OPEL GRANDLAND X 2019 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 31 of 285

Sleutels, portieren en ruiten29Verwijder om de andere portieren te
vergrendelen de zwarte afdekking
met behulp van een sleutel.
Plaats de sleutel voorzichtig en
beweeg deze naar de binnenkant van
het portier zonder de sleutel te
verdraaien.
Verwijder de sleutel en breng de
zwarte afdekking aan.
De tankvulklep en de achterklep
worden mogelijk niet vergrendeld.
Automatisch vergrendelen
Automatisch vergrendelen na
wegrijden
Dit systeem biedt de mogelijkheid om
de portieren en de achterklep auto‐
matisch te vergrendelen zodra de
snelheid van de auto is opgelopen tot boven een bepaalde waarde.
Als een van de portieren of de achter‐
klep openstaat, vindt geen automati‐
sche centrale vergrendeling plaats.
Dit wordt kenbaar gemaakt door het
geluid van opnieuw ontgrendelende
sloten, het oplichten van h op deinstrumentengroep, de weergave van
een geluidssignaal en het verschijnen van een waarschuwingsbericht.
Deze functies is op ieder gewenst
moment te activeren of te deactive‐
ren. Druk, bij ingeschakeld contact,
op Q totdat een geluidssignaal klinkt
en het bijbehorende bericht
verschijnt.
De stand van het systeem wordt bij
uitschakeling van het contact in het
geheugen opgeslagen.
Automatische hervergrendeling
na ontgrendeling
Deze functie vergrendelt automatischalle portieren, de bagageruimte en de
tankvulklep kort nadat u deze met de
handzender of elektronische sleutel
heeft ontgrendeld, vooropgesteld dat
er geen portier openstaat.
Kindersloten9 Waarschuwing
Gebruik de kindersloten wanneer
kinderen op de achterste zitplaat‐
sen worden vervoerd.

Page 32 of 285

30Sleutels, portieren en ruitenMechanische kindersloten
Draai het rode kinderslot op het
achterportier met een sleutel in de
horizontale stand. Het portier kan niet meer van binnen worden geopend.
Om de functie te deactiveren, draait u het kinderslot in de verticale stand.
Elektrische kindersloten
Op afstand bediend systeem dat
voorkomt dat de achterportieren via
de binnenportiergrepen te openen de
achterste zijruiten te bedienen zijn.
Inschakelen
Druk op R. Het lampje in de knop gaat
branden en er verschijnt een bevesti‐ gingsbericht. Het lampje blijft branden
totdat het kinderslot wordt uitgescha‐
keld.
Uitschakelen
Toets R nogmaals indrukken. Het
lampje in de knop dooft en verschijnt een bevestigingsbericht. Dit lampje
blijft branden zolang het kinderslot
ingeschakeld is.

Page 33 of 285

Sleutels, portieren en ruiten31Portieren
Bagageruimte
Achterklep Openen
Druk, na ontgrendeling, op de achter‐
klepknop en open de achterklep.
Sluiten
Binnenste handgreep gebruiken.
Duw niet op de tiptoets tijdens het
sluiten, omdat de achterklep dan
weer ontgrendeld kan worden.
Centrale vergrendeling 3 24.
Elektrische achterklep
9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van de elektrische achterklep. Er
bestaat verwondingsgevaar, met
name voor kinderen.
Houd tijdens de bediening de
bewegende achterklep goed in de gaten. Zorg ervoor dat er tijdens
de bediening niets bekneld raakt
en dat er niemand in het bewe‐
gingsgebied staat.
U kunt de elektrische achterklep als
volgt bedienen:
● Door langer op P op de elek‐
tronische sleutel te drukken.
● Handsfree bediening met behulp van de bewegingssensor onder
de achterbumper.
● De achterklepknop en T op de
geopende achterklep.
Bij auto's met een automatische
versnellingsbak is de achterklep
alleen te bedienen wanneer de auto
stilstaat en de automatische versnel‐
lingsbak in stand P staat.
De richtingaanwijzers knipperen en u
hoort een geluidssignaal wanneer de
elektrische achterklep in werking is.
Let op
De bediening van de elektrische achterklep heeft geen invloed op decentrale vergrendeling. Het is niet

