ESP Alfa Romeo Giulietta 2017 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2017, Model line: Giulietta, Model: Alfa Romeo Giulietta 2017Pages: 220, PDF Size: 4.32 MB
Page 3 of 220
Beste klant,
Wij feliciteren u en bedanken u dat u voor een Alfa Romeo hebt gekozen.
Wij hebben dit boekje opgesteld om u te helpen alle kenmerken van dit voertuig te leren kennen en het op de beste manier te
gebruiken.
Dit boekje bevat informatie, adviezen en belangrijke waarschuwingen voor een juist gebruik van het voertuig, zodat u het maximum
uit de technologische eigenschappen van uw Alfa Giulietta kunt halen.
Het wordt geadviseerd het eerst helemaal te lezen voordat u voor de eerste keer de weg op gaat, om bekend te raken met de
bedieningselementen en met name die elementen die betrekking hebben op de remmen, stuurinrichting en versnellingsbak,
tegelijkertijd kunt u het gedrag van het voertuig op verschillende wegdekken begrijpen.
In dit document vindt u tevens een beschrijving van de speciale kenmerken en tips, evenals belangrijke informatie over veilig rijden,
onderhoud van en zorg voor uw Alfa Giulietta.
In het bijgevoegde Garantieboekje vindt u ook de beschrijving van de Diensten die Alfa Romeo haar klanten biedt, het
Garantiecertificaat en de details van de voorwaarden om de geldigheid ervan te behouden.
Wij zijn ervan overtuigd dat u met behulp van deze middelen spoedig vertrouwd zult raken met uw nieuwe auto en de service van de
mensen bij Alfa Romeo zult waarderen.
Veel leesplezier gewenst .. en goede reis!
Page 41 of 220
DISPLAY
Het voertuig is uitgerust met een
herconfigureerbaar multifunctioneel
display dat, op basis van de eerder
instellingen, tijdens het rijden nuttige
informatie zal verschaffen.
Bij verwijderde contactsleutel, schakelt
de display in en toont enkele seconden de
tijd en de totaalstand van de
kilometerteller (in km of mijlen) wanneer
een portier wordt geopend/gesloten.
HERCONFIGUREERBAAR
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY
De volgende informatie wordt op de
display getoond (voorbeeld gegeven in
fig. 37 ):
1: Tijd
2: Zone gebruikt voor berichten
(informatie, instellingen, etc.)3: Kilometerteller (totaal afgelegde
afstand in km of mijlen).
4: Aanwijzingen autotoestand (bijv. open
portieren, eventuele ijsvorming op de
weg, etc.)/Aanduiding Start&Stop-
functie (voor bepaalde versies/markten)/
Gear Shift Indicator (voor bepaalde
versies/markten)
5: Stand hoogteregeling koplampen
(alleen bij ingeschakeld dimlicht)
6: Buitentemperatuur
De turbocompressordruk verschijnt op
sommige versies wanneer "DYNAMIC"
rijmodus is geselecteerd (zie "Alfa
DNA-systeem" in dit hoofdstuk).
GEAR SHIFT INDICATOR
De GSI (Gear Shift Indicator) adviseert de
bestuurder een andere versnelling in te
schakelen via een speciaal bericht op het
display .
Via de GSI wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat een andere
versnelling brandstofbesparing kan
opleveren.
Daarom is het raadzaam om wanneer u
brandstofconsumptie wilt verminderen
tijdens het rijden, zich bij de modi
"Natural" of "All Weather" te houden en
de suggesties te volgen van de Gear Shift
Indicator, waar verkeersomstandigheden
dit toelaten.Wanneer het SHIFT UP pictogram
op
het display wordt weergegeven, stelt de
GSI de bestuurder voor om een hogere
versnelling in te schakelen, terwijl als het
SHIFT DOWN pictogram
wordt
getoond, krijgt de bestuurder het advies
om een lagere versnelling in te schakelen.
De aanduiding op het
instrumentenpaneel blijft branden zolang
de bestuurder niet schakelt of zolang de
rijomstandigheden niet terugkeren naar
een situatie waarin schakelen niet nodig
is om het verbruik te optimaliseren.
BEDIENINGSKNOPPEN
fig. 38: om het weergegeven
scherm en de betreffende opties naar
beneden te doorlopen of om de
weergegeven waarde te verhogen.
