ESP CITROEN DS3 2011 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 135 of 324

133Veilig vervoeren van kinderen
Adviezen voor kinderzitjes
De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar in geval van een botsing.
Zorg er voor dat de veiligheidsgordel of het tuigje van het kinderzitje, zelfs bijkorte ritten, wordt vastgemaakt waarbij despelingten opzichte van het lichaam van het kind zoveel mogelijk moet worden beperkt. Controleer bij het plaatsen van een kinderzitje dat gebruik maakt van deveiligheidsgordel of deze goed tegen het kinderzitje aangetrokken is en of het zitje stevig vastzit op de stoel van uw auto.
Zorg er voor een optimale bevestigingvan het kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" voor dat de rugleuning van hetzitje tegen de rugleuning van de stoel van de auto aandrukt en dat de hoofdsteun geen belemmering vormt. Als de hoofdsteun verwijderd moetworden, berg deze dan zorgvuldig op om te voorkomen dat de hoofdsteun door de autovliegt bij krachtig afremmen.

Kinderen jonger dan 10 jaar mogen nietmet het gezicht in de rijrichting op depassagiersstoel voor worden vervoerd,behalve als de achterzitplaatsen albezet zijn door andere kinderen of als deachterbank niet bruikbaar, neergeklapt of ver wijderd is.
Schakel de airbag aan passagierszijde * uit zodra een kinderzitje met de rug in derijrichting op de voorstoel wordt geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan van deairbag levensgevaarlijk gewond raken.
Plaatsen van een zitverhoging
Het bovenste gedeelte van deveiligheidsgordel moet over de schouder van het kind liggen zonder de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over de bovenbenen van het kind ligt. CITROËN beveelt aan een zitverhoging met rugleuning te gebruiken voorzien van eengordelgeleider ter hoogte van de schouder.
*
Volgens land van bestemming.
Laat uit veiligheidsover wegingen:- geen kinderen zonder toezicht achter in een auto,- nooit een kind of een dier in een auto achter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in de zon staat,- de sleutels nooit binnen bereik van dekinderen in de auto achter. Plaats zonneschermen om uw jonge kinderen tegen de zon te beschermen.

Page 145 of 324

143Veiligheid
Brake Assist System (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de
optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de remafstand kleiner wordt.

Inschakelen

Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigdebedieningskracht minder wordt en dat deeffectiviteit van het remmen wordt vergroot.
Trap het rempedaal bij een noodstopzeer krachtig in en laat het pedaal niet los.















Stabiliteitscontrolesystemen
Antislipregeling
(ASR) en elektronisch
stabiliteitspro
gramma (ESP)
De antislipregeling verbetert de tractie van de wielen om doorslippen te voorkomen, door in
te grijpen op de remmen van de aangedreven wielen en op het motorkoppel.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma grijptin via de remmen van één of meer wielen en
via het motorkoppel om de auto (binnen degrenzen van de natuurkundige wetmatigheden) weer in de juiste koers te brengen.


Inschakelen

De systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
De systemen worden geactiveerd zodra de
wielen te weinig grip hebben of de koers van
de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting.
In dat
geval gaat dit controlelampje ophet instrumentenpaneel knipperen.

Page 146 of 324

Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...)
kan het nuttig zijn de systemen ASR en ESP uit
te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen
en weer grip kunnen krijgen.)Druk op de knop "ESP OFF", die zich links onder het stuur bevindt.

Als dit controlelamp
je op het
instrumentenpaneel en het
controlelampje van de knop branden, zijn de systemen ASR en ESP uitgeschakeld.


Opnieuw inschakelen:

Deze systemen worden automatisch weer ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of vanaf 50 km/h (behalve bij debenzinemotoren 1,6 I THP 150 en R ACING).
) Druk nogmaals op de knop "ESP OFF"om de systemen handmatig weer in te schakelen.



Storing

De systemen ASR en ESP zorgenvoor meer veiligheid tijdens het rijden.De bestuurder mag zich echter nooit laten verleiden tot het nemen van meer risico's of tot te hard rijden.
De goede werking van de systemenwordt verzekerd door het naleven van de voorschriften van de constructeur ten aanzien van:


- de wielen (banden en velgen),

- de onderdelen van het remsysteem,

- de elektronische componenten,

- procedures voor montage enwerkzaamheden.
Laat de systemen na een aanrijdingcontroleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Als dit lamp
je gaat branden in combinatie
met een geluidssignaal en een meldingop het multifunctionele display, duidt dit
op een stor
ing in deze systemen.
Laat de systemen controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.