Page 34 of 285

32Sleutels, portieren en ruitennodig om de auto te ontgrendelen
om de achterklep te openen met de
knop op de elektronische sleutel,
met de achterklepknop of via de
handsfree bediening. Hiervoor moet
de elektronische sleutel zich wel
buiten de auto bevinden, binnen
ongeveer 1 m van de achterklep.
Laat de elektronische sleutel niet
achter in de bagageruimte.
Vergrendel de auto na het sluiten,
indien hij eerder werd ontgrendeld.
Centrale vergrendeling 3 24.
Bediening met de elektronische
sleutelDruk langer op P om de achterklep
te openen of te sluiten.
Handsfree bediening met behulp van
de bewegingssensor onder de
achterbumper
Beweeg om de achterklep te openen
of te sluiten uw voet heen en weer
onder de achterklep, in het gebied
onder het kenteken. De sleutel moet zich binnen een afstand van 1 m
bevinden. Beweeg uw voet niet te
lang of te langzaam onder de bumper. De elektronische sleutel moet zich
binnen een bereik van ongeveer 1 meter van de achterklep buiten de
auto bevinden.
U kunt de handsfree bediening in- of uitschakelen in het menu Instellingen,
I Auto op het Info-Display.
Info-Display 3 104.
Persoonlijke instellingen 3 107.9 Gevaar
Raak tijdens de handsfree bedie‐
ning geen auto-onderdelen onder
de auto aan. Er bestaat dan
gevaar voor verwonding vanwege
hete motoronderdelen.
Automatisch vergrendelen na hands‐
free bediening

Page 35 of 285

Sleutels, portieren en ruiten33Druk op de toets S op de geopende
achterklep, na handsfree sluiten van
de achterklep wordt de gehele auto
vergrendeld.
Bediening met de achterklepknop
Om de achterklep te openen, drukt u
op de achterklepknop totdat de
achterklep in beweging komt. Als de auto vergrendeld is, moet de elektro‐
nische sleutel zich binnen een bereik
van ongeveer 1 meter van de achter‐
klep buiten de auto bevinden.
Om de klep te sluiten, drukt u op T
op de geopende achterklep totdat de
achterklep in beweging komt.
Stoppen of van richting veranderen
Beweging van de achterklep onmid‐
dellijk stoppen:
● druk langer op P op de elek‐
tronische sleutel, of
● druk op de achterklepknop, of
● druk op T op de geopende
achterklep
De bewegingsrichting wordt omge‐ draaid als u nogmaals op een van de
schakelaars drukt.
Lagere openingshoogte aanpassen
1. Open de elektrische achterklep met een van de schakelaars.
2. Stop de beweging op de gewen‐ ste hoogte door op T te druk‐
ken. Zet de stilstaande achterklep
indien nodig met de hand in de
gewenste stand.
3. Houd de toets T aan de binnen‐
kant van de geopende achterklep
3 seconden ingedrukt.
Let op
De openingshoogte moet met de
auto op de grond worden gepro‐
grammeerd.

