display CITROEN C5 2012 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 48 of 340

II
46
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS

Weergave
Via dit menu kunt u de helderheid
van het display, de kleuren van het
display en de kleur van de kaart in-
stellen (dag/nacht of automatisch).
Eenheden
Via dit menu kunt u de eenheden
kiezen: temperatuur (°C of °F) en af-
stand (km of mijl).

Parameters systeem
Via dit menu kunt u de fabrieksin-
stellingen herstellen, de versie van
de software weergeven en doorlo-
pende tekst activeren.
Om veiligheidsredenen mag de
bestuurder het multifunctionele
display uitsluitend bedienen als de
auto stilstaat.
Datum en tijd
Via dit menu kunt u de datum en tijd,
het formaat van de datum en het for-
maat van de tijd instellen.
Instellen van datum en tijd:


)
Druk op de toets "SETUP"
.

)
Draai aan de draaiknop en se-
lecteer "DATUM EN TIJD"
.

)
Druk op de draaiknop om de se-
lectie te bevestigen.


)
Draai aan de draaiknop en se-
lecteer "INSTELLEN DATUM
EN TIJD"
.

)
Druk op de draaiknop om de se-
lectie te bevestigen.


)
Draai aan de draaiknop om een
veld te selecteren:
- C
voor de dag,
- D
voor de maand,
- E
voor het jaar,
- F
voor de tijd.
)
Druk op de draaiknop om te be-
vestigen.

)
Draai aan de draaiknop of ge-
bruik het alfanumerieke toet-
senpaneel om de cijfers van de
datum en de tijd te selecteren.

)
Druk op de draaiknop om elk
veld vast te leggen.


)
Draai aan de draaiknop en se-
lecteer "FORMAAT DATUM"
.

)
Kies het door u gewenste for-
maat en druk op de draaiknop
om de selectie te bevestigen.



)
Draai aan de draaiknop en se-
lecteer "FORMAAT TIJD"
.

)
Kies het door u gewenste for-
maat en druk op de draaiknop
om de selectie te bevestigen.

Page 49 of 340

II
47
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
HD-KLEURENDISPLAY 16X9(MET NAVIDRIVE 3D)

Weergave op het display

Het display geeft automatisch en di-
rect de volgende informatie weer:


- de tijd,

- de datum,

- de hoogte,

- de buitentemperatuur (bij kans
op gladheid knippert de weerge-
geven temperatuur),

- de audiofuncties,

- de informatie van de telefoon en
de indexen,

- de informatie van het navigatie-
systeem.



Bediening

Om met het bedieningspaneel van
de NaviDrive 3D een van de functies
te selecteren:


)
druk op de toets "RADIO"
,
"MEDIA"
, "NAV"
, "TRAFFIC"
,
"ADDR BOOK"
of "SETUP"
om
toegang te krijgen tot het desbe-
treffende menu,

)
draai aan de draaiknop om een
item te selecteren,

)
druk op de draaiknop om de se-
lectie te bevestigen,
of

)
druk op de toets "ESC"
om de
uitgevoerde handeling af te bre-
ken en terug te keren naar het
vorige scherm. Raadpleeg voor meer informatie
over deze functies het hoofdstuk
"Audio en Telematica" of het spe-
cifi eke boekje dat u bij de boord-
documentatie hebt ontvangen.

Page 50 of 340

II
48
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS

*
Afhankelijk van het land van be-
stemming.


Menu "SETUP"



)
Druk op de toets "SETUP"
om
naar het menu "SETUP"
te gaan.
Dit menu biedt toegang tot de vol-
gende functies:


- "Talen en spraakfuncties",

- "Datum en tijd",

- "Weergave",

- "Eenheden",

- "Systeemparameters".


Talen en spraakfuncties
Via dit menu kunt u:


- de taal van het display instel-
len (Deutsch, English, Español,
Français, Italiano, Nederlands,
Polski, Portugues, Türkçe * ),

- de parameters van de spraak-
herkenning selecteren (inscha-
kelen/uitschakelen, adviezen
voor het gebruik, herkennen van
de eigen stem, ...),

- het volume van de gesproken
commando's instellen.

Datum en tijd
Via dit menu kunt u de datum, de tijd,
het formaat van de datum en het for-
maat van de tijd instellen (zie hoofd-
stuk "Audio en Telematica" of het
specifi eke boekje dat u bij de boord-
documentatie hebt ontvangen).

