air conditioning CITROEN C4 AIRCROSS 2014 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 4 of 368

Inhoudsopgave
Instrumentenpaneel 24
Controlelampjes 25
Display instrumentenpaneel 31
Boordcomputer 43
Kilometerteller 43
Dagteller 43
Onderhoudsindicator 44
Instellen van de parameters van de auto 48
Scherm Audio/CD-systeem 54
Scherm van het Audio/CD-systeem met
touchscreen 56
Scherm van het Audio-/
telematicasysteem met touchscreen 58
Dimmer dashboardverlichting 61
Controle tijdens het rijdenEerste kennismaking
Sleutel met afstandsbediening 62
Systeem "Keyless entry and star t" 66
Portieren 72
Bagageruimte 73
Alarm 75
Ruitbediening 78
Panoramadak 80
Toegang tot de auto
Voor stoelen 81
Achterbank 85
Spiegels 87
Stuurwielverstelling 89
Ventilatie 9 0
Verwarming/handbediende airconditioning 92
Automatische airconditioning 94
Achterruitverwarming 99
Indeling interieur 100
Inrichting van de bagageruimte 106
Comfort
Starten - afzetten van de motor
met de sleutel 108
Starten - afzetten van de moteur met het
Keyless entry and star t-systeem 109
Parkeerrem 112
Handgeschakelde versnellingsbak 113
Opschakelindicator 114
"CVT" versnellingsbak 115
Hill Holder 120
Functie Stop & Start (Auto Stop & Go) 121
Vier wielaandrijving 124
Snelheidsregelaar 126
Parkeerhulp 129
Achteruitrijcamera 132
Rijden
Lichtschakelaars 133
Verlichting overdag 136
Automatische verlichting 136
Follow me home-verlichting 137
Instapverlichting 138
Koplampen verstellen 139
Ruitenwisserschakelaar 140
Automatisch wissen 142
Plafonniers 144
Verlichting bagageruimte 146
Verlichting panoramadak 146
Zicht Eco-rijden

Page 10 of 368

8
Eerste kennismaking
Interieur


Elektronisch gestuurde
vierwielaandrijving *

Afhankelijk van de omstandigheden kunt u met
dit systeem een type aandrijving kiezen.


CVT-transmissie

Deze transmissie combineert de voordelen van
een automatische transmissie met die van een
handgeschakelde versnellingsbak.


Automatische airconditioning

Dankzij de automatische airconditioning
worden het comfort en de luchtcirculatie in het
interieur gewaarborgd.



Audio- en communicatiesystemen

Deze systemen bestaan in verschillende
uitvoeringen en maken gebruik van de
modernste technologie: radio, CD-/USB-speler,
Bluetooth, navigatie met kleurenscherm, AUX-
aansluitingen enz.
124 115

Audio-

/

CD-systeem met touchscreen


*
Volgens uitvoering.
Audio-

/Telematicasysteem
met touchscreen


Audio-

/

CD-systeem

313
293
255
94

Page 13 of 368

.
11
Eerste kennismaking
Middenconsole




A.
Handmatig of automatisch dimmende
binnenspiegel.

B.
Plafonnier / kaartleeslampjes.

C.
Microfoon van het Audio-/CD-systeem,
het Audio-/CD-systeem met touchscreen
en het Audio-/telematicasysteem met
touchscreen.

D.
Bediening van het zonnescherm van het
panoramadak.

E.
Licht-/regensensor.




1.
Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters.

2.
Scherm van het Audio/CD-systeem of
het Audio/CD-systeem met touchscreen,
of kleurenscherm van het Audio-/
telematicasysteem met touchscreen.

3.
Schakelaar.
START/STOP-knop (met "Keyless entry
and start"-systeem).

4.
Audio/CD-systeem, Audio/CD-systeem met
touchscreen of Audio-/telematicasysteem
met touchscreen.

5.
Schakelaars op centraal bedieningspaneel.

6.
Te m p e r a t u u r s e n s o r.

7.
Bedieningspaneel verwarming/
handbediende of automatische
airconditioning.

8.
Versnellingshendel handgeschakelde
versnellingsbak of selectiehendel CVT.

9.
Aansteker/12V-aansluiting.

10.
Ver wijderbare asbak.

11.
Schakelaar vierwielaandrijving.

12 .
Bekerhouders.

