OPEL CORSA 2016 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 91 of 275
Instrumenten en bedieningsorganen89Controlelampen in de instrumentengroep
Page 92 of 275
90Instrumenten en bedieningsorganenControlelampen in de
middenconsole
Overzicht
ORichtingaanwijzer 3 90XGordelverklikker 3 91vAirbags en gordelspanners
3 91VAirbag deactiveren 3 92pLaadsysteem 3 92ZStoringsindicatielamp 3 92gLaat auto spoedig nakijken
3 92RRem- en koppelingssysteem
3 93-Pedaal intrappen 3 93uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 93RSchakelen 3 93cStuurbekrachtiging 3 93)Lane Departure Warning
3 93rUltrasoonparkeerhulp 3 94nElektronische stabiliteitsrege‐
ling UIT 3 94bElektronische stabiliteitsrege‐
ling en Traction Control-
systeem 3 94kTraction Control-systeem uit
3 94!Voorverwarmen 3 94%Roetfilter 3 94wBandenspanningscontrolesys‐
teem 3 95IMotoroliedruk 3 95YTe laag brandstofpeil 3 95dStartbeveiliging 3 96#Beperkt motorvermogen
3 96DAutostop 3 968Buitenverlichting 3 96CGrootlicht 3 96lGrootlichtassistentie 3 96>Mistlamp 3 96rMistachterlicht 3 96mCruise control 3 96AVoorligger gedetecteerd
3 96LSnelheidsbegrenzer 3 96LVerkeersbordherkenning
3 96hPortier open 3 97
Richtingaanwijzer
O brandt of knippert groen.
Brandt kort De parkeerlichten worden ingescha‐
keld.
Page 93 of 275
Instrumenten en bedieningsorganen91KnippertEen richtingaanwijzer of de alarm‐
knipperlichten worden geactiveerd.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering kapot.
Gloeilamp vervangen 3 203, zeke‐
ringen 3 211.
Richtingaanwijzers 3 121.
Gordelverklikker
Gordelverklikker op de
voorstoelen
X van de bestuurdersstoel brandt of
knippert rood op de toerenteller.k van de passagiersstoel voorin
brandt of knippert rood op de midden‐ console wanneer de stoel bezet is.
Brandt
Na het inschakelen van het contact
totdat de veiligheidsgordel is vastge‐
maakt.
Knippert
Na het starten van de motor gedu‐ rende maximaal 100 seconden totdat
de gordel is vastgemaakt.
Veiligheidsgordel omdoen 3 41.
Gordelstatus op de achterbankX op het Driver Information Center
knippert of brandt.
Brandt
Na het starten van de motor gedu‐
rende minimaal 35 seconden totdat
de veiligheidsgordel is vastgemaakt.
Brandt ook als een niet vastgemaakte gordel onderweg wordt vastgemaakt.
Knippert
Na het wegrijden wanneer de veilig‐
heidsgordel wordt losgemaakt.
Veiligheidsgordel omdoen 3 41.
Airbag en gordelspanners v brandt rood.
Bij het inschakelen van het contact
brandt de controlelamp ca.
vier seconden. Brandt deze niet, dooft deze niet na vier seconden of
licht deze tijdens het rijden op, dan is
er een storing in het airbagsysteem.
De hulp van een werkplaats inroepen.
De airbags en gordelspanners gaan
mogelijkerwijs niet af tijdens een on‐
geval.
Page 94 of 275
92Instrumenten en bedieningsorganenGeactiveerde gordelspanners of air‐
bags worden aangeduid door aan‐
houdend branden van v.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Gordelspanners, airbagsysteem
3 40, 3 43.
Airbag-deactivering
V brandt geel.
Brandt ongeveer 60 seconden na het
inschakelen van het contact. De pas‐ sagiersairbag voor is geactiveerd.
* brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd 3 48.
9 Gevaar
Levensgevaar voor kinderen in
een kinderveiligheidssysteem te‐
zamen met een geactiveerde air‐
bag op de passagiersstoel voorin.
Levensgevaar voor volwassenen
bij een buiten werking gestelde
airbag van de passagiersstoel
voorin.
Laadsysteem
p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielamp
Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐ teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert. On‐ middellijk hulp van een werkplaats in‐
roepen.
Service-indicatie
g brandt geel.
Ook verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
Laat de auto nakijken.
De hulp van een werkplaats inroepen. Boordinformatie 3 105.
Page 95 of 275
Instrumenten en bedieningsorganen93Rem- en
koppelingssysteem
R brandt rood.
Het vloeistofpeil voor de rem en de
koppeling is te laag wanneer de hand‐ matige handrem niet wordt ingescha‐
keld 3 200.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Licht op wanneer de handmatige handrem is geactiveerd en het con‐
tact is ingeschakeld 3 154.
Pedaal intrappen - brandt of knippert geel.
Brandt
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in de stand Autostop te starten. Stop-startsysteem 3 140.
Knippert
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in het algemeen te starten 3 17,
3 139.
Bij sommige versies verschijnt het be‐
richt Pedaal intrappen op het bestuur‐ dersinformatiedisplay 3 105.
Antiblokkeersysteem (ABS) u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de ont‐ steking enkele seconden. Het sys‐
teem is na het doven van het contro‐
lelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als deze tijdens de rit
gaat branden, dan zit er een storing in het ABS-systeem. Het remsysteem
blijft normaal werken, maar zonder ABS-regeling.
Antiblokkeersysteem 3 153.Schakelen
R met het getal van de volgende ho‐
gere versnelling wordt aangeduid
wanneer opschakelen wordt aanbe‐
volen om brandstof te besparen.
Stuurbekrachtiging
c brandt geel.
Gaat branden met
uitgeschakelde
stuurbekrachtiging
Storing in het stuurbekrachtigings‐
systeem. De hulp van een werkplaats inroepen.
c en b lichten tegelijkertijd op
Stuurbekrachtiging moet worden ge‐
kalibreerd, systeemkalibratie 3 157.
Lane Departure Warning
) brandt groen of knippert geel.
Brandt groen
Systeem wordt ingeschakeld en is
gebruiksklaar.
Page 96 of 275
94Instrumenten en bedieningsorganenKnippert geel
Systeem herkent een onbedoelde
verandering van rijstrook.
Lane Departure Warning 3 180.
Ultrasoonparkeerhulp
r brandt geel.
Storing in het systeem
of
Storing door vervuilde of met sneeuw of ijs bedekte sensoren
of
Storingen door externe bronnen van
ultrasoon geluid. Als de storingsbron
wordt verwijderd, dan werkt het sys‐
teem weer normaal.
Oorzaak van de systeemstoring on‐
middellijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Ultrasoonparkeerhulp 3 164.
Elektronische stabiliteitsregeling UIT
t brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.Elektronische stabiliteitsre‐
geling en Traction Control- systeem
b knippert of brandt geel.
Knippert
Het systeem is actief ingeschakeld.
Het motorvermogen kan worden be‐
grensd en de auto kan automatisch
iets worden afgeremd.
Brandt Er zit een storing in het systeem. Er
verschijnt een waarschuwingsbericht
of -code op het Driver Information
Center. Verder rijden is mogelijk. Het systeem is buiten werking. De rijsta‐
biliteit kan echter afhankelijk van de
staat van het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Elektronische stabiliteitsregeling
3 156, Traction Control 3 155.Traction Control-systeem
UIT
k brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Voorverwarming
! brandt geel.
Het voorverwarmen van de dieselmo‐
tor is geactiveerd. Wordt alleen bij
lage buitentemperaturen ingescha‐
keld.
Roetfilter % brandt of knippert geel.
Het dieselpartikelfilter moet gerege‐
nereerd worden.
Blijven rijden totdat % dooft. Laat het
motortoerental zo mogelijk niet onder 2000 omw/min dalen.
Brandt Het dieselpartikelfilter is vol. Start het
regeneratieproces zo spoedig moge‐
lijk.
Page 97 of 275
Instrumenten en bedieningsorganen95KnippertHet maximale vulniveau van het filter
is bereikt. Start het regeneratieproces
onmiddellijk om schade aan de motor
te voorkomen.
Roetfilter 3 144, Stop-startsysteem
3 140.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
w brandt of knippert geel.
Brandt Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
Knippert
Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor
(bijv. reservewiel). Na
60 - 90 seconden brandt de controle‐
lamp continu. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Bandenspanningscontrolesysteem
3 219.Motoroliedruk
I brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ont‐ steking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk on‐
derbroken. Dit kan aanleiding ge‐
ven tot motorschade en/of tot het
blokkeren van de aandrijfwielen.
1. De koppeling intrappen.
2. Zet de keuzehendel op neutraal. 3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij an‐dere weggebruikers te hinderen.
4. Schakel de ontsteking uit.
9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder.
Tijdens een Autostop werkt de
rembekrachtigingseenheid nog al‐ tijd.
De sleutel niet uitnemen voordat
de auto helemaal stilstaat, omdat
het stuurslot anders plotseling kan worden geactiveerd.
Het oliepeil controleren alvorens de
hulp van een werkplaats in te roepen
3 197.
Te laag brandstofpeil
Y brandt of knippert geel.
Brandt Peil in brandstoftank is te laag.
Knippert Brandstofvoorraad opgebruikt. On‐
middellijk bijtanken. Brandstoftank
nooit leegrijden.
Tanken 3 184.
Katalysator 3 145.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 202.
Page 98 of 275
96Instrumenten en bedieningsorganenStartbeveiliging
d knippert geel.
Storing in de startbeveiliging. De mo‐
tor kan niet worden gestart.
Motorvermogen verminderd
# brandt geel.
Het motorvermogen is beperkt. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Autostop Autostop actief
D brandt rood of wit.
De motor is een Autostop.
Stop-startsysteem 3 140.
Rijverlichting
8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 117.
Grootlicht
C brandt blauw.Brandt bij ingeschakeld grootlicht of
bij lichtsignaal 3 118.
Grootlichtassistentie
l brandt groen.
De grootlichtassistentie is geacti‐ veerd 3 120.
Mistlamp
> brandt groen.
De voorste mistlampen zijn ingescha‐
keld 3 122.
Mistachterlicht
r brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld
3 122.
Cruise control
m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.Brandt groen
De cruise control is actief.
Cruise control 3 159.
Voorligger gedetecteerd
A brandt groen.
Er is een voertuig in dezelfde rijstrook gedetecteerd.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 162.
Snelheidsbegrenzer
L brandt op het Driver Information
Center wanneer de snelheidsbegren‐
zer actief is. Ingestelde snelheid
wordt aangegeven naast symbool L.
Snelheidsbegrenzer 3 160.
Verkeersbordherkenning L geeft gedetecteerde verkeersbor‐
den als controlelampje weer.
Verkeersbordherkenning 3 177.
Page 99 of 275
Instrumenten en bedieningsorganen97Portier open
h brandt.
Een portier of de achterklep staat open.Informatiedisplays
Driver Information Center
Het Driver Information Center is on‐
dergebracht in de instrumenten‐
groep.
Afhankelijk van de versie en de uit‐
rusting is het Driver Information Cen‐
ter verkrijgbaar als Baselevel-display,
Midlevel-display of Uplevel-display.
De volgende menu's kunnen worden
geselecteerd op het Driver Informa‐
tion Center met de toetsen op de rich‐ tingaanwijzerhendel:
● dagteller 3 84
● boordinformatie en instellingen, zie hieronder
● rit-/brandstofinformatie, zie hier‐ onder
● economische informatie, zie hier‐
onder
● navigatie-informatieDe volgende aanduiding verschijnt zo nodig:
● waarschuwingsmeldingen 3 105
● aanduiding versnelling 3 93
● aanduiding rijmodus 3 146,
3 150
● waarschuwing bandenspanning 3 219
● aanduiding gordelverklikker 3 91
● aanduiding Autostop 3 140
● service-informatie 3 92
Baselevel-display
Page 100 of 275
98Instrumenten en bedieningsorganenSelecteer submenu's door aan het
stelwiel op de richtingaanwijzerhen‐
del te draaien. Selecteerbare subme‐ nu's zijn:
● aanduiding levensduur motorolie● aanduiding bandenspanning
● draagvermogen band
● instellen van eenheid
● instellen van taal, als er geen In‐ fotainmentsysteem beschikbaaris
● klok, als er geen Infotainment‐ systeem beschikbaar is
● buitentemperatuur, als er geen Infotainmentsysteem beschik‐
baar is
Sommige weergegeven functies ver‐
schillen onderweg ten opzichte van
stilstand van de auto.Midlevel-display
De menupagina's op het Midlevel-dis‐ play worden geselecteerd door op
MENU op de richtingaanwijzerhendel
te drukken.
De te selecteren menupagina's van
Midlevel-display zijn:
● Menu Informatiemenu dagteller/
brandst. , zie omschrijving hieron‐
der
● Menu Informatie- menu voertuig ,
zie omschrijving hieronder
Sommige weergegeven functies ver‐
schillen onderweg ten opzichte van
stilstand van de auto. Sommige func‐
ties zijn alleen onderweg beschik‐
baar.
Uplevel-display
De menupagina's op het Uplevel-dis‐
play worden geselecteerd door op
MENU op de richtingaanwijzerhendel
te drukken. Hoofdmenusymbolen
verschijnen op de bovenste regel van het display: