BMW X5 M 2017 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 161 of 302

Overzicht
Toetsindeauto
DSC uitschakeltoets
Controle-enwaarschuwingslampjes Controlelampje knippert: DSC regelt deaandrijf- en remkrachten.
Controlelampje brandt: DSC is uitgej
vallen.
MDynamicModeMDM
Principe M Dynamic Mode staat op droge rijbaan het rijj
den met hogere lengte- en dwarsversnelling
toe, echter met beperkte rijstabiliteit.
Pas in het absolute grensbereik grijpt het sysj
teem in door het reduceren van het motorverj
mogen en door stabiliserende remingrepen op
de wielen. In deze rijstoestand kunnen aanvulj
lende stuurcorrecties noodzakelijk zijn.
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Bij geactiveerde M Dynamic Mode worj
den stabiliserende ingrepen alleen in gereduj ceerde mate uitgevoerd. Er bestaat kans op
een ongeval of schade. Aanpassen aan de verj keerssituatie. Verkeerssituatie observeren enin de betreffende situaties actief ingrijpen. Bij
waarschuwingen het stuurwiel niet onnodig
heftig bewegen.'

Page 162 of 302

Controlelampjes gaan branden:
M Dynamic Mode is geactiveerd.
Controlelampje DSC knippert bijkoj
mend:
M Dynamic Mode regelt de aandrijf- en
remkrachten.
Controlelampjes gaan branden:
M Dynamic Mode of DSC is uitgevalj
len.
Dynamischestabiliteitscontrole
deactiveren:DSCOFF
Door DSC uit te schakelen wordt de rijstabilij
teit bij het accelereren en in bochten minder.
In verband met een optimale stabiliteit DSC zo
spoedig mogelijk weer inschakelen.
Dynamischestabiliteitscontrole
deactiveren
De toets zo lang indrukken, maar niet
langer dan circa 10 seconden, tot het
controlelampje voor DSC OFF in het instruj mentenpaneel gaat branden en DSC OFFwordt weergegeven.
DSC is uitgeschakeld.
Dynamischestabiliteitscontrole
activeren
Toets indrukken.
DSC OFF en controlelampje DSC OFF
doven.
OverMDrive
Op het Control Display:1."Mijn auto"2."M Drive 1" of "M Drive 2"3. Symbool selecteren.4."DSC OFF"
Om gewenst M Drive met de geselecteerde inj stellingen op te roepen, betreffende toets op
het stuurwiel indrukken:
'y'y
Een melding verschijnt in het instrumentenpaj
neel. Deze melding door opnieuw indrukken
van de toets bevestigen.
Controle-enwaarschuwingslampjes
Bij gedeactiveerde DSC wordt DSC OFF weerj
gegeven op het instrumentenpaneel.
Controlelampje brandt: DSC is gedeacj
tiveerd.
xDrive
xDrive is het vierwielaandrijvingssysteem van
uw auto. Door het samenwerken van xDrive en
DSC worden tractie en rijdynamiek verder verj beterd. Het vierwielaandrijvingssysteem xDrive
verdeelt de aandrijfkrachten afhankelijk van
rijsituatie en gesteldheid van de weg variabel
over voor- en achteras.
WeergaveophetControlDisplay
xDriveaanzichttonen
1."Mijn auto"2."Techniek beleven"3."xDrive-status" of "xDrive"
De volgende gegevens worden weergegeven:
'yMet navigatiesysteem: kompasweergave t.o.v. de rijrichting'yHellingshoek in langsrichting, met vermelj
ding van graden en procentenSeite 162BedieningRijstabiliteitsregelsystemen162
Online Edition for Part no. 01 40 2 976 179 - X/16