Page 36 of 285

34Sleutels, portieren en ruitenU hoort een geluidssignaal en de rich‐
tingaanwijzers knipperen wanneer de nieuwe instelling is opgeslagen. De
verlaagde hoogte is alleen in te stel‐ len bij een openingshoek van meer
dan 30°.
Wis de verlaagde hoogtestand door de achterklep voor de helft te openen en druk 3 seconden lang op T.
De achterklep kan alleen geopend
blijven als er een minimale hoogte is
overschreden (minimale openings‐
hoek van 30°). U kunt geen openings‐
hoogte programmeren die een lagere
hoogte oplevert.
Beveiligingsfunctie
Wanneer de elektrische achterklep
tijdens het openen of sluiten een
obstakel raakt, beweegt de klep auto‐ matisch een stukje terug. Bij meer‐dere obstakels tijdens één beweging
wordt de functie gedeactiveerd. In dat
geval moet u de achterklep met de
hand openen of sluiten.
De elektrische achterklep heeft
beknellingssensoren langs de zijran‐
den. Detecteren deze sensoren een
obstakel tussen de achterklep en decarrosserie, dan opent de achterklep totdat u deze weer activeert of hand‐
matig sluit.
De beveiligingsfunctie wordt kenbaar
gemaakt door een geluidssignaal.
Verwijder alle obstakels voordat u
verdergaat met de elektrische bedie‐ ning.
Als de auto in de fabriek is uitgerust
met een trekhaak en er een aanhan‐
ger elektrisch wordt aangesloten, kan
de elektrische achterklep uitsluitend
worden geopend met de achterklep‐
knop of gesloten met T op de
geopende achterklep. Zorg ervoor dat het bewegingsbereik vrij is van obsta‐ kels.
Overbelasting
Als de elektrische achterklep herhaal‐
delijk met korte tussenpozen wordt
bediend, wordt de functie enige tijd
uitgeschakeld. Beweeg de achterklep handmatig in de eindstand om hetsysteem te resetten.Elektrische achterklep
initialiseren
Als u de elektrische achterklep niet
automatisch kunt bedienen (bijv. na het loskoppelen van de accu),
verschijnt er een waarschuwingstekst
op het Driver Information Center.
Activeer de elektronica als volgt: 1. Open de achterklep handmatig.
2. Sluit de achterklep handmatig.
3. Schakel het contact in.
Roep de hulp van een werkplaats in
als het probleem niet is verholpen.
Algemene tips voor de
achterklepbediening9 Gevaar
Niet met een geopende of op een
kier staande achterklep rijden,
bijv. bij het vervoer van omvang‐
rijke bagage, omdat er dan giftige, onzichtbare en reukloze uitlaat‐
gassen de auto kunnen binnen‐
dringen. Hierdoor kunt u bewuste‐ loos raken en zelfs sterven.

Page 37 of 285

Sleutels, portieren en ruiten35Voorzichtig
Voordat u de achterklep opent,
moet u belemmeringgen in de
hoogte controleren, zoals een
garagedeur, om schade aan de
achterklep te voorkomen. Contro‐
leer altijd het bewegingsgebied
boven en achter de achterklep.
Let op
Afhankelijk van het gewicht van
eventueel gemonteerde accessoi‐
res blijft de achterklep mogelijk niet
in geopende stand staan.
Let op
De elektrische achterklep wordt
gedeactiveerd wanneer de accu
bijna ontladen is. In dit geval is het
mogelijk dat de achterklep zelfs niet
met de hand bediend kan worden.
Let op
Wanneer de elektrische achterklep
niet werkt en alle portieren ontgren‐ deld zijn, kunt u de achterklep alleen
met de hand bedienen. In dit geval
kost het aanzienlijk meer moeite om de achterklep met de hand te sluiten.
Let op
Bij lage buitentemperaturen gaat de
achterklep wellicht niet vanzelf
geheel open. Til de achterklep in dat
geval met de hand tot in de normale
eindstand.Antidiefstalbeveiliging
Vergrendelingssysteem9 Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐ delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
Alle portieren worden tegen openen
beveiligd. Voor activering van het
systeem moeten alle portieren geslo‐
ten zijn.
Bij het ontgrendelen van de auto
wordt de mechanische diefstalbevei‐ liging uitgeschakeld. Dit is niet moge‐
lijk met de centrale vergrendelings‐
toets.

Page 38 of 285

36Sleutels, portieren en ruitenInschakelen
Druk binnen 5 seconden tweemaal opN van de handzender.
Diefstalalarmsysteem Het alarmsysteem is gecombineerd
met het vergrendelingssysteem.
Het bewaakt: ● portieren, achterklep, motorkap
● interieur en aangrenzende baga‐
geruimte
● hellingshoek van de auto, zoals bij het wegslepen
● contact
Inschakelen
Alle portieren, de achterklep en de motorkap moeten zijn gesloten en de
elektronische sleutel mag niet in de
auto blijven.
● Handzender: werkt automatisch 45 seconden na vergrendeling
van de auto door één keer op e
te drukken.
● Elektronisch sleutelsysteem: spontane activering wanneer er
45 seconden zijn verstreken na
vergrendeling van de auto door
met een vinger of duim het
gemarkeerde gebied van een
van de voorportiergrepen aan te raken.
Als een portier, de achterklep of de motorkap niet goed dichtstaat, wordt
de auto niet vergrendeld. Het diefstal‐ alarmsysteem wordt echter na
45 seconden automatisch ingescha‐
keld.
Let op
Bij wijzigingen in het interieur, zoals
het gebruik van stoelhoezen en bij
open ruiten, werkt de bewaking van
het interieur wellicht minder goed.Inschakelen zonder interieur- en
hellingshoekbewaking
Schakel de bewaking van het interi‐
eur en de hellingshoek van de auto uit
als u dieren in de auto achterlaat,
vanwege de schelle ultrasone signa‐
len of bewegingen die het alarm acti‐
veren. Schakel de functie ook uit
wanneer de auto op een veerboot of
autotrein staat.
1. Sluit de achterklep, motorkap, ruiten.
2. Schakel het contact uit en druk binnen 10 seconden op o totdat
het led-lampje in de toets o gaat
branden.

