tow FIAT FREEMONT 2011 Instructieboek (in Dutch)
Page 258 of 289
(Vervolgd)
Het bijvullen van het vloeistofreservoir met te
veel remolie kan leiden tot het morsen van vloei-
stof op hete motoronderdelen, waardoor de rem-
olie vlam kan vatten. Remvloeistof kan ook
schade toebrengen aan gelakte oppervlakken en
vinyl. Let daarom op dat er geen remvloeistof op
deze oppervlakken terecht komt .
Zorg dat er geen vloeistof op basis van aardolie
in de remvloeistof terechtkomt . De afdichtingen
van het remsysteem kunnen hierdoor worden
aangetast , waardoor de remmen hun werking
gedeeltelijk of geheel kunnen verliezen. Dit kan
leiden tot een ongeval.
MANUAL TRANSMISSION
Vloeistofpeil controleren
Inspecteer de handgeschakelde versnellingsbak op lek-
kage iedere keer wanneer de olie wordt ververst.
Indien nodig moet vloeistof worden bijgevuld tot aan
het juiste niveau.
Controleer het vloeistofpeil door de vuldop te verwij-
deren. Het vloeistofniveau moet liggen tussen de on-
derkant van de vulopening tot maximaal 4,7 mm
daaronder.
Keuze van smeermiddel
Gebruik alleen transmissievloeistof goedgekeurd door
de fabrikant. Geen andere stoffen toevoegen (behalve
kleurstoffen om lekken op te sporen). Raadpleeg "Vloeistoffen, smeermiddelen en originele onderdelen"
in "Technische gegevens" voor meer informatie.
Verversingsinterval vloeistoffen
Ververs de vloeistof van de handgeschakelde versnel-
lingsbak volgens de intervallen die staan vermeld in het
"Onderhoudsschema" in deze handleiding.
VERZORGING VAN DE AUTO EN
BESCHERMING TEGEN ROEST
Carrosserie en lak beschermen tegen roest
De aandacht die aan de carrosserie moet worden
besteed is sterk afhankelijk van de weersinvloeden en
het gebruik van de auto. Strooizout in de winter en
chemische producten die in andere seizoenen op bo-
men en in wegbermen gespoten worden hebben een
sterk corrosieve invloed op de carrosserie. Buiten
parkeren en blootstelling aan schadelijke stoffen in de
atmosfeer en op de wegen, extreem warm of koud
weer en andere uitersten kunnen de lak, de sierlijsten
en de beschermende laag aan de onderzijde van de auto
beschadigen.
De onderstaande onderhoudsadviezen helpen om de
carrosserie van uw auto gedurende lange tijd in opti-
male conditie te houden.
Oorzaken van corrosie
Corrosie ontstaat door blootstelling van het metaal
aan weersinvloeden, doordat de lak en beschermende
coatings op uw auto werden beschadigd of loslieten.
De meest voorkomende oorzaken zijn:
strooizout, vuil en achterblijven van vocht.
251
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 259 of 289
steenslag.
insectenresten, teer en boomvocht.
zilte lucht in kuststreken.
zure regen en industriële vervuiling.
Wassen
Was uw auto regelmatig. Was de auto steeds in deschaduw en gebruik een mild reinigingsmiddel dat
geschikt is voor auto's. Spoel de auto zorgvuldig af
met schoon water.
Gebruiker een hoogwaardige was voor de bescher- ming van uw lakwerk. Zorg dat u geen krassen maakt
op de lak.
Gebruik geen bijtende producten en polijstmiddelen die de glans of de dikte van het lakwerk kunnen
aantasten.
Gebruik nooit schurende of sterke reini-
gingsmiddelen zoals staalwol of schuur-
poeder, deze veroorzaken krassen op het
metaal en de lak.
Speciale verzorging
Spuit de onderzijde van de auto regelmatig schoon (minstens één keer per maand) wanneer u op bepe-
kelde of stoffige wegen rijdt.
Houd de afvoergaatjes aan de onderzijde van de portieren, de schermen en de laadruimte schoon enopen.
Als u steenslag of krassen in de lak ontdekt, werk dergelijke plekjes dan meteen bij. Voor de kosten van dergelijke reparaties is de eigenaar van de auto ver-
antwoordelijk.
Wanneer de auto door bijvoorbeeld een ongeval schade heeft opgelopen aan de lak en de bescher-
mende coating, moet u deze zo spoedig mogelijk
laten repareren. Voor de kosten van dergelijke repa-
raties is de eigenaar van de auto verantwoordelijk.
Wanneer u speciale ladingen met chemicaliën, kunst- mest, zout, enz., vervoert, let dan goed op of alles
goed is verpakt en afgesloten.
