OPEL INSIGNIA 2016.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 221 of 335

Rijden en bediening219
Verkeersborden die worden herkend,zijn:
Verkeersborden met beperkingen en
geen doorgang ● maximumsnelheid
● inhaalverbod
● einde maximumsnelheid
● einde inhaalverbodVerkeersborden
Begin en einde van:
● snelwegen
● rijkswegen
● woonervenOnderborden ● aanvullingen op verkeersborden
● verbod op trekken van aanhan‐ gers
● beperkingen voor trekkers
● bij natheid● bij ijs
● richtingspijlen
Borden voor maximumsnelheid en in‐ haalverbod worden getoond op het
Driver Information Center, tot het vol‐
gende bord maximumsnelheid of
einde maximumsnelheid of als er ge‐
durende een bepaalde periode geen
ander bord wordt geconstateerd.
Weergeven van meerdere borden op
het display is mogelijk.
Een uitroepteken in een kader duidt
erop dat er een bijkomend verkeers‐
bord is gedetecteerd dat niet duidelijk
door het systeem wordt herkend.
Een plusteken in een oranje vakje
geeft aan dat er extra informatie is
met een toelichting op de pagina
Verkeersbordherkenning op het Dri‐
ver Information Center, zie "Melding op display" hieronder.
Het systeem is actief tot een snelheid van 200 km/u afhankelijk van de ver‐
lichtingsomstandigheden. ’s Nachts
is het systeem actief tot een snelheid
van 160 km/u.
Zodra de snelheid onder 55 km/u
komt, wordt het display gereset en
wordt de inhoud van de pagina met
verkeersborden gewist, bijv. bij het
betreden van een stadsgebied. De
volgende herkende snelheidsindica‐
tie zal worden weergegeven.
Displayweergave Verkeersborden worden weergege‐
ven op de pagina
Verkeersbordherkenning op het DIC.

Page 222 of 335

220Rijden en bediening
Selecteer op het Baselevel-display
Instellingen X door MENU in te
drukken en selecteer de optie
Verkeersbordherkenning met het
stelwiel op de richtingaanwijzerhen‐
del 3 114.Selecteer op een Midlevel- en Uple‐
vel-display het menu Info met de
knoppen rechts op het stuurwiel en druk op P om
Verkeersbordherkenning te selecte‐
ren 3 114.
Wanneer u een andere pagina op het
menu Driver Information Center hebt
gekozen en u daarna weer de pagina Verkeersbordherkenning kiest, wordt
het laatst herkende verkeersbord ge‐
toond.
Waarschuwingsfunctie
Als deze functie geactiveerd is, wor‐
den maximumsnelheden en inhaal‐
verboden weergegeven als pop-up‐
waarschuwingen op het Driver Infor‐
mation Center.

Page 223 of 335

Rijden en bediening221
De waarschuwingsfunctie kan in het
menu Instellingen van de pagina Ver‐
keersbordherkenning worden geacti‐
veerd of gedeactiveerd door op
SET/CLR op de richtingaanwijzer‐
hendel of 9 op het stuurwiel te druk‐
ken.Afbeelding toont Baselevel Driver In‐
formation Center.
Afbeelding toont Midlevel of Uplevel
Driver Information Center.
Selecteer wanneer de pagina Instel‐
lingen verschijnt, Uit of stel waarschu‐
wingen I in om de waarschuwings‐
functie te deactiveren. Activeer deze weer door Aan of waarschuwingen
J te selecteren.
Bij inschakeling van het contact wordt de waarschuwingsfunctie gedeacti‐
veerd.
De pop-upwaarschuwing wordt onge‐
veer acht seconden lang weergege‐
ven op het Driver Information Center.
Systeem terugstellen
De inhoud van het verkeersbordge‐
heugen kan in het menu Instellingen
van de pagina Verkeersbordherken‐
ning worden gewist door
Terugzetten te selecteren en te be‐
vestigen door SET/CLR op de rich‐
tingaanwijzerhendel of 9 op de stuur‐
wielknop rechts langere tijd in te druk‐ ken. Na een reset hoort u een ge‐
luidssignaal en het volgende symbool
wordt weergegeven totdat het vol‐
gende verkeersbord wordt gedetec‐
teerd.

