CITROEN DS4 2015 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 131 of 452
129
DS4_nl_Chap05_visibilite_ed02-2015
Uitvoering zonder automatische 
inschakeling
Uitvoering met automatische 
inschakeling
Handbediende functies
De lichtschakelaar bestaat uit de ring A en de 
hendel B.
Automatische verlichting.
B.
 T
rek de hendel naar u toe om over te 
schakelen van dim- naar grootlicht en 
terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer 
alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt 
u een lichtsignaal geven door de hendel naar u 
toe te trekken. A.  
 
R
 ing voor de selectie van de stand van de 
hoofdverlichting: draai aan de ring om het 
symbool van de gewenste stand tegenover 
het merkteken te zetten.
Lichten uit (afgezet contact) /
Dagrijverlichting (draaiende motor).
Parkeerlicht.
Dimlicht of grootlicht.
Verklikkerlampjes
Een verklikkerlampje op het 
instrumentenpaneel geeft aan dat de 
geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
Dagrijverlichting
De dagrijverlichting wordt automatisch 
ingeschakeld als de motor wordt gestart zodat 
de auto overdag beter zichtbaar is voor de 
overige weggebruikers.
Voor de dagrijverlichting zijn specifieke 
lichtunits gemonteerd.
Zicht  
Page 132 of 452
DS4_nl_Chap05_visibilite_ed02-2015
C. Ring voor de selectie van de mistverlichting.
De mistverlichting werkt in combinatie met 
dimlicht en grootlicht.
F 
é
 én stand naar voren om de mistlampen 
vóór in te schakelen,
F
 
t
 wee standen naar voren om de 
mistachterlichten in te schakelen,
F
 
é
 én stand naar achteren om de 
mistachterlichten uit te schakelen,
F
 
t
 wee standen naar achteren om de 
mistlampen vóór uit te schakelen.
Uitvoering met mistlampen vóór 
en mistachterlichten
Bij helder of regenachtig weer, 
zowel overdag als 's nachts, 
zijn de mistlampen vóór en de 
mistachterlichten verblindend voor 
medeweggebruikers en daarom niet 
toegestaan.
U moet zelf inschatten wanneer u de 
mistlampen moet inschakelen, omdat 
mogelijk de lichtsterktesensor van 
de automatische verlichting ondanks 
eventueel aanwezige mist toch 
voldoende licht kan constateren.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten 
zodra ze niet meer nodig zijn.
Mistlampen vóór en mistachterlichten
Verdraai ring C
:
Als de verlichting automatisch wordt 
uitgeschakeld (uitvoeringen met automatische 
verlichting) of als het dimlicht handmatig wordt 
uitgeschakeld, blijven de mistverlichting en de 
parkeerlichten branden.
F
 
D
raai de ring naar achteren om de 
mistverlichting uit te schakelen. 
De parkeerlichten worden dan ook 
uitgeschakeld. 
Page 133 of 452
131
DS4_nl_Chap05_visibilite_ed02-2015
Uitschakelen van de verlichting 
bij afzetten van het contact
Als u het contact afzet, worden alle 
lichten automatisch uitgeschakeld, 
behalve als de automatische 
"follow me home"-verlichting is 
geactiveerd.Deze functie zorgt ervoor dat na het afzetten 
van het contact de dimlichten nog even blijven 
branden om het uitstappen in het donker te 
vergemakkelijken.
Inschakelen
F Geef bij afgezet contact een "lichtsignaal" met de lichtschakelaar.
F
 
G
 eef nogmaals een "lichtsignaal" om de 
functie uit te schakelen.
Uitschakelen
Na het vergrendelen van de auto wordt de 
handbediende follow me home-verlichting na 
een bepaalde tijd automatisch uitgeschakeld.
Handbediende follow me 
home-verlichting
Aanzetten van de 
verlichting na afzetten van 
het contact
Om de verlichting weer aan te zetten, 
draait u de ring A in de stand "0" - 
lichten gedoofd, en kiest u vervolgens 
de door u gewenste stand.
Als het bestuurdersportier wordt 
geopend, klinkt er een geluidssignaal 
om aan te geven dat de verlichting nog 
brandt.
De verlichting gaat vanzelf na enige tijd 
uit; hoe lang dit duurt is afhankelijk van 
de laadtoestand van de accu (overgang 
naar eco-modus).
Parkeerlichten
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door 
het inschakelen van de parkeerlichten aan de 
kant van het verkeer.
F
 