Page 147 of 324

Veiligheid
Veiligheidsgor dels

Veiligheidsgordels vóór


De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en eenspankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra
bescherming van de bestuurder en passagier
bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding zorgen depyrotechnische gordelspanners er voor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittenden getrokken wordt en bevordert daarmee de veiligheid.

Omdoen
)
Trek aan de gordel en steek de gesp in degordelsluiting.)
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
tr
ekken.
Losmaken
) Druk op de rode knop van de gordelsluiting.)
Houd de gordel vast ter wijl deze zich oprolt.

Waarschuwingslampje veiligheidsgordel losgemaakt/niet vastgemaakt
Als het contact wordt aangezet, gaat dit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden om aan
te geven dat de bestuurder en/of voorpassagier
zijn gordel nog niet heeft vastgemaakt.
Als de wagensnelheid hoger is dan 20 km/h,
knipper t het waarschuwingslampje gedurende
2 minuten in combinatie met een steeds sterker
wordend geluidssignaal. Na deze 2 minuten
blijft het waarschuwingslampje branden
zolang de bestuurder en/of voorpassagier zijn
veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt.

Page 148 of 324

Veiligheidsgordels
achter

Omdoen
)
Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.)
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken.



Losmaken
)Druk op de rode knop van de gordelsluiting. )Houd de gordel vast ter wijl deze zich
oprolt. De zitplaatsen achter zi
jn voorzien van een
driepunts veiligheidsgordel met oprolautomaaten spanbegrenzer.

Page 149 of 324

147Veiligheid
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hunveiligheidsgordel goed hebben omgedaan envastgemaakt. Zorg er voor dat alle inzittenden tijdens hetrijden hun veiligheidsgordel dragen, ook albetreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoendeeffectief. De veiligheidsgordels zijn voorzien van eenoprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengtevan de gordel automatisch wordt aangepast aan de lichaamsbouw van de gebruiker. Degordel wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt. Controleer zowel voor en na het gebruik vande gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het hollegedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting diein werking treedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van de auto. U kunt de blokkeerinrichtingdeblokkeren door stevig aan de riem te trekken en deze weer los te laten, zodat deriem weer een stukje wordt opgerold.

Voor een effectieve werking van deveiligheidsgordel:


- dient deze strak om het lichaam teworden gedragen,

- moet deze in een vloeiende bewegingnaar voren worden getrokken, zonder dat de gordel gedraaid raakt,

- mag deze door niet meer dan één persoon worden gedragen,

- mag deze geen beschadigingen of rafels ver tonen,

- mag er om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt, niets aan worden gewijzigd.
Vanwege de wettelijkeveiligheidsvoorschriften moetenwerkzaamheden en controles aan de veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats, die tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamheden volgens de voorschriften uitvoer t.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats,vooral als de gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het CITROËN-netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellenvan een stoel of de achterbank of de gordel zich op de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner
dan 1,50 m gebruik van een geschiktkinderzitje.De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één persoon gedragen worden.Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van de aard en de kracht van de aanrijding , vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan. Het activeren van de gordelspanners gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem isgeïntegreerd.In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van de airbag branden. Laat het systeem na een aanrijdingcontroleren en eventueel vervangen door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats

.

Page 167 of 324

165
Rijden

Handmatig schakelen
Op het instrumentenpaneel verdwijnt
de aanduiding Den verschijnen achtereenvolgens de ingeschakelde
versnellingen.
Als het motortoerental te laag of te hoog is,
knippert de geselecteerde versnelling enkele seconden en vervolgens wordt de werkelijk ingeschakelde versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D(rijden in de
automatische stand) naar de stand M (rijden in
de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
versnellingsbak automatisch de stand M1 .
De programma's Sport en Sneeuw kunnen niet
worden in
geschakeld in de handbediende stand.
Onjuiste waarde bij handmatigebediening
)Selecteer de stand Mom sequentieel
teschakelen tussen de vier versnellingen.)Duw de selectiehendel naar het symbool +
om één versnelling op te schakelen. )Trek de selectiehendel naar het symbool -om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
kan alleen als de snelheid van de auto enhet toerental van de motor dit toestaan,
anders wordt er tijdelijk overgegaan op de
automatische bediening. Dit s
ymbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld (de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u deselectiehendel in de stand P of N
bewegen om de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de handrem aan om de
auto stil te zetten. Als bi
j aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden incombinatie met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele display, duidtdit op een storing in de versnellingsbak. In dit geval werkt de versnellingsbak met een noodprogramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok voelen
bij het selecteren van R vanuit de stand RP , of PPR vanuit Rde stand N . Dit beschadigt de versnellingsbak niet.
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Storing
Als de selectiehendel niet in de stand Pstaat, verschijnt bij het openen vanhet bestuurdersportier of na ongeveer 45 seconden een melding op het multifunctionele display.)Zet de selectiehendel in de standP; de melding verdwijnt.


