MAZDA MODEL CX-5 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 451 of 889

4–263
Tijdens het rijden
Bandenspanningscontrolesysteem
Wanneer u zelf banden verwisselt
Als u of iemand anders de banden
verwisselt, kunnen de stappen voor het
voltooien van de registratie van de ID
signaalcode in het TPMS systeem ook
door uzelf of iemand anders uitgevoerd
worden.

1. Zet nadat de banden zijn verwisseld het
contact op ON en vervolgens terug op
ACC of OFF.
2. Wacht ongeveer 15 minuten.
3. Ga na ongeveer 15 minuten met de auto
rijden met een snelheid van tenminste
25 km/h gedurende ongeveer 10
minuten en de ID signaalcode van de
bandenspanningsensor zal automatisch
worden geregistreerd.

OPMERKING
Als er na minder dan ongeveer 15
minuten na het verwisselen van de
banden met de auto gereden wordt,
zal het waarschuwingslampje van het
bandenspanningcontrolesysteem gaan
knipperen omdat de ID signaalcode van
de bandenspanningsensor dan nog niet
geregistreerd is. Parkeer in dit geval de
auto gedurende ongeveer 15 minuten,
waarna de ID signaalcode van de sensor
geregistreerd zal worden wanneer er
gedurende 10 minuten met de auto
wordt gereden.
Verwisselen van banden en velgen
OPGELET
  Bij het vervangen/repareren van
banden of velgen of beide, het
werk door een of¿ ciële Mazda
dealer laten uitvoeren, omdat
anders de kans bestaat dat de
bandenspanningsensoren beschadigd
worden.
  De velgen waarmee uw Mazda is
uitgerust zijn speciaal ontworpen
voor het monteren van de
bandenspanningsensoren. Gebruik
geen niet-originele velgen, omdat
het anders misschien niet mogelijk
is de bandenspanningsensoren te
monteren.
Zorg er voor dat telkens wanneer de
banden of velgen vernieuwd worden
de bandenspanningsensoren worden
gemonteerd.
Wanneer u een band of velg of beide
laat vernieuwen, zijn de volgende
manieren voor het monteren van de
bandenspanningsensor mogelijk.
 


 De bandenspanningsensor wordt
verwijderd van de oude velg en op de
nieuwe gemonteerd.
 


 Dezelfde bandenspanningsensor wordt
gebruikt met dezelfde velg. Enkel de
band wordt vernieuwd.
 


 Er wordt een nieuwe
bandenspanningsensor op een nieuwe
velg gemonteerd.

Page 452 of 889

4–264
Tijdens het rijden
Bandenspanningscontrolesysteem
OPMERKING
  De ID signaalcode van de
bandenspanningsensor moet
geregistreerd worden wanneer een
nieuwe bandenspanningsensor wordt
aangeschaft. Raadpleeg een of¿ ciële
Mazda dealer voor de aanschaf van
een bandenspanningsensor en de
registratie van de ID signaalcode van
de bandenspanningsensor.
  Bij het opnieuw monteren
van een eerder uitgebouwde
bandenspanningsensor aan een velg,
het doorvoerbuisje (afdichting tussen
het ventielhuis/sensor en velg) van de
bandenspanningsensor vernieuwen.

Page 453 of 889

4–265
Tijdens het rijden
Roet¿ lter
R o e t¿ lter (SKYACTIV-D
2.2)
H e t r o e t¿ lter verzamelt en verwijdert
de meeste roetdeeltjes (PM) in de
uitlaatgassen van een dieselmotor.
Roetdeeltjes die verzameld zijn door het
roet¿ lter worden tijdens normaal rijden
afgevoerd; in de volgende gevallen
bestaat echter de kans dat de roetdeeltjes
niet worden verwijderd en dat het
indicatielampje van het roet¿ lter gaat
branden:
 


 Als er met de auto continu met een
snelheid van 15 km/h of minder wordt
gereden.
 


 Als er met de auto bij herhaling
gedurende een korte periode van tijd (10
minuten of minder) wordt gereden of
wanneer de motor koud is.
 


 Als de auto langdurig stationair blijft
draaien.

