lock JEEP GRAND CHEROKEE 2015 Instructieboek (in Dutch)

Page 19 of 480

Algemene informatieSentry Key® werkt op een draaggolffrequentie
van 433,92 MHz. De Sentry Key® startonder-
breker wordt gebruikt in de volgende Europese
landen waarvoor richtlijn 1999/5/EG geldt: Bel-
gië, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk,
Griekenland, Groot-Brittannië, Hongarije, Ier-
land, Italië, Kroatië, Luxemburg, Nederland,
Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roe-
menië, Rusland, Spanje, Tsjechië, Zweden en
Zwitserland.
De werking moet voldoen aan de volgende
voorwaarden:
De apparatuur mag geen schadelijke interfe-
rentie veroorzaken.
 De apparatuur moet eventuele ontvangen
interferentie tolereren, ook interferentie die
mogelijk een ongewenste werking
veroorzaakt.
PREMIUM ALARMSYSTEEM —
INDIEN AANWEZIGHet premium alarmsysteem bewaakt de portie-
ren, de motorkapvergrendeling en de achter-
klep tegen onbevoegde toegang en de contact-
schakelaar op onbevoegde bediening. Het
systeem maakt tevens gebruik van een inbraak-
sensor met dubbele functie en een voertuigkan-
telsensor. De inbraaksensor bewaakt tegen be-
weging in het interieur van de auto. De
voertuigkantelsensor bewaakt de auto tegen
kantelbewegingen (wegslepen, wielen verwij-
deren, veerbootvervoer, enz.). Een sirene met
noodstroomvoorziening, die onderbrekingen
van de voeding en communicatie detecteert, is
tevens inbegrepen.
Als een perimeter wordt overschreden, wordt
het beveiligingssysteem geactiveerd, waarna
de sirene 29 seconden klinkt en de buitenver-
lichting gaat knipperen, gevolgd door vijf secon-
den waarin er geen activiteit is. Indien het alarm
niet wordt uitgeschakeld, gaat dit 8 cycli zo
door.
Alarm inschakelenVolg deze stappen om het alarmsysteem in te
schakelen:
1. Verwijder de sleutel uit de contactschakelaar
(raadpleeg de paragraaf "Startprocedures"
in het hoofdstuk "Starten en rijden" voor
meer informatie hierover).
 Als uw auto is uitgerust met Keyless Enter-N-
Go™, controleer dan of de contactschakelaar in
de stand OFF staat.
 Indien uw auto niet is uitgerust met Keyless
Enter-N-Go™, controleer dan of de contact-
schakelaar in de stand OFF staat en de sleutel
is verwijderd uit de contactschakelaar.
2. Sluit de auto op een van de volgende ma-
nieren af:
 Druk op LOCK op de schakelaar voor de
centrale portiervergrendeling in het interieur ter-
wijl de bestuurders- en/of passagiersportier is
geopend.
 Druk op de vergrendelknop op de Passive
Entry-portiergreep aan de buitenzijde, terwijl
een geldige sleutelhouder zich ook aan buiten-
15

Page 20 of 480

zijde bevindt (raadpleeg de paragraaf"Keyless
Enter-N-Go™" in het hoofdstuk "Uw auto"voor
meer informatie hierover).
 Druk op vergrendelknop op de afstandsbedie-
ning.
3. Sluit eventuele geopende portieren.
OPMERKING:
Nadat het alarmsysteem is ingeschakeld,
blijft het ingeschakeld totdat u het uitscha-
kelt door een van de beschreven uitscha-
kelmethoden te volgen. Als de elektrische
voeding wegvalt nadat het alarmsysteem is
ingeschakeld, moet u het systeem uitscha-
kelen nadat de voeding is hersteld om te
voorkomen dat het alarm afgaat. De ultrasone inbraaksensor (bewegings-
detector) bewaakt uw auto actief elke keer
wanneer u het alarmsysteem inschakelt.
Als u dat wenst, kunt u de ultrasone
inbraaksensor uitschakelen wanneer het
alarmsysteem wordt ingeschakeld. Om
dit te doen, drukt u drie keer op de ver-
grendelknop van de afstandsbediening
binnen 15 seconden nadat het systeem is ingeschakeld (terwijl het controlelampje
van alarmsysteem snel knippert).
Alarm uitschakelenHet alarmsysteem kan op de volgende manie-
ren worden uitgeschakeld:

Druk op de ontgrendelknop op de afstands-
bediening.
 Pak de Passive Entry Unlock-portiergreep
vast (indien aanwezig, raadpleeg de para-
graaf "Keyless Enter-N-Go" in het hoofdstuk
"Uw auto" voor meer informatie hierover).
 Draai de contactschakelaar uit de stand OFF.
 Als uw auto is uitgerust met Keyless Enter-
N-Go, druk dan op Start/Stop-knop van
Keyless Enter-N-Go (hiertoe dient mini-
maal één geldige sleutelhouder aanwezig
te zijn in de auto).
 Wanneer uw auto niet is uitgerust met
Keyless Enter-N-Go, steek dan een gel-
dige sleutel in de contactschakelaar en
draai de sleutel naar de stand ON. OPMERKING:

Het alarmsysteem kan niet worden in- of
uitgeschakeld via de slotcilinder van het
bestuurdersportier of de achterklepknop
op de afstandsbediening.
 Het alarmsysteem blijft actief wanneer de
elektrisch bediende achterklep wordt ge-
opend. Als u op de achterklepknop drukt,
wordt het alarmsysteem niet uitgescha-
keld. Als iemand de auto binnendringt via
de achterklep en een portier opent, gaat
het alarm af.
 Als het alarmsysteem is geactiveerd, kunt
u de portieren niet ontgrendelen met de
schakelaars voor de centrale portierver-
grendeling in het interieur.
 De ultrasone inbraaksensor (bewegings-
detector) bewaakt uw auto actief elke keer
wanneer u het alarmsysteem inschakelt.
Als u dat wenst, kunt u de ultrasone
inbraaksensor uitschakelen wanneer het
alarmsysteem wordt ingeschakeld. Om
dit te doen, drukt u drie keer op de ver-
grendelknop van de afstandsbediening
binnen 15 seconden nadat het systeem is
16