Page 39 of 285

Sleutels, portieren en ruiten373. Sluit de portieren.
4. Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
Melding
Het led-lampje in de toets o knip‐
pert, als het diefstalalarmsysteem geactiveerd is. De alarmknipperlich‐
ten gaan enkele seconden knipperen.
Uitschakelen
Handzender: Bij ontgrendeling van de auto door het indrukken van c wordt
het diefstalalarmsysteem gedeacti‐
veerd.Elektronisch sleutelsysteem: Bij
ontgrendeling van de auto door met
een vinger of duim het gemarkeerde
gebied van een van de voorportier‐
grepen aan te raken wordt het dief‐
stalalarmsysteem gedeactiveerd.
De elektronische sleutel moet zich
binnen een bereik van ongeveer 1 m
van het desbetreffende portier buiten
de auto bevinden.
Het systeem wordt niet gedeactiveerd door het bestuurdersportier te
ontgrendelen met de sleutel of met de
centrale vergrendelingsknop in het
interieur.
De alarmknipperlichten gaan enkele
seconden knipperen.
Alarm Bij activering klinkt de alarmsirene en gaan de alarmknipperlichten tegelij‐
kertijd knipperen. Het aantal alarm‐
signalen en de duur ervan zijn voor‐
geschreven door de wetgever.
Het diefstalalarmsysteem is te deac‐
tiveren door c in te drukken, door het
gemarkeerde gebied van een van devoorportiergrepen aan te raken (met
elektronisch sleutelsysteem) of door
het contact in te schakelen.
Wanneer het alarm is afgegaan
zonder dat de bestuurder het heeft
uitgeschakeld, geeft het led-lampje in
de toets o dat aan. Het led-lampje
gaat snel knipperen bij het ontgren‐
delen van de auto met de handzen‐
der.
Wacht na hernieuwde aansluiting van de accu (bijv. na onderhoudswerk)
10 minuten alvorens de motor
opnieuw te starten.
Storing
Als het led-lampje in de toets o bij
inschakeling van het contact continu
gaat branden, moet u de hulp van een werkplaats inroepen.
Auto vergrendelen zonder het
diefstalalarm te activeren
Vergrendel de auto door het bestuur‐ dersportier met de geïntegreerde
sleutel te vergrendelen.

Page 40 of 285

38Sleutels, portieren en ruitenStartbeveiliging
Het systeem is onderdeel van de
contactschakelaar en het controleert
of de auto met de gebruikte sleutel
mag worden gestart.
De startbeveiliging activeert zichzelf automatisch nadat u de sleutel uit de
contactschakelaar hebt gehaald.
Let op
RFiD-tags (Radio Frequency Identi‐
fication) kunnen de werking van de
sleutel storen. Houd de tag bij het
starten uit de buurt van de sleutel.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel de auto na
het verlaten altijd 3 24 en schakel
het diefstalalarmsysteem in 3 36.Buitenspiegels
Bolle vorm
Door de vorm van de spiegel lijken
voorwerpen kleiner dan ze zijn, waar‐ door afstanden moeilijker zijn in te
schatten.
Dodehoeksysteem 3 189.
Elektrische verstelling
Kies de desbetreffende buitenspiegel door de spiegelknop naar links of
naar rechts te duwen.
Beweeg daarna de knop om de spie‐ gel te verstellen.
Inklapbare spiegels
Voor de veiligheid van voetgangers
klappen de buitenspiegels bij aansto‐
ten vanaf een bepaalde kracht weg uit de normale stand. Spiegel dan door
licht op de spiegelbehuizing te druk‐
ken terugduwen.

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 ... 290 next >