display CITROEN DS3 CABRIO 2014 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 150 of 384


















Hulpsystemen bij het remmen
Uw auto is voorzien van drie systemen die uhelpen om de auto in een noodsituatie veilig totstilstand te brengen:
- het antiblokkeersysteem (ABS),
- de elektronische remdrukregelaar (EBD),
- Brake Assist System (BAS).

Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukre
gelaar
Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid vanuw auto, vooral op een slecht of glad wegdek.

Inschakelen
Het antiblokkeersysteem treedt automatischin werking zodra een van de wielen dreigt te blokkeren.
Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, is dat
merkbaar aan het trillen van het rempedaal; dit
is de normale werkin
g.
Trap het rempedaal bij een noodstop krachtig en volledig in en laat het niet los.


Storing
Als dit waarschuwingslampje gaatbranden in combinatie met de controlelampjes STOPen ABS, een geluidssignaal en een melding op het display,
duidt dit op een storing in de elektronische
remdrukre
gelaar. Door deze storing zou u
tijdens het remmen de controle over uw auto
kunnen verliezen.
Stop op een veilige plaats.
Zorg er bij ver vanging van de wielen (banden en velgen) voor dat er wielen worden gemonteerd die aan de voorschriften van de constructeur voldoen.
Als dit waarschuwingslampje gaatbranden in combinatie met een geluidssignaal en een melding ophet display, duidt dit op een storing in het
antiblokkeersysteem. Door deze storing zou u
ti
jdens het remmen de controle over uw auto
kunnen verliezen.
Raadplee
g in beide gevallen het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Page 152 of 384

Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...)
kan het nuttig zijn de systemen ASR en ESP uit
te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen
en weer grip kunnen krijgen.)Druk op de knop "ESP OFF", die zich links onder het stuur bevindt.
Als het controlelampje van de knop brandt, zijn
de systemen ASR en ESP uitgeschakeld.


Opnieuw inschakelen:

Deze systemen worden automatisch weer ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of vanaf 50 km/h, behalve bij uitvoeringen met een 1,6 liter benzinemotor
(THP 155, THP 150, THP 160) en de RACING. ) Druk nogmaals op de knop "ESP OFF"om de systemen handmatig weer in te schakelen.



Storing

De systemen ASR en ESP zorgenvoor meer veiligheid tijdens het rijden.De bestuurder mag zich echter nooit laten verleiden tot het nemen van meer risico's of tot te hard rijden. De goede werking van de systemenwordt verzekerd door het naleven van de voorschriften van de constructeur ten aanzien van:


- de wielen (banden en velgen),

- de onderdelen van het remsysteem,

- de elektronische componenten,

- procedures voor montage enwerkzaamheden. Laat de systemen na een aanrijdingcontroleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Als dit lampje op het instrumentenpaneel en het controlelampje van de knop "ESP OFF"
gaan branden in combinatie met een geluidssignaal en een meldingop het multifunctionele display, duidt dit op een storing in deze systemen.

Laat de systemen controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Page 160 of 384

Windowairbags
De windowairbags beschermen de bestuurder en passagiers (uitgezonderd de middelstepassagier achter) bij een ernstige zijdelingseaanrijding, om de kans op letsel aan de zijkant
van het hoofd te verkleinen.
De windowairbags zijn aangebracht in de stijlenen in de hemelbekleding.
Activering
De windowairbag wordt gelijktijdig met
de zijairbag aan de desbetreffende zijde
opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (B ), waarbij de krachten loodrecht op de lengterichting van de auto en
vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van
de auto worden uitgeoefend.
De windowairbag wordt opgeblazen tussen de
inzitt
enden vóór en achter en de ruiten.

Storing

Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij over de kop slaan, kan het zijn dat de airbag niet wordt geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of een frontale aanrijding wordt de airbag niet geactiveerd.

Als dit waarschuwingslampjegaat branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
meldin
g op het multifunctionele display,raadpleeg dan het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem
te laten controleren. De kans bestaat dat de
airbags bij een ernstige aanrijding niet wordengeactiveerd.

Page 164 of 384






Parkeerrem
)Tr e k d e h efboom van de parkeerrem
volledig aan om uw auto stil te zetten.


Vrijzetten
)
Tr e k d e h efboom van de parkeerrem licht omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw
de hefboom geheel omlaag.
Draai bij het parkeren van de auto op een helling de wielen vast tegen het
trottoir, trek de parkeerrem aan en schakel een versnelling in.


Als tijdens het rijden dit
verklikkerlampje en het
verklikkerlampje STOP
branden
in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display,geeft dit aan dat de parkeerrem nog (iets) is
aangetrokken.

Page 167 of 384

165
Rijden

Weergave op het instrumentenpaneel


Standen van de selectiehendel
N.
Neutral (neutraalstand).R.Reverse (achteruitversnelling). 1 2 3 4 5 / 6.Ingeschakelde versnelling bij handmatig schakelen.
AUTO. Verschijnt bij de selectie van de
automatische stand en verdwijnt weer als dehandmatige stand wordt geselecteerd.
)Trap het rempedaalin als ditpictogram knippert (bijv.: starten
van de motor).


Houd bij het starten van de motor altijd het rempedaal ingetrapt.
Starten van de auto
)
Selecteer stand N.)
Houd het rempedaal volledig ingetrapt.)
Start de motor.
De aanduiding N
wordt weergegeven
op het instrumentenpaneel.
De aanduiding N op het display knippert als u de motor probeert te starten zonder dat de selectiehendel in stand N
staat.
)
Selecteer de automatische stand (stand A
), de handmatige stand (stand AM )
of de achteruitversnelling (stand R).R
De aanduidingen AUTOen 1, 1of
R
worden weergegeven op het
instrumentenpaneel.
) Zet de handrem vrij. )
Laat geleidelijk het rempedaal los.
Afhankelijk van het type elektronischgestuurde versnellingsbak begint deauto direct te rijden (raadpleeg deparagraaf "Kruipfunctie").

Trap niet gelijktijdig het rempedaalen het gaspedaal in. Dit veroorzaaktvoortijdige slijtage van de koppeling.
)
Geef gas.

Page 170 of 384


Storing
Als bij aangezet contact dit controlelampje gaat branden en de
aanduiding AUTOgaat knipperen in combinatiemet een geluidssignaal en een melding ophet multifunctionele display, duidt dit op eenstoring in de versnellingsbak. Laat het systeem controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.


Resetten
(Elektronisch gestuurde
versnellingsbak met 5 versnellingen)
In uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat de versnellingsbak automatisch gereset moet worden: in dat geval kan de auto niet meer rijden of schakelt de versnellingsbak niet meer.
Op het instrumentenpaneel verschijnen de aanduidingen AUTOen --.
Op het instrumentenpaneel
verschijnen de aanduidingen AUTOen - -.
)Selecteer stand N.)Trap het rempedaal in. )Wacht ongeveer 30 seconden tot de aanduiding Nof een ingeschakelde
versnelling op het instrumentenpaneel
verschijnt. )Beweeg de selectiehendel naar stand Aen
ver volgens naar stand N.)Star t, ter wijl u het rempedaal nog steedsingetrapt houdt, de motor. De versnellingsbak werkt nu weer naar behoren. Nadat de accu los
gekoppeld is geweest, moet
u de versnellingsbak resetten. )Zet het contact aan.
Volg de hierboven beschreven procedure.

Page 174 of 384

Handmatig schakelen
Op het instrumentenpaneel verdwijnt deaanduiding Den verschijnen achtereenvolgens
de ingeschakelde versnellingen.

Onjuiste waarde bij handmatigebediening
)Selecteer de stand M
om sequentieel
te
schakelen tussen de vier versnellingen. )Duw de selectiehendel naar het symbool +om één versnelling op te schakelen. )Trek de selectiehendel naar het symbool -om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
k
an alleen als de snelheid van de auto enhet toerental van de motor dit toestaan,anders wordt er tijdelijk overgegaan op de automatische bediening. Dit s
ymbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld(de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).



Parkeren van de auto

Voordat u de motor afzet, kunt u de selectiehendel in de stand P
of N
bewegen om de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de handrem aan om de
auto stil te zetten. Als bi
j aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding op het display, duidt dit
op een storing in de versnellingsbak.
In dit geval werkt de versnellingsbak met eennoodprogramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok
voelen bij het selecteren van Rvanuit de stand P , of PRvanuit de stand N. Dit beschadigt de
versnellingsbak niet.
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.


Storing


Als de selectiehendel niet in de
stand P
staat, verschijnt bij hetopenen van het bestuurdersportier of na ongeveer 45 seconden een waarschuwingsmelding op het display.)
Zet de selectiehendel in de stand P;de melding verdwijnt.




De automatische versnellingsbak kanbeschadigd raken:


- als u gelijktijdig het gas- en hetrempedaal intrapt,

- als u, wanneer de accu geen stroom lever t, de selectiehendelgeforceerd in de stand P
of eenandere stand zet.

