sensor MAZDA MODEL 2 2018 Handleiding (in Dutch)

Page 211 of 735

23*(/(7
¾De lichtsensor niet afdekken door een sticker of een label op de voorruit te plakken. Anders
zal de lichtsensor niet correct functioneren.

¾De lichtsensor functioneert ook als een regensensor voor de automatische
ruitenwisserregeling. Houd handen en ruitenkrabbers uit de buurt van de voorruit wanneer
de ruitenwisserhendel in de stand
staat en het contact op ON gezet is, aangezien
vingers beklemd kunnen raken of de ruitenwissers en wisserbladen beschadigd kunnen
worden wanneer de ruitenwissers automatisch in werking gesteld worden. Als u de voorruit
gaat reinigen, er op letten dat de ruitenwissers volledig zijn uitgeschakeld Š dit is vooral
belangrijk bij het verwijderen van ijs en sneeuw Š wanneer het bijzonder verleidelijk is om
de motor te laten draaien.
OPMERKING
•De koplampen, overige buitenverlichting en dashboardverlichting gaan mogelijk niet
onmiddellijk uit in het geval de omgeving ineens helder verlicht wordt, aangezien de
lichtsensor bepaalt dat het avond is als de omgeving gedurende enkele minuten continu
donker is, zoals bijvoorbeeld in lange tunnels, bij files in tunnels of in parkeergarages.
In dit geval wordt de verlichting uitgeschakeld als de verlichtingsschakelaar naar de
stand
gedraaid wordt.
•Wanneer de koplampschakelaar in de stand staat en het contact op ACC gezet wordt
of uitgezet wordt, zullen de koplampen, de overige buitenverlichting en de
dashboardverlichting uitgeschakeld worden.
•De dashboardverlichting kan afgesteld worden door het draaien van de knop in de
instrumentengroep. Ook kan de dag/nachtstand veranderd worden door de knop te
draaien totdat er een pieptoon gegeven wordt. Afstellen van de helderheid van de
dashboardverlichting: Zie Dashboardverlichting op pagina 4-31.
•De gevoeligheid van de AUTO lampen kan gewijzigd worden door een officiële Mazda
reparateur. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-13.
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV


Page 221 of 735

23*(/(7
¾De regensensor niet afdekken door een
sticker of een label op de voorruit te
plakken. Anders zal de regensensor niet
correct functioneren.
¾Wanneer de ruitenwisserhendel in de
stand
staat en het contact op ON
wordt gezet, is het mogelijk dat de
ruitenwissers in de volgende gevallen
automatisch in beweging gezet worden:
¾Als de voorruit boven de regensensor
wordt aangeraakt of met een doek
wordt afgeveegd.
¾Als vanaf de buitenzijde of binnenzijde
van de auto met een hand of ander
voorwerp tegen de voorruit wordt
gestoten.
Houd handen en ruitenkrabbers uit de
buurt van de voorruit wanneer de
ruitenwisserhendel in de stand
staat en het contact op ON gezet is,
aangezien vingers beklemd kunnen
raken of de ruitenwissers en
wisserbladen beschadigd kunnen
worden wanneer de ruitenwissers
automatisch in werking gesteld worden.
Als u de voorruit gaat reinigen, er op
letten dat de ruitenwissers volledig zijn
uitgeschakeld (wanneer de kans het
grootst is dat de motor aan blijft) Šdit is
vooral belangrijk bij het verwijderen van
ijs en sneeuw.
OPMERKING
•Door de hendel van de automatische
ruitenwisser tijdens het rijden van de
stand
naar de stand over te
schakelen, worden de voorruitenwissers
eenmaal geactiveerd, waarna ze zullen
functioneren overeenkomstig de
hoeveelheid regenval.
•Het is mogelijk dat de automatische
ruitenwisserregeling niet functioneert
wanneer de temperatuur van de
regensensor ongeveer -10 °C of lager is,
of ongeveer 85°C of hoger is.
•Als een waterafstotende laag op de
voorruit wordt aangebracht, kan de
regensensor de hoeveelheid regenval
niet correct aftasten en bestaat de kans
dat de automatische
ruitenwisserregeling niet juist
functioneert.
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV


Page 222 of 735

•Als vuil of vreemde bestanddelen (zoals
ijs of materie welke zout water bevat)
zich op de voorruit boven de
regensensor zijn gaan vasthechten of als
de voorruit met ijs bedekt is, kan dit tot
gevolg hebben dat de ruitenwissers
automatisch in beweging gezet worden.
Als echter de ruitenwissers dit ijs, vuil of
de vreemde bestanddelen niet kunnen
verwijderen, zal de automatische
ruitenwisserregeling stoppen met
functioneren. Zet in dit geval de
ruitenwisserhendel in de stand voor lage
snelheid of hoge snelheid voor
handbedieningsregeling of verwijder het
ijs, vuil of de vreemde bestanddelen met
de hand om de automatische
ruitenwisserregeling te herstellen.
•Als u de automatische
ruitenwisserhendel in de stand
laat
staan, kunnen de ruitenwissers door het
effect van sterke lichtbronnen,
elektromagnetische golven of infrarood
licht automatisch in werking treden,
omdat voor de regensensor een optische
sensor wordt gebruikt. Het wordt
aanbevolen de automatische
ruitenwisserhendel in de stand
te
laten staan, behalve tijdens het rijden bij
regenachtig weer.
•De regelfuncties van de automatische
ruitenwisser kunnen uitgeschakeld
worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-13.
▼9RRUUXLWHQVSURHLHU
9RRUKHWVSURHLHQYDQVSURHLHUYORHLVWRIGH
KHQGHOQDDUXWRHWUHNNHQHQYDVWKRXGHQ

Ruitensproeier UIT
OPMERKING
Als de voorruitensproeier wordt gebruikt
terwijl de voorruitenwissers niet zijn
ingeschakeld, zullen de voorruitenwissers
enkele wisbewegingen maken.
,QGLHQGHUXLWHQVSURHLHUQLHWZHUNWKHW
YORHLVWRIQLYHDXLQVSHFWHUHQ SDJLQD
 $OVKHWYORHLVWRIQLYHDXLQRUGHLV
UDDGSOHHJGDQHHQGHVNXQGLJHUHSDUDWHXU
ELMYRRUNHXUHHQRIILFLsOH0D]GD
UHSDUDWHXU
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV


Page 265 of 735

:$$56&+8:,1*
Controleer altijd visueel de omgeving alvorens de rijstrookverandering daadwerkelijk uit te
voeren:
Het systeem is enkel bedoeld om bij het maken van een rijstrookverandering u te helpen op
achteropkomende voertuigen te controleren. Als gevolg van bepaalde beperkingen ten
aanzien van de werking van dit systeem, bestaat de kans dat het BSM
waarschuwingsindicatielampje, het waarschuwingsgeluid en de weergave van een
waarschuwingsindicatie op het scherm niet of met vertraging wordt geactiveerd, alhoewel er
zich een voertuig in de naastgelegen rijstrook bevindt. Neem het als bestuurder altijd tot uw
verantwoordelijkheid te controleren op achteropkomend verkeer.
OPMERKING
•De BSM functioneert wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:
•Het contact op ON wordt gezet.
•De BSM OFF schakelaar wordt ingedrukt en het indicatielampje van de BSM OFF
schakelaar gaat uit.
•De rijsnelheid is ongeveer 30 km/h of hoger.
•De BSM zal onder de volgende omstandigheden niet functioneren.
•De rijsnelheid valt terug tot beneden ongeveer 25 km/h alhoewel het BSM OFF
indicatielampje uit is.
•De versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak)/keuzehendel (automatische
transmissie) wordt in de achteruitstand (R) gezet en de auto rijdt achteruit.
•Bij een kleine draaicirkel (maken van een scherpe bocht, afslaan op kruisingen).
•In de volgende gevallen gaat het BSM OFF indicatielampje branden en wordt de werking
van het systeem stopgezet. Laat de auto zo spoedig mogelijk door een officiële
Mazda-reparateur inspecteren als het BSM OFF indicatielampje blijft branden.
•Er wordt een probleem in het systeem bespeurd, inclusief de BSM
waarschuwingsindicatielampjes.
•Er is een grote afwijking ontstaan in de montagepositie van een radarsensor (achter).
•Er heeft zich een grote hoeveelheid sneeuw of ijs verzameld op de achterbumper nabij
een radarsensor (achter). Verwijder alle sneeuw, ijs of modder van de achterbumper.
•Rijden gedurende langere perioden op met sneeuw bedekte wegen.
•De temperatuur in de buurt van de radarsensoren (achter) is buitengewoon hoog als
gevolg van het langdurig rijden op hellingen tijdens de zomer.
•De accuspanning is afgenomen.
•Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 266 of 735

•Er bevindt zich een voertuig in het opsporingsgebied aan de achterzijde op een
naastgelegen rijstrook aan de achterzijde, maar dit nadert niet. De BSM beoordeelt de
situatie op basis van radardetectiegegevens.
•Er rijdt gedurende langere tijd een voertuig naast het uwe met nagenoeg dezelfde
snelheid.
•Voertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.
•Een voertuig op een naastgelegen rijstrook probeert uw auto te passeren.
•Er bevindt zich een voertuig op een naastgelegen rijstrook op een weg met
buitengewoon brede rijstroken. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is
ingesteld op de breedte van snelwegen.
•In de volgende gevallen bestaat de kans dat het knipperen van het BSM
waarschuwingsindicatielampje, de activering van het waarschuwingsgeluid en de
weergave van de waarschuwingsindicatie op het scherm niet of vertraagd plaatsvindt.
•Een voertuig verandert van de huidige rijstrook naar een naastgelegen rijstrook twee
rijstroken verder.
•Rijden op steile hellingen.
•Rijden over de top van een heuvel of bergpas.
•Wanneer er verschil is in hoogte tussen uw rijstrook en de naastgelegen rijstrook.
•Direct nadat de BSM door het veranderen van de instelling in werking is gesteld.
•Als de weg bijzonder smal is, is het mogelijk dat voertuigen twee rijstroken verder
bespeurd worden. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is ingesteld
overeenkomstig de breedte van snelwegen.
•Het is mogelijk dat het BSM waarschuwingsindicatielampje gaat branden en dat het
voertuigdetectiescherm in de display wordt weergegeven in reactie op stilstaande objecten
(vangrails, tunnels, zijwanden en geparkeerde voertuigen) op of langs de weg.
Objecten zoals vangrails en betonnen muren
die langs de auto lopen.Plaatsen waar de breedte tussen de vangrails
of muren aan weerszijden van de auto smaller
wordt.
De muren aan de ingang en uitgangen van tunnels, afritten.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 277 of 735

OPMERKING
•In de volgende gevallen gaat de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampje branden en wordt de werking van het systeem stopgezet. Laat de
auto zo spoedig mogelijk door een officiële Mazda-dealer inspecteren als de
dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatie/het waarschuwingslampje blijft
branden.
•Er heeft zich een probleem in het systeem voorgedaan, inclusief de dodehoekmonitor
(BSM) waarschuwingsindicatielampjes.
•Er is een grote afwijking ontstaan in de montagepositie van een radarsensor (achter).
•Er heeft zich een grote hoeveelheid sneeuw of ijs verzameld op de achterbumper nabij
een radarsensor (achter).
•Rijden gedurende langere perioden op met sneeuw bedekte wegen.
•De temperatuur in de buurt van de radarsensoren is buitengewoon hoog als gevolg van
het langdurig rijden op hellingen tijdens de zomer.
•De accuspanning is afgenomen.
•Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
•De rijsnelheid bij het achteruitrijden is ongeveer 10 km/h of hoger.
•Het detectiegebied van de radarsensor (achter) wordt gehinderd door een nabije muur
of geparkeerd voertuig. (Rijd achteruit tot een plaats waar het detectiegebied van de
radarsensor niet meer gehinderd wordt.)
Uw auto
•Er nadert een voertuig direct vanaf de achterzijde van uw auto.
Uw auto
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 298 of 735

6WDGVYHUNHHUUHPDVVLVWHQW>9RRUXLW@ 6&%6)
+HW6&%6)V\VWHHPLVEHVWHPGVFKDGHLQKHWJHYDOYDQHHQERWVLQJWHEHSHUNHQGRRUKHWLQ
ZHUNLQJVWHOOHQYDQGHUHPEHVWXULQJ VWDGVYHUNHHUUHPDVVLVWHQW 6&%6 ZDQQHHUGH
ODVHUVHQVRUYDQKHWV\VWHHPHHQYRRUOLJJHQGYRHUWXLJEHVSHXUWHQEHSDDOWGDWHHQERWVLQJ
PHWKHWYRRUOLJJHQGYRHUWXLJQLHWWHYHUPLMGHQLV(HQERWVLQJNDQPRJHOLMNRRNYHUPHGHQ
ZRUGHQDOVGHUHODWLHYHVQHOKHLGWXVVHQXZDXWRHQKHWYRRUOLJJHQGYRHUWXLJPLQGHULVGDQ
RQJHYHHUNPK
:DQQHHUGHEHVWXXUGHUKHWUHPSHGDDOLQWUDSWWHUZLMOKHWV\VWHHPLQKHWZHUNLQJVEHUHLNLV
WXVVHQRQJHYHHUHQNPKZRUGHQGHUHPPHQDOVH[WUDKXOSKDUGHQVQHODDQJHWURNNHQ
5HPKXOS VWDGVYHUNHHUUHPDVVLVWHQW 6&%6

Lasersensor
:$$56&+8:,1*
Vertrouw niet op het SCBS F systeem als remedie voor onveilige rijtechnieken.
Het SCBS F systeem biedt geen vrijwaring tegen onveilig of roekeloos rijgedrag, buitensporig
hoge snelheden, bumperkleven (het te dicht achter een ander voertuig rijden) en het rijden op
gladde wegen zoals natte, of met ijs en sneeuw bedekte wegen (verminderde wrijvingskracht
van de banden ten gevolge van een laag water op het wegdek). Ongelukken blijven dan nog
steeds mogelijk.
Vertrouw niet blindelings op het SCBS F systeem:
¾Het SCBS F-systeem is enkel bestemd om in het geval van een botsing schade te
verminderen. Wanneer u overmatig op het systeem vertrouwt en daardoor het gaspedaal
of rempedaal per ongeluk intrapt, kan dit een ongeluk veroorzaken.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 299 of 735

¾SCBS F is een systeem dat in werking treedt in respons op een voorliggend voertuig. Het is
mogelijk dat het systeem tweewielige voertuigen of voetgangers niet kan bespeuren of hier
niet op kan reageren.
¾De lasersensor voor het SCBS F systeem is in de buurt van de binnenspiegel geplaatst. Neem
voor de juiste werking van het SCBS F systeem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
¾Breng geen stickers aan op de voorruit in de buurt van de lasersensor (ook geen
doorzichtige stickers). Anders bestaat de kans dat de lasersensor voorliggende voertuigen
niet kan bespeuren, hetgeen ongelukken kan veroorzaken.
¾Breng geen coating op de voorruit aan. Anders bestaat de kans dat de lasersensor de
voertuigen of obstakels vóór u niet kan bespeuren, hetgeen ongelukken kan veroorzaken.
¾De lasersensor niet demonteren.
¾Als er barsten of beschadiging als gevolg van bijvoorbeeld steenslag in de buurt van de
lasersensor zichtbaar zijn, onmiddellijk met het gebruik van het SCBS F systeem stoppen
en uw auto door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda-reparateur,
laten inspecteren. Als u met barsten of krassen op de voorruit in de buurt van de
lasersensor met de auto blijft doorrijden, bestaat de kans dat het systeem abusievelijk in
werking treedt en een ongeluk veroorzaakt wordt.
Zie “Stopzetten van de werking van het SCBS F systeem” op pagina 4-158.
¾Raadpleeg voor het vervangen van de voorruitenwissers of de voorruit een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen:
Als de hoogte van de auto of de overhelling gewijzigd wordt, kan het systeem voorliggende
voertuigen niet correct bespeuren. Dit heeft tot gevolg dat het SCBS F systeem niet normaal
functioneert of abusievelijk functioneert, wat een ernstig ongeluk kan veroorzaken.
Schakel het SCBS F systeem uit wanneer de auto op een rollenbank wordt gezet of gesleept
wordt:
Schakel het SCBS F systeem uit om te voorkomen dat deze per ongeluk in werking treedt
wanneer de auto op een rollenbank wordt gezet of gesleept wordt.
Zie “Stopzetten van de werking van het SCBS F systeem” op pagina 4-158 voor informatie over
het uitschakelen van de stadsverkeer-remassistent (SCBS).
23*(/(7
¾Bij het off-road rijden op plaatsen met gras of hooi, wordt het aanbevolen het SCBS F
systeem uit te schakelen.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 300 of 735

