OPEL ASTRA K 2018.5 Handleiding Infotainment (in Dutch)
Page 131 of 191
Navigatie131
Selecteer indien gewenst een van de
gesuggereerde zoektermen. Selec‐
teer na het invullen van de invoervel‐
den Zoeken op het toetsenbord. Het
menu Resultaten wordt weergege‐
ven.
Selecteer de gewenste bestemming.
Het Meer informatie -menu verschijnt.
Selecteer Zoeken om routebegelei‐
ding te starten.
Op basis van de ingevoerde letters
maakt het systeem ook een lijst aan
met mogelijke bestemmingen samen‐
gesteld uit vermeldingen in het tele‐
foonboek, POI's, adressen, recente
bestemmingen en favorieten. Raak
c onderaan het scherm aan om het
toetsenbord te verbergen en naar de
lijst te gaan.
Tik in het invoerveld om het toet‐
senbord opnieuw weer te geven.
Selecteer indien gewenst een
bestemming uit de lijst. Het Meer
informatie -menu verschijnt. Selec‐
teer Zoeken om routebegeleiding te
starten.
Lijsten met selecteerbare
bestemmingen
Selecteer om naar de lijsten te gaan ½ op de kaart en raak indien nodig
q aan om door de pagina te bladeren.
Selecteer een van de opties: ● Recent : lijst met recent gebruikte
bestemmingen
● Favorieten : lijst met als favorie‐
ten opgeslagen bestemmingen
● Contacten : lijst met adressen die
zijn opgeslagen in de contacten
op de mobiele telefoon die
momenteel via Bluetooth verbon‐
den isBlader om een bestemming uit een
van de lijsten te kiezen door de betref‐
fende lijst en selecteer de gewenste
bestemming. Het Meer informatie -
menu verschijnt. Selecteer Zoeken
om routebegeleiding te starten.
Recente bestemmingen
De lijst met recente bestemmingen wordt automatisch gevuld met
bestemmingen die zijn gebruikt bij de routebegeleiding.
De adressen in de lijst met recente
bestemmingen kunnen worden opge‐ slagen als favorieten. Ga naar de lijst met recente bestemmingen, selec‐
teer n naast het gewenste adres om
extra functieknoppen weer te geven
en selecteer f. Als het pictogram
gevuld is, is het adres opgeslagen in
de favorietenlijst.
Adressen kunnen uit de lijst met
recente bestemmingen worden
verwijderd. Ga naar de lijst met
recente bestemmingen, selecteer n
naast het gewenste adres en selec‐ teer e om het betreffende adres te
verwijderen.
Page 132 of 191
132NavigatieFavorieten
Favorieten kunnen worden toege‐
voegd wanneer er een pictogram f
naast een adres staat. Wanneer het
sterpictogram gevuld is, wordt het
betreffende adres opgeslagen als
een favoriet.
U kunt de positie van een favoriet in
de lijst wijzigen. Ga naar de favorie‐
tenlijst, selecteer n naast de gewenste
favoriet om extra functieknoppen
weer te geven en selecteer Q of P.
U kunt de naam van een favoriet wijzi‐ gen. Ga naar de favorietenlijst, selec‐
teer n naast de gewenste favoriet om
extra functieknoppen weer te geven
en selecteer o. Er verschijnt een toet‐
senbord. Voer de gewenste naam in en selecteer vervolgens Gereed.
U kunt favorieten verwijderen. Ga
naar de favorietenlijst, selecteer n
naast de gewenste favoriet om extra
functieknoppen weer te geven en
selecteer f. De favoriet is gedeacti‐
veerd (niet gevulde ster). Als u het pictogram weer selecteert, wordt de
favoriet opnieuw geactiveerd
(gevulde ster). Bij het verlaten van defavorietenlijst terwijl er favorieten
gedeactiveerd zijn, worden deze uit
de lijst verwijderd.
Contacten
U kunt zoeken naar adressen in de
lijst met behulp van het toetsenbord.