SET/
: kort indrukken om het menu
te openen en/of naar het volgende
scherm te gaan of de keuze te
37A0K0600C
38A0K0541C
39
Page 67 of 220
iTPMS-systeem (indirect Tyre
Pressure Monitoring System)
(voor bepaalde versies/markten)
BESCHRIJVING
De auto kan uitgerust zijn met het iTPMS
(indirect Tyre Pressure Monitoring
System) dat via de wielsnelheidsensoren
de toestand van de bandenspanning
controleert.
Het systeem waarschuwt de bestuurder
als een of meer banden leeg zijn met een
permanent brandend
waarschuwingslampje
en een
waarschuwingsbericht op het display.
Als slechts een band leeg is, kan het
systeem aangeven om welke band het
gaat: het wordt in elk geval aanbevolen
om de spanning van alle vier de banden te
controleren.
Deze aanduiding wordt ook weergegeven
nadat de motor wordt afgezet en weer
gestart wordt, zolang de resetprocedure
niet wordt uitgevoerd.
RESETPROCEDURE
Het iTPMS-systeem heeft een
"inleerfase" nodig (met een duur die
afhangt van de rijstijl en de
wegomstandigheden: bij optimale
omstandigheden wordt gereden op een
rechte weg met 80 km/h gedurende
minstens 20 minuten) die begint wanneer
de RESET-procedure wordt uitgevoerd.De resetprocedure moet worden
uitgevoerd:
elke keer dat de bandenspanning
wordt gewijzigd;
wanneer ook maar één wiel verwisseld
wordt;
wanneer de banden worden gedraaid
of omgewisseld;
wanneer het ruimtebesparende
reservewiel wordt gemonteerd.
Pomp, voordat de RESET wordt
uitgevoerd, de banden met de juiste
bandenspanning op, vermeld in de
bandenspanningstabel (zie de paragraaf
"Wielen" in het hoofdstuk "Technische
gegevens").
Als de reset niet wordt uitgevoerd in alle
bovenstaande gevallen, kan het
waarschuwingslampje
verkeerde
aanduidingen over een of meer banden
geven.
Druk, voor het uitvoeren van de RESET bij
stilstaande auto en contactsleutel op
MAR, 2 seconden op de knop
fig. 39 op
het dashboard; na de RESET toont het
display een speciaal bericht dat aangeeft
dat het "inleren" is gestart.
WERKINGSCONDITIES
47) 48) 49) 50) 51) 52)
Het systeem is actief bij snelheden van
meer dan 15 km/h.
In enkele situaties zoals sportief rijden,
bijzondere omstandigheden van het
wegdek (bijv. ijs, sneeuw, onverharde
wegen) kan de signalering vertraagd
worden of kan het gelijktijdige
spanningsverlies van meer dan een band
slechts gedeeltelijk gedetecteerd
worden.
Onder speciale omstandigheden (bijv.
voertuig asymmetrisch beladen aan één
kant, trekken van een aanhanger,
beschadigde of versleten band, montage
van het noodreservewiel, gebruik van de
"Fix&Go Automatic" kit, gebruik van
sneeuwkettingen, verschillende banden
op de assen gemonteerd) kan het
39A0K0608C
65
Page 68 of 220
systeem onjuiste indicaties geven of
tijdelijk uitgeschakeld worden.
Als het systeem tijdelijk uitgeschakeld is,
knippert het waarschuwingslampje
ongeveer 75 seconden en blijft
daarna continu branden; tegelijkertijd
wordt op het display een speciaal bericht
weergegeven.
Deze aanduiding wordt ook weergegeven
na het afzetten en opnieuw starten van
de motor, als de correcte
bedrijfsomstandigheden niet hersteld
worden.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
BELANGRIJK
47)Als het systeem een spanningsafname
van een bepaalde band aangeeft, wordt
geadviseerd om de spanning van alle vier de
banden te controleren.
48)Het iTPMS ontslaat de bestuurder niet
van de verplichting om de bandenspanning
elke maand te controleren en mag niet
beschouwd worden als vervanging voor het
onderhoud of een veiligheidssysteem.
49)De bandenspanning moet bij koude
banden gecontroleerd worden. Als de
bandenspanning om welke reden dan ook bij
warme banden moet worden gecontroleerd,
dan mag de spanning niet worden verlaagd,
ook wanneer de gemeten waarde hoger is
dan de voorgeschreven spanningswaarde.
