4WD JEEP GRAND CHEROKEE 2014 Instructieboek (in Dutch)

Page 262 of 420

OPMERKING:Om de trekkracht tijdens het rijden met
sneeuwkettingen of bij het wegrijden in diepe
sneeuw, zand of grind te verbeteren, is het
raadzaam de functiePartial Off(gedeeltelijk
uit) in te schakelen door kort op de schakelaar
ESP uit te drukken. Wanneer er geen reden
meer is om de functie Partial Off(gedeeltelijk
uit) te gebruiken, drukt u kort op de schake-
laar ESP Uit om ESP weer in te schakelen. Dit
is ook mogelijk tijdens het rijden.
WAARSCHUWING!
• Wanneer ESP in de stand "Gedeeltelijk uit"
staat, wordt de ASR-functie van ESP uit-
geschakeld (behalve de slipbeperking die
is beschreven de paragraaf over ASR) en
brandt het indicatielampje "ESP uit". Wan-
neer ESP in de stand "Gedeeltelijk uit"
staat, wordt de functie voor het verminde-
ren van het motorvermogen van ASR uit-
geschakeld en neemt de verbeterde voer-
tuigstabiliteit die het ESP-systeem biedt af.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Trailer Sway control (TSC) is uitgescha-
keld wanneer het ESP-systeem in de
stand "Partial Off" (Gedeeltelijk uit) staat.
Groep 4WD LOW
Gedeeltelijk uitgeschakeld
Dit is de normale bedrijfsmodus van ESP in de
groep 4WD LOW. Als de auto wordt gestart in
de groep 4WD LOW of als de tussenbak (indien
aanwezig) wordt geschakeld van de groep 4WD
HIGH of NEUTRAL naar groep 4WD LOW,
bevindt het ESP-systeem zich in de modus
"Partial Off" (Gedeeltelijk uit).
Antislingerregeling (ASR)ASR maakt gebruik van sensoren in de auto die
het gevaarlijk slingeren van de aanhanger de-
tecteren. ASR neemt de nodige maatregelen
om het slingeren te stoppen. Het systeem kan
het motorvermogen verlagen en de betreffende
wielen afremmen om het slingeren tegen te
gaan. ASR wordt automatisch ingeschakeld
wanneer een gevaarlijk slingerende aanhanger
wordt gedetecteerd. De bestuurder hoeft niets te doen. ASR is niet in staat om het slingeren
van alle aanhangers te stoppen. Ga tijdens het
trekken van een aanhanger altijd voorzichtig te
werk en volg de aanbevelingen voor het dissel-
gewicht van de aanhanger. Raadpleeg “Trek-
ken van een aanhanger” bij “Starten en rijden”
voor meer informatie. Wanneer ASR is inge-
schakeld, knippert het controle-/storingslampje
ESP, wordt het motorvermogen verlaagd en
voelt u dat de wielen afzonderlijk worden afge-
remd om te proberen het slingeren van de
aanhanger te stoppen. Als het ESP-systeem in
de stand
"Partial Off" (gedeeltelijk uit) staat, is
ASR uitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
Als TSC tijdens het rijden wordt geactiveerd,
rem dan af, zet de auto zo snel mogelijk op
een veilige plaats aan de kant en verdeel de
lading van de aanhanger opnieuw om het
slingeren tegen te gaan.
Hill Start Assist (HSA)Het HSA-systeem is bedoeld om de bestuurder
te helpen bij het wegrijden vanuit stilstand op
258

Page 264 of 420

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•HSA is geen handrem. Als u de auto
stopzet op een helling zonder de versnel-
lingsbak in de stand PARK te zetten of de
handrem aan te trekken, zal de auto van
de helling rollen en in botsing kunnen
komen met een andere auto of een object.
Gebruik altijd handrem wanneer u op een
helling parkeert en vergeet nooit dat de
bestuurder verantwoordelijk is voor het
remmen.
HSA uitschakelen
Als u het HSA-systeem wilt uitschakelen, kan
dit worden uitgevoerd met behulp van de instel-
lingen van Uconnect® Access. Raadpleeg
"Uconnect® Access instellingen" in het hoofd-
stuk "Het instrumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover.
Ready Alert Braking - Indien
aanwezig
Ready Alert Braking (anticiperend remsysteem)
kan de tijd verkorten die nodig is om bij een noodstop de volle remkracht te bereiken. Het
systeem anticipeert op mogelijke noodstopsitu-
aties door te registreren hoe snel de bestuurder
het gaspedaal loslaat. Wanneer het gaspedaal
zeer snel wordt losgelaten, oefent Ready Alert
Braking een geringe remkracht uit. Deze rem-
kracht is zo gering dat de bestuurder deze niet
zal opmerken. Het remsysteem gebruikt deze
remkracht om een snelle reactie van de rem-
men mogelijk te maken wanneer de bestuurder
het rempedaal intrapt.
Rain Brake Support - Indien
aanwezig
Rain Brake Support (remdroogfunctie bij nat
weer) kan de remprestaties bij nat weer verbe-
teren. Het systeem oefent met tussenpozen
een geringe remkracht uit om vocht op de
remschijven van de voorwielen te verwijderen.
Dit systeem werkt alleen wanneer de ruitenwis-
sers in de stand LO of HI staan. In de interval-
stand werkt het systeem niet. Rain Brake Sup-
port geeft geen melding aan de bestuurder
wanneer het systeem actief is en het systeem
vereist geen handelingen van de bestuurder.
Hill Descent Control (HDC) — Alleen
modellen met vierwielaandrijving
met MP3023 tussenbak met twee
versnellingen
HDC handhaaft de snelheid als u een heuvel
afrijdt tijdens terreinrijden en is alleen beschik-
baar in de groep 4WD LOW. Om HDC in te
schakelen drukt u op de HDC-schakelaar.
Als HDC is ingeschakeld, brandt het HDC-
pictogram op de instrumentengroep. HDC be-
dient automatisch de remmen om de heuvelaf-
waartse snelheid op het geselecteerde niveau
Schakelaar Hill Descent Control
260

Page 265 of 420

te regelen als dit nodig is op hellingen die steiler
zijn dan ongeveer 8%. Op niet hellende opper-
vlakken wordt deze functie doorgaans niet in-
geschakeld.
De HDC-snelheid kan door de bestuurder wor-
den aangepast aan de rijomstandigheden. De
snelheid komt overeen met de geselecteerde
versnelling van de transmissie.
HDC kan worden uitgeschakeld door het rem-
pedaal in te trappen om de auto af te remmen
tot onder de snelheid die door HDC is geregeld.
Wanneer HDC is ingeschakeld en u daarente-
gen sneller wilt gaan rijden dan kunt u gewoon
het gaspedaal intrappen om de snelheid te
verhogen. Als u het rempedaal of het gaspedaal
loslaat dan regelt HDC de snelheid weer op de
oorspronkelijk ingestelde snelheid.
Gebruik van HDC in de groep 4WD-LOW
Om HDC in te schakelen drukt u op de HDC-
schakelaar. Het HDC-pictogram gaat branden
in de instrumentgroep en HDC wordt ingescha-
keld. Als de voertuigsnelheid de 32 km/u over-
schrijdt, gaat het HDC-pictogram knipperen enwerkt HDC niet meer. Om HDC uit te schakelen
drukt u op de HDC-schakelaar.
Snelheidsinstellingen groep 4WD Low

1e = 1 km/u (0,6 mph)
• 2e = 2 km/u (1,2 mph)
• 3e = 3 km/u (4,0 mph)
• 4e = 4 km/u (2,5 mph)
• 5e = 5 km/u (3,1 mph)
• 6e = 6 km/u (3,7 mph)
• 7e = 7 km/u (4,3 mph)
• 8e = 8 km/u (5,0 mph)
• ACHTERUIT = 1 km/u (0,6 mph)
• NEUTRAL = 2 km/u (1,2 mph)
• PARK = HDC blijft ingeschakeld, maar is niet
actief
HDC is uitsluitend bedoeld voor terreinrij-
den bij lage snelheid. Bij rijsnelheden boven
32 km/u (20 mph), blijft HDC ingeschakeld, maar werkt niet. HDC wordt uitgeschakeld als
gedurende langer dan 70 seconden de rijsnel-
heid boven 20 mph wordt gehouden. Zodra de
voertuigsnelheid onder de 32 km/u daalt, wordt
de HDC-functie automatisch hervat en keert de
voertuigsnelheid terug naar de ingestelde snel-
heid. Als de rijsnelheid hoger wordt dan 40 mph,
wordt HDC onmiddellijk uitgeschakeld.
Als het bestuurdersportier open staat, de hand-
rem geactiveerd is, of de auto niet in de groep
4WD LOW staat, wordt HDC uitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
HDC is uitsluitend bedoeld om de bestuurder
tijdens het afdalen van een heuvel te helpen
de rijsnelheid onder controle te houden. De
bestuurder moet goed op de rijomstandighe-
den blijven letten en blijft verantwoordelijk
voor handhaving van een veilige rijsnelheid.
261

Page 266 of 420

Select Speed Control (SSC) —
Alleen modellen met
vierwielaandrijving met MP3023
tussenbak met twee versnellingen
SSC handhaaft de snelheid tijdens terreinrijden
en is alleen beschikbaar in de groep 4WD LOW.
Om SSC in te schakelen drukt u op de SSC-
schakelaar. Als SSC is ingeschakeld, brandt het
SSC-pictogram in de instrumentengroep. SSC
activeert indien nodig automatisch de remmen
om de snelheid te regelen op het geselecteerde
niveau. De SSC-snelheid kan door de bestuur-der worden aangepast aan de rijomstandighe-
den. De snelheid komt overeen met de gese-
lecteerde versnelling van de transmissie. SSC
kan worden uitgeschakeld door het rempedaal
in te trappen om de auto af te remmen tot onder
de snelheid die door SSC is geregeld. Wanneer
SSC is ingeschakeld en u daarentegen sneller
wilt gaan rijden dan kunt u gewoon het gaspe-
daal intrappen om de snelheid te verhogen. Als
u het rempedaal of het gaspedaal loslaat dan
regelt SSC de snelheid weer op de oorspronke-
lijk ingestelde snelheid.
Gebruik van SSC in de groep 4WD-LOW
Om SSC in te schakelen drukt u op de SSC-
schakelaar. Het SSC-pictogram gaat branden in
de instrumentgroep en SSC wordt ingescha-
keld. Als de voertuigsnelheid de 32 km/u
(20 mph) overschrijdt, gaat het SSC-pictogram
knipperen en werkt SSC niet meer. Om SSC uit
te schakelen drukt u op de SSC-schakelaar.
Snelheidsinstellingen groep 4WD Low

1e = 1 km/u (0,6 mph)
• 2e = 2 km/u (1,2 mph)
• 3e = 3 km/u (4,0 mph) •
4e = 4 km/u (2,5 mph)
• 5e = 5 km/u (3,1 mph)
• 6e = 6 km/u (3,7 mph)
• 7e = 7 km/u (4,3 mph)
• 8e = 8 km/u (5,0 mph)
• ACHTERUIT = 1 km/u (0,6 mph)
• NEUTRAL = 2 km/u (1,2 mph)
• PARK = SSC blijft ingeschakeld, maar is niet
actief
OPMERKING:
Deze standaard ingestelde snelheden van
de SSC zijn afhankelijk van de hellings-
graad. Dat wil zeggen, hoe steiler de helling
waarop het voertuig rijdt, hoe lager de waar-
den van de ingestelde snelheid voor alle
vermelde versnellingen, met als minimum-
waarde 1 km/u (0,6 mph).
SSC is uitsluitend bedoeld voor terreinrijden
bij lage snelheid. Bij rijsnelheden boven
32 km/u (20 mph), blijft SSC ingeschakeld,
maar werkt niet. SSC wordt uitgeschakeld als
gedurende langer dan 70 seconden de rijsnel-
Schakelaar Select Speed Control
262

Page 267 of 420

heid boven 20 mph wordt gehouden. Zodra de
voertuigsnelheid onder de 32 km/u daalt, wordt
de HDC-functie automatisch hervat en keert de
voertuigsnelheid terug naar de ingestelde snel-
heid. Als de rijsnelheid hoger wordt dan 40 mph,
wordt HDC onmiddellijk uitgeschakeld. Als het
bestuurdersportier open staat, de handrem ge-
activeerd is, of de auto niet in 4WD Low staat,
wordt SSC uitgeschakeld.
Controle-/storingslampje ESP en
indicatielampje ESP UIT
Het controle-/storingslampje van
het elektronisch stabiliteitsregel-
systeem (ESP) in de instrumenten-
groep gaat branden wanneer de
contactschakelaar in de stand ON
wordt gezet. Als de motor draait,
behoort dit lampje uit te gaan. Wanneer
controle-/storingslampje ESP continu blijft bran-
den terwijl de motor draait, is een storing gede-
tecteerd in het ESP-systeem. Als het lampje
blijft branden nadat er verschillende keren is
gestart en u meerdere kilometers hebt gereden
met een snelheid hoger dan 48 km/u (30 mph), dient u zo snel mogelijk contact op te nemen
met uw erkende dealer om het probleem te
laten opsporen en verhelpen.
Het controle-/storingslampje ESP (in de instru-
mentengroep) begint te knipperen zodra de
banden grip verliezen en het ESP-systeem
wordt geactiveerd. Het controle-/storingslampje
ESP knippert ook wanneer het ASR-systeem
actief is. Als het controle-/storingslampje ESP
gaat knipperen tijdens het optrekken, neem dan
gas terug en rijd verder terwijl u zo min mogelijk
gas geeft. Pas uw snelheid en rijstijl altijd aan
de toestand van het wegdek aan.
OPMERKING:

Telkens wanneer de contactschakelaar in
de stand ON wordt gezet, wordt het ESP-
systeem ingeschakeld, ook wanneer dit
eerder werd uitgeschakeld.
• Het ESP-systeem maakt zoemende of
klikkende geluiden wanneer het actief is.
Dit is normaal. De geluiden houden op
wanneer ESP inactief wordt na de ma-
noeuvre die de activering van het ESP-
systeem heeft veroorzaakt. Het controlelampje
"ESP uit"geeft
aan dat het elektronische stabili-
teitsregelsysteem (ESP) gedeelte-
lijk is uitgeschakeld
BANDEN — ALGEMENE
INFORMATIE
BandenspanningVoor de veiligheid en goede rijeigenschappen is
een juiste bandenspanning absoluut noodzake-
lijk. Als de bandenspanning niet juist is, heeft dit
de onderstaande gevolgen:
Veiligheid
WAARSCHUWING!
• Een onjuiste bandenspanning is gevaarlijk
en kan leiden tot ongelukken.
• Bij een te lage bandenspanning veert de
band te veel in en kan de band te warm
worden en lek raken.
(Vervolgd)
263

Page:   < prev 1-10 11-20