BMW MOTORRAD K 1200 R 2004 Handleiding (in Dutch)
Page 61 of 168
459Rijden
Fase 4 (alleen bij DWA
SU)
Accuwaarschuwing
"DWA" verschijnt, wanneer
de accu’s van de diefstalbeveili-
gingsinstallatie
SU niet meer
voldoende spanning leveren.
Indien één van de waar-
schuwingslampen of
symbolen niet kan worden
getoond, kan ook een storing
in het betreffende systeem niet
worden weergegeven.
Let op of alle lampen en sym-
bolen worden weergegeven. cIn geval één van de lampen of
symbolen niet wordt getoond:
• De storing zo snel mogelijk
door een specialist, bij
voorkeur een
BMW motorfietsdealer,
laten verhelpen.
Na het beëindigen van de Pre-
Ride-Check worden de actu-
ele waarden getoond.
Bij het starten van de mo-
tor tijdens de pre-ride
check wordt de pre-ride check
afgebroken. c
Bij BMW Integral ABS wordt
bovendien de ABS-zelfdia-
gnose uitgevoerd.
ABS
SU
-zelfdiagnose
De correcte werking van het
BMW Integral ABS wordt door
de zelfdiagnose en de weg-
rijtest (
b
63) gecontroleerd.
De zelfdiagnose vindt automa-
tisch plaats na het aanzetten
van het contact.
Voorwaarde voor de uitvoering
van de zelfdiagnose is dat de
remmen niet worden bediend.
Tot de zelfdiagnose is beëin-
digd, is alleen de restrem-
functie
(b
76) beschikbaar.
Page 62 of 168
Rijden460
• Remmen loslaten.
• Contact aanzetten.
Fase 1De waarschuwingslamp
algemeen brandt.
Waarschuwingslamp
ABS knippert 4x per
seconde.
De zelfdiagnose wordt
uitgevoerd.
Fase 2 Waarschuwingslamp
ABS knippert 1x per
seconde.
Zelfdiagnose beëindigd.
De waarschuwingslamp dooft
na beëindiging van de weg-
rijtest (
b
63). Als het contact wordt in-
geschakeld met bediend
remhendel of -pedaal en als
vervolgens de motor wordt ge-
start en direct wordt weggere-
den, bevindt het BMW Integral
ABS zich nog in de restrem-
functie (
b
76). De zelfdiagno-
se wordt uitgevoerd, zodra
remhendel en -pedaal onbe-
diend zijn. In de tussenliggen-
de tijd zijn noch de ABS-
functie, noch de remkracht-
ondersteuning beschikbaar.
Wacht met het starten van de
motor tot de ABS-zelfdiagno-
se is uitgevoerd. c
Starten op hellingen:
Het contact met inge-
schakelde versnelling, losge-
laten koppelingshendel en los-
gelaten remhendel/rempedaal
aanzetten. Vervolgens de remmen bedienen, de koppe-
lingshendel bedienen en de
motor starten.
c
ZijstandaardBij een uitgeklapte zijstan-
daard en een ingeschakelde
versnelling kan de motor niet
worden gestart.
Werd de motor in de vrijstand
gestart en wordt vervolgens bij
uitgeklapte zijstandaard een
versnelling ingeschakeld, dan
slaat de motor af.VersnellingsbakDe motor kan in de vrijstand of
met ingeschakelde versnelling
met bediende koppeling wor-
den gestart. De koppeling pas
bedienen nadat het contact is
ingeschakeld.
Page 63 of 168
461Rijden
In de neutraalstand brandt de
controlelamp neutraal groen
en de versnellingsindicatie
geeft 0 weer.Starten
Verdraai bij het starten de
gashendel niet. Bij tem-
peraturen van minder dan
0 °C, na het aanzetten van het
contact de koppeling
bedienen. c
Contact aanzetten.
1 bedienen.
» De motor slaat aan.
De waarschuwings- en infor-
matiemeldingen in acht
nemen (
b
20).
Bij een onvoldoende
accuspanning wordt de
startprocedure automatisch
afgebroken.
Vóór verdere startpogingen de
accu opladen (b
116) of start-
hulp laten geven (b
114). c
Hoge motortoerentallen
bij koude motor leiden tot
verhoogde motorslijtage.
Hoge motortoerentallen bij
koude motor vermijden. c
Als de motor niet aan-
slaat, kan de volgende
storingstabel uitkomst
bieden. c
Page 64 of 168
Rijden462
StoringstabelStoring: Motor slaat niet of slecht aan.
OorzaakRemedie Zie pag.Noodstopschakelaar bediend Noodstopschakelaar in bedrijfsstand (
b
57)
Zijstandaard uitgeklapt,
versnelling ingeschakeld De zijstandaard geheel inklappen (
b
69)
Versnelling ingeschakeld,
koppeling niet bediend Versnellingsbak in neutraal schakelen of
koppeling bedienen (
b
60)
Koppeling bediend,
contact afgezet Eerst het contact inschakelen en dan de
koppeling bedienen (
b
57)
Benzinetank leeg Benzine tanken (
b
73)
Accu niet voldoende geladen Accu opladen (
b
116)
Page 65 of 168
463Rijden
RijdenABS-wegrijtest
Waarschuwingslamp
ABS knippert 1x per
seconde.
Bij het wegrijden controleert
het BMW Integral ABS de
ABS-sensoren. Vervolgens
dooft de waarschuwingslamp
ABS en is het BMW Integral
ABS actief.
Inrijden• Tijdens de inrijperiode veel- vuldig met wisselende bela-
sting en toerentallen rijden.
• Kies indien mogelijk boch- tige en licht geacciden-
teerde wegen, bij voorkeur
geen autosnelwegen.
Het overschrijden van de
inrijtoerentallen verhoogt
de motorslijtage.
De hieronder vermelde richt-
waarden aanhouden. cTot 1.000 km:
• Toerental max. 7.000 min
–1.
• Niet vol accelereren.
• Bij volle belasting lage toerentallen vermijden.
• Na 500 tot 1.200 km beslist de eerste inspectie laten
uitvoeren.
Page 66 of 168
Rijden464
RemblokkenNieuwe remblokken moeten
"inlopen" en leveren dan ook
tijdens de eerste 500 km nog
niet de optimale remvertra-
ging. De verminderde
remwerking kan worden
gecompenseerd door de rem-
men krachtiger te bedienen. Nieuwe remblokken kun-
nen de remweg aanzien-
lijk verlengen.
Anticiperend en voorzichtig
remmen, indien mogelijk sterk
afremmen vermijden. c
BandenNieuwe banden hebben een
glad oppervlak. Zij moeten dan
ook met een beheerste rijstijl
door het inrijden met wisse-
lende overhellingshoeken
worden ingereden. Pas na het
inrijden is de volle grip van het
loopvlak bereikt.
Nieuwe banden leveren
nog geen optimale grip,
bij extreem schuin rijden be-
staat gevaar voor ongevallen.
Extreem schuin rijden
vermijden. c
SchakelenMotortoerentalAlleen bij bedrijfswarme motor
het volledige toerengebied
gebruiken. Als de naald van de
toerenteller in het rode vlak
staat wordt ter bescherming
van de motor de gasklephoek
begrensd. De toerental-
begrenzer begint bij
11.000 min
-1 te werken.
Page 67 of 168
465Rijden
Schakelen
Schakelen zonder de
koppeling te bedienen
kan de versnellingsbak
beschadigen.
Alleen met bediende koppe-
ling schakelen. c
De versnellingsindicatie
op het multifunctioneel
display geeft de ingeschakel-
de versnelling aan. c
Page 68 of 168
Rijden466
Page 69 of 168
467Rijden
Motorfiets op de
zijstandaard plaatsen
Op een losse ondergrond
staat de motorfiets niet
veilig.
De standaard moet altijd op
een vlakke, horizontale en
vaste ondergrond rusten. c
Op de motorfiets zittend:
• Motor uitschakelen.
• Remhendel bedienen.
• De motorfiets recht zetten en in balans brengen.
• De zijstandaard met de lin-
kervoet tot aan de aanslag
opzij klappen (pijl).
• De motorfiets langzaam op de standaard laten zakken,
daarbij uw gewicht van de
motorfiets nemen en van de
motorfiets afstappen. • Stuur tot de aanslag geheel
naar links of rechts draaien.
• Controleren of de motorfiets stevig staat.
Staat de motorfiets op de
zijstandaard, dan is het
van de ondergrond afhankelijk,
naar welke kant het stuur het
beste kan worden gedraaid.
Op een vlakke, horizontale on-
dergrond staat de motorfiets
echter stabieler als het stuur
tegen de linker aanslag staat
in plaats van tegen de rechter
aanslag.
Op een vlakke, horizontale
ondergrond het stuur altijd
tegen de linker aanslag draai-
en om het stuurslot te vergren-
delen. c De zijstandaard is alleen
voor het gewicht van de
motorfiets geconstrueerd.
Bij een uitgeklapte zijstan-
daard niet op de motorfiets
plaatsnemen.c
De motorfiets op hellin-
gen in de richting "ber-
gopwaarts" neerzetten en de
1e versnelling inschakelen.c
Page 70 of 168
Rijden468