Met multi-informatiedisplay
Wanneer “Roetophoping in roet¿ lter te
hoog” wordt aangegeven
De roetdeeltjes (PM) kunnen niet
automatisch verwijderd worden en de
hoeveelheid verzamelde deeltjes (PM)
hebben een bepaalde hoeveelheid bereikt.
Trap nadat de motor
voldoende is opgewarmd
(motorkoelvloeistoftemperatuur 80 °C of
hoger) het gaspedaal in en rijd met een
snelheid van 20 km/h of hoger gedurende
ongeveer 15 tot 20 minuten om de
roetdeeltjes te verwijderen.
Wanneer “Controleer roet¿ lter” wordt
aangegeven
Raadpleeg een deskundige reparateur, bij
voorkeur een of¿ ciële Mazda-reparateur.
Zonder multi-informatiedisplay


Wanneer het lampje brandt
De roetdeeltjes (PM) kunnen niet
automatisch verwijderd worden en de
hoeveelheid verzamelde deeltjes (PM)
hebben een bepaalde hoeveelheid bereikt.
Trap nadat de motor
voldoende is opgewarmd
(motorkoelvloeistoftemperatuur 80 °C of
hoger) het gaspedaal in en rijd met een
snelheid van 20 km/h of hoger gedurende
ongeveer 15 tot 20 minuten om de
roetdeeltjes te verwijderen.
Wanneer het lampje knippert
Raadpleeg een deskundige reparateur, bij
voorkeur een of¿ ciële Mazda-reparateur.
Zie Waarschuwings-/indicatielampjes op
pagina 4-53 .
OPMERKING
Het is mogelijk dat het motorgeluid en
de reuk van de uitlaatgassen verandert
wanneer de dieseldeeltjes tijdens het
rijden worden afgevoerd.

Page 454 of 889

4–266
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
*Bepaalde modellen.
A c h t e r u i t k i j k m o n i t o r *
De achteruitkijkmonitor geeft bij het achteruitrijden visuele beelden van de achterzijde van
de auto.
WAARSCHUWING
Rijd altijd voorzichtig en bepaal of de achterzijde en de omgeving rondom de auto veilig
is door rechtstreeks te kijken met uw ogen:
Achteruitrijden met de auto door enkel naar het scherm te kijken is gevaarlijk en kan
een ongeval of een botsing met een voorwerp veroorzaken. De achteruitkijkmonitor is
enkel een visuele hulpinrichting voor het achteruitrijden met de auto. De beelden op het
scherm kunnen afwijken van de werkelijke omstandigheden.
OPGELET
  Gebruik de achteruitkijkmonitor niet onder de volgende omstandigheden: Onder de
volgende omstandigheden is gebruik van de achteruitkijkmonitor gevaarlijk en kan dit
letsel en/of schade aan de auto tot gevolg hebben.
 


 Bij het rijden op wegen die bedekt zijn met ijs of sneeuw.



 Wanneer sneeuwkettingen of een noodreservewiel zijn aangebracht.



 Wanneer de achterklep niet volledig gesloten is.



 Wanneer de auto op een helling staat. 

 Wanneer de display koud is, bestaat de kans dat beelden over de monitor of het scherm
lopen en dat deze minder duidelijk zichtbaar zijn dan normaal, wat het bepalen van de
veiligheid van de omgeving rondom de auto kan bemoeilijken. Rijd altijd voorzichtig
en bepaal of de achterzijde en de omgeving rondom de auto veilig is door rechtstreeks
te kijken met uw ogen.
  Oefen geen overmatige druk uit op de camera. De positie van de camera en de hoek
kunnen afwijken.
  De camera niet demonteren, wijzigen of verwijderen aangezien deze dan mogelijk niet
langer waterdicht is.
  De behuizing van de camera is gemaakt van plastic. Breng geen ontvettingsmiddelen,
organische oplosmiddelen, was of ruitcoatings op de behuizing van de camera aan.
Als een dergelijk middel op de behuizing is terechtgekomen, dit onmiddellijk met een
zachte doek afvegen.
  De afdekking van de camera niet krachtig afvegen met een schuurmiddel of harde
borstel. De afdekking of lens van de camera zou bekrast kunnen raken, wat een
nadelige invloed heeft op de beelden.

Page 455 of 889

4–267
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
OPMERKING
  Als water, sneeuw of modder op de cameralens is terechtgekomen, dit afvegen
met behulp van een zachte doek. Als dit niet afgeveegd kan worden, een zacht
reinigingsmiddel gebruiken.
  Als de temperatuur van de camera snel verandert (warm naar koud, koud naar warm),
bestaat de kans dat de achteruitrijmonitor niet correct werkt.
  Raadpleeg voor het vervangen van de banden een deskundige reparateur, bij voorkeur
een of¿ ciële Mazda reparateur. Vervangen van de banden kan tot gevolg hebben dat de
richtlijnen die op de display verschijnen afwijken.
  Als de voorzijde, zijkant of achterzijde van de auto betrokken is geweest bij een
botsing, bestaat de kans dat de uitlijning van de achteruitparkeercamera (plaats,
montagehoek) afwijking vertoont. Raadpleeg altijd een deskundige reparateur, bij
voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur om de auto te laten inspecteren.

 Als “Geen Videosignaal Beschikbaar” wordt aangegeven op de display, is er mogelijk
een probleem met de camera. Laat uw auto bij een deskundige reparateur, bij voorkeur
een of¿ ciële Mazda-reparateur controleren.

 (Displaytype met hulplijnen voor geprojecteerd rijtraject)  Als kracht wordt uitgeoefend op het stuurwiel, bestaat de kans dat de richtlijnen
niet verschijnen. Verminder uw greep op het stuurwiel om de richtlijnen te laten
verschijnen.
Plaats van de achteruitparkeercamera

Achteruitparkeercamera

Page 456 of 889

4–268
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
Overschakelen naar de achteruitkijkmonitordisplay
Zet terwijl het contact op ON staat de versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak)
of de keuzehendel (automatische transmissie) in de achteruit (R) om de display over te
schakelen naar de achteruitkijkmonitordisplay.
OPMERKING
Wanneer de versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak) of de keuzehendel
(automatische transmissie) vanuit de achteruit (R) naar een andere stand van de
versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak) of de keuzehendel (automatische
transmissie) wordt verplaatst, keert het scherm terug naar de voorgaande display.
Weergavebereik op het scherm
De beelden op het scherm kunnen afwijken van de werkelijke omstandigheden.

(Schermdisplay)
Sierstuk
Bumper
(Werkelijke aanzicht)
Voorwerp
Indicatie voor
obstakeldetectie in
parkeersensorsysteem

Page 457 of 889

4–269
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
OPMERKING
  Het weergavebereik varieert afhankelijk van de auto en de wegsituatie. 
 Het weergavebereik is beperkt. Voorwerpen onder de bumper of rondom de
bumperuiteinden kunnen niet worden weergegeven.
  De afstand die verschijnt in het getoonde beeld is verschillend van de werkelijke
afstand omdat de achteruitkparkeercamera uitgerust is met een speci¿ eke lens.

 Beelden van de achteruitparkeercamera die getoond worden op de monitor zijn
omgekeerde beelden (spiegelbeelden).
  Het is mogelijk dat bepaalde als optie op de auto gemonteerde accessoires door de
camera worden opgenomen. Monteer geen optionele onderdelen die het uitzicht van
de camera kunnen hinderen, zoals lichtgevende onderdelen of onderdelen gemaakt van
reÀ ecterend materiaal.

 Onder de volgende omstandigheden is het mogelijk dat de display moeilijk zichtbaar
is, echter dit duidt niet op een defect.
 


 Op donkere plaatsen.



 Wanneer de temperatuur rondom de lens hoog/laag is.



 Wanneer de camera nat is, zoals op een regenachtige dag of tijdens perioden van
hoge luchtvochtigheid.
 


 Wanneer zich vreemde bestanddelen zoals modder rondom de camera hebben
vastgehecht.
 


 Wanneer de cameralens zonlicht of de lichtbundel van koplampen weerkaatst. 

 De beeldweergave kan vertraagd worden als de temperatuur rondom de camera laag is.

Page 458 of 889

4–270
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
Gebruik van de display
Displaytype met hulplijnen voor geprojecteerd rijtraject
De geprojecteerd trajectbegeleidingsmodus toont het voorspelde traject van de auto na het
draaien van het stuurwiel.
Gebruik deze modus wanneer u uw auto in een parkeerruimte of garage parkeert.