Page 22 of 480

Portieren en achterklep
ontgrendelenDruk eenmaal kort op de knop UNLOCK op de
afstandsbediening om het portier aan de be-
stuurderszijde te ontgrendelen of druk twee-
maal binnen vijf seconden hierop om alle por-
tieren en de achterklep te ontgrendelen. De
richtingaanwijzers knipperen om aan te geven
dat het ontgrendelsignaal is ontvangen. Ook de
instapverlichting wordt ingeschakeld.
Als de auto is uitgerust met Passive Entry,
raadpleeg dan de paragraaf"Keyless Enter-N-
Go™" in het hoofdstuk "Uw auto"voor meer
informatie hierover.
1st Press Of Key Fob Unlocks
(ontgrendelen met één druk op de
ontgrendelknop)
U kunt het afstandsbedieningssysteem zodanig
programmeren dat na één keer drukken op de
ontgrendelknop van de afstandsbediening uit-
sluitend het bestuurdersportier of alle portieren
worden ontgrendeld. Als u de huidige instelling
wilt wijzigen, raadpleegt u voor meer informatie
de paragraaf "Uconnect® instellingen" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpaneel". Flash Lamps With Lock (verlichting
knippert bij vergrendelen)
Met deze functie knipperen de richtingaanwijzers
wanneer u de portieren vergrendelt of ontgrendelt
met de afstandsbediening. U kunt deze functie in-
en uitschakelen. Als u de huidige instelling wilt
wijzigen, raadpleegt u voor meer informatie de
paragraaf
"Uconnect® instellingen" in het hoofd-
stuk "Het instrumentenpaneel".Headlight Illumination on Approach
(koplampen inschakelen bij nadering)Met deze functie worden de koplampen ingescha-
keld zodra u de portieren ontgrendelt met de
afstandsbediening. De koplampen blijven vervol-
gens maximaal 90 seconden branden. De tijd van
deze functie kan worden geprogrammeerd bij
auto’s met Uconnect®. Als u de huidige instelling
wilt wijzigen, raadpleegt u voor meer informatie
de paragraaf "Uconnect® instellingen" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpaneel".Portieren en achterklep vergrendelenDruk kort op de afstandsbediening op de ver-
grendelknop om alle portieren en de achterklep
te vergrendelen. De richtingaanwijzers knippe-
ren om aan te geven dat het vergrendelsignaal
is ontvangen. Als de auto is uitgerust met Passive Entry,
raadpleeg dan de paragraaf
"Keyless Enter-N-
Go™" in het hoofdstuk "Uw auto"voor meer
informatie hierover.
Extra zenders programmerenSleutelhouders of afstandsbedieningen kunnen
worden geprogrammeerd door een erkende
dealer.Batterij van afstandsbediening
vervangenAls vervangende batterij wordt een CR2032-
batterij aanbevolen.
OPMERKING:
 Perchloraatmateriaal — vereist mogelijk
een speciale behandeling.
 Raak de batterijklemmen op de achter-
zijde of de printplaat niet aan.
1. Verwijder de noodsleutel door de mechani- sche vergrendeling aan de achterzijde van
de afstandsbediening met uw duim opzij te
schuiven en vervolgens met uw andere hand
de sleutel eruit te trekken.
18

Page 27 of 480

Als de auto wordt ontgrendeld met Pas-
sive Entry en er binnen 60 seconden geen
portier wordt geopend, worden de portie-
ren weer vergrendeld en het alarmsys-
teem, indien aanwezig, ingeschakeld.
 Als u handschoenen draagt of als de
portiergreep met Passive Entry is natge-
regend, is het mogelijk dat de vergrende-
ling minder gevoelig wordt en daardoor
langzamer reageert.
Ontgrendelen vanaf de bestuurderszijde:
Houd een geldige afstandsbediening met Pas-
sive Entry binnen 1,5 m (5 ft) van de handgreep
van het bestuurdersportier en pak deze hand-
greep vast om het bestuurdersportier automa-
tisch te ontgrendelen. De vergrendelknop aan
de binnenzijde van het portier komt omhoog
wanneer het portier wordt ontgrendeld. OPMERKING:
Als
Unlock All Doors On 1st Press (alle
portieren ontgrendelen met één druk op de
ontgrendelknop) is geprogrammeerd, wor-
den alle portieren ontgrendeld wanneer u de
handgreep van het bestuurdersportier vast-
pakt. Raadpleeg de paragraaf Uconnect®
instellingen in het hoofdstuk Het instru-
mentenpaneel voor meer informatie over de
keuze tussen bestuurdersportier ontgren-
delen met eerste druk op de ontgrendel-
knop enalle portieren ontgrendelen met
eerste druk op de ontgrendelknop. Ontgrendelen vanaf de passagierszijde:
Houd een bijbehorende afstandsbediening met
Passive Entry op minder dan 1,5 m van de
handgreep van het voorste passagiersportier
en pak deze handgreep vast om alle vier de
portieren en de achterklep automatisch te ont-
grendelen. De vergrendelknop aan de binnen-
zijde van het portier komt omhoog wanneer het
portier wordt ontgrendeld.
OPMERKING:
Alle portieren worden ontgrendeld wanneer
de handgreep van het voorste passagiers-
portier wordt vastgepakt, ongeacht de voor-
keursinstelling van de portierontgrendeling
(Unlock Driver Door 1st press
(bestuur-
dersportier ontgrendelen met één druk op
de ontgrendelknop) of Unlock All Doors On
1st Press (alle portieren ontgrendelen met
één druk op de ontgrendelknop)).
Voorkomen dat de afstandsbediening met
Passive Entry per ongeluk in de auto wordt
ingesloten
Om te voorkomen dat een afstandsbediening
met Passive Entry per ongeluk wordt ingesloten
in de auto, is het Passive Entry-systeem uitge-
Pak de portiergreep vast om te ontgrendelen
23

