BMW I3 2017 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 141 of 253

Achteruitrijcamera
Principe De achteruitrijcamera helpt bij het achterj
waarts inparkeren en manoeuvreren. Hiertoe
wordt het gebied achter de auto op het Control Display weergegeven.
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssituaj
tie juist in te schatten. Er bestaat gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de verkeerssituatie aanj
passen. Verkeerssituatie en gebied rond de
auto door goed kijken extra controleren en in
de betreffende situatie actief ingrijpen.'

Page 142 of 253

WeergaveviaiDrivewisselen
Bij geactiveerd PDC:
"Achteruitrijcamera"
Het beeld van de achteruitrijcamera wordt
weergegeven.
WeergaveophetControlDisplay
Voorwaardenvooreencorrecte
werking
'yAchteruitrijcamera is ingeschakeld.'yAchterklep is volledig gesloten.'yHet detectiegebied van de camera vrijhouj
den. Uitstekende bagage of dragersystej
men en aanhangwagens, die niet op een aanhangwagencontactdoos aangeslotenzijn, kunnen tot storingen leiden.
Assistentiefunctiesactiveren
Er kunnen meerdere assistentiefuncties tegej lijkertijd actief zijn.
'yParkeerhulplijnen
"Parkeerhulplijnen"
Rijstrook- en draaicirkellijnen worden
weergegeven.
'yObstakelmarkering
"Obstakelmarkering"
Bij overeenkomstige uitvoering worden ruimtelijk gevormde markeringen weergej
geven.
Manoeuvreerlijnen
Manoeuvreerlijnen kunnen in het beeld van de achteruitrijcamera worden geprojecteerd.
De manoeuvreerlijnen helpen u de benodigde ruimte bij het parkeren en manoeuvreren op
vlak wegdek in te schatten.
De manoeuvreerlijnen zijn afhankelijk van de actuele stuuruitslag en worden bij stuurwielbej
wegingen continu aangepast.
Bochtlijnen
De bochtlijnen kunnen alleen samen met maj
noeuvreerlijnen in het beeld van de achteruitrijj camera worden geprojecteerd.
De bochtlijnen geven het verloop van de
kleinst mogelijke draaicirkel op een vlak wegj
dek aan.
Vanaf een bepaalde stuurwieluitslag wordt alj leen een bochtlijn getoond.
Seite 142BedieningRijcomfort142
Online Edition for Part no. 01402978820 - II/17

Page 143 of 253

Obstakelmarkering
Obstakels achter de auto worden bij overeenjkomstige uitvoering geregistreerd door dePDC-sensoren en door de achteruitrijcamera.
Bij desbetreffende uitvoering kunnen obstakelj
markeringen in het beeld van de achteruitrijcaj
mera worden geprojecteerd.
Het kleurpatroon van de obstakelmarkeringen
komt overeen met de markeringen van de
PDC.
Inparkerenaandehandvan
manoeuvreer-enbochtlijnen
1.Auto zodanig opstellen, dat de bochtlijnen binnen de begrenzing van de parkeerplaats
vallen.2.Stuurwiel dusdanig draaien dat de rijspoorj
lijn de betreffende draaicirkellijn overdekt.
Instellingenvandeweergave
Helderheid
Bij ingeschakelde achteruitrijcamera:
1. Symbool selecteren.2.Controller draaien tot de gewenste instelj
ling is bereikt en controller indrukken.
Contrast
Bij ingeschakelde achteruitrijcamera:
1. Symbool selecteren.2.Controller draaien tot de gewenste instelj
ling is bereikt en controller indrukken.
Grenzenvanhetsysteem
Herkenningvanobjecten Zeer lage obstakels of hoger liggende, vooruitj
stekende objecten, bijvoorbeeld uitspringende muren, kunnen niet door het systeem worden
waargenomen.
Bij overeenkomstige uitvoering houden enkele assistentiefuncties ook rekening met PDC-gej
gevens.
Aanwijzingen in het hoofdstuk PDC in acht nej men.
De op het Control Display getoonde objecten kunnen in bepaalde omstandigheden dichterbijzijn dan het lijkt. Schat de afstand tot de objecjten daarom niet vanaf het display.
Seite 143RijcomfortBediening143
Online Edition for Part no. 01402978820 - II/17