Als u langere tijd stilstaat met draaiendemotor (files...), kunt u, om brandstof tebesparen, de selectiehendel in de stand
N
zetten en de handrem aantrekken.
Als het motortoerental te laag of te hoog is,knippert de geselecteerde versnelling enkeleseconden en vervolgens wordt de werkelijk
ingeschakelde versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D (rijden in deautomatische stand) naar de stand M
(rijden in
de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
versnellingsbak automatisch de stand M1.De programma's Sport en Sneeuw kunnenniet worden ingeschakeld in de handbediende stand.

Page 177 of 384

175
Rijden

Overgang naar de START-stand
Het controlelampje "ECO"gaat uit en
de motor wordt automatisch gestart:


-
bij een handgeschakelde
versnellingsbak , als u het
koppelingspedaal intrapt,

- bij een EGS-versnellingsbak met 5 of
6 versnellingen :

met de selectiehendel in de stand A
of M
, wanneer u het rempedaal loslaat,

met de selectiehendel in de stand N
en het rempedaal niet ingetrapt, wanneer u de selectiehendel in de stand A
of Mzet,

of wanneer u de achteruitversnellinginschakelt.
Bijzonderheden: automatischactiveren van de START-stand


Als het systeem in de STOP-stand wordt uitgeschakeld, dan wordt demotor direct weer gestart.
U kunt deze
functie op elk willekeurig moment uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF"
in
te drukken.
Het controlelampje in de schakelaar gaat
branden en er verschijnt een melding op het
display.

Uitschakelen
Uit veiligheids- of comfortoverwegingen kan deSTART-stand automatisch worden geactiveerd als:
- het bestuurderpor tier wordt geopend,
- de autogordel van de bestuurder wordt losgemaakt,
- de snelheid van de auto hoger is dan
11 k m/h (EGS-versnellingsbak),
- er bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,rembekrachtiging, instellingairconditioning...).
Het controlelampje "ECO"
knippert een
paar seconden en gaat vervolgens uit.
Dat onder deze omstandigheden de START-
stand wordt geactiveerd, is volkomen
normaal
.
Als u bij een auto met eenhandgeschakelde versnellingsbak in de STOP-stand een versnelling inschakelt, maar daarbij het koppelingspedaal niet helemaal intrapt, verschijnt er een melding met het verzoek het koppelingspedaalhelemaal in te trappen, omdat anders demotor niet gestart kan worden.

Page 178 of 384


Het systeem wordt automatisch ingeschakeld zodra u het contactopnieuw aanzet.

Inschakelen

Dit systeem heeft specifieke kenmerkenen maakt gebruik van een speciale accu(raadpleeg voor meer informatie het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door CITROËN voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem. Bij een storing in het systeem gaat het controlelampje in de schakelaar "ECO OFF"knipperen en vervolgens constant branden.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storin
g zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet
meer wil aanslaan of direct afslaat. Allecontrolelampjes op het instrumentenpaneel
branden. Zet in dat geval het contact af en star t
de auto dan met behulp van de sleutel.

Storingen
Onderhoud


Schakel omwille van de veiligheid hetStop & Star t-systeem altijd uit als u handelingen onder de motorkap wilt uitvoeren.


Het Stop & Start-systeem maaktgebruik van geavanceerde technologie.
Laat eventuele werkzaamhedenaan dit type accu uitvoeren door het CITROËN-netwerk of door eengekwalificeerde werkplaats. Druk no
gmaals op de schakelaar "ECO OFF".Het systeem is dan weer ingeschakeld; hetcontrolelampje in de schakelaar gaat uit en er
wordt een melding op het display weergegeven.

Page 180 of 384

De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaalgeen effect.
Het inschakelen
van de snelheidsbegrenzer geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid
dient minimaal 30 km/h te bedragen.Het uitschakelenvan de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens handmatig met de hendel.
Door het
gaspedaal tot voorbij het zware punt in te trappen, kan de ingestelde snelheid
tijdelijk worden overschreden.
Als het gaspedaal vervolgens geleidelijk weer
wordt losgelaten en de wagensnelheid onder de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de snelheidsbegrenzer weer geactiveerd.
De ingestelde maximumsnelheid blijft na het afzetten van het contact opgeslagen in hetgeheugen.





Snelheidsbegrenzer


Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de bestuurder te allen tijde desnelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.
De bediening van de snelheidsbegrenzer is
ondergebracht in de hendel A
.
1
.Knop voor het selecteren van desnelheidsbegrenzer
2. Toets voor het verlagen van de ingestelde snelheid3.
Toets voor het verhogen van de ingestelde snelheid4.Toets voor het in-/uitschakelen van de snelheidsbegrenzer



Stuurkolomschakelaars

De informatie van de snelheidsbegrenzer
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
5
. Snelheidsbegrenzer A AN/UIT
6. Snelheidsbegrenzer geselecteerd
7. Ingestelde snelheid


Weergave op het display

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 ... 90 next >