Weergave
Via dit menu kunt u de helderheid
van het display, de kleuren van het
display en de kleur van de kaart in-
stellen (dag/nacht of automatisch).

Eenheden
Via dit menu kunt u de eenheden
voor de temperatuur (°C of °F) en de
afstand (km of mijl) kiezen.

Parameters systeem
Via dit menu kunt u de fabrieksin-
stellingen herstellen, de versie van
de software weergeven en doorlo-
pende tekst activeren.
Om veiligheidsredenen mag de
bestuurder het multifunctionele
display uitsluitend bedienen als
de auto stilstaat.

Page 53 of 340

III
51
COMFORT
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING (MET CENTRALE REGELING)
Dit is de normale stand
voor het gebruik van
het systeem. Druk op
deze toets (het lampje
A
gaat branden) om
het systeem, afhanke-
lijk van het ingestelde comfortniveau,
de volgende functies automatisch te
laten regelen:


- Luchthoeveelheid.

- Luchttemperatuur.

- Luchtverdeling.

- Luchttoevoer.

- Airconditioning.
1. Automatische werking
Aangeraden wordt om alle ventila-
tieroosters open te houden.
Door op een van de toetsen (uitge-
zonderd toets 2
) te drukken, scha-
kelt u over op de handmatige stand.
Het controlelampje A
zal uitgaan.
2. Temperatuurregeling
Draai aan de knop
2
om de temperatuur
te wijzigen:


- Rechtsom om de
temperatuur te ver-
hogen.

- Linksom om de temperatuur te
verlagen.
De gewenste temperatuur wordt
weergegeven.
De op het display weergegeven
waarde heeft betrekking op een be-
paald comfortniveau en niet op een
temperatuur in graden Celsius of
Fahrenheit (afhankelijk van de in-
stelling van het display).
Instelling op een waarde van
ongeveer 21
biedt een optimaal
comfort. Desgewenst kunt u een
andere waarde instellen, waarbij
het raadzaam is deze niet lager dan
18 en niet hoger dan 24 in te stel-
len.
Als de temperatuur in de auto bij
het instappen veel lager of hoger
is dan de ingestelde waarde, heeft
het geen zin om voor een optimale
temperatuur de ingestelde waarde
te wijzigen.
Het systeem compenseert automa-
tisch en zo snel mogelijk het tempe-
ratuurverschil. De airconditioning werkt uitsluitend
bij draaiende motor.

Centrale regeling:
de temperatuur,
de luchtverdeling en de luchtop-
brengst worden voor het gehele in-
terieur geregeld.
De symbolen en meldingen van de
verschillende instellingen van de au-
tomatische airconditioning verschij-
nen op het multifunctionele display.


1.
Automatische werking

2.
Temperatuurregeling

3.
Luchtverdeling

4.
Airconditioning in- en uitschake-
len

5.
Aanjagersnelheid

6.
Ontdooiing - ontwaseming vóór

7.
Achterruitverwarming

8.
Luchtrecirculatie - Aanvoer van
buitenlucht

9.
Display

Page 54 of 340

III
52
COMFORT

Handmatige werking
Het is mogelijk één of meer functies
van de airconditioning handmatig in
te stellen, terwijl de overige functies
automatisch worden geregeld.


)
Druk daarvoor op een van de
toetsen, maar niet op de toets
2
van de temperatuurregeling.
Het controlelampje A
zal uit-
gaan.
De overgang naar de handmatige
stand kan negatieve effecten heb-
ben (temperatuur, vocht, stank, be-
slagen ruiten) en zorgt niet voor een
optimaal comfort.
Bij het indrukken van de toets
"AUTO"
zal het systeem weer vol-
ledig automatisch functioneren.

3. Regeling luchtverdeling


)
Druk op de toetsen
3
om de luchtverde-
ling te wijzigen.
4. Airconditioning
De airconditioning werkt alleen bij
draaiende motor. De aanjager (re-
geling aanjagersnelheid) moet ge-
activeerd zijn om de airconditioning
te laten werken.
Uitschakelen van de ventilatie


)
Draai de knop 5
naar
links om de luchttoe-
voer te onderbreken.


)
Druk op toets 4
. Het
controlelampje B
gaat
branden.

5. Aanjagersnelheid


)
Draai de knop 5
rechtsom om de aan-
jagersnelheid te ver-
hogen of linksom om
deze te verlagen.

6. Ontdooiing - ontwaseming voor
In sommige gevallen
(bijv. regen, veel inzit-
tenden, vorst) is het pro-
gramma "AUTO"
niet
toereikend om de ruiten
condens- en ijsvrij te
houden.


)
Druk op de toets 6
om de ruiten
snel te ontwasemen of te ont-
dooien. Het controlelampje gaat
branden. Op het multifunctionele display wordt
het symbool "OFF"
weergegeven.
Er wordt niets meer weergegeven
op het display en de controlelamp-
jes gaan uit.
Alle functies van het systeem wor-
den uitgeschakeld, met uitzondering
van de achterruitverwarming.
Het thermische comfort (tempera-
tuur, vocht, geur, ontwaseming)
wordt niet meer geregeld.
Het is raadzaam om niet langdurig
met uitgeschakelde airconditioning
te rijden. Voor een doeltreffende werking van
de airconditioning moeten alle ruiten
gesloten zijn.
Het uitschakelen van de airconditio-
ning kan negatieve effecten hebben
(temperatuur, vocht, onaangename
geur, beslagen ruiten).
De bijbehorende controlelampjes to-
nen de gekozen stand van de lucht-
verdeling:


- Voorruit en zijruiten vóór.

- Ventilatie vóór (centrale ventila-
tieroosters, zijventilatieroosters
en rooster voor de zachte lucht-
stroom (indien open)) en achter.

- Voetenruimte voor en achter.
Het is niet mogelijk om gelijktijdig de
luchtverdeling naar de voorruit en
de zijruiten en de ventilatie voor en
achter weer te geven. De aanjagersnelheid wordt op het
display 9
van het bedieningspaneel
weergegeven: hoe hoger de snel-
heid, hoe meer balkjes zichtbaar
zijn.
Zorg om te voorkomen dat de ruiten
beslaan en de luchtkwaliteit in het
interieur minder wordt, dat de aanja-
gersnelheid voldoende hoog is.
Om de airconditioning weer in te
schakelen:



)
Druk op de toets 1
.

Page 56 of 340

III
54
COMFORT
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING (MET GESCHEIDEN
REGELING)
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.

Gescheiden regeling:
de regeling van de temperatuur en de luchtverdeling
voor bestuurders- en passagierszijde is gescheiden.
De bestuurder en de voorpassagier kunnen de temperatuur en de luchtverde-
ling afzonderlijk naar wens instellen.
De symbolen en meldingen van de verschillende instellingen van de automati-
sche airconditioning verschijnen op het multifunctionele display. Dit is de normale stand
voor het gebruik van
het systeem. Druk op
deze toets (het lampje
A
gaat branden) om het
systeem, afhankelijk van
het ingestelde comfortniveau, de
volgende functies automatisch te la-
ten regelen:


- Luchthoeveelheid.

- Luchttemperatuur.

- Luchtverdeling.

- Airconditioning.

- Automatische luchtrecirculatie.
Aangeraden wordt om alle ventila-
tieroosters open te houden. Als u op
een van de toetsen drukt, behalve
die voor de temperatuurregeling 2a

en 2b
, gaat het systeem over op
handmatige bediening. Het contro-
lelampje A
zal uitgaan.
1a-1b. Automatische
werking

1a.
Automatische werking
bestuurderszijde

1b.
Automatische werking
passagierszijde

2a.
Temperatuurregeling
bestuurderszijde

2b.
Temperatuurregeling
passagierszijde

3a.
Luchtverdeling bestuurderszijde

3b.
Luchtverdeling passagierszijde
4a.
Display bestuurderszijde

4b.
Display passagierszijde

5.
Aanjagersnelheid

6.
Airconditioning in- en
uitschakelen

7.
Luchtrecirculatie - Aanvoer van
buitenlucht

8.
Achterruitverwarming

9.
Ontdooiing - ontwaseming vóór

Page 57 of 340

III
55
COMFORT

2a-2b. Temperatuurregeling
Handmatige werking


)
Druk op een van de toetsen,
maar niet op 2a
en 2b
van de
temperatuurregeling. De con-
trolelampjes A
van de toetsen
“AUTO”
zullen doven.
Het is mogelijk één of meer functies
van de airconditioning handmatig in
te stellen, terwijl de overige functies
automatisch worden geregeld.
In de handbediende stand kunnen
onaangename verschijnselen optre-
den (temperatuur, vocht, stank, be-
slagen ruiten) en is het comfort niet
optimaal.
Druk op de toetsen 1a
en 1b
om te-
rug te keren naar de stand “AUTO”
.
De controlelampjes A
gaan bran-
den.
3a-3b. Luchtverdeling


)
Druk op de
toets 3a
om
de luchtver-
deling aan
bestuurders-
zijde te wijzi-
gen.

)
Druk op de toets 3b
om de lucht-
verdeling aan passagierszijde te
wijzigen.
De bijbehorende controlelampjes to-
nen de gekozen stand van de lucht-
verdeling:


- Voorruit en zijruiten vóór.

- Ventilatie vóór (centrale ventila-
tieroosters, zijventilatieroosters
en rooster voor de zachte lucht-
stroom (indien open)) en achter.

- Voetenruimte voor en achter.
Het is niet mogelijk om gelijktijdig de
luchtverdeling naar de voorruit en
de zijruiten en de ventilatie voor en
achter weer te geven.

)
Draai aan de knop 2a
om de tem-
peratuur aan bestuurderszijde in
te stellen en aan knop 2b
voor
de instelling aan passagierszij-
de: rechtsom om de temperatuur
te verhogen en linksom om deze
te verlagen.
De gewenste temperatuur wordt
weergegeven.
De op het display weergegeven
waarde heeft betrekking op een be-
paald comfortniveau en niet op een
temperatuur in graden Celsius of
Fahrenheit (afhankelijk van de in-
stelling van het display).
Instelling op een waarde van on-
geveer 21
biedt een optimaal com-
fort. Desgewenst kunt u een andere
waarde instellen, die gebruikelijk tus-
sen 18 en 24 ligt.
Als de temperatuur in de auto vlak
na het instappen veel lager of hoger
is dan de ingestelde waarde, heeft
het geen zin de ingestelde waarde
te wijzigen om sneller het gewenste
comfort te bereiken.
De automatische airconditioning zal
op volle kracht gaan werken om het
temperatuurverschil zo snel moge-
lijk te overbruggen.

Page 58 of 340

III
56
COMFORT

5. Aanjagersnelheid


)
Druk op de toets om de
aanjagersnelheid te re-
gelen:


- om de aanjagersnel-
heid te verhogen,

- om de aanjagersnel-
heid te verlagen.

De aanjagersnelheid wordt weerge-
geven op het display: hoe hoger de
snelheid, hoe meer ventilatorschoe-
pen zichtbaar zijn.

De airconditioning wordt uitge-
schakeld (OFF) als de aanjager-
snelheid op het minimumniveau
wordt ingesteld.

Zorg altijd voor voldoende ventila-
tie om het beslaan van de ruiten te
voorkomen.

6. Airconditioning
De airconditioning werkt
alleen bij draaiende mo-
tor. De aanjager (regeling
aanjagersnelheid) moet
geactiveerd zijn om de air-
conditioning te laten werken.


)
Druk op toets 6
. Het controle-
lampje gaat branden.
Voor een doeltreffende werking van
de airconditioning moeten alle ruiten
gesloten zijn.
7. Recirculeren interieurlucht -
aanvoer van buitenlucht
Automatische stand van
de luchttoevoer
Deze standaard inge-
stelde functie maakt deel
uit van de automatisch
geregelde comfortstand.
De automatische stand
treedt in werking als de
achteruitversnelling is in-
geschakeld of tijdens het
sproeien van de ruiten.
Deze functie zorgt ervoor dat de
interieurlucht wordt gerecirculeerd,
terwijl de toevoer van buitenlucht in
verband met stank- en stofoverlast
wordt geblokkeerd. Deze functie
kan niet actief zijn bij temperaturen
lager dan 5°C; dit om het risico
van het beslaan van de ruiten te
voorkomen.
Luchttoevoer afsluiten



)
Druk op de toets 7
om
de buitenluchttoevoer
af te sluiten.
Zet deze functie zo snel mogelijk
weer uit zodra de omstandigheden
dit toelaten, om de lucht in het interi-
eur te verversen en om te voorko-
men dat de ruiten beslaan.

Aanvoer van buitenlucht



)
Druk één keer op de
toets 7
om de aanvoer
van buitenlucht te her-
stellen.
Met deze stand kan de bestuur-
der op elk moment voorkomen dat
stank of uitlaatgas het interieur kan
binnendringen, zonder dat dit con-
sequenties heeft voor de overige
instellingen.

Page 60 of 340

III
58
COMFORT
PROGRAMMEERBAREVERWARMING

De programmeerbare verwarming
werkt onafhankelijk van de motor.
Dit systeem verwarmt als de motor
is afgezet de koelvloeistof van de
motor, zodat deze zo snel mogelijk
na het starten de optimale bedrijfs-
temperatuur bereikt.
De programmeerbare verwarming
kan met de afstandsbediening wor-
den ingeschakeld. De verwarming
kan onmiddellijk of met een in te
stellen tijdschakeling worden inge-
schakeld.

Afstandsbediening van de
programmeerbare verwarming
De afstandsbediening van de pro-
grammeerbare verwarming beschikt
over de volgende toetsen en weer-
gavemogelijkheden:


1.
Menutoetsen om door de func-
ties te scrollen.

2.
Pictogrammen: symbolen voor
tijd, temperatuur, werkingstijd, in-
gestelde tijd, werking van de ver-
warming en aansturing van de
verwarming.

3.
Digitale weergave: tijd, tempe-
ratuur, werkingsduur, ingestelde
tijd of verwarmingsniveau.

4.
Toets voor het uitschakelen.

5.
Toets voor het inschakelen.



Weergave op het display van
de afstandsbediening

Druk meerdere keren op de toetsen
1
om de functies weer te geven.
Door de linker- of rechtertoets één
keer in te drukken wordt de tijd
weergegeven.
De linkertoets geeft vervolgens toe-
gang tot de in te stellen tijd en het
verwarmingsniveau (C1 tot C5).
De rechtertoets geeft toegang tot de
interieurtemperatuur en vervolgens
de werkingsduur van de verwarming
als deze onmiddellijk wordt inge-
schakeld.

Raadpleeg bij een storing in het
systeem van de programmeer-
bare verwarming het CITROËN-
netwerk.



Weergave van de functies

De informatie over de interieur-
temperatuur is alleen beschik-
baar als de motor is afgezet.

Page 63 of 340

III
!
61
COMFORT

Vervangen van de batterij
De afstandsbediening wordt gevoed door
een meegeleverde 6V-28L-batterij.
Als deze batterij moet worden vervangen,
wordt dit op het display aangegeven.
Maak het huis van de afstandsbediening
los en vervang de batterij.
De afstandsbediening moet vervolgens
opnieuw gesynchroniseerd worden. Deze
procedure wordt hierna behandeld.

Schakel de programmeerbare
verwarming tijdens het tanken uit
om de kans op brand of een ex-
plosie uit te sluiten.
Om de kans op vergiftiging of
verstikking uit te sluiten mag de
programmeerbare verwarming
nooit, zelfs niet voor een korte tijd,
worden gebruikt in een afgesloten
ruimte zoals een garage of werk-
plaats zonder afzuiginstallatie voor
uitlaatgassen.
Parkeer om brand te voorkomen
de auto niet op een gemakke-
lijk brandbare ondergrond (zoals
droog gras, afgevallen bladeren,
papier...).
Het systeem van de program-
meerbare verwarming wordt ge-
voed vanuit de brandstoftank
van de auto. Controleer voor het
gebruik van de verwarming of er
voldoende brandstof aanwezig
is. Als het minimum brandstofni-
veau bereikt is, is het raadzaam
de programmeerbare verwarming
niet te gebruiken.
Gooi de lege batterijen niet
weg, maar lever ze in bij een
speciaal inzamelpunt.

Synchroniseren van de
afstandsbediening
Als de accu is losgekoppeld ge-
weest of de batterij is vervangen,
moet de afstandsbediening gesyn-
chroniseerd worden.
Druk binnen 5 seconden na het
aansluiten van de accu gedurende
1 seconde op de toets 4
(OFF). Als
de handeling op de juiste wijze is uit-
gevoerd, wordt de melding "OK"
op
het display van de afstandsbedie-
ning weergegeven.
Bij een storing wordt de melding
"FAIL"
weergegeven. Voer de han-
delingen nogmaals uit.

Als accessoire kan de program-
meerbare verwarming zodanig
worden aangepast dat deze het
interieur kan voorverwarmen.
De werking van de bewegings-
melder van het interieuralarm kan
verstoord worden door de lucht
van de aanjager wanneer de pro-
grammeerbare verwarming aan-
staat.
Om het onbedoeld afgaan van
het interieralarm te voorkomen, is
het raadzaam dit uit te schakelen
wanneer u de programmeerbare
verwarming gebruikt.

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 ... 120 next >