display CITROEN C5 2014 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 115 of 333

VII
11 3
VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN
ELEKTRISCHE
KINDERBEVEILIGING

Inschakelen


)
Druk op de knop A
.
Het controlelampje van de knop A

gaat branden en er verschijnt een
melding op het display van het in-
strumentenpaneel. De elektrische kinderbeveiliging
voorkomt dat beide achterportieren
van binnenuit kunnen worden ge-
opend en blokkeert de bediening
van de achterportierruiten.
Uitschakelen


)
Druk nogmaals op de knop A
.
Het controlelampje van de knop A

gaat uit en er verschijnt een melding
op het display van het instrumenten-
paneel.
Het lampje blijft uit zolang de elektri-
sche kinderbeveiliging is uitgescha-
keld.
Dit systeem werkt onafhankelijk
van de centrale vergrendeling; ge-
bruik het nooit in plaats daarvan.
Controleer bij het aanzetten van
het contact altijd de stand van de
kinderbeveiliging.
Neem vóór het verlaten van de
auto altijd de sleutel uit het contact,
zelfs voor korte periodes.
Bij een ernstige aanrijding wordt de
elektrische kinderbeveiliging auto-
matisch uitgeschakeld, zodat de
achterpassagiers de auto ongehin-
derd kunnen verlaten.
Als het lampje een ander signaal geeft,
wijst dit op een storing in de elektri-
sche kinderbeveiliging. Laat dit con-
troleren door het CITROËN-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.
De schakelaar bevindt zich bij de
schakelaars van de ruitbediening op
het bestuurdersportier.

Page 117 of 333

VIII
11 5
VEILIGHEID
BANDENSPANNINGSCONTROLE
Dit systeem controleert automatisch
de bandenspanning tijdens het rij-
den.

Weergave als de
bandenspanning in orde is

Controlemogelijkheden

Dankzij deze functie wordt u ge-
waarschuwd in het geval van een te
lage bandenspanning of een lekke
band.

Automatische controle
Sensoren controleren de banden-
spanning.
In het geval van een storing ver-
schijnt er een bericht op het display
van het instrumentenpaneel.

Controle op verzoek van de
bestuurder
U kunt de bandenspanning op elk
moment controleren.


)
Druk op de toets A
(CHECK) om
de informatie weer te geven op
het display van het instrumen-
tenpaneel.



)
Druk op de toets A
(CHECK).
Dit systeem geeft aan of uw banden
de juiste spanning hebben.
Deze informatie wordt alleen weer-
gegeven op verzoek van de be-
stuurder.


Te lage bandenspanning


automatische controle


controle op verzoek van
de bestuurder


Automatische controle:
Een bericht op het display geeft aan
welke band een te lage spanning
heeft.

Controle op verzoek van de
bestuurder:
Het bovenaanzicht van de auto geeft
aan welke band een te lage span-
ning heeft.
Naast de melding op het display
gaat het lampje SERVICE
branden
en klinkt er een geluidssignaal.


)
Controleer de bandenspanning
zo snel mogelijk.

Page 118 of 333

VIII
116
VEILIGHEID

Lekke band


automatische controle


controle op verzoek van de
bestuurder


Automatische controle:
Een melding op het display geeft
aan welke band lek is.

Controle op verzoek van de
bestuurder:
Het bovenaanzicht van de auto op het
display geeft aan welke band lek is.
Naast de melding op het display
gaat het lampje STOP
branden en
klinkt er een geluidssignaal.



Niet-gecontroleerd wiel


automatische controle


controle op verzoek van de
bestuurder


Automatische controle:
Een bericht op het display geeft aan
welk wiel niet wordt gecontroleerd.

Controle op verzoek van de
bestuurder:
Het bovenaanzicht van de auto op het
display geeft aan welk wiel niet gecon-
troleerd wordt.


)
Naast het verschijnen van een
bericht brandt het SERVICE
-
lampje en klinkt er een ge-
luidssignaal. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een ge-
kwalifi ceerde werkplaats. De bandenspanningscontrole is
slechts een hulpmiddel. De be-
stuurder blijft zelf verantwoordelijk
voor de juiste bandenspanning.
Dit systeem ontslaat u niet van de
verplichting om regelmatig de ban-
denspanning te controleren (zie
“Identifi catie”), om er zeker van te
zijn dat het weggedrag van de auto
veilig blijft en om een voortijdige
bandenslijtage, met name veroor-
zaakt tijdens het rijden met zware
belading en bij hoge snelheid, te
voorkomen.
Vergeet niet om ook het reserve-
wiel te controleren.
Laat werkzaamheden aan wielen
voorzien van een sensor uitsluitend
verrichten door het CITROËN-net-
werk of een gekwalifi ceerde werk-
plaats.
Signalen van systemen buiten de
auto kunnen de bandenspannings-
controle tijdelijk verstoren.



)
Mocht u wielen zonder banden-
spanningsdetector monteren
(bijvoorbeeld winterbanden),
neem dan contact op met het
CITROËN-netwerk of een ge-
kwalifi ceerde werkplaats.

Page 119 of 333

VIII
11 7
VEILIGHEID
HULPSYSTEMEN BIJ HET
REMMEN
Uw auto is voorzien van drie syste-
men die u helpen om de auto in een
noodsituatie veilig tot stilstand te
brengen:


- het antiblokkeersysteem (ABS),

- de elektronische remdrukrege-
laar (EBD),

- Brake Assist System (BAS).


Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukregelaar (EBD)
Deze systemen zorgen tijdens het
remmen voor een betere stabiliteit
en bestuurbaarheid van uw auto en
voor een betere controle in scherpe
bochten, vooral op een slecht of
glad wegdek.

Inschakelen
Het antiblokkeersysteem treedt au-
tomatisch in werking zodra een van
de wielen dreigt te blokkeren.
De normale werking van het anti-
blokkeersysteem kan merkbaar zijn
door het trillen van het rempedaal.
Storing
Trap het rempedaal bij een nood-
stop krachtig en volledig in en laat
het niet los. Als dit waarschuwingslamp-
je gaat branden in combina-
tie met een geluidssignaal
en een melding op het dis-
play van het instrumentenpaneel,
duidt dit op een storing in het anti-
blokkeersysteem. Door deze storing
zou u tijdens het remmen de contro-
le over uw auto kunnen verliezen.
Als dit waarschuwingslamp-
je gaat branden in combi-
natie met het waarschu-
wingslampje STOP
en ABS
,
een geluidssignaal en een melding
op het display van het instrumenten-
paneel, duidt dit op een storing in de
elektronische remdrukregelaar. Door
deze storing zou u tijdens het rem-
men de controle over uw auto kun-
nen verliezen.

Stop op een veilige plaats.

Raadpleeg in beide gevallen het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.
Zorg er bij vervanging van de wie-
len (banden en velgen) voor dat er
wielen worden gemonteerd die aan
de voorschriften van de construc-
teur voldoen.










Brake Assist System (BAS)

Dit systeem zorgt ervoor dat in
noodgevallen de optimale remdruk
sneller wordt bereikt, zodat de rem-
afstand kleiner wordt.

Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als
het rempedaal sneller wordt ingetrapt
dan een bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de
benodigde bedieningskracht minder
wordt en dat de effectiviteit van het
remmen wordt vergroot.
Trap het rempedaal bij een nood-
stop zeer krachtig in en laat het pe-
daal niet los.