Voer de eerste letters in van het
woord (naam of adres) die/dat u wilt
zoeken. Alle vermeldingen met een
woord dat begint met deze letters
worden weergegeven.
Zie hierboven voor een gedetail‐
leerde beschrijving van het toet‐
senbord.
Categorie zoeken
U kunt ook op categorieën naar POI's zoeken.
Selecteer ½ op de kaart en selecteer
vervolgens Speciale best. .
Let op
Stel indien gewenst de locatie
rondom welke u wilt zoeken naar
POI's in via invoer met het toet‐
senbord in het tweede invoerveld
(standaardinstelling: Nabij) en
gebruik dan het categoriezoek‐
menu.
Blader indien vereist naar de gewen‐
ste pagina en selecteer een van de
hoofdcategorieën in het menu.
Afhankelijk van de geselecteerde
categorie kunnen en verschillende
subcategorieën beschikbaar zijn.
Page 133 of 191
Navigatie133Navigeer door de subcategorieën
totdat u de lijst met Resultaten
bereikt.
Selecteer de gewenste POI. Het
Meer informatie -menu verschijnt.
Selecteer Zoeken om routebegelei‐
ding te starten.
Lijst met Resultaten
In de lijst met Resultaten staan
verschillende mogelijke bestemmin‐ gen.
Als routebegeleiding actief is, zijn er
twee verschillende tabbladen
beschikbaar.
Kies tussen de tabbladen:
● Op route : mogelijke bestemmin‐
gen langs de momenteel actieve
route
● Bij de bestemming : mogelijke
bestemmingen rondom de
bestemming van de route
U kunt de lijst op twee verschillende
manieren sorteren. Selecteer l
rechtsboven op het scherm en acti‐ veer de gewenste optie.
Als u sorteren op relevantie activeert,
probeert het systeem u de beste over‐
eenkomst met uw zoekterm te geven.
Als u sorteren op afstand activeert,
zet het systeem de bestemmingen op
volgorde van afstand tot uw huidige
locatie.
Menu Meer informatie Na het selecteren van een bestem‐
ming verschijnt het menu Meer
informatie .
Favorieten opslaan
Activeer om de betreffende bestem‐
ming als een favoriet op te slaan
Favoriet (gevulde ster: favoriet opge‐
slagen, niet gevulde ster: favoriet niet opgeslagen).
Page 134 of 191
134NavigatieDe bestemming is opgeslagen als
een favoriet en kan dan worden bena‐
derd via de favorietenlijst.
Telefoongesprek initiëren
In sommige gevallen, bijv. als er een
POI is geselecteerd, kan er bij de
betreffende bestemming een tele‐
foonnummer staan. Selecteer y om
dit telefoonnummer te bellen.
Route instellen
Als het systeem meer dan één moge‐
lijke route vindt, kunt u kiezen tussen
de gesuggereerde routes.
Selecteer Routes om een lijst met alle
door het systeem gedetecteerde
routes weer te geven. Activeer de
gewenste route en selecteer Zoeken
om routebegeleiding te starten.
Routes met diverse
bestemmingen
Na het starten van routebegeleiding kunt u bestemmingen toevoegen aan
de actieve route, bijv. om onderweg
een vriend op te halen of om te stop‐
pen bij een tankstation.Let op
Er kunnen max. vijf bestemmingen
in één route worden gecombineerd.
Start routebegeleiding naar de
gewenste bestemming.
Selecteer om een andere bestem‐
ming toe te voegen L op de kaart en
selecteer vervolgens Bestemming
toevoegen . Het menu voor bestem‐
ming zoeken wordt weergegeven.
Navigeer naar de gewenste bestem‐
ming. Het Meer informatie -menu
verschijnt. Selecteer Via.
Let op
Als u Zoeken selecteert, wordt route‐
begeleiding naar de eerst geselec‐
teerde bestemming gestopt en wordt
routebegeleiding naar de nieuwe
bestemming gestart.
De bestemmingen zijn gerangschikt
in de volgorde waarin ze zijn inge‐
voerd en de laatste bestemming is degene waarheen u het eerst wordt
geleid. Ter controle of bevestiging
onderweg, verschijnt de naam van de volgende bestemming boven de
aankomsttijd en afstand.U kunt de volgorde van de bestem‐
mingen wijzigen 3 134.
Begeleiding
Het navigatiesysteem begeleidt de
route via visuele en gesproken
instructies (spraakbegeleiding).Visuele instructies
Visuele instructies worden op het
display weergegeven.
Let op
Wanneer routebegeleiding actief is
en u niet in de navigatietoepassing
zit, worden afslagen aangegeven
door pop-upberichten bovenaan het
scherm.
Page 135 of 191
Navigatie135Gesproken begeleiding
Gesproken navigatie-instructies
geven bij het naderen van een krui‐
sing aan welke richting u moet
volgen.
De functie Gesproken instructies acti‐
veren 3 124.
Raak de grote afslagpijl aan de linker‐
kant van het scherm aan om de laat‐ ste gesproken instructie nogmaals te
beluisteren.
Starten en beëindigen van de
routebegeleiding
Selecteer om routebegeleiding te
starten Zoeken in het menu Meer
informatie nadat u een bestemming
hebt geselecteerd 3 129.
Selecteer om routebegeleiding te
annuleren Annuleren aan de linker‐
kant van het scherm 3 124.
Lijst met bestemmingen De lijst met Bestemmingen bevat alle
bestemmingen op de momenteel
actieve route.Raak j op het veld voor tijd en afstand
aan. De Bestemmingen -lijst
verschijnt.
Selecteer als er een telefoonnummer
bij staat y om het te bellen.
Selecteer om de volgorde van de
bestemmingen te wijzigen h op het
veld van de bestemming waarvan de positie moet worden veranderd. De
volgorde wordt gewijzigd en de gese‐ lecteerde bestemming wordt op de
eerste positie gezet.
Selecteer om een bestemming te
verwijderen uit de route e op het veld
van de betreffende bestemming. De
bestemming wordt verwijderd en de
route wordt opnieuw bepaald.
Lijst met afslagen De volgende afslag wordt aangege‐
ven op de linkerzijde van het scherm.
Selecteer a onder de aangegeven
afslag om de lijst met afslagen weer
te geven. De lijst met afslagen bevat
alle komende afslagen op de actieve
route.
Page 136 of 191
136NavigatieBlader om een afslag op de kaartweer te geven door de lijst en raak de gewenste afslag aan. De kaart springt
naar de betreffende locatie op de
kaart.
Selecteer om een traject te vermijden n naast de betreffende afslag. Er
verschijnt een m-symbool.
Selecteer om de route zonder het
betreffende traject opnieuw te bere‐
kenen m. De route wordt gewijzigd.
Selecteer de eerste afslag in de lijst
om terug te gaan naar het normale
navigatiekaartscherm.
Verkeersinstellingen Voor wat betreft verkeersvoorvallen
zijn er verschillende opties beschik‐
baar.
Verkeersinformatie
De verkeersinformatie bevat alle door
het systeem waargenomen verkeers‐ voorvallen.
Selecteer om naar de verkeersinfor‐
matie te gaan L op de kaart en
vervolgens Verkeersinformatie . De
lijst verschijnt.
Kies als routebegeleiding actief is
tussen de tabbladen:
● Op route : verkeersvoorvallen
langs de actieve route
● In de buurt : verkeersvoorvallen
dicht bij de huidige locatie van de auto
Verkeersvoorvallen
Blader indien nodig naar het gewen‐ ste verkeersvoorval.
Selecteer om meer informatie weer te
geven het betreffende verkeersvoor‐
val.Lijstsortering
U kunt de lijst Nabij op twee verschil‐ lende manieren organiseren.Selecteer om de sorteervolgorde te
wijzigen l in de rechterbovenhoek
van het scherm. Het Volgorde
verkeersproblemen -menu verschijnt.
Activeer de gewenste optie.
Verkeerszender
Indien gewenst kunt u de zender voor verkeersberichten met de verkeersin‐formatie persoonlijk instellen.
Selecteer L op de kaart om het
Opties -menu weer te geven. Selec‐
teer Navigatie-instellingen en vervol‐
gens Verkeersinformatie bron .
Er verschijnt een lijst met alle momen‐ teel beschikbare verkeerszenders.
Standaard is Automatisch geacti‐
veerd. De zender wordt automatisch
door het systeem aangepast.
Activeer als u de verkeersinformatie
van een specifieke zender wenst de
betreffende zender.
Functie Verkeer vermijden
Wanneer het systeem een route naar
een bestemming bepaalt, houdt het
rekening met verkeersvoorvallen.
Page 137 of 191
Navigatie137Bij actieve routebegeleiding kan de
route worden aangepast aan de hand
van ontvangen verkeersberichten.
Selecteer voor het instellen van de
parameters voor deze wijzigingen L
op de kaart om het Opties-menu weer
te geven. Selecteer Navigatie-
instellingen , Routeopties en vervol‐
gens Auto nieuwe route i.v.m.
verkeer .
Activeer als u het systeem automa‐
tisch aan de hand van nieuwe
verkeersberichten de route wilt laten
aanpassen Automatisch nieuwe
route berekenen .
Activeer als u wilt worden geraad‐
pleegd wanneer er een route wordt
aangepast Altijd vragen .
Activeer als u niet wilt dat routes
worden gewijzigd Nooit.
Route-instellingen
U kunt parameters voor selecteren
van weg en route instellen.
Wegtypes
Indien gewenst, kunt u bepaalde
wegtypes vermijden.Selecteer L op de kaart om het
Opties -menu weer te geven. Selec‐
teer Vermijden op route en activeer
de wegtypes waarvan u wilt dat ze
worden vermeden.
Let op
Als routebegeleiding actief is
wanneer u de weginstellingen
wijzigt, wordt de route op basis van
de nieuwe instellingen herberekend.
Routetype
Selecteer voor het instellen van het
routetype L op de kaart om het
Opties -menu weer te geven. Selec‐
teer Navigatie-instellingen ,
Routeopties en vervolgens
Routetype .
Activeer de gewenste optie: ● Snelste voor de snelste route
● Eco-vriendelijk voor een route
voor een milieuvriendelijke rijstijl
Page 138 of 191
138SpraakherkenningSpraakherkenningAlgemene informatie..................138
Gebruik ...................................... 138Algemene informatie
Via de spraakdoorschakel-toepas‐ sing van het Infotainmentsysteem
hebt u toegang tot de spraakherken‐
ningscommando's op uw smart‐
phone. Raadpleeg de gebruiksaan‐
wijzing van uw smartphone om te
controleren of uw smartphone deze
functie ondersteunt.
Om de spraakdoorschakel-toepas‐
sing te kunnen gebruiken, moet de
smartphone op het infotainmentsys‐
teem zijn aangesloten via een USB-
kabel 3 115 of via Bluetooth 3 140.
Gebruik Spraakherkenning activeren
Houd g op het bedieningspaneel of
qw op het stuurwiel ingedrukt om
een spraakherkenningssessie te star‐ ten. Er verschijnt een spraakcom‐mandobericht op het scherm.
Zodra er een pieptoon heeft geklon‐
ken kunt u een commando uitspre‐
ken. Raadpleeg voor informatie overde ondersteunde commando's de
gebruiksaanwijzing bij uw smart‐
phone.
Volume van gesproken commando's
aanpassen
Draai aan m op het bedieningspaneel
of druk op + / - rechts op het stuurwiel
om het volume van de gesproken
instructies hoger of lager te zetten.
Spraakherkenning deactiveren
Druk op xn op het stuurwiel. Het
spraakcommandobericht verdwijnt
en de spraakherkenningssessie
wordt beëindigd.
Page 139 of 191
Telefoon139TelefoonAlgemene aanwijzingen.............139
Bluetooth-verbinding ..................140
Noodoproep ............................... 142
Bediening ................................... 143
Mobiele telefoons en CB-
zendapparatuur ......................... 147Algemene aanwijzingen
De telefoonfunctie biedt u de moge‐ lijkheid om via een microfoon en deluidsprekers van de auto telefoonge‐
sprekken te voeren en met het Info‐
tainmentsysteem van de auto de
belangrijkste functies van de mobiele telefoon te bedienen. Om de telefoon‐
functie te kunnen gebruiken, moet de mobiele telefoon een Bluetooth-
verbinding hebben met het Infotain‐
mentsysteem.
Niet alle functies van de telefoon
worden door elke mobiele telefoon
ondersteund. Welke telefoonfuncties
bruikbaar zijn, hangt af van de desbe‐ treffende mobiele telefoon en van de
netwerkprovider. Verdere informatie
hierover kunt u in de gebruiksaanwij‐
zing van uw mobiele telefoon vinden.
U kunt hierover ook informatie vragen bij uw netwerkprovider.Belangrijke informatie voor de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Mobiele telefoons hebben invloed
op uw omgeving. Daarom zijn er
veiligheidsvoorschriften en richtlij‐
nen opgesteld. Alvorens gebruik
te maken van de telefoonfunctie
dient u op de hoogte te zijn van de desbetreffende richtlijnen.
9 Waarschuwing
Het gebruik van de telefoon in
handsfree-modus tijdens het
rijden kan gevaarlijk zijn doordat
uw concentratie afneemt tijdens
het telefoneren. Parkeer uw auto
voordat u de telefoon in hands‐
free-modus gebruikt. Volg de
bepalingen van het land waarin u
zich bevindt.
Volg de voorschriften die in
sommige gebieden gelden op en
zet uw mobiele telefoon uit als
Page 140 of 191
140Telefoonmobiel telefoneren verboden is,
als de mobiele telefoon interferen‐
tie veroorzaakt of als er zich
gevaarlijke situaties kunnen voor‐
doen.
Bluetooth
De telefoonfunctie is gecertificeerd
door de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificatie
kunt u op internet op http://www.blue‐
tooth.com vinden.
Bluetooth-verbinding
Bluetooth is een standaard voor het
draadloos verbinden van bijv.
mobiele telefoons, smartphones of
andere apparaten.
Het koppelen en verbinden van Blue‐ tooth-apparaten aan/met het Infotain‐
mentsysteem vindt plaats via het
menu Bluetooth . Het koppelen
bestaat uit het uitwisselen van een pincode tussen het Bluetooth-appa‐
raat en het Infotainmentsysteem.
Menu Bluetooth
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Selecteer Bluetooth om het Blue‐
tooth-menu weer te geven.
Een apparaat koppelen
Opmerkingen ● U kunt maximaal tien apparaten met het systeem koppelen.
● Er kan slechts één gekoppeld apparaat tegelijk met het Infotain‐
mentsysteem worden verbon‐
den.
● Koppelen is slechts één keer noodzakelijk, tenzij het apparaat
van de lijst met gekoppelde
apparaten wordt gewist. Als het
apparaat eerder verbonden was,
brengt het Infotainmentsysteem
de verbinding automatisch tot
stand.
● Door de bediening van Bluetooth
wordt de accu van het apparaat
aanzienlijk belast. Sluit het appa‐ raat daarom aan op een USB-
poort, zodat het wordt opgela‐
den.
Een nieuw apparaat koppelen 1. Activeer de Bluetooth-functie van het Bluetooth-apparaat. Voor
nadere informatie verwijzen we u
naar de gebruiksaanwijzing van
het Bluetooth-apparaat.
2. Druk op ; en selecteer vervol‐
gens Instellingen op het display.
Selecteer Bluetooth en dan
Apparaatbeheer om het desbe‐
treffende menu weer te geven.