Page 163 of 302

'yHellingshoek in dwarsrichting, met vermeljding van graden'yGrafische weergave van stuuruitslag
Verdelingvanhetaandrijfkoppel
weergeven
1."Mijn auto"2."Techniek beleven"3."Koppelverdeling"
HillDescentControlHDC
Principe HDC is een bergafrijhulp die de snelheid opsteile hellingen automatisch regelt. Zonder dat
er geremd wordt, beweegt de auto zich iets
sneller dan stapvoets. Als actief wordt geremd,
verdeelt het systeem de kracht overeenkomj
stig de tractie.
Bij afdalingen worden rijstabiliteit en bestuurj
baarheid verbeterd.
HDC kan onder ca. 35 km/h worden geactij
veerd. Bij bergafwaarts rijden reduceert de
auto de snelheid en houdt deze constant.
Gebruik HDC alleen bij lage versnellingen of in
de keuzehendelstanden D of R.
Snelheidverhogenofverlagen Snelheidsregeling in het bereik van ca. 6 km/h
tot ca. 25 km/h kunt u met de tuimelschakelaar
van de snelheidsregeling op het stuurwiel inj
stellen. De snelheid van de auto kan door licht
gas geven worden gewijzigd.
'yTuimelschakelaar tot het drukpunt naar boven drukken: snelheid stapsgewijs verj
hogen.'yTuimelschakelaar tot door het drukpunt heen naar boven drukken: snelheid neemttoe zolang op de tuimelschakelaar wordtgedrukt.'yTuimelschakelaar tot het drukpunt naarbeneden drukken: snelheid stapsgewijs
verlagen.'yTuimelschakelaar tot door het drukpunt heen naar beneden drukken: snelheid
wordt bij het vooruitrijden tot ca. 10 km/h
verlaagd, bij het achteruitrijden tot ca.
6 km/h.
HDCactiveren
Toets indrukken, LED boven de toets
brandt.
HDCdeactiveren Toets opnieuw indrukken. De LED dooft.
Boven circa 60 km/h wordt HDC automaj
tisch gedeactiveerd.
Seite 163RijstabiliteitsregelsystemenBediening163
Online Edition for Part no. 01 40 2 976 179 - X/16

Page 164 of 302

Hetcontrolelampjeophet
instrumentenpaneel
Op de snelheidsmeter wordt de
gekozen snelheid weergegeven.'yGroen: systeem remt de
auto af.'yOranje: systeem in stand-by.
Storing
Op het instrumentenpaneel wordt een melding
weergegeven. HDC is niet beschikbaar, bijj
voorbeeld bij hoge temperatuur van de remj
men.
VerticalDynamicControl
Principe Het systeem reduceert ongewenste beweginj
gen van de auto bij een dynamische rijstijl of
een oneffen wegdek.
Afhankelijk van de toestand van het wegdek en
van de rijstijl worden daardoor de rijdynamiek
en het rijcomfort vergroot.
Programma Instelmogelijkheden bij de afstelling van deschokdempers:
'y"Sport Plus": consequent sportief.'y"Sport": gebalanceerd.'y"Comfort": comfortgeoriënteerd.
Programmaselecteren
OverMDrive
Op het Control Display:
1."Mijn auto"2."M Drive 1" of "M Drive 2"3."Onderstel"4.Gewenst programma selecteren.Instelling wordt bij actieve M Drive direct overgenomen.
Om gewenste M Drive met de geselecteerdeinstellingen te activeren, betreffende toets ophet stuurwiel indrukken:
'y'y
Mettoetsen
Toets zo vaak indrukken tot het gewenj
ste programma op het instrumentenpaj
neel wordt weergegeven.
Weergaveinhetinstrumentenpaneel Vertical Dynamic Control met geselecj
teerd programma bij geactiveerde
weergave van de systeemtoestanden
van de rijdynamiek, zie pagina 113.
Servotronic
Principe De Servotronic varieert de bij het sturen benojdigde stuurkracht, afhankelijk van de snelheid.
Bij lage snelheden wordt de stuurkracht sterk ondersteund, d.w.z. bij het sturen is geringekracht nodig. Met toenemende snelheid wordt
de ondersteuning van de stuurkracht verminj
derd.
Tevens wordt de stuurkracht aangepast aan de
desbetreffende rijdmodus, zodat een sporj
Seite 164BedieningRijstabiliteitsregelsystemen164
Online Edition for Part no. 01 40 2 976 179 - X/16

Page 165 of 302

tieve-directe, resp. comfortabele stuurgej
dracht wordt overgebracht.
Programma Instelmogelijkheden van de stuurkracht:'y"Sport Plus": hoog.'y"Sport": middel.'y"Comfort": laag.
Programmaselecteren
OverMDrive
Op het Control Display:
1."Mijn auto"2."M Drive 1" of "M Drive 2"3."Stuurinricht."4.Gewenst programma selecteren.
Instelling wordt bij actieve M Drive direct overgenomen.
Om gewenste M Drive met de geselecteerdeinstellingen te activeren, betreffende toets ophet stuurwiel indrukken:
'y'y
Mettoetsen
Toets zo vaak indrukken tot het gewenj
ste programma in het instrumentenpaj
neel wordt weergegeven.
Weergaveinhetinstrumentenpaneel
Servotronic met geselecteerd proj
gramma bij geactiveerde weergave van
de systeemtoestanden van de rijdynaj
miek, zie pagina 113.
Niveauregeling Principe
De niveauregeling zorgt voor een gelijkblijj
vende wagenhoogte en bodemvrijheid. Hierj
voor wordt de hoogte van de auto aan de achj
teras onder alle beladingstoestanden op een
ingesteld niveau gehouden.
Het systeem waarborgt een gelijk blijvend
comfort, aangezien de volledige veerweg onj der alle rij-omstandigheden constant wordtgehouden.
Storing
Er wordt een Check-Control-melding weergej geven. Het systeem vertoont storing. De auto heeft veranderde rijeigenschappen of een duijdelijk merkbaar beperkt rijcomfort. De dichtstj
bijzijnde Service Partner van de fabrikant of een andere gekwalificeerde Service Partner ofeen specialist opzoeken.Seite 165RijstabiliteitsregelsystemenBediening165
Online Edition for Part no. 01 40 2 976 179 - X/16

Page 166 of 302

RijcomfortUitrustingvandeauto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, landsj
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er worden daarom ook uitrustingen beschrevendie in een auto, bijvoorbeeld vanwege de
landspecifieke of gekozen speciale uitrusting
niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligj heidsrelevante functies en systemen. Bij gej
bruik van deze functies en systemen moeten
de geldende wetten en voorschriften worden
nageleefd.
Snelheidsregeling Principe
Met dit systeem kan via de toetsen op het
stuurwiel een gewenste snelheid worden ingej
steld. De gewenste snelheid wordt door het
systeem aangehouden. Daartoe geeft het sysj teem automatisch gas en remt indien nodigautomatisch.
Algemeen
Naargelang de voertuiginstelling kunnen de
kenmerken van de snelheidsregeling op bej
paalde punten veranderen.
Veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssituaj
tie juist in te schatten. Wegens systeembeperj
kingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verj
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 167 of 302