De automatische versnellingsbak kan beschadigd raken:


- als u gelijktijdig het gas- en hetrempedaal intrapt,

- als u, wanneer de accu geen stroom lever t, de selectiehendelgeforceerd in de stand P
of een andere stand zet.

Als u langere tijd stilstaat met draaiende motor (files...), kuntu, om brandstof te besparen, deselectiehendel in de stand Nzetten ende handrem aantrekken.

Page 173 of 324

171Rijden





Snelheidsregelaar

Met behulp van de snelheidsregelaar kande bestuurder met een constante ingesteldesnelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
Het inschakelen
van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig waarbij de ingestelde snelheid minimaal 40 km/h dient te bedragenen:


- de vierde versnelling moet zijn
ingeschakeld bij een handgeschakelde
versnellingsbak,

-
de tweede versnelling moet zijningeschakeld bij rijden in de handmatigestand bij een SensoDrive-versnellingsbak
of automatische versnellingsbak,

- bij een SensoDrive-versnellingsbak moetde stand A
zijn geselecteerd en bij een automatische versnellingsbak moet de stand D
zijn geselecteerd.
Het uitschakelenvan de snelheidsregelaar geschiedt handmatig met de hendel, door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen of, uit
veiligheidsoverwegingen, door activering vanhet ESP.
Door het gaspedaal in te trappen, kan
de ingestelde snelheid tijdelijk wordenoverschreden.
Na het afzetten van het contact worden alle
ingestelde snelheden gewist. Om weer terug
te keren naar de ingestelde snelheid is het
voldoende het gaspedaal los te laten.
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet
de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet
in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer
blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen. De bediening van de snelheidsregelaar is
ondergebracht in de hendel A
.
1.
Knop voor het selecteren van de snelheidsregelaar 2.
Toets voor het verlagen van de ingestelde snelheid 3.
Toets voor het verhogen van de ingestelde snelheid 4.
Toets voor het in-/uitschakelen van de snelheidsregelaar


Stuurkolomschakelaars
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde desnelheidslimiet in acht nemen, zijnaandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen. De in
formatie van de snelheidsregelaar
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
5.Snelheidsregelaar A AN/UIT 6.Snelheidsregelaar geselecteerd 7.Ingestelde snelheid


Weergave op het display

Page 194 of 324

)Activeer de compressor door de schakelaar B in de stand "I"te zetten, tot de
bandenspannin
g 2,0 bar bedraagt.
Het afdichtmiddel wordt onder druk in
de band gespoten; neem gedurende
deze handelin
g de slang niet los van deaansluiting (kans op spatten).
)Ver wijder de set en draai de dop van de
witte slang vast.
Zor
g er voor dat restanten van de vloeistof niet op of in de auto terecht kunnen komen.Houd de set binnen handbereik.)Maak direct een rit van ongeveer
vijf kilometer met matige snelheid (tussen
20 en 60 km/h), zodat het afdichtmiddel het
lek kan dichten. )Zet de auto stil en controleer de reparatieen de bandenspanning met de set.

Als na vijf tot zeven minuten degewenste bandenspanning niet is bereikt, is de band niet te reparerenmet de bandenreparatieset; neem contact op met het CITROËN-netwerkof een gekwalificeerde werkplaats om uverder te helpen.

Page 216 of 324

Overzicht zekeringen
ZekeringAmpèreFuncties
F
120 AVoeding motormanagementcomputer, bedieningsrelais koelventilator, multifunctioneel hoofdrelaismotormanagement, brandstofpomp (Diesel).
F2 15
AClaxon.
F
310 ARuitensproeiers voor en achter.
F420 ADagrijverlichting.
F
515 AVoor ver war ming brandstof (Diesel), brandstofadditiefpomp (Diesel), luchtdebietmeter (Diesel), EGR-elektroklep (Diesel), voor ver warming blow-by en elektrokleppen (VTi).
F
610 A ABS-/ESP-computer, secundaire remlichtschakelaar.
F710 AElektrische stuurbekrachtiging, automatische versnellingsbak.
F
825 ABediening star tmotor.
F9
10 ASchakel- en beveiligingsmodule (Diesel).
F10
30 AVoor ver war ming brandstof (Diesel), voor ver warming blow-by (Diesel), brandstofpomp (VTi), verstuivers en
bobines (Benzine).
F1140 A Aanjager airconditioning.

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 50 next >