V
 olgens uitvoering: duw de lichtschakelaar 
binnen één minuut na het afzetten van 
het contact omhoog of omlaag om de 
parkeerlichten aan de kant van het verkeer 
in te schakelen (voorbeeld: rechts van 
de weg parkeren: lichtschakelaar omlaag 
duwen; parkeerlichten links gaan branden).
Het inschakelen wordt bevestigd door een 
geluidssignaal en het branden van het 
verklikkerlampje van de desbetreffende 
richtingaanwijzer op het instrumentenpaneel.
Zet om de parkeerlichten uit te schakelen de 
lichtschakelaar in de middelste stand.
Zicht  
Page 134 of 452
DS4_nl_Chap05_visibilite_ed02-2015
Met behulp van een lichtsterktesensor worden 
de kentekenplaatverlichting, het parkeerlicht en 
het dimlicht automatisch ingeschakeld als de 
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is. 
De verlichting kan ook, in geval van neerslag, 
gelijktijdig met het automatisch inschakelen van 
de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de 
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is 
of nadat het wissen is gestopt.
Automatische verlichting
Inschakelen
F Draai de ring in de stand "AUTO". Het 
activeren van de functie wordt bevestigd 
door een melding op het display.
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand.  Het uitschakelen van de functie wordt 
bevestigd door een melding op het display.
Automatische follow me 
home-verlichting
Storing
Bij een storing in de lichtsterktesensor 
gaat de verlichting branden, wordt 
dit pictogram weergegeven op het 
instrumentenpaneel en/of verschijnt 
een melding op het display, in 
combinatie met een geluidssignaal. Bij mist of sneeuw kan de 
lichtsterktesensor ten onrechte voldoende 
licht waarnemen; de verlichting wordt dan 
niet automatisch ingeschakeld.
Dek de met de regensensor 
gecombineerde lichtsterktesensor, die 
zich in het midden van de voorruit achter 
de binnenspiegel bevindt, niet af. De aan 
de sensor gekoppelde functies worden 
dan niet meer bediend.
Als de functie automatische verlichting 
is geactiveerd (lichtschakelaar in de 
stand "
AUTO"), wordt onder donkere 
omstandigheden het dimlicht automatisch 
ingeschakeld bij het afzetten van het contact.
Programmeren
Het inschakelen of uitschakelen en 
de tijdsduur van de follow me home-
verlichting zijn in te stellen via het 
configuratiemenu van de auto.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats. 
Page 135 of 452
133
DS4_nl_Chap05_visibilite_ed02-2015
Instapverlichting
Wanneer u bij duisternis de auto ontgrendelt met de afstandsbediening wordt de verlichting aan de buitenzijde ingeschakeld om het 
instappen te vergemakkelijken. De verlichting gaat branden afhankelijk van de lichtsterkte die door de lichtsensor wordt gedetecteerd.
InschakelenUitschakelen
F Druk op het ontgrendelknopje 
(open hangslot) van de 
afstandsbediening of, bij een 
auto met het Keyless entry and 
start-systeem, op een van de 
voorportiergrepen.
De dimlichten, de parkeerlichten en de 
instapverlichting aan de zijkant (onder de 
buitenspiegels) gaan branden en de auto wordt 
ontgrendeld. Het in- en uitschakelen en de 
duur van het branden van de 
instapverlichting kunnen worden 
ingesteld via het configuratiemenu 
van de auto.
Programmeren
De instapverlichting gaat na een vooraf 
ingestelde tijd automatisch uit of gaat uit bij het 
aanzetten van het contact of het vergrendelen 
van de auto.
Zicht  
Page 136 of 452
DS4_nl_Chap05_visibilite_ed02-2015
Automatische verstelling van de 
xenonkoplampen
Raak de xenonlampen niet aan.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats.
Om verblinding van andere weggebruikers te 
voorkomen corrigeert dit systeem automatisch 
en bij stilstaande auto de hoogte van de 
lichtbundel van de xenonlampen, afhankelijk 
van de belading van de auto.
In het geval van een storing 
verschijnt dit pictogram op het 
instrumentenpaneel, in combinatie 
met een geluidssignaal en een 
melding op het display.
Halogeen koplampen 
handmatig verstellen
Verstel de koplampen met halogeenlampen 
afhankelijk van de belading van uw auto 
om verblinding van medeweggebruikers te 
voorkomen.
0.
 1
  of 2   personen op de voorstoelen.
-.
 3 
personen.
1.
 5 
personen.
-.
 
Tussenstand.
2.
 5
  personen + maximaal toegestane 
belading.
-.
 