Controleer de bandenspanning nadien
nogmaals bij koude banden.50)Het iTPMS-systeem waarschuwt niet bij
een plotselinge afname van de
bandenspanning (bijvoorbeeld bij een
klapband). Breng in dergelijke gevallen het
voertuig tot stilstand en voorkom bruuske
stuurbewegingen.
51)Het systeem waarschuwt alleen dat de
bandenspanning laag is: het is niet in staat
om de banden op te pompen.
52)Een te lage bandenspanning verhoogt
het brandstofverbruik, verkort de
levensduur van het loopvlak en kan het
vermogen om de auto op veilige manier te
besturen beïnvloeden.
VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
De veiligheidsgordel moet omgelegd
worden terwijl men goed rechtop, met de
rug tegen de rugleuning zit.
Om de gordels vast te maken, de gesp 1
fig. 40 vasthouden en deze in sluiting
3 steken, totdat de klik van het
vergrendelen wordt gehoord.
Als tijdens het uittrekken de gordel
blokkeert, laat hem dan een stukje
teruglopen en trek hem vervolgens
langzaam uit.
Om de gordel los te maken, druk op knop
2 en begeleid de gordel tijdens het
teruglopen met de hand, zodat hij niet
draait.
53)
De oprolautomaat kan blokkeren als het
voertuig op een steile helling staat: dit is
40A0K0659C
66
VEILIGHEID
Page 95 of 220
alleen opnieuw gestart worden met de
contactsleutel.
De bestuurder wordt op de hoogte
gebracht door een geluidssignaal, het
knipperen van het symbool
op de
display (en bij sommige versies verschijnt
ook een melding op de display).
"ENERGY SAVING" FUNCTIE(voor bepaalde versies/markten)
Als de bestuurder, na een automatische
start van de motor, gedurende enige tijd
(ongeveer 3 minuten) geen enkele
handeling uitvoert, dan schakelt het
Start&Stop-systeem de motor definitief
uit om brandstof te besparen. In
dergelijke gevallen kan de motor alleen
opnieuw gestart worden met de
contactsleutel.
OPMERKING De motor kan in elk geval
draaiende worden gehouden door het
Start&Stop-systeem uit te schakelen.
ONREGELMATIGE WERKING
Indien zich een storing voordoet, wordt
het Stop/Start-systeem uitgeschakeld.
De bestuurder wordt geïnformeerd over
de fout door het knipperen van het
symbool
. Bij bepaalde
versies/markten wordt er ook een
bericht op het display weergegeven.
Neem in dit geval contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
LANGDURIGE STILSTAND VAN DE AUTO
Als het voertuig enige tijd niet gebruikt
wordt (of als de accu wordt vervangen),
moet speciale aandacht besteed worden
aan het loskoppelen van de
stroomvoorziening van de accu.
100)
BELANGRIJK
30)Als een comfortabele temperatuur
prioritair is, dan kan het Stop/Start-systeem
worden uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven werken.
BELANGRIJK
100)Als de accu vervangen moet worden,
neem dan altijd contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk. Vervang de accu
door een exemplaar van hetzelfde type
(HEAVY DUTY) en met dezelfde
specificaties.
CRUISE-CONTROL
(voor bepaalde versies/markten)
Dit is een elektronisch geregeld
hulpsysteem waarmee de gewenste
rijsnelheid gehandhaafd kan worden,
zonder het gaspedaal in te hoeven
trappen. Het systeem kan gebruikt
worden bij een snelheid van meer dan
30 km/h op lange, droge en rechte wegen
met weinig veranderingen in de
rijomstandigheden (bijv. snelwegen). Het
gebruik van de cruise-control wordt dus
niet aanbevolen op buitenwegen met
druk verkeer. Gebruik het systeem niet in
de stad.
93
Page 117 of 220
waarschuw alle omstanders dat het
voertuig wordt opgekrikt; zorg dat
niemand in de nabijheid van het voertuig
komt tot het weer helemaal op de grond
staat;
plaats de slinger 2 fig. 89 in de zitting
in voorziening 1 en krik het voertuig op
tot het wiel enkele centimeters van de
grond is;
35)
Voor versies met wieldop, verwijder
de wieldop na het losmaken van de
4 bevestigingsbouten en maak tot slot de
vijfde bout los en neem het wiel uit;
zorg dat de contactvlakken van het
reservewiel en de velg schoon zijn om het
losraken van de wielbouten te
voorkomen;
monteer het ruimtebesparende
reservewiel door de eerste wielbout twee
slagen aan te draaien in het gat dat zich
het dichtst bij het ventiel bevindt;
neem de sleutel 1 fig. 87 en draai de
wielbouten volledig vast;
draai aan de slinger van de krik 2
fig. 89 om de auto omlaag te brengen.
Verwijder de krik;
gebruik de bijgeleverde sleutel 1
fig. 87 om de wielbouten kruiselings vast
te draaien, in de volgorde die is
aangegeven in fig. 91;
het is raadzaam om bij vervanging van
een lichtmetalen velg het wiel
ondersteboven te plaatsen, met het
versierde gedeelte naar boven gericht.
Herstel de normale band zo snel mogelijk,
want als hij in het vak van het reservewiel
geplaatst is, maakt hij de laadvloer van de
bagageruimte ongelijkmatig omdat hij
breder is dan het reservewiel.
36)
DE SUBWOOFER VERWIJDEREN
(versions with Bose HI-FI)
(voor bepaalde versies/markten)
BELANGRIJK De onderstaande
procedure is alleen van toepassing voor
auto's voorzien van een Bose Hi-Fi
systeem met subwoofer (voor bepaalde
versies/markten).
Subwoofer en noodreservewiel
Bij deze versies is het gereedschap voor
het verwisselen van een wiel opgeborgen
in een speciale houder aan de linkerkant
van de bagageruimte (zie fig. 92 ).
89A0K0651C
90A0K0904C
91A0K0040C
115
Page 118 of 220
Ook de krik wordt ook bewaard aan de
linkerkant van de bagageruimte, in een
speciaal vak.
Ga als volgt te werk om de subwoofer te
verwijderen:
open de bagageruimte, til de mat op
met de voorziene tab en verwijder het
afstandsstuk van de laadruimte;
draai de vergrendeling 1 fig. 93 los,
verwijder de bevestigingsklem 2 van dekabel en til vervolgens de subwoofer op;
plaats de subwoofer naast de
bagageruimte en neem het
noodreservewiel;
plaats het reservewiel terug als eerder
beschreven.
Na afloop van de werkzaamheden:
herplaats de subwoofer correct (zie
aanwijzingen op het etiket op de
subwoofer zelf), zodat het woord “BOSE”
in de goede leesrichting is geplaatst;
plaats de kabel van de subwoofer op
de juiste manier zonder dat hij bekneld
raakt. Bevestig dan bevestigingsklem
2 en bevestig het de vergrendeling 1.
Plaats dan het afstandsstuk fig. 92 van
de laadruimte correct en breng de mat
weer omlaag.
Subwoofer en “Automatic Fix&Go Kit”
De Automatic Fix&Go Kit localiseren:
open de bagageruimte, til de mat op
met de voorziene tab;
pak de "Fix&Go Automatic Kit"
geplaatst aan de linkerkant van de
bagageruimte (zie fig. 94 );
blaas de band op (zie paragraaf
“Fix&Go Automatic Kit”).
BELANGRIJK Als u de subwoofer wilt
verwijderen, raadpleeg dan de instructies
op het plaatje fig. 94 op de subwoofer
zelf om deze correct te herplaatsen.
BELANGRIJK
117)Het noodreservewiel is specifiek voor
deze auto bestemd. Monteer het niet op
andere automodellen. Monteer ook geen
reservewielen van andere modellen op uw
auto. Gebruik het ruimtebesparende
reservewiel alleen in noodgevallen. Gebruik
het nooit langer dan strikt noodzakelijk en
rijd nooit harder dan 80 km/h. Op het
noodreservewiel is een oranje sticker
aangebracht waarop de belangrijkste
waarschuwingen over het gebruik en de
betreffende beperkingen zijn vermeld. Deze
sticker mag nooit verwijderd of afgedekt
worden. Monteer nooit een wieldeksel op het
noodreservewiel.
92A0K0235C
93A0K0654C
94A0K0178C
116
NOODGEVALLEN
Page 119 of 220
118)Waarschuw de andere weggebruikers
voor de stilstaande auto conform de
plaatselijke wettelijke voorschriften:
alarmknipperlichten, gevarendriehoek enz.