¾Gebruik altijd banden van het voorgeschreven formaat voor alle wielen en van hetzelfde
merk, soort en profielpatroon. Gebruik ook geen banden met duidelijk verschillende
slijtagepatronen op dezelfde auto, aangezien de kans bestaat dat het SCBS F systeem niet
normaal functioneert.
¾De lasersensor beschikt over een functie die verontreiniging van de voorruit bespeurt en de
bestuurder informeert, echter afhankelijk van de omstandigheden is het mogelijk dat
plastic zakken, ijs of sneeuw op de voorruit niet bespeurd worden. In dergelijke gevallen kan
het systeem niet nauwkeurig een voorliggend voertuig bepalen en bestaat de kans dat dit
niet normaal functioneert. Rijd altijd voorzichtig en let op de weg vóór u.
OPMERKING
•Het SCBS F systeem zal niet functioneren als de bestuurder opzettelijk gebruikmaakt van
de rijbedieningsorganen (gaspedaal en stuurwiel).
•Het SCBS F systeem functioneert onder de volgende omstandigheden.
•Wanneer de motor draait.
•Het stadsverkeer-remassistent (SCBS) waarschuwingslampje (oranje) brandt niet.
•Bij een rijsnelheid van ongeveer 4 tot 30 km/h.
•Het SCBS F systeem wordt niet uitgeschakeld.
•Het DSC systeem is niet defect.
•Het SCBS F systeem bespeurt een voorliggend voertuig door het uitzenden van een nabij
infrarood laserstraal en het opvangen van de straal die door de reflector van het
voorliggend voertuig weerkaatst wordt en dit vervolgens voor de meting te gebruiken. Als
gevolg daarvan bestaat de kans dat de SCBS F onder de volgende omstandigheden niet
functioneert:
•Weerkaatsing van de laserstraal is slecht als gevolg van de vorm van het voorliggende
voertuig.
•Het voorliggende voertuig is buitengewoon vuil.
•Bij slechte weersomstandigheden, zoals regen, mist en sneeuw.
•De ruitensproeier wordt gebruikt of de voorruitenwissers worden niet gebruikt wanneer
het regent.
•Wanneer de voorruit vuil is.
•Het stuurwiel wordt volledig naar links of rechts gedraaid, of u laat de auto snel
accelereren en komt dichtbij het voorliggende voertuig.
•Vrachtwagens met lage laadbodems en voertuigen met een buitengewoon lage of hoge
opbouw.
•Voertuigen met afwijkende constructies zoals een autotransportvoertuig.
•Onder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat het SCBS F systeem niet normaal
functioneert.
•Wanneer zware bagage in de bagageruimte of op de achterzitting is geplaatst.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 301 of 735

•Als er de kans bestaat op gedeeltelijk contact met een voorliggend voertuig.
•Bij het rijden op continu bochtige wegen en het op- en afrijden van uitritten.
•Wanneer lang uitstekende bagage of lading op een gemonteerde dakdrager vervoerd
wordt die de lasersensor afdekt.
•Uitlaatgas van het voertuig vóór u, zand, sneeuw of waterdamp dat uit mangaten en
goten opstijgt en opspattend water.
•Bij het slepen van een defect voertuig.
•Bij het rijden met banden met een duidelijk verschillend slijtagepatroon.
•Wanneer wordt gereden op de volgende locaties, kan het SCBS F systeem bepalen dat er
sprake is van een mogelijke botsing en daardoor in werking treden.
•Voorwerpen op de weg bij de ingang van een bocht.
•Voertuigen die tijdens het maken van een bocht in de tegenovergestelde rijstrook
passeren.
•Metalen voorwerpen, oneffenheden of uitstekende voorwerpen op de weg.
•Bij het passeren van een tolpoort welke voorzien is van een slagboom.
•Bij het rijden onder een plastic gordijn of vlag.
•Plastic voorwerpen zoals palen.
•Tweewielige voertuigen, voetgangers, dieren of bomen.
•Wanneer wordt gereden op de volgende locaties waarbij de binnen-/buitenzijde van het
stralingsgedeelte van de bijna infrarood laser (het zwarte gedeelte in het midden
bovenaan de voorruit) beslagen is of bedekt met waterdruppels, kan het SCBS F systeem
bepalen dat er sprake is van een mogelijke botsing en daardoor in werking treden.
•Er wordt met de auto in tunnels gereden met een laag plafond en op wegen met
constructies boven de weg, zoals verkeersborden.
•Er wordt met de auto dicht bij constructies op de weg gereden, zoals verkeersborden en
vangrails.
•(Handgeschakelde versnellingsbak)
Als de auto door de werking van het SCBS F systeem tot stilstand wordt gebracht en het
koppelingspedaal niet wordt ingetrapt, stopt de motor.
•Wanneer het systeem in werking is, wordt de gebruiker op de hoogte gesteld door het
knipperen van het stadsverkeer-remassistent (SCBS) indicatielampje (rood) en de Active
Driving Display
*.
•Het stadsverkeer-remassistent (SCBS) waarschuwingslampje (oranje) gaat branden
wanneer er een defect is in het systeem.
Zie Waarschuwingslampjes op pagina 4-40.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 50 next >