Wanneer u vaak op grindwegen rijdt, adviseren wij om bij uw dealer spatlappen te laten monteren.
Verzorging van velgen en wieldoppen
Alle wielen en wieldoppen moeten regelmatig worden
gereinigd met een milde zeep en water om corrosie
tegen te gaan. Dit geldt vooral wanneer een coating van
aluminium of chroom is aangebracht. Gebruik een
niet-schurend en zuurvrij reinigingsmiddel om hard-
nekkige modder en/of overvloedige remstof te verwij-
deren. Gebruik geen schuurblokjes, staalwol, een
harde borstel of metaalpoets. Gebruik geen ovenreini-
ger. Maak geen gebruik van automatische wasstraten
waarin bijtende reinigingsproducten of harde borstels
worden gebruikt. Deze kunnen de beschermende coa-
ting van de velgen beschadigen.
Reinigingsprocedure voor vlekwerende stof –
indien aanwezig
Vlekwerende stoelen kunnen op de volgende wijze
worden gereinigd:
252
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 260 of 289
Verwijder de vlek zo goed mogelijk door te deppenmet een schone, droge doek.
Dep de vlek vervolgens met een schone, vochtige doek.
Voor hardnekkige vlekken brengt u een milde zeep- oplossing aan op een schone, vochtige doek en ver-
wijdert u de vlek. Verwijder zeepresten met een
andere vochtige doek.
Verwijder vetvlekken met een multifunctioneel schoonmaakmiddel of een gelijkwaardig middel en
een schone, vochtige doek. Verwijder zeepresten
met een andere vochtige doek.
Gebruik geen bijtende oplosmiddelen of enige an- dere vorm van bescherming op vlekwerende
producten.
Verzorging van het interieur
Dashboardbekleding
De dashboardbekleding heeft een speciale antireflec-
tielaag, zodat er geen hinderlijke weerspiegelingen in de
voorruit ontstaan. Gebruik geen beschermproducten
of andere middelen die een hinderlijke weerspiegeling
veroorzaken. Gebruik zeepsop en warm water om de
antireflectielaag te herstellen.
Reiniging interieurbekleding
Gebruik een vochtige doek voor het reinigen van de
interieurbekleding. Gebruik geen bijtende reinigings-
producten. Reiniging van lederen interieurbekleding
De kwaliteit van lederen bekleding blijft het best be-
houden door te reinigen met een zachte doek die iets
vochtig is. Stofdeeltjes of vuil kunnen een schurend
effect hebben en de lederen bekleding beschadigen;
verwijder daarom direct met een vochtige doek. Hard-
nekkige vervuiling kunt u gemakkelijk verwijderen met
een zachte doek. Voorkom dat lederen bekleding
wordt doordrenkt met welke vloeistof dan ook. Reinig
uw lederen bekleding nooit met polish, olie, reinigings-
vloeistoffen, oplosmiddelen, afwasmiddelen of schoon-
maakmiddelen op ammoniakbasis. Het gebruik van spe-
ciale onderhoudsmiddelen voor leder is niet vereist om
de originele kwaliteit te behouden.
WAARSCHUWING!
Gebruik nooit vluchtige oplosmiddelen
om te reinigen. Dergelijke stoffen zijn
vaak gemakkelijk ontvlambaar en kunnen bij
gebruik in afgesloten ruimten ademhalingspro-
blemen veroorzaken.
Koplampen reinigen
Uw auto is uitgerust met kunststof koplamplenzen die
lichter en minder gevoelig voor steenslag zijn dan
glazen koplamplenzen.
Kunststof is minder krasbestendig dan glas, ga daarom
anders te werk bij het reinigen van de koplamplens.
253
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 261 of 289
Om krassen tot een minimum te beperken en de
lichtopbrengst maximaal te houden, mogen de kop-
lamplenzen niet met een droge doek worden schoon-
gemaakt. Verwijder vuil met een sopje van zachte zeep
en spoel goed na.
Gebruik nooit schurende reinigingsmiddelen, oplos-
middelen, staalwol of andere bijtende stoffen om de
lenzen te reinigen.
Ruitoppervlakken
Alle ruiten behoren regelmatig met een normale glas-
reiniger te worden gereinigd. Gebruik nooit een reini-
ger met schuurmiddelen. Wees voorzichtig bij het
schoonmaken van de binnenkant van de achterruit als
deze voorzien is van een elektrische ontdooi-
inrichting. Gebruik geen schrapers of andere scherpe
voorwerpen die de elementen kunnen beschadigen.
