuig
Het is mogelijk dat het systeem een
voorligger op dezelfde rijbaan die niet op
dezelfde richtingslijn zit of een voertuig
dat via een zijstrook invoegt, niet
detecteert. In deze gevallen wordt
mogelijk onvoldoende afstand
gegarandeerd van voorliggende
voertuigen.
Het niet-uitgelijnde voertuig kan de
richtingslijn inkomen of verlaten,
waardoor een plotselinge remwerking of
versnelling van het voertuig wordt
veroorzaakt.
Sturen en bochten
Bij het nemen van een bocht fig. 118 met
ingesteld systeem, kan het systeem de
snelheid en de acceleratie begrenzen om
de stabiliteit van het voertuig te
garanderen, ook als er geen voorliggers
zijn gedetecteerd.
128
STARTEN EN RIJDEN