Alle inzittenden moeten de auto verlaten,
vooral als de auto zwaar beladen is.
Passagiers moeten op een veilige afstand
van het verkeer wachten terwijl het wiel
wordt verwisseld. Blokkeer de wielen met
blokken of andere geschikte voorwerpen als
de auto op een helling of een slecht wegdek
stilstaat.
119)Een gemonteerd noodreservewiel
wijzigt de rijeigenschappen van de auto.
Vermijd bruusk optrekken en remmen,
scherpe stuurbewegingen en snelle bochten.
De totale levensduur van het
ruimtebesparende reservewiel is ongeveer
3000 km. Hierna moet de band vervangen
worden door een nieuw exemplaar van
hetzelfde type. Monteer nooit een
standaard band op de velg van een
ruimtebesparend reservewiel. Zorg ervoor
dat het verwisselde wiel zo snel mogelijk
wordt gerepareerd en gemonteerd. Het
gebruik van twee of meer ruimtebesparende
reservewielen is verboden. Smeer de
schroefdraad van de wielbouten niet met vet
voordat ze gemonteerd worden: ze kunnen
hierdoor losraken.120)De krik mag alleen gebruikt worden om
wielen te vervangen van de auto waarbij de
krik geleverd is of van auto's van hetzelfde
model. Gebruik de krik niet voor andere
doeleinden, zoals het opkrikken van andere
voertuigmodellen. Gebruik de krik nooit voor
het uitvoeren van reparaties onder het
voertuig. Door een verkeerde plaatsing van
de krik, kan het voertuig van de krik vallen.
Gebruik de krik niet voor zwaardere lasten
dan is aangegeven op het plaatje op de krik.
Monteer nooit sneeuwkettingen op het
ruimtebesparende reservewiel. In geval van
een lekke voorband (aandrijfwiel), kan het
ruimtebesparende reservewiel op de
achteras en het standaard achterwiel op de
vooras worden gemonteerd. Zo heeft de
vooras twee normale wielen waarop
sneeuwkettingen kunnen worden
gemonteerd.
121)Als het wieldeksel niet juist
gemonteerd is, kan het loskomen wanneer
de auto rijdt. Voer nooit werkzaamheden aan
het ventiel uit. Steek nooit gereedschap
tussen de velg en de band. Controleer
regelmatig de spanning van de banden en
het noodreservewiel (zie hoofdstuk
"Technische gegevens").122)De krik is een gereedschap dat
ontwikkeld en ontworpen is voor het
vervangen van een wiel, als een band lek of
beschadigd raakt, op het voertuig waarbij de
krik is geleverd of bij voertuigen van
hetzelfde model. Elk ander gebruik, bijv. om
andere modellen voertuigen of andere
dingen op te krikken, is ten strengste
verboden. Nooit gebruiken voor onderhoud
of reparatie-activiteiten onder de auto of
om de zomer-/winterbanden te verwisselen
en andersom. Zorg dat u zich nooit bevindt
onder het opgekrikte voertuig. Mocht het
nodig zijn om werkzaamheden te verrichten
onder het voertuig, contact opnemen met
het Alfa Romeo Servicenetwerk. Onjuiste
plaatsing van de krik kan er toe leiden dat
het opgekrikte voertuig eraf valt: gebruik
hem alleen op de aangegeven plaatsen.
Gebruik de krik niet voor zwaardere lasten
dan is aangegeven op het plaatje op de krik.
Start de motor nooit wanneer het voertuig
opgekrikt is. Als het voertuig meer dan
noodzakelijk is opgekrikt, kan alles
onstabieler worden, met het risico dat het
voertuig met een harde klap omlaag komt.
Krik daarom het voertuig alleen op zover als
nodig is, om toegang te krijgen tot het
reservewiel.
117
Page 140 of 220
PERIODIEKE CONTROLES
Elke 1.000 km of vóór een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof,
remvloeistof en ruitensproeiervloeistof;
conditie en spanning banden;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
etc.);
werking ruitenwissers/-sproeiers en
stand/slijtage wisserbladen voor/achter.
Elke 3.000 km controleren en eventueel
bijvullen motorolieniveau.
BELANGRIJK Om de correcte
oliehoeveelheid te weten te komen, altijd
controleren met gebruik van de peilstok.
Voer de controle uit met het voertuig
geparkeerd op effen terrein.
ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO
Als het voertuig vooral onder de volgende
omstandigheden wordt gebruikt:
het trekken van aanhangers of
caravans;
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan
7-8 km) en bij buitentemperaturen onder
het vriespunt;
de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden bij lage
snelheden of als de auto lang niet wordt
gebruikt;
de volgende controles dienen vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven in
het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen voor op
conditie en slijtage controleren;
sloten van motorkap en achterklep op
aanwezigheid van vuil controleren,
mechanismen reinigen en smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat, brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen, balgen, bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen;
luchtfilter controleren en zo nodig
vervangen.
138
ONDERHOUD EN ZORG
Page 151 of 220
CARROSSERIE
TIPS VOOR HET BEHOUD VAN DE
CARROSSERIE
Lak6)49)
Werk beschadigingen van de laklaag,
zoals krassen en schuurplekken,
onmiddellijk bij om roestvorming te
voorkomen.
Het normale onderhoud van de lak
beperkt zich tot het wassen van de auto:
de frequentie is afhankelijk van het
gebruik van de auto en van de omgeving.
Zo is het bijvoorbeeld raadzaam de auto
vaker te wassen in gebieden met sterke
luchtverontreiniging of bij het rijden over
wegen met strooizout.
Bij sommige versies kan de auto op
aanvraag worden uitgerust met een
exclusieve matte lak die, om intact te
blijven, speciale zorg vereist: zie hetgeen
beschreven in de waarschuwing.
50)
Volg onderstaande aanwijzingen om het
voertuig correct te wassen:
verwijder de antenne van het dak
wanneer het voertuig gewassen wordt;
als voor het wassen van de auto
hogedrukreinigers worden gebruikt, houd
dan een afstand van minimaal 40 cm t.o.v.
de carrosserie aan om beschadiging of
aantasting te voorkomen. Onthoud dat
stagnerend water op lange termijn de
auto kan beschadigen.
maak de carrosserie eerst nat met een
waterstraal onder lage druk;
was de carrosserie met een zachte
spons met een lichte zeepoplossing en
spoel de spons regelmatig uit;
spoel goed af met schoon water en
droog met een luchtstraal of een
zeemleren lap.
Droog de minder zichtbare delen (bijv.
randen van portieren, motorkap,
koplampranden) zorgvuldig, aangezien in
deze zones water makkelijker kan
stagneren. Was de auto nooit als hij in de
zon heeft gestaan of als de motorkap nog
warm is: de glans van de lak kan afnemen.
De kunststof carrosseriedelen moeten
op dezelfde wijze als de rest van het
voertuig gewassen worden.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Parkeer de auto zo min mogelijk onder
bomen; de hars die uit de bomen druppelt,
maakt de lak mat en vergroot de kans op
roestvorming.
Vogelpoep moet zo snel en zo goed
mogelijk verwijderd worden, omdat hierin
bijzonder agressieve zuren aanwezig zijn.
Ruiten
Gebruik specifieke schoonmaakmiddelen
en schone, zachte doeken om krassen en
beschadigingen te voorkomen.
BELANGRIJK Veeg het binnenoppervlak
van de achterruit voorzichtig met eendoek af, en volg hierbij de richting van de
elektrische weerstandsdraden om de
achterruitverwarming niet te
beschadigen.
Koplampen
Gebruik een zachte, vochtige doek die in
water met een specifiek autowasmiddel
is gedrenkt.
BELANGRIJK Gebruik nooit aromatische
stoffen (bijv. benzine) of ketonen (bijv.
aceton) om de kunststof lampenglazen
van de koplampen te reinigen.
BELANGRIJK Als de auto met een
hogedrukreiniger wordt gewassen, moet
de straal op minstens 20 cm van de
koplampen worden gehouden.
Motorruimte
Spuit de motorruimte na het
winterseizoen zorgvuldig uit: hierbij mag
de waterstraal niet rechtstreeks op de
elektronische regeleenheden of op de
motoren van de ruitenwissers worden
gericht. Laat deze werkzaamheden
uitvoeren door een gespecialiseerd
bedrijf.
BELANGRIJK Voor het uitspuiten van de
motorruimte moet de contactsleutel in
de stand STOP staan en de motor koud
zijn. Controleer na het reinigen of de
verschillende beschermingen (bijv.
149