Page 29 of 480

OPMERKING:
AlsUnlock All Doors 1st Press (alle portie-
ren ontgrendelen met één druk op de ont-
grendelknop) is geprogrammeerd in instel-
lingen Uconnect®, worden alle portieren
ontgrendeld wanneer u de elektronische
ontgrendeling van de achterklep indrukt. Als
Unlock Driver Door 1st press (bestuur-
dersportier ontgrendelen met één druk op
de ontgrendelknop) is geprogrammeerd in
Uconnect®, wordt de achterklep ontgren-
deld wanneer u de elektronische ontgrende-
ling van de achterklep indrukt. Raadpleeg de
paragraaf Uconnect® in het hoofdstuk Het
instrumentenpaneel voor meer informatie
hierover.
Portieren vergrendelen
Houd één van de RKE-afstandsbedieningen
met Passive Entry op minder dan 1,5 m van de
handgreep van het bestuurders- of passagiers-
portier en druk op de vergrendelknop van de
handgreep om alle vier de portieren en de
achterklep te vergrendelen. OPMERKING:
De sleutel moet binnen 1,5 m (5 ft) van de
handgreep worden gebruikt om het voertuig
te vergrendelen.
Pak de portiergreep NIET vast wanneer u op de
vergrendelknop van de handgreep drukt. Dit
kan de portier(en) ontgrendelen.
OPMERKING:

Nadat u de vergrendelknop van de por-
tierhandgreep hebt ingedrukt, dient u
twee seconden te wachten voordat u de
portieren kunt vergrendelen of ontgren-
delen met een Passive Entry-
portiergreep. Op deze wijze kunt u door
aan de portiergreep te trekken controle-
ren of de auto is afgesloten, zonder dat de
auto reageert en de portieren ontgrendelt.

Het Passive Entry-systeem werkt niet als de
batterij van de afstandsbediening leeg is.
Druk op de vergrendelknop om te vergrendelen
Pak de portiergreep NIET vast bij vergrendelen
25

Page 33 of 480

OPMERKING:
AlsUnlock All Doors 1st Press (alle portie-
ren ontgrendelen met één druk op de ont-
grendelknop) is geprogrammeerd in instel-
lingen Uconnect®, worden alle portieren
ontgrendeld wanneer u de elektronische
ontgrendeling van de achterklep indrukt. Als
Unlock Driver Door 1st press (bestuur-
dersportier ontgrendelen met één druk op
de ontgrendelknop) is geprogrammeerd in
instellingen Uconnect®, wordt de achterklep
ontgrendeld wanneer u de elektronische
ontgrendeling van de achterklep indrukt.
Raadpleeg de paragraaf Uconnect®in het
hoofdstuk Het instrumentenpaneel voor
meer informatie hierover.
Achterklep vergrendelen
Met een geldige afstandsbediening met Pas-
sive Entry binnen 1,0 m (3 ft) van de achterklep
drukt u op de vergrendelknop met Passive
Entry die zich rechts naast de elektronische
ontgrendeling van de achterklep bevindt. OPMERKING:
De ontgrendelfunctie voor de achterklep is
ingebouwd in de elektronische ontgrende-
ling van de achterklep.
WAARSCHUWING!
Wanneer u met een geopende achterklep
rijdt, kunnen giftige uitlaatgassen in de auto
belanden. Deze gassen kunnen schadelijk
zijn voor u en uw passagiers. Rijd alleen met
gesloten achterklep.Elektrisch bediende achterklep —
indien aanwezig
De elektrisch bediende achterklep
kan worden geopend door de elek-
tronische ontgrendeling van de
achterklep in te drukken (raad-
pleeg de paragraaf
"Keyless Enter-
N-Go™" in het hoofdstuk "Uw
auto") of door op de achterklepknop op de
afstandsbediening te drukken. Druk tweemaal
binnen vijf seconden op de achterklepknop op
de afstandsbediening om de elektrisch be-
diende achterklep te openen. Nadat de achter-
klep is geopend, kunt u deze sluiten door nog-
maals binnen vijf seconden twee keer op de
knop te drukken.
Locatie van de Passive Entry/vergrendelknop1 - Elektronische ont-
grendeling van de ach-
terklep 2 - Locatie van de ver-
grendelknop
29

Page 34 of 480

De elektrisch bediende achterklep kan ook wor-
den geopend of gesloten door op de achterklep-
knop op de dakconsole voorin te drukken, of
kan worden gesloten door op de achterklep-
knop in het bekledingspaneel linksachter, vlak-
bij de opening van de achterklep, te drukken.
Door eenmaal op de achterklepknop in het
bekledingspaneel linksachter te drukken gaat
alleen de achterklep dicht. Deze knop kan niet
worden gebruikt om de achterklep te openen.
Als u tweemaal op de achterklepknop van de
afstandsbediening drukt, knipperen de richting-
aanwijzers tweemaal om aan te geven dat de
achterklep wordt geopend of gesloten (indien
Flash Lamps with Lock (Verlichting knippert bij
vergrendelen) is ingeschakeld in de instellingen
van Uconnect®) en klinken de pieptonen van de
achterklep. Raadpleeg de paragraaf
"Uconnect®"in het hoofdstuk "Het instrumen-
tenpaneel" voor meer informatie hierover. OPMERKING:

In geval van een onderbreking in de elek-
trische voeding naar de achterklep kan
een noodontgrendeling van de achter-
klepvergrendeling worden gebruikt om de
achterklep te openen. Toegang tot de
noodontgrendeling van de achterklepver-
grendeling wordt verkregen via een klikaf-
dekking in het bekledingspaneel van de
achterklep.
 Als de achterklep gedurende een lange
tijd geopend blijft, kan het noodzakelijk
zijn de achterklep handmatig te sluiten
om de werking van de elektrisch bediende
achterklep terug te stellen.
WAARSCHUWING!
Tijdens het elektrisch bedienen bestaat er
risico van letsel of materiële schade. Zorg
ervoor dat de baan van de elektrisch be-
diende achterklep vrij is van obstakels. Con-
troleer voordat u gaat rijden of de achterklep
is gesloten en vergrendeld. OPMERKING:

De knoppen voor de elektrisch bediende
achterklep werken niet wanneer het voer-
tuig in een versnelling staat of de rijsnel-
heid hoger is dan 0 km/u (0 mph).

De elektrische bediening van de achterklep
werkt niet bij temperaturen onder 30 °C
( 22 °F) of boven 65 °C (150 °F). Verwijder
eventueel sneeuw of ijs vanaf de achterklep
voordat u op een schakelaar voor de elek-
trisch bediende achterklep drukt. Wanneer een of ander obstakel de elek-
trisch bediende achterklep hindert bij het
openen of sluiten, beweegt de klep auto-
matisch in de omgekeerde richting, als
het obstakel voldoende weerstand biedt.
 Aan de zijkanten van de achterklep zijn
beknellingsensoren aangebracht. Wan-
neer er lichte druk op deze strips wordt
uitgeoefend, beweegt de achterklep terug
naar de geopende stand.
 De elektrisch bediende achterklep moet in
de volledig geopende stand staan om de
sluitknop voor de achterklep in het
30

Page 101 of 480

3. Druk kort op de instelknop S (set) op degeheugenschakelaar.
4. Druk binnen vijf seconden kort op de geheu- genknop (1) of (2). Het bestuurdersinfor-
matiedisplay (DID) geeft aan welke geheu-
genpositie is ingesteld.
OPMERKING:
 De auto hoeft niet in de stand PARK te
staan voor het instellen van geheugenpo-
sities, maar dit is wel vereist als u een
geheugenpositie wilt oproepen.
 Om een geheugenprofiel op uw afstands-
bediening in te stellen, raadpleeg de pa-
ragraaf Afstandsbediening aan geheu-
gen koppelen en ontkoppelen in dit
hoofdstuk.Afstandsbediening aan geheugen
koppelen en ontkoppelenU kunt uw afstandsbedieningen zodanig pro-
grammeren, dat een van de twee vooraf inge-
stelde geheugenprofielen wordt opgeroepen als
op de ontgrendelknop van de afstandsbedie-
ning wordt gedrukt. OPMERKING:
Voordat u de afstandsbedieningen program-
meert moet u de functie
Memory To FOB
(geheugen naar sleutelhouder) selecteren
via het scherm van het Uconnect® systeem.
Raadpleeg Uconnect® instellingen in het
hoofdstuk Het instrumentenpaneel voor
meer informatie hierover.
Ga als volgt te werk om uw afstandsbediening
te programmeren:
1. Zet de contactschakelaar van de auto in de
stand OFF.
2. Selecteer het gewenste geheugenprofiel (1) of (2).
OPMERKING:
Als nog geen geheugenprofiel is ingesteld,
raadpleeg dan de paragraaf Geheugenfunc-
tie programmeren voor informatie over het
instellen van een geheugenprofiel.
3. Nadat het profiel is opgeroepen, druk kort op
de knop SET (S) op de geheugenschake-
laar. 4. Druk binnen vijf seconden kort op knop (1) of
(2). "Memory Profile Set" (geheugenprofiel
ingesteld) (1 of 2) wordt weergegeven in de
instrumentengroep.
5. Druk binnen 10 seconden kort op de ver- grendelknop van de afstandsbediening.
OPMERKING:
U kunt uw afstandsbedieningen loskoppe-
len van de geheugeninstellingen door eerst
op de knop SET (S) en daarna, binnen 10
seconden, op de ontgrendelknop (UNLOCK)
op de afstandsbediening te drukken.
Geheugenpositie oproepenOPMERKING:
De auto moet in de stand PARK staan om
geheugenposities op te kunnen roepen. Als
u een geheugenpositie probeert op te roe-
pen als de auto niet in de stand PARK staat,
verschijnt er een bericht op het bestuurders-
informatiedisplay (DID).
97

Page 107 of 480

Mistlampen vóór en
mistachterlichten - indien aanwezigDe mistlampen vóór en mistachterlichten kunt u
naar wens gebruiken als het zicht door mist is
verslechterd. De mistlampen worden in deze
volgorde ingeschakeld: als u de koplampscha-
kelaar één keer indrukt, gaan de mistkoplam-
pen aan. Druk de schakelaar een tweede keer
in om de mistachterlichten in te schakelen (mist-
lampen vóór blijven aan). Druk de schakelaar
een derde keer in om de mistachterlichten uit te
schakelen (mistkoplampen blijven aan). Druk
de schakelaar een vierde keer in om de mist-
koplampen uit te schakelen.
OPMERKING:
De koplampschakelaar moet in de stand
parkeerlicht of koplampen staan voordat de
mistlampschakelaar ingedrukt kan worden.
InterieurverlichtingDe portier- en plafondverlichting worden inge-
schakeld als de voorportieren worden geopend
of als de dimschakelaar (draaischakelaar rechts
van de koplampschakelaar) naar boven wordt
gedraaid in de laatste stand. Als uw auto is
uitgerust met afstandsbediening en de toets
UNLOCK op de afstandsbediening wordt inge-
drukt, gaan de portier- en plafondverlichting
branden. Wanneer een portier is geopend en de
interieurverlichting brandt dan kunt u de interi-
eurverlichting uitschakelen door de dimschake-
laar helemaal naar beneden te draaien in de
OFF-stand. Dit wordt ook de “Party”-modusgenoemd omdat in deze modus de deuren
langer open kunnen blijven staan zonder dat de
accu van de auto leegraakt.
De helderheid van de verlichting van het instru-
mentenpaneel kan worden geregeld door de
dimschakelaar omhoog (helderder) of omlaag
(dimmen) te draaien. Als de koplampen zijn
ingeschakeld, kunt u de helderheid van de
kilometerteller, dagteller, radio en dakconsole
verhogen door de schakelaar zo ver mogelijk
omhoog te draaien totdat u een klik hoort. Deze
functie wordt de “Parade”-modus genoemd en
is handig als de koplampen overdag nodig zijn.
Werking van de mistlampen
Dimschakelaar
103

Page 185 of 480

Auto’s met Keyless Enter-N-Go™
1. Druk op de knop ENGINE START/STOP enzet de contactschakelaar in de stand ON/
RUN zonder het rempedaal in te trappen
(maar start de motor niet).
2. Trap binnen 10 seconden het gaspedaal, langzaam, drie keer volledig in.
3. Druk, zonder het rempedaal in te trappen, eenmaal op de knop ENGINE START/STOP
om de contactschakelaar terug te zetten in
de stand OFF/LOCK.
OPMERKING:
Als het indicatiebericht wordt weergegeven
wanneer u de motor start, is de indicator
voor olieverversing niet gereset. Herhaal
deze procedure indien nodig.DID-berichten Front Seatbelts Unbuckled (voorste veilig-
heidsgordels niet vastgegespt)
 Driver Seatbelt Unbuckled (bestuurdersgor-
del niet vastgegespt) 
Passenger Seatbelt Unbuckled (passagiers-
gordel niet vastgegespt)
 Service Airbag System (airbagsysteem ver-
eist onderhoud)
 Traction Control Off (traction control uit)
 Washer Fluid Low (ruitensproeiervloeistof
bijna op)
 Oil Pressure Low (oliedruk laag)
 Olieverversing vereist
 Fuel Low (brandstof laag)
 Service Antilock Brake System (antiblokkeer-
systeem vereist onderhoud)
 Service Electronic Throttle Control (elektroni-
sche gasklepregeling vereist onderhoud)
 Service Power Steering (stuurbekrachtiging
vereist onderhoud)
 Cruise Off (cruisecontrol uitgeschakeld)
 Cruise Ready (cruisecontrol gereed)
 ACC onderdrukken
 Cruise Set To XXX MPH (cruisecontrol inge-
steld op XXX mph) 
Tire Pressure Screen With Low Tire(s) “In-
flate Tire to XX” (bandenspanning-scherm
met te lage bandenspanning(en) "band op-
pompen tot XX")
 Service Tire Pressure System (bandenspan-
ningscontrolesysteem vereist onderhoud)
 Waarschuwing voor te hoge snelheid
instellen
 Waarschuwing voor te hoge snelheid
overschreden
 Parking Brake Engaged (handrem
ingeschakeld)
 Brake Fluid Low (remvloeistofpeil laag)
 Service Electronic Braking System (elektro-
nisch remsysteem vereist onderhoud)
 Engine Temperature Hot (motortemperatuur
hoog)
 Battery Voltage Low (accuspanning laag)
 Service Electronic Throttle Control (elektroni-
sche gasklepregeling vereist onderhoud)
 Lights On (verlichting aan)
181

Page:   1-10 11-20 21-30 next >