Page 121 of 333

VIII
11 9
VEILIGHEID
AUTOGORDELS

Autogordels voor

De autogordels voor zijn voorzien
van pyrotechnische gordelspanners
met spankrachtbegrenzing.
Dit systeem verbetert de veiligheid
van de passagiers op de zitplaatsen
voor in geval van een frontale aan-
rijding.
Afhankelijk van de kracht van de aan-
rijding worden de gordels in een fractie
van een seconde door het pyrotechni-
sche systeem strak tegen het lichaam
van de inzittenden getrokken.
Vastmaken


)
Trek de gordel rustig naar voren
en let erop dat hij niet verdraaid
komt te zitten.

)
Steek de gordelgesp in de slui-
ting.

)
Controleer of de gesp goed ver-
grendeld is door even aan de
gordel te trekken.

)
Zorg ervoor dat het heupgedeelte
zo laag mogelijk over uw middel
loopt en zo strak mogelijk zit.

)
Zorg ervoor dat het bovendeel
van de gordel precies in de
schouderholte valt.
Elke gordel is voorzien van een op-
rolmechanisme waarmee de gordel-
lengte automatisch op uw postuur
wordt afgestemd.
Zodra het contact wordt aangezet,
worden de pyrotechnische gordels
geactiveerd.
De spankrachtbegrenzing vermin-
dert de kracht die wordt uitgeoefend
op het bovenlichaam van de inzitten-
de, waardoor deze beter beschermd
wordt.

Opnieuw inschakelen:
Druk bij snelheden onder de 50 km/
h op de knop "ESP OFF" om deze
systemen weer in te schakelen.
Vanaf een snelheid van 50 km/h of
nadat het contact is afgezet worden
deze systemen automatisch weer
ingeschakeld.

Storing
Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met
een geluidssignaal en een
melding op het display van
het instrumentenpaneel, duidt dit op
een storing in deze systemen.
Laat dit nakijken door het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
De systemen ASR en ESP zorgen
voor meer veiligheid tijdens het rijden.
De bestuurder mag zich echter nooit
laten verleiden tot het nemen van
meer risico's of het te hard rijden.
De goede werking van de systemen
wordt verzekerd door de naleving van
de voorschriften van de constructeur
op het gebied van wielen (banden en
velgen), onderdelen van het remsy-
steem, elektronische onderdelen als-
mede de montageprocedure en het
uitvoeren van werkzaamheden door
het CITROËN-netwerk.
Laat de systemen na een aanrijding
controleren door het CITROËN-net-
werk of eengekwalifi ceerde werk-
plaats.

Page 125 of 333

VIII
123
VEILIGHEID






Frontairbags

De frontairbags beschermen bij een
frontale aanrijding de bestuurder en
voorpassagier om kans op letsel aan
hoofd en borst te beperken.
De bestuurdersairbag is geïnte-
greerd in het stuurwiel en de passa-
giersairbag in het dashboard boven
het dashboardkastje.

Activering
De beide airbags treden gelijktij-
dig in werking - behalve wanneer
de frontairbag aan passagierszijde
is uitgeschakeld - bij een krachtige
frontale aanrijding binnen de zone
voor frontale aanrijdingen ( A
), en
volgen de hartlijn van de auto in het
horizontale vlak naar de achterzijde
van de auto.
De frontairbag wordt opgeblazen
tussen de inzittende voorin de auto
en het dashboard, om de inzittende
op te vangen bij het naar voren be-
wegen.
Uitschakelen
Dit controlelampje brandt op
het display van de dakcon-
sole bij aangezet contact,
zolang de airbag is uitge-
schakeld.
Schakel voor de veiligheid van uw
kind de airbag aan passagierszijde
altijd uit als u een kinderzitje met
de rug in de rijrichting op de voor-
stoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk ge-
wond raken.
Inschakelen
Als u het kinderzitje hebt verwijderd,
zet dan de schakelaar 1
weer op
"ON"
om de airbag opnieuw in te
schakelen en zo de veiligheid van
uw passagier te garanderen.

Storing


Als dit pictogram op het display
van het instrumentenpaneel
wordt weergegeven in combi-
natie met een geluidssignaal
en een melding, laat het systeem dan
controleren door het CITROËN-net-
werk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
De kans bestaat dat de airbags bij een
zware aanrijding niet afgaan.
U kunt alleen de frontairbag aan pas-
sagierszijde uitschakelen:


)
zet het contact af
, steek de sleutel in
de schakelaar voor uitschakelen van
de airbag aan passagierszijde 1
,


)
draai deze in de stand "OFF"
,

)
verwijder de sleutel zonder de stand
van de schakelaar te veranderen.

Raadpleeg het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats als dit
controlelampje knippert.
Plaats geen kinderzitje met de rug
in de rijrichting op de voorstoel als
de twee controlelampjes van de air-
bags permanent blijven branden.
Laat dit controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwa-
lifi ceerde werkplaats.

Page 129 of 333

IX
!!
127
RIJDEN
ELEKTRISCH BEDIENDE
HANDREM
De elektrisch bediende handrem kan
op twee manieren worden bediend:


- AUTOMATISCH

Automatisch aantrekken bij het
afzetten van de motor en auto-
matisch vrijzetten bij het wegrij-
den (geautomatiseerde functies
standaard geactiveerd),

- HANDMATIG

Handmatige bediening voor het
aantrekken en vrijzetten is altijd
mogelijk door het bedienen van
de hendel A
en het indrukken
van het rempedaal.


Automatische werking


Handrem aantrekken bij afgezette
motor
Wanneer de auto stilstaat en u de
motor afzet, wordt de handrem
automatisch aangetrokken
.
De aangetrokken toestand van de
handrem wordt aangegeven door:
Handrem aantrekken met
draaiende motor
Wanneer de auto stilstaat met draai-
ende motor, dient u de auto tegen
wegrollen te beveiligen door de
handrem handmatig aan te trekken.
Trek
hiertoe aan de hendel A
.

De aangetrokken toestand van de hand-
rem wordt aangegeven door:

- het branden van het
controlelampje P
op de
hendel A
,
Controleer voordat u de auto
verlaat of het controlelampje
P
en het controlelampje op
het instrumentenpaneel branden.
Laat kinderen nooit alleen in de
auto wanneer het contact is aan-
gezet: ze zouden de handrem kun-
nen vrijzetten.
- de melding "handrem aange-
trokken" op het display van het
instrumentenpaneel.
Het aantrekken of vrijzetten van de
elektrisch bediende handrem gaat
gepaard met een geluid.

- het branden van het con-
trolelampje P
op de hen-
del A
,

- de melding "handrem aange-
trokken" op het display van het
instrumentenpaneel.
Wanneer u het bestuurdersportier
opent om uit te stappen terwijl de
handrem niet is aangetrokken, klinkt
er een geluidssignaal en verschijnt
er een melding op het display.
Controleer voordat u de auto
verlaat of het controlelampje
P
en het controlelampje op
het instrumentenpaneel branden.
- het branden van dit con-
trolelampje op het instru-
mentenpaneel,
- het branden van dit con-
trolelampje op het instru-
mentenpaneel,

Page 130 of 333

IX!
!
128
RIJDEN

Handrem vrijzetten
De elektrisch bediende handrem
wordt automatisch geleidelijk vrij-
gezet bij het wegrijden
:


)
bij een handgeschakelde ver-
snellingsbak (eerste versnel-
ling of achteruitversnelling

ingeschakeld
) houdt u het kop-
pelingspedaal geheel ingetrapt.
Trap vervolgens het gaspedaal
in terwijl u het koppelingspedaal
laat opkomen,

)
bij een automatische versnel-
lingsbak
geeft u gas terwijl de
selectiehendel in de stand D
, M

of R
staat.
De vrijgezette toestand van de hand-
rem wordt aangegeven door:


- het doven van het con-
trolelampje P
op de hen-
del A
,

- de melding "handrem vrijgezet"
op het display van het instru-
mentenpaneel.
Geef wanneer de auto stilstaat met
draaiende motor niet onnodig gas
(met name bij het starten van de
motor, ook als de versnellingsbak
in de neutraalstand staat), omdat u
dan het risico loopt dat de handrem
wordt vrijgezet.
Leg geen voorwerpen (pakje siga-
retten, telefoon...) tussen de ver-
snellingshendel en de hendel van
de elektrisch bediende handrem.
In- en uitschakelen van de
automatische functies
Afhankelijk van het verkoopland,
kan de functie voor het automatisch
aantrekken van de handrem bij het
afzetten van de motor en het auto-
matisch vrijzetten ervan bij het weg-
rijden worden uitgeschakeld via het
confi guratiemenu van het display
van het instrumentenpaneel. Kies
daarvoor "Parameters van de auto /
Comfort / Automatische handrem".
De uitgeschakelde status
van deze functies wordt
aangegeven door het bran-
den van dit controlelampje
op het instrumentenpaneel.
Wanneer de automatische werking
is uitgeschakeld, moet u de hand-
rem handmatig bedienen.
In bepaalde gevallen (aan-
hanger aangekoppeld, vorst)
kan, zonder dat de motor draait en
als het contact aan staat, de au-
tomatisch aangetrokken handrem
handmatig worden vrijgezet.
Handmatige bediening

Het is altijd mogelijk de handrem
handmatig te bedienen.

Handrem aantrekken
Wanneer de auto stilstaat en u bij
draaiende of afgezette motor de
handrem wilt aantrekken, trekt
u
aan de hendel A
.
De aangetrokken toestand van de
handrem wordt aangegeven door:


- het branden van het
controlelampje P
op de
hendel A
,

- de melding "handrem aange-
trokken" op het display van het
instrumentenpaneel.
Wanneer u het bestuurderspor-
tier opent bij draaiende motor
terwijl de handrem niet is aan-
getrokken, klinkt er een geluidssig-
naal en verschijnt er een melding op
het display.
- het branden van dit con-
trolelampje op het instru-
mentenpaneel,
- het doven van dit con-
trolelampje op het instru-
mentenpaneel,
Als het niet mogelijk is de wer-
king van automatische functies via
het confi guratiemenu in- en uit te
schakelen, kunt u hiervoor terecht
bij het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.

Page 131 of 333

IX
!
129
RIJDEN

Handrem vrijzetten
Om bij aangezet contact of draaien-
de motor de handrem vrij te zetten,
trapt u het rempedaal in, drukt
u de
hendel A
in en laat
u deze vervol-
gens weer los
.
De vrijgezette toestand van de hand-
rem wordt aangegeven door:


- het doven van het con-
trolelampje P
op de hen-
del A
,

- de melding "handrem vrijgezet"
op het display van het instru-
mentenpaneel.
Als u de hendel A
indrukt zonder het
rempedaal in te trappen, wordt de
handrem niet vrijgezet en de mel-
ding "Rempedaal intrappen" wordt
op het instrumentenpaneel weerge-
geven.
Geef, wanneer de auto stil-
staat met draaiende motor,
niet onnodig gas, omdat u
dan het risico loopt dat de
handrem wordt vrijgezet.


Extra stevig aantrekken

U kunt, indien nodig, de handrem
extra stevig aantrekken
. Dit ge-
beurt door de de hendel A langer te
bedienen
, tot de melding "Handrem
extra stevig aangetrokken" op het
display verschijnt en er een geluid-
signaal klinkt.

Het extra stevig aantrekken van
de handrem is noodzakelijk onder
de volgende omstandigheden:



- wanneer een caravan of aan-
hanger aan de auto is gekoppeld
en de automatische bediening is
geactiveerd terwijl u de handrem
handmatig bedient.

- wanneer de hellingcondities ver-
moedelijk zullen variëren terwijl de
auto stilstaat (bijvoorbeeld wan-
neer de auto vervoerd wordt op
een boot of trailer, of bij slepen).