bac

a) Geprojecteerd rijtraject (geel)
Deze lijnen worden getoond als referentie voor het geprojecteerde traject van de auto.
De lijnen die het geprojecteerde rijtraject tonen veranderen na het draaien van het
stuurwiel.
b) Verruimde voertuigbreedtelijnen (blauw)
Deze lijnen tonen de verruimde breedte van de auto.
Deze lijnen worden niet getoond wanneer de wielen van de auto in de rechtvooruitstand
staan.
c) Afstandrichtlijnen
Deze lijnen geven bij benadering de afstand naar een punt aan gemeten vanaf de
achterzijde van de auto (vanaf het uiteinde van de bumper).
De blauwe lijn geeft het punt aan ongeveer 50 cm van de achterbumper.
De rode en gele lijnen, die van plaats veranderen na het draaien van het stuurwiel, geven
de punten ongeveer 50 cm voor de rode lijn en 100 cm voor de gele lijnen vanaf de
achterbumper aan (bij het middelpunt van elk van de lijnen).
Een afwijking ontstaat wanneer de wielen niet in de rechtvooruitstand staan.
In bovenstaande afbeelding is de rechterzijde van de auto in een positie die de werkelijke
afstand dichter benadert, zoals aangegeven door de afstandsrichtlijnen (rood: ongeveer
50 cm punt, geel: ongeveer 100 cm punt achter de achterbumper), terwijl de linkerzijde
in een positie verder weg is.

Page 459 of 889

4–271
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
OPGELET
De getoonde positie van de richtlijnen op de display verandert afhankelijk van de toestand
van de auto (zoals het aantal inzittenden/belading) en de wegomstandigheden (zoals een
steile helling aan de achterzijde van de auto).
Controleer tijdens het achteruitrijden altijd de ruimte aan de achterzijde van de auto en het
omliggende gedeelte rechtstreeks met uw ogen.
Displaytype met vaste hulplijnen
Richtlijnen die de breedte van de auto aangeven (geel) worden op het scherm getoond bij
wijze van referentie en geven bij benadering de breedte van de auto aan in vergelijking tot
de breedte van de parkeerruimte die u op het punt staat in te rijden.
Gebruik dit displayaanzicht wanneer u uw auto in een parkeerruimte of garage parkeert.

b
a

a) Voertuigbreedterichtlijnen (geel)
Richtlijnen dienen als referentie en geven bij benadering de breedte van de auto aan.
b) Afstandrichtlijnen
Deze richtlijnen geven bij benadering de afstand naar een punt aan gemeten vanaf de
achterzijde van de auto (vanaf het uiteinde van de bumper).
De rode en gele lijnen geven de punten ongeveer 50 cm voor de rode lijn en 100 cm voor
de gele lijnen vanaf de achterbumper aan (bij het middelpunt van elk van de lijnen).

OPGELET
De richtlijnen op het scherm zijn vaste lijnen. Deze bewegen niet mee met de draaiing
van het stuurwiel door de bestuurder. Wees altijd voorzichtig en controleer tijdens het
achteruitrijden altijd de ruimte aan de achterzijde van de auto en het omliggende gedeelte
rechtstreeks met uw ogen.

Page 460 of 889

4–272
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
Werking van de achteruitkijkmonitor
De werking van de achteruitkijkmonitor bij het achteruitrijden met de auto varieert
afhankelijk van de verkeers- en wegsituatie en de auto. De hoeveelheid benodigde
stuurbeweging en de timing varieert ook afhankelijk van de omstandigheden, dus controleer
de omgeving rechtstreeks met uw ogen en stuur de auto al naargelang de situatie.
Houd goed rekening met bovenstaande voorzorgsmaatregelen alvorens de
achteruitkijkmonitor te gebruiken.
Displaytype met hulplijnen voor geprojecteerd rijtraject
OPMERKING
Het volgende is een voorbeeld van parkeren waarbij het stuurwiel bij het achteruitrijden
naar rechts gedraaid wordt. De procedure is omgekeerd wanneer het achteruitrijden vanuit
tegenovergestelde richting gebeurt.
1. Zet de versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak) of de keuzehendel
(automatische transmissie) in de achteruit (R) om de display over te schakelen naar de
achteruitkijkmonitordisplay.
2. Alvorens achteruit een parkeerruimte in te rijden, het stuurwiel draaien en daarbij
naar de display van het geprojecteerde rijtraject kijken zodat de auto in het midden de
parkeerruimte inrijdt.


(Displayconditie) (Voertuigconditie)

Page:   < prev 1-10 ... 411-420 421-430 431-440 441-450 451-460 461-470 471-480 481-490 491-500 ... 890 next >