CITROEN DS5 2015 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 91 of 418

89
DS5_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Verwarming en ventilatie
Bedieningspaneel
De lucht kan afhankelijk van de instellingen
van de bestuurder, voorpassagier of
achterpassagiers via verschillende circuits
worden toegevoerd.
Stel de temperatuurregeling in: de lucht van de
verschillende circuits wordt gemengd om het
gewenste comfortniveau te bereiken.
Stel de luchtverdeling in met de desbetreffende
(combinatie van) toetsen: de lucht wordt via de
gewenste uitstroomopeningen verdeeld.
Stel de luchtopbrengst in: de aanjagersnelheid
wordt verhoogd of verlaagd.
De bedieningsschakelaars bevinden zich op
het paneel A van de middenconsole.1.
Uit

stroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de voorruit.
2.
Uit

stroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de voorste zijruiten en de
voorportierruiten.
3.
Af

sluitbare en verstelbare zijventilatieroosters.
4.
Af

sluitbare en verstelbare middelste
ventilatieroosters.
De ventilatie zorgt voor een optimaal comfort
en zicht in het interieur.
5.
Uit
stroomopeningen beenruimte
bestuurder en voorpassagier.
6.
Af

sluitbare en verstelbare ventilatieroosters
voor de achterpassagiers.
7.
Uit

stroomopeningen beenruimte
achterpassagiers.
Luchtverdeling
Comfort

Page 92 of 418

DS5_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
F
Le
t erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, luchtroosters en
overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
F
Le

t erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient
voor de regeling van de automatische airconditioning.
F
Ze

t de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan
om het systeem in per fecte staat te houden.
F
Co

ntroleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen periodiek
vervangen (zie de rubriek "Controles").
Wi

j raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het toegevoegde speciale
actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon
interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).
F
La

at de airconditioning regelmatig controleren zoals voorgeschreven in het garantie- en
onderhoudsboekje, om het systeem in perfecte staat te houden.
F
Ge

bruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Om het brandstofverbruik te verminderen kunt u de airconditioning uitschakelen (toets A /C)
ter wijl de automatische stand ingeschakeld blijft. Als in deze stand de ruiten beginnen te
beslaan, kunt u de airconditioning tijdelijk inschakelen om de ruiten te ontwasemen.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij
een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een
optimale trekkracht van de motor.
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de
lucht in het interieur goed ververst wordt.
Het airconditioningssysteem is chloorvrij
en is niet schadelijk voor de ozonlaag.
Condensvorming door de
airconditioning kan ertoe leiden dat zich
een klein plasje water onder de auto
vormt. Dit is een normaal verschijnsel.
Als u geen concessies wilt doen aan het
thermische comfort, start dan de motor
of laat deze permanent draaien door op
de toets ECO OFF te drukken.

Page 93 of 418

91
DS5_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Automatische airconditioning met gescheiden regeling
1. Automatisch programma "comfort"
Wij raden aan om een van de drie
AUTO-standen te gebruiken: het
systeem zorgt voor een aangenaam
klimaat in de auto op basis van de
door u ingestelde waarde.
In alle drie de standen regelt het systeem zelf
de comforttemperatuur om zo snel mogelijk het
door u gewenste klimaat te verkrijgen. F Dr
uk herhaaldelijk op de toets "AUTO".
-
éé

n lampje brandt; milde instelling,
-
tw

ee lampjes branden; gemiddelde
instelling,
-
dr

ie lampjes branden; hoge instelling.
Gebruik bij voorkeur de instellingen
"gemiddeld" en "hoog" voor het behoud
van een aangename temperatuur voor de
achterzitplaatsen. Om bij koude motor te voorkomen dat
er koude wind in uw gezicht geblazen
wordt, wordt de aanjagersnelheid in
dergelijke situaties geleidelijk verhoogd
tot het gewenste niveau is bereikt.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan
de ingestelde waarde, heeft het geen
zin om voor het gewenste comfort de
ingestelde waarde te wijzigen. Het
systeem compenseert bij gesloten
ramen en ongeacht het seizoen
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
Het systeem kan in alle jaargetijden effectief
gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten.
Automatische werking
Comfort

Page 94 of 418

DS5_nl_Chap03_confort_ed01-2015
4. Automatisch programma "zicht"
Om het interieur maximaal te verkoelen
of te ver warmen is het mogelijk de
minimale waarde 14 of de maximale
waarde 28 te overschrijden.
F
Dr
aai de knop 2 of 3 naar links
totdat "LO" verschijnt of naar
rechts totdat "HI" verschijnt.
Zie de rubriek
"Voorruitontwaseming - Ontdooien".
2-3. Regeling bestuurder-
pa
ssagier
De bestuurder en de voorpassagier
kunnen de temperatuur afzonderlijk
naar wens instellen.
F
Dr

aai de knop 2 of 3 naar links of naar
rechts om deze waarde te verlagen of te
verhogen.
Voor een optimaal comfort wordt de waarde
21 aanbevolen. Niettemin is afhankelijk van
uw wensen een afstelling tussen 18 en 24
gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raadzaam
dat het verschil in instelling links en rechts niet
meer dan 3 bedraagt.
Handmatig verstellen
Als u dat wenst, kunt u de automatische
bediening van het systeem handmatig
aanpassen. De controlelampjes in de toets
"AUTO" gaan uit; de overige functies blijven
automatisch geregeld, met uitzondering van de
airconditioning.
F
Dr

uk op de toets "AUTO" om het systeem
weer volledig automatisch te laten
functioneren.
Bij auto's met een Stop & Start-
systeem geldt dat zolang de
voorruitontwaseming in werking is,
de STOP-functie niet beschikbaar is.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en niet op de
werkelijke temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit.

Page 95 of 418

93
DS5_nl_Chap03_confort_ed01-2015
5. Airconditioning aan/uit
F Druk op deze toets om de
airconditioning uit te schakelen.
Als de airconditioning wordt uitgeschakeld,
wordt het thermische comfort niet meer
geregeld (vocht, beslagen ruiten).
F
Dr

uk de toets nogmaals in zodra dit
mogelijk is om de automatische werking
van de airconditioning te hervatten. Het
lampje van de toets "A /C " gaat branden.
Om het interieur sneller te verkoelen kunt u
korte tijd de recirculatiestand inschakelen.
Schakel vervolgens weer over op de stand
"Buitenlucht".
6. Regeling luchtverdeling
F Druk op één of meer toetsen
o m de luchtstroom te verdelen
naar:
-
de v

oorruit en de zijruiten,
-
de c

entrale en
zijventilatieroosters,
-
de b

eenruimte van de
passagiers.
U kunt de drie luchtstromen ook naar eigen
wens combineren.
7. Regeling luchtopbrengst
F Draai deze knop naar links
o m de luchtopbrengst te
verminderen of naar rechts om
deze te verhogen.
De lampjes van de luchtopbrengst, tussen
de twee propellers, gaan afhankelijk van de
ingestelde waarde geleidelijk branden.
8. Toevoer van buitenlucht/
l uchtrecirculatie
De luchtrecirculatie dient om de toevoer van buitenlucht
bij stank en stofoverlast af te sluiten: in geval van
detectie van vervuiling van de buitenlucht (indien uw
auto voorzien is van een luchtkwaliteitssonde).
Deze treedt in werking bij activering van de
ruitensproeier.
De werking stopt wanneer de buitentemperatuur
beneden de 5°C komt, om te voorkomen dat de ruiten
beslaan.
- Het branden van het lampje met de
"A" duidt erop dat de luchtrecirculatie
automatisch wordt geregeld.
- Het branden van het lampje
zonder de "A" duidt erop dat de
luchtrecirculatie handmatig in
werking is gesteld.
- Wanneer de lampjes uit
z
ijn, betekent dat dat de
luchtrecirculatie automatisch
wordt geregeld onafhankelijk van
de detectie van luchtvervuiling.
Geen luchtkwaliteitsensor
Indien uw auto niet voorzien is van
een luchtkwaliteitsensor, druk dan
op deze toets om de luchtrecirculatie
handmatig in werking te stellen.
Comfort