Page 144 of 253

Parkeerassistent
Principe
Het systeem biedt ondersteuning bij zijdelings
inparkeren parallel aan de weg.
Algemeen
Bij het gebruik van de parkeerassistent wordt
onderscheid gemaakt tussen drie stappen:
'yInschakelen en activeren.'yHet zoeken naar een parkeerruimte.'yHet inparkeren.
Ultrasone sensoren meten de parkeerruimte
aan beide zijden van de auto op.
De parkeerassistent berekent de optimale inj parkeerlijn en neemt tijdens het parkeren de
besturing, het accelereren en het remmen over en wisselt zo nodig van versnelling. Gedurende
het parkeren de parkeerhulptoets ingedrukt
houden.
De status van het systeem en de noodzakelijke
handelingsaanwijzingen worden op het Control
Display weergegeven.
De parkeerassistent maakt gebruik van de senj
soren van de Park Distance Control, PDC.
Veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssituaj tie juist in te schatten. Wegens systeembeperjkingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verj
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 145 of 253

Voorwaardenvooreencorrecte
werking
Ultrasonesensoren
De correcte werking waarborgen:'ySensoren niet afdekken, bijvoorbeeld met stickers.'ySensoren schoon en vrij houden.
Voorhetopmetenvanparkeerruimten
'yRecht vooruitrijden tot circa 35 km/h.'yMaximale afstand tot de rij geparkeerdeauto's: 1,5 m.
Geschikteparkeerruimte
'yRuimte tussen twee objecten die telkens
minstens 1,5 m lang zijn.'yMinimumlengte van de ruimte: eigen voerj
tuiglengte plus circa 1,2 m.'yMinimumdiepte: circa 1,5 m.
Bijhetparkeren
'yPortieren en achterklep zijn gesloten.'yParkeerrem is vrijgezet.'yAutogordel is omgedaan.
Inschakelenenactiveren
Inschakelenmetdetoets Toets parkeerassistent indrukken.
LED brandt.
De actuele status van het zoeken naar een parj
keerruimte wordt op het Control Display weerj gegeven.
Parkeerassistent wordt automatisch geacj
tiveerd.
Inschakelenmetde
achteruitversnelling
Achteruitversnelling inschakelen.
De actuele status van het zoeken naar een parjkeerruimte wordt op het Control Display weerjgegeven.
Activeren:
"Parkeerassistent"
WeergaveophetControlDisplay
Systeemgeactiveerd/gedeactiveerd
Symj
boolBetekenis Grijs: systeem niet beschikbaar.
Wit: systeem beschikbaar, maar
niet geactiveerd. Systeem geactiveerd.
Zoekennaareenparkeerruimteen
statusvanhetsysteem
'yGekleurde symbolen, zie Pijlen, aan de zijj kant bij de autoweergave: Parkassistent is
geactiveerd en het zoeken naar een parj
keerruimte is actief.'yGeschikte parkeerruimten worden op het Control Display aan de rand van de weg
naast het autosymbool weergegeven. Bij actieve parkeerassistent worden de gej
schikte parkeerruimten gekleurd geaccenj
tueerd.'yParkeerprocedure actief.
Besturing is overgenomen.Seite 145RijcomfortBediening145
Online Edition for Part no. 01402978820 - II/17

Page 146 of 253

'yZoeken naar parkeerruimten is bij langjzaam recht vooruitrijden altijd actief, ook bijgedeactiveerd systeem. Bij gedeactiveerd
systeem worden de weergaven op het
Control Display grijs weergegeven.
Inparkerenmetdeparkeerassistent
Inparkeren
1. Parkeerhulptoets indrukken of achj
teruitversnelling inschakelen om de parj
keerassistent in te schakelen, zie paj gina 145. Parkeerassistent eventueel
activeren.
Parkeerassistent is geactiveerd.
2.Met een snelheid tot circa 35 km/h en een
afstand van maximaal 1,5 m langs de rij gej parkeerde voertuigen rijden.
De status van het zoeken naar een parj
keerruimte en mogelijke parkeerruimtes
worden op het Control Display weergegej ven, zie pagina 145.3.Aanwijzingen op het Control Display opvolj
gen.
Gedurende het parkeren de parkeerhulpj toets ingedrukt houden. Als de auto is gejparkeerd, wordt versnelling in keuzehenjdelstand P gezet.
De voltooiing van de parkeerprocedure wordt op het Control Display weergegej
ven.4.De parkeerstand eventueel zelf aanpassen.
Handmatigafbreken
De parkeerassistent kan op elk gewenst mojment worden afgebroken:
'yToets parkeerassistent indrukken.'y "Parkeerassistent" Symbool op het
Control Display selecteren.Automatischafbreken
De werking van systeem wordt in de volgende
situaties automatisch afgebroken:'yBij vasthouden van het stuur of als er zelf
gestuurd wordt.'yEventueel bij besneeuwde of gladde wej
gen.'yZo nodig bij moeilijk te overkomen obstaj
kels, bijvoorbeeld stoepranden.'yBij plotseling verschijnende obstakels.'yAls de Park Distance Control PDC te gej
ringe afstanden weergeeft.'yBij overschrijden van een maximaal aantal
inparkeerpogingen of de inparkeerduur.'yBij het omschakelen naar andere functies
op het Control Display.'yBij het loslaten van de parkeerhulptoets.'yBij geopende achterklep.'yBij geopende portieren.'yBij het vastzetten van de parkeerrem.'yBij het accelereren.'yBij het remmen.'yBij het afdoen van de veiligheidsgordel.
Er wordt een Check-Control-melding weergej
geven.
Voortzetten Een afgebroken parkeerprocedure kan eventuj
eel worden voortgezet.
Daartoe de parkeerassistent opnieuw activej
ren, zie pagina 145, en de aanwijzingen op het
Control Display opvolgen.
Uitschakelen
Het systeem kan als volgt worden uitgeschaj
keld:
'yToets parkeerassistent indrukken.Seite 146BedieningRijcomfort146
Online Edition for Part no. 01402978820 - II/17

Page 147 of 253

Grenzenvanhetsysteem
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem kan in verband met de sysj
teemgrenzen onjuist of niet reageren. Er bej
staat kans op een ongeval of schade. De aanj
wijzingen over de grenzen van het systeem in
acht nemen en eventueel actief ingrijpen.'

Page 148 of 253

KlimaatregelingUitrustingvandeautoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, landsj
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er worden daarom ook uitrustingen beschrevendie in een auto, bijvoorbeeld vanwege de
landspecifieke of gekozen speciale uitrusting
niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligj heidsrelevante functies en systemen. Bij gej
bruik van deze functies en systemen moeten
de geldende wetten en voorschriften worden
nageleefd.Luchtkwaliteitinhet
interieur
De luchtkwaliteit in de auto wordt verbeterd
door een emissiegecontroleerd interieur, mij
crofilter en klimaatsysteem voor regeling van
de temperatuur, luchthoeveelheid en luchtrej
circulatiefunctie.
Daar bovenop komen afhankelijk van de uitj
voering functies, zoals micro-/actief koolfilter,
airconditioning met automatische luchtcirculaj
tiefunctie (AUC) en standventilatie.
Aircosysteem
1Stoelverwarming, links\_ 562Koelfunctie3Temperatuur4Luchtverdeling, ruiten5Luchtverdeling, ter hoogte van het bovenlij
chaam6Luchtverdeling, beenruimte7IJs en wasem verwijderen8AchterruitverwarmingSeite 148BedieningKlimaatregeling148
Online Edition for Part no. 01402978820 - II/17