13.
Armsteun vóór.

Page 18 of 368

16
Eerste kennismaking
Vent ilat ie


Automatische airconditioning:
gebruik bij voorkeur de volautomatische stand door deze te selecteren met de toets "AUTO "
.


Aanbevolen instellingen



Gewenste werking



Handbediende airconditioning




Luchtverdeling



Luchtopbrengst



Luchtrecirculatie
/
toevoer van
buitenlucht



Te m p e r a t u u r



Handbediende
airconditioning




WARM














KOUD














ONTWASEMEN

ONTDOOIEN











Page 24 of 368

22
Eerste kennismaking


















































Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.


Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak

Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan
rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in en schakel bij
het accelereren bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling.

Als uw auto is voorzien van een automatische transmissie of een
elektronisch gestuurde versnellingsbak, gebruik dan bij voorkeur de
automatische stand en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in.

De opschakelindicator geeft aan dat u kunt overschakelen: schakel
over zodra op het instrumentenpaneel wordt aangegeven dat u een
hogere versnelling kunt inschakelen.
Bij auto's met een elektronisch gestuurde versnellingsbak of een
automatische transmissie wordt de opschakelindicator uitsluitend in de
handmatige stand weergegeven.



Kies voor een soepele rijstijl


Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in
plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk
in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de
CO
2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.


Gebruik op slimme wijze de elektrische
voor zieningen

Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is
opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de
airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de
ventilatieroosters geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging
kunnen beperken (blinderingspaneel van het panoramadak,
zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is
bereikt (behalve bij auto's met een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitver warming en de ontwaseming uit zodra deze
niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd.
Schakel de stoelver warming zo snel mogelijk uit.

Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is.

Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op
als u rijdt.

Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD-
speler, MP3 -speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het
elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.

Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van
ongeveer 40 km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig).

Page 92 of 368

90
Comfort








Vent ilat ie


Luchttoevoer

De lucht in het interieur, die overigens wordt
gefilterd, wordt van buitenaf toegevoerd via het
luchtrooster onder de voorruit, of is lucht die in
het interieur wordt gerecirculeerd.


Luchtgeleiding

De lucht kan afhankelijk van de instellingen van
de bestuurder via verschillende circuits worden
toegevoerd:


- rechtstreekse toevoer naar het interieur
(toevoer van buitenlucht),

- toevoer via het ver warmingscircuit,

- toevoer via het circuit van de
airconditioning.



Bedieningspaneel

Het systeem wordt bediend via het
bedieningspaneel A
van de middenconsole.

1.
Uitstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de voorruit.

2.
Uitstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de zijruiten.

3.
Afsluitbare en verstelbare
zijventilatieroosters.

4.
Afsluitbare en verstelbare middelste
ventilatieroosters.
5.
Uitstroomopeningen beenruimte
voorpassagiers.

6.
Uitstroomopeningen beenruimte
achterpassagiers.

7.
Te m p e r a t u u r s e n s o r.

8.
Licht-/regensensor.



Luchtverdeling

Page 93 of 368

91
3
Comfort
Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:


)
Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.

)
Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient
voor de regeling van de automatische airconditioning.

)
Zet de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan
om het systeem in per fecte staat te houden.

)
Controleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen periodiek
ver vangen.
Wij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het toegevoegde speciale
actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon
interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).

)
Laat om de per fecte werking van de airconditioning te garanderen het systeem
regelmatig controleren zoals voorgeschreven in het garantie- en onderhoudsboekje.

)
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.











Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning


Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat
de lucht in het interieur goed ver verst
wordt.
Het airconditioningssysteem is chloor vrij
en is niet schadelijk voor de ozonlaag.

Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein
plasje water onder de auto vormt. Dit is
een normaal verschijnsel.

Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij
een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een
optimale trekkracht van de motor.

Page 94 of 368

92
Comfort
Verwarming / handbediende airconditioning












Het systeem werkt bij draaiende motor.



1. Instellen van de temperatuur



)
Draai de draaiknop voor de
temperatuurregeling naar
rechts om de temperatuur te
verhogen en naar links om de
temperatuur te verlagen.


Om het beslaan van de ruiten en een
vermindering van de luchtkwaliteit te
voorkomen is het raadzaam te zorgen
voor voldoende verse lucht.


3. Instellen van de luchtverdeling



)
Zet de draaiknop in de
gewenste stand om de lucht te
sturen naar:
de middelste ventilatieroosters
en de zijventilatieroosters,
De luchtverdeling kan worden ver fijnd door de
draaiknop in een tussenstand te zetten.


2. Instellen van de aanjagersnelheid



)
Draai de draaiknop naar rechts
om de aanjagersnelheid te
verhogen en naar links om de
aanjagersnelheid te verlagen.


de middelste ventilatieroosters,
de zijventilatieroosters en de
uitstroomopeningen voor de voetenruimte,
de uitstroomopeningen voor de
voetenruimte,
de uitstroomopeningen voor
de voorruit, de zijruiten en de
voetenruimte,
de uitstroomopeningen voor de
voorruit en de zijruiten.

Page 95 of 368

93
3
Comfort

4. Toevoer van buitenlucht /
Recirculatie van de interieurlucht


)
Druk op de toets 4
om de stand
van de luchttoevoer in te stellen.
Met deze functie kan stank en rook buiten het
interieur worden gehouden.
Als het verklikkerlampje in de toets 4
niet
brandt, wordt er buitenlucht toegevoerd.
Als het verklikkerlampje in de toets 4
brandt,
wordt er geen buitenlucht toegevoerd, maar
wordt de interieurlucht gerecirculeerd.
Rijd, uitgezonderd bijzondere omstandigheden,
niet langdurig met de luchttoevoer in de
recirculatiestand.

De airconditioning kan tijdens alle seizoenen effectief
gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:


- de temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,

- in de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.




5. Airconditioning
aan/uit

Aan

Uit



)
Druk nogmaals op de toets 5
: het lampje
van de toets gaat uit.
Door het uitschakelen van de airconditioning
kan hinder ontstaan (vocht, beslaan van ruiten).
Als uw auto niet is uitgerust met
airconditioning, werkt deze toets niet.



)
Druk op de toets 5
: het lampje
van de toets gaat branden.

Page 96 of 368

94
Comfort




















Automatische airconditioning



1.
Te m p e r a t u u r r e g e l i n g

2.
Regeling luchtopbrengst

3.
Regeling luchtverdeling

4.
Toevoer van buitenlucht /Luchtcirculatie
in het interieur

5.
Airconditioning Aan/Uit

Automatische werking



)
Draai de temperatuurknop 1
naar de
gewenste temperatuur.

)
Zet de knop van de luchtopbrengst 2
in de
stand " AUTO
".

)
Zet de knop van de luchtverdeling 3
in de
stand " AUTO
".

Bij een koude motor bereikt de ventilatie
maar langzaam het optimale niveau, om
te voorkomen dat er te veel koude lucht
wordt verspreid.
Als u in de auto stapt, kan de
temperatuur in de auto veel lager
(of hoger) zijn dan de
comforttemperatuur. Het heeft geen
zin om de weergegeven temperatuur
te wijzigen om snel de gewenste
temperatuur te bereiken.
De automatisch airconditioning gebruikt
het maximale vermogen om zo snel
mogelijk het temperatuur verschil te
compenseren.
In de automatische stand:


)
wanneer de temperatuur op maximaal
wordt gezet (snelle ver warming), wordt de
toevoer van buitenlucht ingeschakeld en
wordt de airconditioning uitgeschakeld.

)
wanneer de temperatuur op minimaal
wordt gezet (snelle koeling), wordt
de luchtcirculatie ingeschakeld en de
airconditioning treedt in werking.
Afhankelijk van het gekozen comfortniveau,
worden de luchtverdeling, -opbrengst, -
temperatuur, en -toevoer door het systeem
bijgeregeld om het comfort en de luchtcirculatie
in het interieur optimaal te houden. U hoeft het
systeem zelf niet meer bij te regelen.

Page:   1-10 11-20 next >