Page 96 of 418

DS5_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Uitschakelen van het systeem
F Draai de knop van de
luchtopbrengst naar links tot
alle lampjes uitgaan.
Vermijd het te lang rijden met
ingeschakelde luchtrecirculatie of
een uitgeschakeld systeem, om te
voorkomen dat de ruiten beslaan of de
luchtkwaliteit vermindert.
Alle functies van de airconditioning en het
ventilatiesysteem worden dan uitgeschakeld.
De temperatuur wordt dan niet meer
geregeld, maar er blijft een kleine luchtstroom
gehandhaafd.
F
Wi

jzig de instellingen (temperatuur,
luchthoeveelheid en luchtverdeling) of druk
op de toets "AUTO" om het systeem weer
met de laatst ingestelde waarden in te
schakelen.9. "REST"-functie: maximale
ai rconditioning
F Als u de interieurlucht snel wilt
k
oelen, druk dan op deze toets:
"LO" wordt weergegeven.
Om vorige instellingen te hervatten, drukt u
opnieuw op deze toets.

Page 97 of 418

95
DS5_nl_Chap03_confort_ed01-2015
F Schakel, zodra de omstandigheden
het toelaten, de achterruit- en
buitenspiegelverwarming uit,
omdat een geringer stroomverbruik
leidt tot een verlaging van het
brandstofverbruik.
Ontwasemen -
Ontdooien vóór Achterruit- en buitenspiegelverwarming
F U kunt de achterruitver warming
o
ok eerder uitschakelen
door nogmaals op de toets te
drukken. Het controlelampje
van de toets gaat uit.
Automatisch programma
"Zicht"Aan
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de voorruitontwaseming
in werking is, de STOP-functie niet
beschikbaar is.
UIT
De achterruitverwarming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te voorkomen.
F Selecteer dit programma om
d e voorruit en de zijruiten snel
te ontwasemen of te ontdooien.
Het systeem werkt volledig automatisch
en regelt de luchttemperatuur, de
aanjagersnelheid en de luchttoevoer; het stelt
de luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en
de zijruiten zo snel mogelijk schoon worden.
F
Dr

uk nogmaals op de toets "Zicht" of op
"AUTO" om deze functie uit te schakelen;
het controlelampje in de toets gaat uit en
dat van de toets "AUTO" gaat branden.
Het systeem keert terug naar dezelfde
instellingen als die van vóór het uitschakelen. F
Dr

uk op deze toets
(op het bedieningspaneel
van de airconditioning) om de
achterruit en de buitenspiegels
te ontwasemen. Het
controlelampje van de toets
gaat branden.
De achterruitverwarming werkt
uitsluitend bij draaiende motor.
Comfort

Page 98 of 418

DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Rijden

Page 99 of 418

DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015

Page 100 of 418

DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Enkele rijadviezen
Houd u altijd aan de verkeersregels en let onder alle omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd uw handen op het stuur wiel, zodat u snel kunt reageren
op onverwachte situaties.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en houd meer afstand tot uw voorligger.
Rijden op een overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.- ki
jk of het water niet meer dan 15 cm
diep is, houd daarbij rekening met golfen
die door andere weggebruikers kunnen
worden veroorzaakt,
-
sc

hakel het Stop & Start-systeem uit,
-
ri

jd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet
sneller dan 10 km/h,
-
ze

t de auto niet stil en zet de motor niet af.
Belangrijk!
Rijd nooit met aangetrokken handrem -
Kans op oververhitting en beschadiging
van het remsysteem!
Parkeer uw auto niet en zet uw auto
niet met draaiende motor stil op een
plaats waar brandbaar materiaal (droog
gras, afgevallen blad, ...) in contact kan
komen met het warme uitlaatsysteem -
Kans op brand!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten,
trek dan de handrem aan en zet de
versnellingsbak in de neutraalstand of
in de stand N of P, afhankelijk van het
type versnellingsbak.
Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Page:   < prev 1-10 ... 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 ... 420 next >