Page 149 of 253

9Luchtrecirculatiefunctie10Stoelverwarming, rechts\_5611LuchthoeveelheidAircofunctiesindetail
Systeemin-/uitschakelen Inschakelen
Willekeurige toets indrukken, met volgende uitzonderingen:'yAchterruitverwarming.'yStoelverwarming.
Uitschakelen
Toets links ingedrukt houden, tot hetsysteem wordt uitgeschakeld.
Temperatuur Principe
Het systeem verwarmt of koelt afhankelijk van
de ingestelde temperatuur.
Instellen Aan de draaiknop draaien om de
gewenste temperatuur in te
stellen.
Om het energieverbruik te verj
minderen, wordt het koel- of
verwarmingsvermogen, afhankelijk van de
ECO-PRO modus, zie pagina 177, gereduj
ceerd of gedeactiveerd.
Koelfunctie Principe
De lucht in het interieur wordt gekoeld, gej
droogd en afhankelijk van de temperatuurinj stelling weer verwarmd.
De koeling van het interieur via de A/C-toets is
alleen mogelijk bij ingeschakelde rijden-stand-
by.
In-/uitschakelen Toets indrukken.
De airconditioningsfunctie wordt in- of
uitgeschakeld.
Na het activeren van de rijden-stand-by kunj nen afhankelijk van de weersomstandigheden
de voor- en zijruiten korte tijd beslaan.
In het aircosysteem ontstaat condenswater, zie
pagina 173, dat onder de auto wegloopt.
Luchtrecirculatiefunctie Principe
Bij sterk verontreinigde buitenlucht kunt u de
toevoer van buitenlucht tijdelijk afsluiten. De lucht in het interieur wordt dan gerecirculeerd.
Bediening Toets herhaald indrukken, om eenfunctie op te roepen:'yLED uit: buitenlucht stroomt continu naarbinnen.'yLED aan, luchtrecirculatiefunctie: de toej
voer van buitenlucht is permanent afgesloj ten.
De luchtrecirculatiefunctie schakelt afhankelijkvan de omgevingsomstandigheden na enigetijd automatisch uit, om beslaan van de ruiten
te voorkomen.
Bij continu ingeschakelde luchtrecirculatie verj
slechtert de luchtkwaliteit in de auto en bej
slaan de ruiten steeds meer.
Seite 149KlimaatregelingBediening149
Online Edition for Part no. 01402978820 - II/17

Page 150 of 253

Schakel bij beslagen ruiten de luchtrecirculaj
tiefunctie uit en verhoog eventueel de luchtj toevoer.
Luchthoeveelheidhandmatigregelen
Principe
De luchthoeveelheid voor de klimaatregeling kan handmatig ingesteld worden.
Bediening Linker- of rechterzijde van de toets injdrukken: luchthoeveelheid verkleinen
of vergroten.
De intensiteit wordt weergegeven door de
LED's. Hoogste stand bij vijf brandende LED's.
De luchthoeveelheid van het aircosysteemwordt eventueel tot aan het uitschakelen gerej
duceerd om de accu te ontzien.
Luchtverdelinghandmatigregelen Principe
De luchtverdeling voor de klimaatregeling kan
handmatig ingesteld worden.
Bediening
Druk op de toets om een programma te kiezen:'yRuiten.'yTer hoogte van het bovenlichaam.'yBeenruimte.
Programma's kunnen naar wens worden gej combineerd.
Ruitenontdooienenontwasemen Principe
IJs en condens verdwijnen snel van de voorruit
en voorste zijruiten.
In-/uitschakelen Toets indrukken.
LED brandt bij ingeschakeld systeem.
Luchthoeveelheid kan bij een actief proj
gramma worden aangepast.
Bij beslagen ruiten ook de koelfunctie inschaj
kelen om het vocht uit de lucht te halen.
Achterruitverwarming Toets indrukken. LED brandt.
Achterruitverwarming wordt na enige
tijd automatisch uitgeschakeld.
Microfilter
Het microfilter filtert stof en pollen uit de toej gevoerde buitenlucht en luchtrecirculatiefuncj
tie.
Deze filters bij het onderhoud, zie pagina 216,
van de auto laten vervangen.
Seite 150BedieningKlimaatregeling150
Online Edition for Part no. 01402978820 - II/17

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 ... 260 next >