Wanneer u de spiegels schoonmaakt, moet u het rei-
nigingsmiddel op de gebruikte doek aanbrengen. Spuit
de reinigingsvloeistof niet rechtstreeks op de spiegel.Reinigen van kunststoflenzen in
instrumentenpaneel
De lenzen voor de meetinstrumenten in deze auto zijn
vervaardigd uit glasheldere kunststof. Wees bij het
reinigen hiervan extra voorzichtig om geen krassen te
veroorzaken.
1. Reinig met een zachte bevochtigde doek. Eventueel
kan een sopje van zachte zeep worden gebruikt,
maar gebruik in geen geval reinigingsalcohol of bij-
tende of schurende reinigingsmiddelen. Verwijder
de zeep met een schone, vochtige doek.
2. Drogen met een zachte doek.
Verzorging van autogordels
Bleek of verf de gordels nooit en reinig ze niet met
chemische oplosmiddelen of schurende reinigingsmid-
delen. De gordelband kan hierdoor worden aangetast.
Ook zonnestraling kan de stof aantasten.
Als u de gordels moet reinigen, gebruik dan een lauw
sopje van zachte zeep. Verwijder de gordels hiertoe
niet uit de auto. Drogen met een zachte doek.
Laat de gordels vervangen wanneer ze gaan rafelen,
slijtplekken vertonen of wanneer de gespsluitingen niet
goed functioneren.
SCHOONMAKEN VAN DE BEKERHOUDERS
Maak ze schoon met een vochtige doek of handdoek en
een zacht schoonmaakmiddel.
254
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 262 of 289
ROULEREN VAN BANDEN
De banden die gebruikt worden aan de voorzijde van
de auto krijgen een andere belasting te verwerken dan
de banden aan de achterzijde. De functies bij de bestu-
ring, de aandrijving en het remmen zijn verschillend.
Hierdoor slijten de voor- en achterbanden ongelijksnel.
Dit effect kunt u verminderen door de banden onder-
ling te rouleren. De voordelen van rouleren komen
vooral tot uiting bij groffe profieltypen, zoals het profiel
van allseasonbanden. Rouleren zorgt voor een langere
levensduur van de band en geeft langere tijd een goede
tractie in modder, sneeuw en op een nat wegdek.
Bovendien draagt rouleren bij tot soepele en rustige
rijeigenschappen.255
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 263 of 289
TECHNISCHE SPECIFICATIES
CHASSISNUMMER
Het chassisnummer (VIN) bevindt zich vooraan op de
linkerhoek van het instrumentenpaneel en is van bui-
tenaf door de voorruit zichtbaar. Dit nummer is ook
ingeslagen in de dorpel van het rechtervoorportier
onder de sierlijst en staat ook vermeld op het voer-
tuiginformatielabel dat op een van de autoruiten is
aangebracht, in de voertuigregistratie en in het eigen-
domsbewijs. (afb. 170) (afb. 171)
(afb. 170) Plaats van het VIN
(afb. 171)Plaats van het ingeslagen VIN
256
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 264 of 289
BANDEN — ALGEMENE
INFORMATIE
BANDENSPANNING
Voor een veilig en prettig gebruik van uw auto is een
juiste bandenspanning absoluut noodzakelijk. Als de
bandenspanning niet juist is, heeft dit de onderstaande
gevolgen:
Veiligheid
WAARSCHUWING!
Een verkeerde bandenspanning is ge-
vaarlijk en kan leiden tot ongelukken.
Bij een te lage bandenspanning heeft de band
te veel rek en dit kan resulteren in oververhitting
en lekrijden.
Bij een te hoge bandenspanning zal de band
schokken op het wiel minder goed opvangen.
Rommel op de weg en gaten in het wegdek
kunnen de banden beschadigen waardoor ze lek
raken.
Banden met een te hoge of te lage spanning
kunnen het rijgedrag van de auto beïnvloeden en
kunnen een klapband veroorzaken waardoor u
de controle over de auto kunt verliezen.
Als niet alle banden dezelfde spanning hebben,
kunnen besturingsproblemen optreden. U kunt
de controle over de auto verliezen.
(Vervolgd)(Vervolgd)
Bij een ongelijke bandenspanning aan beide
zijden van de auto kan deze naar links of rechts
gaan trekken.
Zorg dat alle banden altijd op de juiste span-
ning (voor koude banden) zijn.
Besparing
Een onjuiste bandenspanning kan leiden tot een onre-
gelmatig slijtagepatroon over het loopvlak van de band.
Deze abnormale slijtagepatronen verkorten de levens-
duur van de band, waardoor de band eerder vervangen
moet worden. Door een te lage bandenspanning wordt
ook de rolweerstand van de band hoger, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt.
Rijcomfort en voertuigstabiliteit
Een juiste bandenspanning draagt bij tot comfortabele
rijeigenschappen. Bij een te hoge bandenspanning rijdt
de auto schokkerig en oncomfortabel.
BANDENSPANNINGEN
De juiste spanning voor koude banden staat vermeld
op de B-stijl aan de bestuurderszijde of op de achter-
rand van het bestuurdersportier.
Minstens één keer per maand moet u de bandenspan-
ning controleren en zo nodig aanpassen, evenals op
slijtage of zichtbare schade controleren. Gebruik een
zakmeter van goede kwaliteit om de bandenspanning te
controleren. Een visuele schatting van de spanning
volstaat niet. Radiaalbanden lijken soms de juiste span-
ning te hebben terwijl de spanning onvoldoende is. 257
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 265 of 289
Plaats na het controleren of aanpassen
van de bandenspanning altijd de ventiel-
dop terug. Hierdoor voorkomt u dat het
ventiel beschadigd raakt door binnendringend
vocht of vuil.
De gespecificeerde bandenspanningswaarden op het
plaatje gelden altijd voor "koude banden". Dit zijn
banden van een auto waarmee minstens 3 uur niet is
gereden, of waarmee minder dan 1,6 km is gereden na
een periode van 3 uur stilstaan. De spanning van een
koude band mag nooit hoger zijn dan de maximum-
spanning die op de zijkant van de band staat vermeld.
Controleer de bandenspanning vaker als de buitentem-
peraturen zeer verschillend zijn, omdat de bandenspan-
ning varieert met de temperatuur.
De bandenspanning verloopt ongeveer 7 kPa per 7°C
temperatuurverandering. Denk hieraan als u de druk
meet in een verwarmde garage, vooral in de winter.
Voorbeeld: als de temperatuur in de garage 20°C en de
buitentemperatuur 0°C bedraagt, moet u de banden-
spanning verhogen met 21 kPa, gelijk aan 7 kPa voor
elke 7°C temperatuurverschil.
Tijdens gebruik kan de bandenspanning onder invloed
van de temperatuur 13 tot 40 kPa oplopen. Laat de
banden in dat geval NOOIT gedeeltelijk leeglopen, de
bandenspanning is anders te laag zodra de band weer is
afgekoeld. Bandenspanning bij hogere rijsnelheden
De fabrikant is een voorstander van het rijden met een
veilige snelheid, volgens de geldende snelheidsbeper-
kingen. Wanneer de omstandigheden het toelaten om
met hoge snelheden te rijden, is de juiste bandenspan-
ning erg belangrijk. Mogelijk moet u de bandenspanning
verhogen en de belading van de auto verminderen als u
met hoge snelheden wilt rijden. Neem contact op met
de oorspronkelijke of een erkende bandenleverancier
voor de aanbevolen veilige rijsnelheid, de juiste bela-
ding en de correcte koude bandenspanning.
WAARSCHUWING!
Het rijden met hoge snelheden in een
maximaal beladen auto is gevaarlijk. De
extra belasting op uw banden kan defecten ver-
oorzaken. U kunt zo een ernstig ongeval krijgen.
Rij niet sneller dan 120 km/u in een auto die tot
het maximale laadvermogen is beladen.
RADIAALBANDEN
WAARSCHUWING!
Het gecombineerd monteren van radi-
aalbanden en andere bandentypes heeft
een negatieve invloed op het weggedrag van uw
auto. Dit stabiliteitsverlies kan ongevallen ver-
oorzaken. Als u radiaalbanden gebruikt , moeten
dat er altijd vier zijn. Combineer ze nooit met
andere bandtypes.
258
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 266 of 289
Een gat of scheur in het loopvlak van een radiaalband is
mogelijk nog te repareren, in tegenstelling tot schade
aan de zijkant van de band. Vraag advies aan uw erkende
bandenleverancier over reparatie van radiaalbanden.
RESERVEWIEL PASSEND BIJ STANDAARD
GELEVERDE BANDEN EN VELGEN –
INDIEN AANWEZIG
Uw voertuig kan zijn uitgerust met een reserveband en
velg die zowel in uiterlijk als in gebruik gelijk zijn aan de
standaard geleverde banden en velgen op de voor- en
achterassen van uw voertuig. Dit reservewiel mag wor-
den gebruikt bij het rouleren van banden voor uw auto.
Als uw voertuig beschikt over deze optie kunt u een
erkende bandenleverancier raadplegen voor het aanbe-
volen roulatieschema.
Als uw auto niet is uitgerust met een reservewiel dat
past bij de standaard geleverde banden en wielen, dan
kan uw auto worden uitgerust met een niet-passend
noodreservewiel. Noodreservewielen zijn ontwikkeld
om alleen te worden gebruikt bij uw auto. Uw auto kan
zijn uitgerust met een van de volgende typen niet-
passende noodreservewielen; compact, volmaats of
thuiskomer. Monteer tegelijkertijd nooit meer dan één
niet-passend noodreservewiel of niet-passende reser-
veband aan de auto.
Door de verminderde grondspeling kunt
u uw auto niet in een automatische was-
straat wassen wanneer het noodreserve-
wiel (compact , volmaats of thuiskomer) is gemon-
teerd. De auto kan zo schade oplopen.
NOODRESERVEWIEL – INDIEN AANWEZIG
Het noodreservewiel mag alleen in noodgevallen wor-
den gebruikt. U kunt vaststellen of uw auto is uitgerust
met een noodreservewiel door te kijken naar de be-
schrijving van het reservewiel op de band- en beladings-
informatiesticker op de portieropening aan bestuur-
derszijde of op de bandwang. Beschrijvingen van
noodreservewielen beginnen met de letter "T" of "S"
vóór aanduiding van de maat. Voorbeeld: T145/80D18103M.
T, S = Tijdelijke reserveband
Omdat het profiel op deze band een beperkte levens-
duur heeft, moet de originele band zo snel mogelijk
worden gerepareerd (of vervangen) en weer gemon-
teerd worden.
Probeer nooit een wieldop aan te brengen of een
conventionele band te monteren op het noodreserve-
wiel, omdat het wiel specifiek voor de noodreserve-
band is gemaakt. Monteer nooit meer dan één
noodreserveband/-wiel tegelijkertijd aan de auto.
259
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 267 of 289
WAARSCHUWING!
Noodreservewielen mogen alleen wor-
den gebruikt in noodgevallen. Met deze
banden mag u maximaal 80 km/u rijden. Nood-
reservewielen hebben een beperkte levensduur.
Als het loopvlak is versleten tot op de slijtindica-
toren, dient u de band van het noodreservewiel
('thuiskomertje') te vervangen. Let op de waar-
schuwingen met betrekking tot uw reservewiel.
Anders kan het reservewiel beschadigd worden
en veroorzaakt u misschien een ongeval.
VOLMAATS RESERVEWIEL – INDIEN AANWEZIG
Het volmaatse reservewiel mag alleen in noodgevallen
worden gebruikt. Mogelijk lijkt dit noodreservewiel op
het oorspronkelijke wiel op de voor- of achteras van de
auto. Het heeft echter andere eigenschappen. Dit re-
servewielen heeft wellicht een beperkte levensduur.
Als het loopvlak is versleten tot op de slijtindicatoren,
dient u de band van het volmaatse reservewiel te
vervangen. Aangezien het niet dezelfde band is, moet u
de oorspronkelijke band zo spoedig mogelijk vervangen
of herstellen en terugplaatsen.
NOODRESERVEWIEL - INDIEN AANWEZIG
Het noodreservewiel mag u alleen in geval van nood
gebruiken. De band en het reservewiel zijn voorzien
van een sticker. De sticker bevat de rijbeperkingen
voor dit reservewiel. Mogelijk lijkt dit noodreservewiel
op het oorspronkelijke wiel op de voor- of achteras van de auto. Het heeft echter andere eigenschappen. Het
rijgedrag van de auto verandert wanneer u dit noodre-
servewiel monteert. Aangezien het niet dezelfde band
is, moet u de oorspronkelijke band zo spoedig mogelijk
vervangen of herstellen en terugplaatsen.
WAARSCHUWING!
Het noodreservewiel mag u alleen in
geval van nood gebruiken. Het rijgedrag
van de auto verandert wanneer u dit noodreser-
vewiel monteert . Rijd met dit reservewiel niet
harder dan de snelheid vermeld op het noodre-
servewiel. De spanning van een koude band mag
nooit hoger of lager zijn dan de waarde die op de
band- en beladingsinformatiesticker staat op de
portieropening aan de bestuurderszijde.Vervang
(of herstel) de oorspronkelijke band zo spoedig
mogelijk en plaats deze terug. Anders veroor-
zaakt u misschien een ongeval.
DOORSLIPPEN VAN DE WIELEN
Als u vast komt te zitten in modder, zand, sneeuw of ijs,
mag u de wielen niet sneller dan 48 km/uur of meer dan
30 seconden continu laten draaien zonder te stoppen.
Raadpleeg “Een vastzittende auto weer vrijkrijgen” in
“Noodgevallen” voor meer informatie.
260
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD