CITROEN DS4 2011 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 181 of 402

Veiligheid
Veiligheidsgor dels

Veiligheidsgordels vóór


De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en eenspankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extrabescherming van de bestuurder en passagier
bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding zorgen depyrotechnische gordelspanners ervoor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittenden getrokken wordt en bevordert daarmee de veiligheid.










Omdoen
)Trek aan de gordel en steek de gesp in degordelsluiting. )Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.



Losmaken
)Druk op de rode knop van de gordelsluiting. )Houd de gordel vast ter wijl deze zich oprolt.


Controlelampje veiligheidsgordel losgemaakt/niet vastgemaakt(op instrumentenpaneel)
Als het contact wordt aangezet,gaat dit controlelampje branden
om aan te geven dat de bestuurder en/of voorpassagier zijn gordel nog niet heeft
vastgemaakt.
Als de snelheid hoger is dan 20 km/h, knipper t
het controlelampje gedurende 2 minuten incombinatie met een steeds sterker wordend geluidssignaal. Na deze 2 minuten blijft hetcontrolelampje branden zolang de bestuurder en/of voorpassagier zijn veiligheidsgordel niet
heeft vastgemaakt.
Hoogteverstelling
) Knijp de knop Ain en schuif deze omlaag
om het bevestigingspunt lager te plaatsen. ) Schuif de knop Aomhoog om hetbevestigingspunt hoger te plaatsen.

Page 182 of 402







Veiligheidsgordels achter


Omdoen
)Trek aan de gordel en steek de gesp in degordelsluiting. )Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.

Losmaken
)Druk op de rode knop van de gordelsluiting. )Houd de gordel vast ter wijl deze zich oprolt.)Breng bij de veiligheidsgordels van de buitenste zitplaatsen de gesp naar
de bovenzijde van de rugleuning om
te voorkomen dat de
gesp tegen de
zijbekleding klappert. De zitplaatsen achter zi
jn voorzien van een
driepunts veiligheidsgordel met op de buitenste zitplaatsen een spankrachtbegrenzer.
Display controlelampjesveiligheidsgordels
1. Controlelampje veiligheidsgordel
bestuurder losgemaakt/niet vastgemaakt.2. Controlelampje veiligheidsgordel
voorpassagier losgemaakt/niet
vastgemaakt.
Op het display van de veiligheidsgordels en de airbag aan passagierszijde gaat hetcontrolelampje 1 of 2
rood branden. Tevenshoor t u een waarschuwingssignaal en
verschijnt er een bericht op het display als de
veiligheidsgordel niet is vastgemaakt of weer is losgemaakt.

Page 183 of 402

Veiligheid

Controlelampje veiligheidsgordel (op instrumentenpaneel)
Als een achterpassagier zijn gordellosmaakt, gaat dit controlelampjebranden.
Als de snelheid hoger is dan 20 km/h, knipper thet controlelampje gedurende twee minuten
in combinatie met een steeds sterker wordendgeluidssignaal. Na deze twee minuten
blijft het controlelampje branden zolang de
achterpassagiers hun gordels niet hebben
vastgemaakt.
Display controlelampjes veiligheidsgordels
3.
Controlelampje veiligheidsgordelrechtsachter. 4.Controlelampjeveiligheidsgordel
middenachter.
5. Controlelampje veiligheidsgordellinksachter.
Als het contact wordt aangezet bij een draaiende motor en een snelheid van minder
dan 20 km/h, gaat het controlelampje 3 , 4of
5
ongeveer 30 seconden rood branden als de
desbetreffende gordel niet is vastgemaakt.
Als het controlelampje 3, 4 of 45 bij een snelheid
van meer dan 20 km/h rood gaat branden incombinatie met een geluidssignaal en een meldingop het display, is de gordel van de desbetreffendeachterpassagier weer losgemaakt.

Page 184 of 402




Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hunveiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt. Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens hetrijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoendeeffectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengtevan de gordel automatisch wordt aangepast aan de lichaamsbouw van de gebruiker. Degordel wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt. Controleer zowel voor en na het gebruik van de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle gedeelte van de schouder worden geplaatst. De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting die in werking treedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van
de auto. U kunt de blokkeerinrichtingdeblokkeren door stevig aan de riem te trekken en deze weer los te laten, zodat de riem weer een stukje wordt opgerold.

Voor een effectieve werking van de veiligheidsgordel:


- dient deze strak om het lichaam teworden gedragen,

- moet deze in een vloeiende beweging naar voren worden getrokken, zonder dat de gordel gedraaid raakt,

- mag deze door niet meer dan één persoon worden gedragen,

- mag deze geen beschadigingen of rafelsver tonen,

- mag er om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt, niets aan worden gewijzigd. Vanwege de wettelijkeveiligheidsvoorschriften moetenwerkzaamheden en controles aan de veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats, die tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamheden volgens de voorschriften uitvoer t. Laat de veiligheidsgordels van uw autoregelmatig controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats,vooral als de gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het CITROËN-netwerk. Controleer na het neerklappen of verstellen van een stoel of de achterbank of de gordel zich op de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.

Voorschriften voor kinderen

Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 1,50 m gebruik van een geschiktkinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.

Bij aanrijdingen

De gordelspanners kunnen, afhankelijk van de aard en de kracht van de aanrijding
, vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan. Het activeren van de gordelspanners gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolgvan de activering van de pyrotechnischelading die in het systeem is geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding controleren en eventueel vervangen door het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats.

.