Tussenstand.
3.
 Bes
tuurder + maximaal toegestane 
belading.
Stand "0" : basisinstelling. Het systeem zet in dat geval de koplampen in 
de lage stand. 
Page 137 of 452
135
DS4_nl_Chap05_visibilite_ed02-2015
Meedraaiende koplampen
Als het dimlicht of grootlicht is ingeschakeld, 
volgen de lichtbundels van de meedraaiende 
koplampen de richting van de weg.
Deze functie is alleen mogelijk in combinatie 
met xenonlampen en zorgt voor een aanzienlijk 
beter zicht in bochten.Deze functie werkt niet:
-
 
b
 ij stilstand of zeer lage snelheden,
-  
a
 ls de achteruit is ingeschakeld.
Standaard is deze functie ingeschakeld.
met meedraaiende koplampen
zonder meedraaiende koplampen
Programmeren
U kunt deze functie 
desgewenst uitschakelen via 
het configuratiemenu op het 
multifunctionele display.
Bij het afzetten van het contact blijven de 
instellingen gehandhaafd.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.
Storing
In het geval van een storing knippert 
dit pictogram op het display in 
combinatie met een melding op het 
multifunctionele display.
Zicht  
Page 138 of 452
DS4_nl_Chap05_visibilite_ed02-2015
Statische bochtverlichting
Tijdens het rijden met dim- of grootlicht 
wordt de mistlamp vóór ingeschakeld om de 
binnenkant van de bocht extra te verlichten bij 
snelheden tot 40  km/h (handig in de stad, op 
bochtige wegen, kruispunten, parkeergarages 
e n z .) .
Statische bochtverlichting ingeschakeld
met statische bochtverlichting
zonder statische bochtverlichting
Statische bochtverlichting  
werkt niet
De verlichting werkt in de volgende gevallen 
niet:
-
 
b
 ij een geringe stuuruitslag,
-
 
b
 ij snelheden boven 40   km/h,
-
 
a
 ls de achteruit is ingeschakeld.
Standaard is de statische bochtverlichting 
ingeschakeld.
Programmeren
U kunt de statische bochtverlichting 
desgewenst uitschakelen via het 
configuratiemenu van de auto.
De bochtverlichting wordt in de volgende 
gevallen ingeschakeld:
-
 
b
ij het inschakelen van een 
richtingaanwijzer,
 
of
-
 
a
ls het stuur wiel ver genoeg wordt 
verdraaid. 
Page 139 of 452
137
DS4_nl_Chap05_visibilite_ed02-2015
Met behulp van de ruitenwisserschakelaar kunt 
u de ruitenwissers vóór en achter inschakelen 
om regen en vuil van de ruit te wissen.
De ruitenwissers voor en achter zorgen 
voor een optimaal zicht voor de bestuurder, 
ongeacht de weersomstandigheden.
De ruitenwissers vóór bedient u met de 
schakelaar A; de ring B is voor de bediening 
van de achterruitenwisser.
Ruitenwisserschakelaar
Instellen
Uitvoering zonder automatisch 
wissen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de volgende 
automatische functies van de ruitenwissers 
mogelijk:
-
 
a
 utomatische werking van de  
ruitenwissers vóór,
-
 
a
 utomatisch inschakelen van de 
ruitenwisser achter bij het inschakelen  
van de achteruitversnelling.
Uitvoering met automatische ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
A. Selecteren van de wissnelheid: zet de  schakelaar in de gewenste stand.
Eén keer wissen (de hendel omlaag 
duwen of kort naar u toe trekken en 
vervolgens loslaten).Automatisch wissen (omlaag 
duwen en vervolgens loslaten).
Eén keer wissen (de hendel even 
naar u toe trekken).
Wissen op hoge snelheid  
(hevige neerslag).
Wissen op normale snelheid 
(matige regen).
Intervalwissen (wissnelheid 
afhankelijk van de rijsnelheid).
Uit.
of
Zicht  
Page 140 of 452
DS4_nl_Chap05_visibilite_ed02-2015
Automatische ruitenwissers 
vóór
De ruitenwissers worden automatisch 
ingeschakeld als de sensor achter de 
binnenspiegel regen detecteert. De snelheid 
van de ruitenwissers wordt aangepast aan de 
hoeveelheid neerslag.
Inschakelen
Duw de hendel A één keer omlaag.
 
 
T
 er bevestiging wissen de 
ruitenwissers één keer, gaat 
het controlelampje op het 
instrumentenpaneel branden en/
of verschijnt er een bericht dat de 
functie geactiveerd is.
Uitschakelen
Duw de hendel A nog een keer omlaag.
 
 
T
 er bevestiging gaat dit 
controlelampje op het 
instrumentenpaneel uit en/of 
er verschijnt een bericht op het 
multifunctionele display dat de functie 
is uitgeschakeld.
Elke keer als het contact meer 
dan 1
  minuut is afgezet, moet u 
de automatische werking van de 
ruitenwissers opnieuw activeren.
Storing
In het geval van een storing in de automatische 
werking van de ruitenwissers werken deze in 
de intervalstand.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.
Dek de regensensor, die zich 
gecombineerd met de lichtsensor in 
het midden van de voorruit achter de 
binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van 
de ruitenwissers uit als de auto wordt 
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen 
van de automatische ruitenwissers tot 
de voorruit ontdooid is.