BMW M2 2018 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 141 of 286

Parkeerlicht
Principe De stadslichten kunnen aan één zijde als parj
keerlicht worden ingeschakeld.
Inschakelen
Bij uitgeschakelde standby-modus van de radiode hendel door het drukpunt naar boven of naarbeneden drukken.
Uitschakelen De hendel terug in de basisstand drukken.
Begroetings-enthuiskomverlichting
Begroetingsverlichting
Algemeen
Afhankelijk van de uitvoering worden sommige verlichtingsfuncties bij het ontgrendelen van deauto eventueel afhankelijk van de omgevingsjlichtsterkte kort ingeschakeld.
Inschakelen/uitschakelen
Schakelaarstand:
,
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Buitenverlichting"5."Begroetingsverlichting"
De instelling wordt opgeslagen voor het momenj
teel gebruikte bestuurdersprofiel.
Thuiskomverlichting
Algemeen
Het dimlicht brandt nog een bepaalde tijd, als bij uitgeschakelde standby-modus van de radio het
grootlicht wordt geactiveerd.
Duurinstellen
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Buitenverlichting"5."Thuiskomverl."6.Duur instellen.
De instelling wordt opgeslagen voor het momenj
teel gebruikte bestuurdersprofiel.
Automatischeverlichtingsregeling
Principe Het dimlicht wordt afhankelijk van de omgevingsj
lichtsterkte automatisch in- of uitgeschakeld, bijj voorbeeld in een tunnel, bij schemering of neerjslag.
Algemeen
Een blauwe hemel met laagstaande zon kan tot inschakelen van de verlichting leiden.
Bij tunneluitritten overdag wordt het dimlicht niet direct, maar pas na circa 2 min uitgeschakeld.
Dimlicht blijft altijd ingeschakeld, zolang het misj
tlicht ingeschakeld is.
Seite 141VerlichtingBEDIENING141
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 142 of 286

Activeren
Schakelaarstand:

Het controlelampje in het instrumentenpaneel brandt bij ingeschakeld dimlicht.
Grenzenvanhetsysteem Het inschatten van de verlichting valt, ondanksde automatische verlichtingsregeling, onder de
verantwoording van de bestuurder.
De sensoren kunnen bijvoorbeeld mist of nevelig weer niet herkennen. In dergelijke situaties moet
de verlichting handmatig worden ingeschakeld
om veiligheidsrisico's te voorkomen.
Dagrijlicht
Algemeen
Schakelaarstand:
,
Het dagrijlicht brandt bij ingeschakeld contact.
Inschakelen/uitschakelen
In sommige landen is dagrijlicht verplicht, daarom kan dit licht mogelijk niet uitgezet worden.
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Buitenverlichting"5.Gewenste instelling selecteren.
De instelling wordt voor het momenteel gej bruikte profiel opgeslagen.
Adaptieveverlichtingsfuncties
Principe Adaptive verlichtingsfuncties zorgen voor een
dynamische verlichting van de weg.
Algemeen
Afhankelijk van de uitvoering bestaan de adapj tieve verlichtingsfuncties uit één of meerdere systemen:'xAdaptieve bochtverlichting, zie pagina 142.'xVariabele lichtverdeling, zie pagina 142.
Activeren
Schakelaarstand:

De adaptieve verlichtingsfuncties zijn actief als de motor draait.
Adaptievebochtverlichting Afhankelijk van de stuuruitslag en van andere pajrameters volgt het koplamplicht het verloop van
de weg.
Om het tegemoetkomend verkeer niet te verblinj den, draait de adaptieve bochtverlichting bij stilj
stand niet naar de tegemoetkomende baan.
Variabelelichtverdeling
Principe De variabele lichtverdeling maakt een nog betere
verlichting van de weg mogelijk.
Algemeen
De lichtverdeling wordt automatisch aan de snelj
heid aangepast.
Stadslicht
Het verlichtingsbereik van het dimlicht wordt uitj
gebreid aan de zijkanten.
Snelwegverlichting De reikwijdte van het dimlicht wordt vergroot.
Seite 142BEDIENINGVerlichting142
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 143 of 286

Adaptievekoplampverstelling
De adaptieve koplampverstelling compenseertacceleraties en afremmen, om het tegemoetkoj
mend verkeer niet te verblinden en te zorgen voor een optimale verlichting van de weg.
Grootlichtassistent
Principe De grootlichtassistent herkent vroegtijdig andereverkeersdeelnemers en schakelt afhankelijk van
de verkeerssituatie het grootlicht automatisch in of uit.
Algemeen
De grootlichtassistent zorgt ervoor dat het grootj
licht wordt ingeschakeld als de verkeerssituatie
dit toelaat. Bij lage snelheden wordt het grootj licht door het systeem niet ingeschakeld.
Het systeem reageert op de verlichting van tej
genliggers en voorliggers alsook op de omgej vingsverlichting, bijvoorbeeld in de bebouwde
kom.
Het grootlicht kan altijd manueel worden in- en
uitgeschakeld.
Inschakelen/uitschakelen
Schakelaarstand afhankelijk van de uitrusting:
,
Toets op de richtingaanwijzerschakelaar indrukj ken.
Bij ingeschakeld dimlicht brandt het conjtrolelampje in het instrumentenpaneel.
De verandering tussen dimlicht en grootlicht
wordt automatisch uitgevoerd.
Het blauwe controlelampje in het instruj
mentenpaneel brandt, als het grootlicht
door het systeem wordt ingeschakeld.
Bij het handmatig in- en uitschakelen van het
grootlicht, zie pagina 114, wordt de grootlichtasj
sistent gedeactiveerd.
Om de grootlichtassistent opnieuw te activeren,
de toets op de richtingaanwijzerschakelaar inj
drukken.
Grenzenvanhetsysteem
De grootlichtassistent kan de persoonlijke beslisj
sing over het gebruik van het grootlicht niet verj
vangen. In situaties waarin dit nodig is daarom
handmatig het grootlicht uitschakelen.
In de volgende situaties werkt het systeem niet
of slechts beperkt en kan een persoonlijke hanj
deling nodig zijn:'xBij extreem ongunstige weersomstandighej den zoals dichte mist of hevige neerslag.'xBij de waarneming van verkeersdeelnemers
met slechte eigen verlichting, zoals voetganj
gers, fietsers, ruiters, karren, bij trein- of
scheepsverkeer nabij de weg en bij wildoverj steekplaatsen.'xIn scherpe bochten, op steile hellingen, bijkruisend verkeer of half verdekt tegemoetkojmend verkeer op de snelweg.'xIn slecht verlichte dorpen en bij sterk reflectejrende borden.'xAls de voorruit in het gebied voor de binnenjspiegel beslagen, verontreinigd of door sticj
kers, vignetten enz. bedekt is.Seite 143VerlichtingBEDIENING143
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 144 of 286

Mistlamp
MistachterlichtVoorwaardenvooreencorrecte
werking
V

Page 145 of 286

Interieurverlichtingin-/
uitschakelen
Toets indrukken.
Permanent uitschakelen: toets circa 3 seconden
ingedrukt houden.
Leeslampjesin-/uitschakelen Toets indrukken.
Afhankelijk van de uitrusting bevinden de leesj
lampjes zich voor- en achterin naast de interieurj verlichting.
Sfeerverlichting Algemeen
Afhankelijk van de uitvoering kan de verlichting in het interieur voor enkele lampen worden ingej
steld.
Kleurschemaselecteren
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Interieurverlichting"5."Ambianceverlichting"6.Gewenste instelling selecteren.
Helderheidinstellen Afhankelijk van de uitvoering kan de helderheid
van de sfeerverlichting via de gekartelde knop voor de instrumentenverlichting of op het Control
Display worden ingesteld.
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Interieurverlichting"5."Helderheid"6.Helderheid instellen.Seite 145VerlichtingBEDIENING145
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 146 of 286

