CITROEN DS5 HYBRID 2015 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 181 of 484
179
DS5_nl_Chap06_securite-enfants_ed01-2015 
Veilig vervoeren van kinderen  
Page 182 of 484
Veiligheid
Page 183 of 484
DS5_nl_Chap07_securite_ed01-2015
Page 184 of 484
Richtingaanwijzers
F Links: duw de hendel helemaal omlaag.
F Re chts: duw de hendel helemaal omhoog.Drie keer knipperen
Beweeg de hendel iets omhoog of omlaag, 
zonder het zware punt te passeren; de 
desbetreffende richtingaanwijzers knipperen 
vervolgens drie keer.
Wanneer de richtingaanwijzers na 
meer dan 20
 s
econden nog niet zijn 
uitgeschakeld, wordt bij een snelheid 
van meer dan 60
 k
m/h automatisch het 
knippergeluid versterkt.
Alarmknipperlichten
Druk de knop in, de richtingaanwijzers 
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het 
contact is afgezet.
Automatisch inschakelen 
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop - afhankelijk van de mate van 
remvertraging, als het ABS ingrijpt, maar ook als 
er een aanrijding wordt gesignaleerd, worden de 
alarmknipperlichten automatisch ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de 
alarmknipperlichten uit.
F
 U ku
nt de alarmknipperlichten echter ook 
uitschakelen door de knop in te drukken.
Deze functie kunt u bij elke snelheid 
gebruiken, maar komt vooral van pas bij 
het wisselen van rijstrook op wegen met 
meerdere rijstroken per rijbaan. 
Page 185 of 484
183
DS5_nl_Chap07_securite_ed01-2015
Claxon
Urgence-oproep of 
Assistance-oproep
Hiermee kunt u een noodoproep of hulpoproep 
verzenden naar de hulpdiensten of de speciale 
helpdesk (deze dienst wordt uitgevoerd door de 
Assistance-helpdesk van CITROËN). Systeem om uw medeweggebruikers met een 
geluidssignaal te waarschuwen voor direct 
g eva a r.
F
 Dr
uk op het middelste gedeelte van het 
stuurwiel met bedieningstoetsen.
Maak geen overmatig gebruik van de 
claxon en houd u bij het gebruik aan de 
ter plaatse geldende wetten en regels.
Raadpleeg de rubriek "Audio en 
datacommunicatie" voor meer 
informatie over het gebruik van deze 
voorziening. 
Veiligheid  
Page 186 of 484
Elektronisch stabiliteitsprogramma dat de 
volgende systemen omvat:
-
 he
t antiblokkeersysteem (ABS) en de 
elektronische remdrukregelaar (EBD),
-
 de
 noodremassistentie (AFU),
-
 de a
ntislipregeling (ASR),
-
 de d
ynamische stabiliteitscontrole (ESP).
Elektronisch stabiliteitsprogramma
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en 
elektronische remdrukregelaar 
(EBD)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen 
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid 
van uw auto en voor een betere controle in 
bochten, vooral op een slecht of glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen 
in het geval van een noodstop.
De EBD verdeelt de remdruk over de wielen.
Noodremassistentie (AFU)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen 
de optimale remdruk sneller wordt bereikt, 
zodat de remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld als het 
rempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt ervoor 
dat de benodigde bedieningskracht wordt 
verminderd en de effectiviteit van het remmen 
wordt vergroot.
Antislipregeling (ASR)
Dit systeem past de aandrijfkracht aan om 
het doorspinnen van de wielen te voorkomen 
via de remmen van de aangedreven wielen 
en de motor. De ASR zorgt ook voor meer 
koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole 
(ESP)
Dit systeem houdt de vier wielen in de gaten 
en grijpt, als de koers van de auto afwijkt van 
de door de bestuurder gewenste richting, 
automatisch in via de remmen van een of 
meerdere wielen en het motorkoppel om de 
auto voor zover mogelijk weer in de juiste koers 
te brengen. 
Page 187 of 484
185
DS5_nl_Chap07_securite_ed01-2015
Intelligente TractiecontroleWerking
Antiblokkeersysteem (ABS) en 
elektronische remdrukregelaar 
(REF)
Trap het rempedaal bij een noodstop 
krachtig en volledig in en laat het 
niet los. Zorg er bij vervanging van de wielen 
(banden en velgen) voor dat wielen 
worden gemonteerd die voor uw auto 
zijn gehomologeerd.
De normale werking van het 
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn 
door het trillen van het rempedaal.
Als dit lampje gaat branden in combinatie 
met een geluidssignaal en een melding 
op het display, duidt dit op een storing in 
het ABS-systeem, waardoor u tijdens het 
remmen de controle over uw auto zou 
kunnen verliezen.
Als dit lampje gaat branden in 
combinatie met het lampje STOP, een 
geluidssignaal en een melding op het 
display, duidt dit op een storing in de 
elektronische remdrukregelaar waardoor 
u tijdens het remmen de controle over 
uw auto zou kunnen verliezen.
Onder gladde omstandigheden is het raadzaam 
te rijden op winterbanden.
Afhankelijk van de uitvoering is uw auto uitgerust 
met een systeem dat zorgt voor extra tractie op 
besneeuwde wegen: intelligente tractiecontrole .
Deze functie signaleert situaties met weinig grip, 
zoals wegrijden en voortbewegen van de auto 
in verse en diepe sneeuw of over platgereden 
sneeuw.
In dergelijke omstandigheden regelt de intelligente 
tractiecontrole  het doorslippen van de voorwielen 
om voor een optimale grip te zorgen. Zo wordt de 
aandrijving en de bestuurbaarheid verbeterd.
Stop onmiddellijk.
Raadpleeg in beide gevallen het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. 
Veiligheid  
Page 188 of 484
Dynamische stabiliteitscontrole 
(ESP) en antispinregeling (ASR)
Inschakelen
Deze systemen worden automatisch ingeschakeld 
zodra de motor wordt gestart.
Zodra deze systemen signaleren dat de wielen te 
weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt van 
de door de bestuurder gewenste richting, grijpen ze in 
op de werking van de motor en het remsysteem.
In dat geval gaat dit verklikkerlampje 
op het instrumentenpaneel 
knipperen.
UitschakelenStoring
Als dit verklikkerlampje en het lampje 
van de uitschakelknop gaan branden 
in combinatie met een geluidssignaal 
en een melding, duidt dit op een 
storing in het systeem.
Opnieuw inschakelen
F Druk op deze knop.
H
et lampje van de knop gaat branden.
De systemen ESP en ASR grijpen niet meer in 
op de werking van de motor en het remsysteem 
als de auto uit de koers raakt. F
 Dr
uk nogmaals op deze knop.
Schakel deze systemen weer in zodra er weer 
voldoende grip is.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te 
laten controleren.
In bijzondere omstandigheden (als de auto 
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,
 .
..) 
kan het nuttig zijn de systemen ESP en ASR uit 
te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen 
en weer grip kunnen krijgen. Deze systemen worden automatisch weer 
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt 
aangezet of vanaf snelheden boven 50
 k
 m/h.
Bij snelheden tot 50
 k
 m/h kunt u de systemen 
handmatig weer inschakelen: 
Page 189 of 484
187
DS5_nl_Chap07_securite_ed01-2015
ESP/ASRLaat het systeem na een aanrijding 
controleren door het CITROËN-netwerk 
of door een gekwalificeerde werkplaats.
De systemen ESP en ASR zorgen voor 
meer veiligheid tijdens het rijden. De 
bestuurder mag zich echter nooit laten 
verleiden tot het nemen van meer risico's of 
te hard rijden.
In situaties die tot gladheid kunnen leiden 
(regen, sneeuw, ijzel) wordt de kans dat 
de wielen hun grip verliezen groter. Het 
is voor uw veiligheid dus van het grootste 
belang dat de systemen ESP en ASR 
altijd ingeschakeld zijn, zeker als de 
omstandigheden gevaarlijker worden. De goede werking van deze systemen 
wordt verzekerd door de naleving van de 
voorschriften van de fabrikant met betrekking 
tot de wielen (banden en velgen), onderdelen 
van het remsysteem, elektronische 
onderdelen alsmede de montageprocedure 
en het uitvoeren van werkzaamheden door 
het CITROËN-netwerk.
Voor een doeltreffende werking van de 
systemen ESP en ASR onder winterse 
omstandigheden is het noodzakelijk de 
auto te voorzien van winterbanden voor en 
achter die ervoor zorgen dat de wegligging 
zo neutraal mogelijk is. 
Veiligheid  
Page 190 of 484
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóór Veiligheidsgordels achter
De achterzitplaatsen zijn voorzien van een 
driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat 
en spankrachtbegrenzer (met uitzondering van 
de middelste zitplaats achter).Omdoen
F Trek aan de gordel en steek de gesp in de 
gordelsluiting.
F
 Co
ntroleer of de gordel goed is vastgemaakt 
door even aan de riem te trekken.
Losmaken
F Druk op de rode knop van de 
gor delsluiting.
F
 Ho
ud de gordel vast ter wijl deze zich oprolt.
De veilighei dsgordels vóór zijn voorzien van 
een pyrotechnische gordelspanner en een 
spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra bescherming van 
de bestuurder en passagier bij frontale en zijdelingse 
aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding zorgen 
de pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de 
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de 
inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief zodra 
het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee 
de gordel tegen het lichaam va n de inzittenden 
getrokken wordt en bevordert daarmee de veiligheid.