Page 185 of 402

183Veiligheid
Airbags


De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij ernstige
aanrijdingen te verbeteren. Ze vormen
een aanvulling op de werking van de
veiligheidsgordels met spanbegrenzers(behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren
de
frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:


- bij een ernstige aanrijding gaan deairbags onmiddellijk af om de inzittenden
van de auto (uitgezonderd de middelste passagier achter) te beschermen. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel
uit de airbags, zodat het zicht niet wordt
belemmerd en de inzittenden de auto eventueel kunnen verlaten,

- bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarbij de auto over de kop slaat,
treden de airbags niet in werking. De
ve
iligheidsgordels zorgen in deze situaties
voor een afdoende bescherming.
De airbags werken alleen als het contact aan is.De airbags werken slechts eenmaal. Als er een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), worden de airbagsniet meer opgeblazen.

Registratiezones voor een aanrijding
A.Impactzone vóór.
B
. Impactzone opzij.
Het activeren van de airbags gaatgepaard met wat onschadelijke rook eneen knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd. De rook is niet schadelijk, maar kan voor personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordtgeproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszinsverminderen.

Page 186 of 402

Airbags vóór
De airbags vóór beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige frontaleaanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd inhet stuur wiel en de passagiersairbag in hetdashboard boven het dashboardkastje.

Activering

De airbags worden gelijktijdig opgeblazen,behalve als de airbag aan passagierszijde
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór (A) , in de lengterichtingvan de auto en vanaf de voorzijde richtingde achterzijde van de auto, die zich op een
horizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen debestuurder en het stuur of tussen de passagier
voorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd.

Page 187 of 402

185
Veiligheid

Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld: )zet het contact af , steek de sleutel in defschakelaar voor uitschakelen van de airbagaan passagierszijde,)draai deze in de stand "OFF"
, )ver wijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.
Afhankelijk van de uitvoering van uw
auto brandt dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel en/of op het displayvoor de verklikkerlampjes van de veiligheidsgordels en de airbag aan passagierszijde, bij aangezet contact en zolang de airbag is uitgeschakeld.
Schakel voor de veiligheid van uw kindde airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in derijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Opnieuw inschakelen

Als u het kinderzitje hebt ver wijderd, zet dan
de schakelaar weer op "ON"
om de airbag
opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid vanuw passagier te garanderen.
Als het contact is aan
gezet en
de airbag aan passagierszijde
opnieuw wordt ingeschakeld, gaat dit verklikkerlampje op hetdisplay van de verklikkerlampjes
van de veiligheidsgordels en de airbag aan
passagierszijde gedurende ongeveer 1 minuutbranden.


Storing
Als dit verklikkerlampje knipper t,
raadpleeg dan het CITROËN-
netwerk of eengekwalificeerde
werkplaats. De kans bestaat dat de airbag aan
passagierszijde bij een ernstige aanrijding niet
wordt
geactiveerd.
Plaats geen kinderzitje op devoorstoel als minimaal één van beide verklikkerlampjes van de airbagspermanent blijft branden.
Laat het systeem nakijken door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Als dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een
melding op het display, laat het systeem dan controleren
door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.

Page 188 of 402

Zijairbags
De zijairbags beschermen de bestuurder en
de voorpassagier bij een ernstige zijdelingseaanrijding om de kans op letsel te verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame vande rugleuning, aan de por tierzijde.

Activering
Detectiezones voor een aanrijding
A.Impactzone vóór. B.Impactzone opzij. De zi
jairbags worden aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij ( B), loodrecht op de lengteas
van de auto en vanaf de buitenzijde richting debinnenzijde van de auto.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittende voorin en het desbetreffendeportierpaneel.

Page 189 of 402

187
Veiligheid





Windowairbags

De windowairbags beschermen de bestuurder en passagiers (uitgezonderd de middelste passagier achter) bij een ernstige zijdelingse
aanrijding, om de kans op letsel aan de zijkant
van het hoofd te verkleinen.
De windowairbags zijn aangebracht in de stijlenen in de hemelbekleding.

Activering

De windowairbag wordt gelijktijdig met
de zijairbag aan de desbetreffende zijde
opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (B ), waarbij de krachtenloodrecht op de lengterichting van de auto en
vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van
de auto worden uitgeoefend.
De windowairbag wordt opgeblazen tussen de
inzitt
enden vóór en achter en de ruiten.
Storing
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij over de kop slaan, kan het zijn dat de airbag niet wordt geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of een frontale aanrijding wordt de airbag nietgeactiveerd.

Als dit waarschuwingslampjegaat branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
meldin
g op het multifunctionele display,raadpleeg dan het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats om het systeem
te laten controleren. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.

Page 190 of 402











Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:


Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spakenvast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op hetdashboard laten rusten.
Het is raadzaam niet te roken in deauto. Als de airbag wordt opgeblazen,kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen gaten in de stuur wielbekleding en sla er niet op.




Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatiemet actieve zijairbags gebruikt kunnen worden. Voor informatie over de stoelhoezendie geschikt zijn voor uw auto kunt u zich wenden tot het CITROËN-netwerk (zie hoofdstuk "Praktische informatie -§ Accessoires").
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van destoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan vande airbags kunnen leiden tot ver wondingenaan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneelzitten.

Windowairbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de windowairbags kunnen leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het dak (indien aanwezig); deze maken deel uit van de bevestiging van de windowairbags.
Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgesteldeautogordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goedewerking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen uitsluitend door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats worden uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriftenworden nageleefd, blijft de kans bestaan op letsel of lichte brandwonden aan hethoofd, de borst of de armen als de airbagwordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen enkelemilliseconden) en loopt ver volgens even snel leeg, waarbij de warme gassen via dedaarvoor bestemde openingen naar buitenstromen.

Page:   < prev 1-10 ... 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 ... 410 next >