De markering op de snelheidsmeter wordt opde actuele snelheid ingesteld.
De snelheidsregeling kan worden gebruikt.
DSC wordt eventueel ingeschakeld.
Uitschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.'yBij ingeschakeld systeem: tweemaal inj
drukken.'yBij onderbroken werking: eenmaal indrukj ken.
De weergaven verdwijnen. Opgeslagen gejwenste rijsnelheid wordt gewist.
Handmatigonderbreken Bij ingeschakeld systeem toets inj
drukken.
Automatischonderbreken De werking van het systeem wordt in de voljgende situaties automatisch onderbroken:
'yAls de bestuurder remt.'yWanneer uit de keuzehendelstand D naareen andere stand geschakeld wordt.'yAls MDM wordt geactiveerd of DSC wordt
gedeactiveerd.'yAls DSC regelt.'yAls HDC wordt geactiveerd.
Snelheidinstellen
Snelheidhandhaven,opslaan
Tuimelschakelaar bij onderbroken werkin eenj
maal indrukken.
Bij ingeschakeld systeem wordt de actuele
snelheid gehandhaafd en als gewenste rijsnelj heid opgeslagen.
Deze wordt op de snelheidsmeter en kort in
het instrumentenpaneel afgebeeld, zie paj
gina 168.
DSC wordt eventueel ingeschakeld.
Snelheidwijzigen
Zo vaak op de tuimelschakelaar naar boven of onder drukken, tot de gewenste rijsnelheid is
ingesteld.
In actieve toestand wordt de weergegeven snelheid opgeslagen en bereikt voor zover deverkeerssituatie dit toelaat.
'yDrukken van de tuimelschakelaar tot hetdrukpunt verhoogt of verlaagt de gewensterijsnelheid telkens met circa 1 km/h.'yDrukken op de tuimelschakelaar door het
drukpunt heen verhoogt of verlaagt de gej wenste rijsnelheid telkens tot het volgende
tiental van de km/h snelheidsmeter.
De maximaal instelbare snelheid hangt af
van de auto.'yTuimelschakelaar tot het drukpunt drukken
en ingedrukt houden verhoogt of verlaagt de snelheid zonder op het gaspedaal te
trappen.
Na het loslaten van de tuimelschakelaar
wordt de bereikte snelheid behouden. Verj
der drukken dan het drukpunt verhoogt de snelheid nog meer.Seite 167RijcomfortBediening167
Online Edition for Part no. 01 40 2 976 179 - X/16

Page 168 of 302

Snelheidsregelingvoortzetten
Algemeen
Een onderbroken snelheidsregeling kan door
oproepen van de opgeslagen snelheid hervat worden.
Voor het oproepen van de opgeslagen snelj heid controleren, dat het verschil tussen de acj
tuele snelheid en de opgeslagen snelheid niet
te groot is. Anders kan het voertuig ongewenst
afremmen of accelereren.
In de volgende gevallen wordt de opgeslagen snelheidswaarde gewist en kan deze niet meer
worden opgeroepen:'yBij het uitschakelen van het systeem.'yBij het uitschakelen van het contact.
Opgeslagensnelheidoproepen
Toets indrukken.
De opgeslagen snelheid wordt opnieuw bereikt en behouden.
Weergavenophet
instrumentenpaneel
Controlelampje Afhankelijk van de uitrusting geeft het
controlelampje op het instrumentenpaj neel aan of het systeem is ingeschaj
keld.
Gewenstesnelheidenopgeslagen
snelheid
'yMarkering brandt groen:
systeem is actief, de markej
ring toont de gewenste snelj
heid.'yMarkering brandt oranje:
systeem is onderbroken, de
markering toont de opgeslaj
gen snelheid.'yMarkering brandt niet: systeem is uitgej
schakeld.
Kortestatusweergave
Gekozen voorkeurssnelheid.
Als er geen snelheid wordt weergegeven, is er
op dit moment eventueel niet voldaan aan de
voorwaarden die voor de werking vereist zijn.
WeergaveninhetHead-Up-Display
Een deel van de informatie over het systeem
kan ook worden weergegeven op de Head-Up Display.
Grenzenvanhetsysteem
Motorvermogen
De gewenste snelheid wordt ook op neerj
waartse hellingen gehandhaafd. Op opwaartse hellingen kan de snelheid echter afnemen als
het motorvermogen niet toereikend is.
ParkDistanceControlPDC
Principe PDC helpt bij het inparkeren. Langzaam nadejren van een object achter of, bij overeenkomj
stige uitrusting met PDC v

Page 169 of 302

'yBij de sensoren voor en de beide hoeksenj
soren achter bij circa 60 cm tot het object.'yBij de middelste sensoren achter bij een
afstand van circa 1,50 m tot het object.'yBij een dreigende botsing.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssituaj tie juist in te schatten. Wegens systeembeperjkingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verj
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 170 of 302

Automatischuitschakelenbij
vooruitrijden
Het systeem wordt bij overschrijding van een bepaalde afstand of een bepaald snelheidsbej
reik uitgeschakeld.
Indien nodig het systeem weer inschakelen.
MetPDCv

Page:   < prev 1-10 ... 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 ... 310 next >