VeiligheidUitrustingvandeauto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, landspejcifieke en speciale uitrustingen beschreven die inde modelserie aangeboden worden. Er worden
daarom ook uitrustingen beschreven die in een
auto, bijvoorbeeld vanwege de landspecifieke of
gekozen speciale uitrusting niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsrelevante functies
en systemen. Bij gebruik van deze functies en systemen moeten de geldende wetten en voorj
schriften worden nageleefd.
Airbags
1Frontairbag, bestuurder2Frontairbag, passagier3Hoofdairbag4Zij-airbagVoor-airbags
De voor-airbags beschermen de bestuurder en
de passagier bij een frontale aanrijding waarbij de beschermende werking van de veiligheidsgorj
dels alleen niet meer voldoende is.;ij-airbag
De zij-airbag vangt bij een zijdelingse botsing het
lichaam op in de zijdelingse borst- en bekkenj zone.
Hoofdairbag De hoofdairbag vangt bij een zijdelingse botsing
het hoofd op.Seite 146BEDIENINGVeiligheid146
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 147 of 286

BeschermendewerkingDe airbags worden niet bij elke botsing ingeschaj
keld, bijv. niet bij minder ernstige aanrijdingen of aanrijdingen van achteren.
Aanwijzingenvooreenoptimale
beschermendewerkingvande
airbags
WAARSCHUWING
Bij een verkeerde zitpositie of als het activej
ringsgebied van de airbag wordt belemmerd,
kan het airbagsysteem niet zoals bedoeld bej
schermen en kan het activeren extra letsel verj oorzaken. Er bestaat kans op letsel of levensj
gevaar. De aanwijzingen voor een optimale
beschermende werking van het airbagsysteem in acht nemen.
'xAfstand tot de airbags houden.'xStuurwiel altijd aan de stuurwielrand vasthouj
den. Handen in de 3-uur- en 9-uur-stand, om
het risico van verwonding van handen of arj men bij het activeren van de airbag zo klein
mogelijk te houden.'xErop letten dat inzittenden het hoofd van de
zij-airbag verwijderd houden.'xErop letten dat de voorpassagier correct zit, d.w.z. de voeten of benen in de beenruimte
en niet tegen het dashboard.'xTussen airbags en personen mogen zich
geen andere personen, dieren of voorwerpen bevinden.'xDashboard en voorruit aan passagierszijde
vrijhouden, d.w.z. niet met folie of bekledinj
gen afdekken en geen houders voor bijvoorj
beeld navigatiesysteem of mobiele telefoon aanbrengen.'xDe afdekkingen van de airbags niet beplakjken, bekleden of op een andere manier wijzij
gen.'xAfdekking van de frontairbag aan passagiersj
zijde niet als opbergvak gebruiken.'xGeen hoezen, kussens of andere voorwerpen
op de voorstoelen aanbrengen die niet specij aal voor stoelen met ge

Page 148 of 286

fabrikant of een andere gekwalificeerde Service
Partner of specialist laten uitvoeren.
Correctewerking Bij het inschakelen van het contact gaat
het waarschuwingslampje op het instruj
mentenpaneel kort branden; op die wijze
wordt weergegeven dat het volledige airbagsysj
teem en de gordelspanners bedrijfsklaar zijn.
Storinginairbagsysteem'xWaarschuwingslampje gaat niet branden bijhet inschakelen van de ontsteking.'xWaarschuwingslampje brandt permanent.
Sleutelschakelaarvoor
passagiersairbag
Algemeen
Front- en zij-airbag voor de passagier kunnen
met de ge

Page 149 of 286

Controlelampjepassagiersairbags
Het controlelampje van de passagiersairbag
geeft de status van de passagiersairbags aan.
Na het inschakelen van het contact gaat het lampje kort branden, daarna geeft het aan of de
airbags geactiveerd of gedeactiveerd zijn.
'xBij gedeactiveerde passaj
giersairbags brandt het conj
trolelampje voortdurend.'xBij geactiveerde passagiersairj
bags brandt het controlej
lampje niet.
Actieve
voetgangersbescherming
Principe Met de actieve voetgangersbescherming gaat bij
een botsing aan de voorkant van de auto met
een voetganger de motorkap omhoog. Ter herj
kenning worden de sensoren onder de bumper
gebruikt. Daardoor wordt aanvullende vervorj
mingsruimte onder de motorkap voor de aansluij
tende frontale botsing beschikbaar.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Contact met afzonderlijke onderdelen van de
scharnieren en motorkapsloten kan het ongej wenst in werking treden van het systeem tot
gevolg hebben. Er bestaat kans op letsel of schade. Afzonderlijke onderdelen van de scharj
nieren en motorkapsloten niet aanraken.
WAARSCHUWING
Veranderingen aan de voetgangersbescherj
ming kunnen het uitvallen, een storing of het ongewenst in werking treden van de voetganj
gersbescherming tot gevolg hebben. Er bej staat kans op letsel of levensgevaar. Aan devoetgangersbescherming en de afzonderlijkecomponenten en de bedrading geen wijziginj
gen uitvoeren. Het systeem niet demonteren.
WAARSCHUWING
Ondeskundig uitgevoerde werkzaamheden
kunnen het uitvallen, een storing of het ongej wenst in werking treden van het systeem tot
gevolg hebben. Bij een storing zou het systeem
bij een ongeval, ondanks een overeenkomstige
botsingskracht, niet zoals bedoeld geactiveerd
kunnen worden. Er bestaat kans op letsel of lej
vensgevaar. Controle, reparatie of demontage
en vernietiging van het airbagsysteem door een
Service Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specialist laj ten uitvoeren.
WAARSCHUWING
Na activering of beschadiging is de functionalij
teit van het systeem beperkt of niet meer aanj
wezig. Er bestaat kans op letsel of levensgej
vaar.
Seite 149VeiligheidBEDIENING149
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page 150 of 286

Na activering of bij beschadiging het systeem
bij een Service Partner van de fabrikant of een andere gekwalificeerde Service Partner of spej
cialist laten controleren en vervangen.
OPMERKING
Door het openen van de motorkap bij geactij
veerde voetgangersbescherming kunnen bej schadigingen aan de motorkap of de voetganjgersbescherming optreden. Er bestaat gevaarvoor schade. De motorkap na de weergave vande Check Control melding niet openen. Door
een Service Partner van de fabrikant of een anj
dere gekwalificeerde Service Partner of speciaj list laten controleren.
Grenzenvanhetsysteem
Het actieve voetgangersbeveiligingssysteem
wordt alleen bij snelheden tussen circa 20 km/h
en 55 km/h geactiveerd.
Uit veiligheidsoverwegingen kan het systeem in
zeldzame gevallen ook worden geactiveerd wanj neer een botsing met een voetganger niet duidej
lijk kan worden uitgesloten, bijv.:
'xBij een botsing met een ton of een grensj paaltje.'xBij een botsing met dieren.'xBij steenslag.'xBij het rijden in opwaaiende sneeuw.
Storing
Er wordt een Check-Control-melding
weergegeven.
Het systeem is geactiveerd of wordt gej
stoord.
Het systeem door een Service Partner van de faj brikant of een andere gekwalificeerde Service
Partner of specialist laten controleren.
Bandenspanningscontrole
RDC
Principe Het systeem bewaakt de bandenspanning in de
vier gemonteerde banden. Het systeem waarj schuwt wanneer in een of meer banden de banjdenspanning duidelijk lager is geworden.
Algemeen
Sensoren in de ventielen van de banden meten
de spanning en afhankelijk van het model ook de
temperatuur van de banden.
Voor de bediening van het systeem ook de verj
dere gegevens en aanwijzingen onder Bandenj spanning, zie pagina 222, in acht nemen.
Voorwaardenvooreencorrecte
werking
Voor het systeem moet aan de volgende voorj
waarden zijn voldaan, anders kan er geen bej
trouwbare melding van een spanningsverliesworden gegarandeerd:
'xNa het verwisselen van een band of wiel is er
bij correcte bandenspanning een reset uitgej
voerd.'xNa een aanpassing van de bandenspanning op een nieuwe waarde is er een reset uitgejvoerd.'xWielen met RDC-elektronica.
Statusweergave
Actuelestatus
De status van het systeem kan op het Control
Display worden weergegeven, bijv. of het sysj
teem actief is.
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Autostatus"3. "Bandenspanningscontrole"Seite 150BEDIENINGVeiligheid150
Online Edition for Part no. 01402662570 - II/18

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 ... 290 next >