- In geval van een aangekoppelde
aanhanger, wanneer de auto be-
laden is of op een steile helling
staat, dient u bij het parkeren
een voorwiel tegen de stoeprand
te draaien en een versnelling in
te schakelen.

- Na het extra stevig aantrekken
van de handrem duurt het langer
voordat de handrem weer is vrij-
gezet.



Bijzondere omstandigheden

In bepaalde situaties (starten van
de motor...) bepaalt de handrem zelf
zijn aantrekkracht. Dit is normaal.
Wilt u de auto enkele centimeters
verplaatsen zonder de motor te star-
ten, trap dan met aangezet contact
het rempedaal in en zet de hand-
rem vrij door eerst de hendel A in

te drukken
en deze vervolgens los
te laten
.
De vrijgezette toestand van de hand-
rem wordt aangegeven door het do-
ven van het controlelampje P
op de
hendel en het controlelampje op het
instrumentenpaneel in combinatie
met de melding "handrem vrijgezet"
op het display van het instrumenten-
paneel.
Wanneer de handrem is aange-
trokken
en u vanwege een defect of
accupech deze niet kunt vrijzetten,
kunt u gebruik maken van de functie
voor de noodontgrendeling van de
handrem.
Om de goede werking van het sy-
steem en daarmee uw veiligheid te
garanderen, is het aantal keren dat
u de handrem achter elkaar kunt
aantrekken en vrijzetten beperkt tot
acht keer.
Bij overmatig gebruik wordt u ge-
waarschuwd door de melding
“Storing handrem” en gaat een
waarschuwingslampje knipperen.
- het doven van dit con-
trolelampje op het instru-
mentenpaneel,

Page 132 of 333

IX
!
!
130
RIJDEN

Dynamische noodrem

Bij een storing van het hoofdremsy-
steem of bij uitzonderlijke situaties
(onwel worden van de bestuurder,
geven van rijles in de eigen auto
(indien toegestaan)...), kan de auto
worden gestopt door aan de hendel
A
te trekken en deze vast te hou-
den.
De dynamische stabiliteitsregeling
(ESP) zorgt ervoor dat de auto sta-
biel blijft wanneer de dynamische
noodremfunctie actief is.
In geval van een storing aan het sy-
steem van de dynamische noodrem
verschijnt een van de volgende mel-
dingen op het display van het instru-
mentenpaneel:


- "Storing handrem".

- "Storing bediening handrem". Bij een defect aan het ESP,
aangegeven door het bran-
den van dit controlelampje,
kan de stabiliteit bij het rem-
men niet worden gegarandeerd. In
dat geval moet de bestuurder er zelf
voor zorgen dat de auto stabiel blijft
door afwisselend aan de hendel A
te
trekken en deze weer los te laten.
De dynamische noodrem
mag alleen in uitzonderlijke
gevallen worden gebruikt.

Noodontgrendeling

Als de elektrisch bediende handrem
niet kan worden vrijgezet, kan de
handrem door middel van een hand-
bediende noodontgrendeling wor-
den ontgrendeld. Voorwaarde is wel
dat de auto gedurende de complete
procedure tegen wegrollen wordt
beveiligd.


)
Als u de auto kunt starten: houd
bij draaiende motor de auto stil
door gedurende de procedure
het rempedaal ingetrapt te hou-
den.

)
Als u de auto niet kunt starten
(bijvoorbeeld bij een lege accu):
gebruik de noodontgrendeling
niet en raadpleeg het CITROËN-
netwerkof een gekwalifi ceerde
werkplaats. Als u niet anders
kunt, beveilig de auto dan tegen
wegrollen voordat u met de pro-
cedure begint en volg de onder-
staande instructies. Als de auto niet kan worden
stilgezet, gebruik dan niet
de handbediende noodontgrende-
ling: uw auto kan anders wegrol-
len als deze op een helling staat.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 ... 100 next >