Page 224 of 335

222Rijden en bediening
In sommige gevallen wordt verkeers‐
bordherkenning automatisch door het
systeem gewist.
Storing
De verkeersbordherkenning werkt
mogelijk niet goed wanneer:
● Het deel van de voorruit waar de frontcamera zich bevindt, is niet
schoon of er zijn bijvoorbeeld
stickers geplakt.
● Verkeersborden geheel of ge‐ deeltelijk bedekt zijn of lastig
waarneembaar zijn.
● De omgevingsomstandigheden ongunstig zijn, bijv. harde regen,
sneeuw, direct zonlicht of scha‐
duwen. In dat geval verschijnt
Geen verkeersbordherk. door het weer op het display.
● De verkeersborden incorrect ge‐
monteerd of beschadigd zijn.
● Verkeersborden niet voldoen aan
het Verdrag van Wenen inzake
de verkeerstekens (Wiener Übe‐
reinkommen über Straßenver‐
kehrszeichen).Voorzichtig
Het systeem is bedoeld om de be‐ stuurder te helpen bij het herken‐
nen van specifieke verkeersbor‐
den binnen een bepaald snel‐
heidsbereik. Geen verkeersbor‐
den negeren die het systeem niet
weergeeft.
Het systeem herkent geen andere
verkeersborden dan de conventi‐
onele versies die een maximum‐
snelheid aangeven of beëindigen.
Laat u door dit speciale systeem
niet verleiden tot een roekeloze rij‐
stijl.
Pas uw snelheid altijd aan de staat van het wegdek aan.
De hulpsystemen ontnemen de
bestuurder niet zijn verantwoorde‐
lijkheid voor het besturen van de
auto.
Lane Departure Warning
Het Lane Departure Warning-sys‐
teem houdt via een frontcamera de
belijning in het oog van de rijstrook
waarop u rijdt. Het systeem herkent
veranderingen van rijstrook en waar‐
schuwt u met visuele en akoestische
signalen wanneer u onbedoeld van
rijstrook verandert.
De criteria voor een onbedoelde ver‐
andering van rijstrook zijn:
● Geen gebruik van de richtingaan‐
wijzers.
● Geen gebruik van het rempedaal.
● Geen gebruik van het gaspedaal of snelheidsverhoging.
● Geen actieve stuurbeweging.
Wanneer de bestuurder actief is,
waarschuwt het systeem niet.

Page 225 of 335

Rijden en bediening223Activering
U activeert het Lane Departure War‐
ning-systeem door ) in te drukken.
De brandende LED in de toets geeft
aan dat het systeem is ingeschakeld. Wanneer de controlelamp ) in de in‐
strumentengroep groen brandt, is het
systeem klaar voor gebruik.
Het systeem werkt alleen bij snelhe‐
den van meer dan 56 km/u en wan‐
neer een wegbelijning aanwezig is.
Wanneer het systeem een onbe‐
doelde verandering van rijstrook her‐
kent, dan wordt de controlelamp )
geel en knippert deze. Tegelijkertijd
hoort u een geluidssignaal.
Deactivering
U deactiveert het systeem door ) in
te drukken. De LED in de knop gaat
dan uit.
Bij snelheden van minder dan
56 km/u werkt het systeem niet.
Storing
Het Lane Departure Warning-sys‐
teem werkt mogelijkerwijs niet goed
wanneer:
● De voorruit is niet schoon of is bedekt met vreemde voorwer‐
pen, bijv. stickers.
● De omgevingsomstandigheden ongunstig zijn, bijv. harde regen,
sneeuw, direct zonlicht of scha‐
duwen.
Het systeem werkt niet als geen weg‐
belijning wordt gedetecteerd.
Brandstof
Brandstof voor benzinemotoren
Gebruik alleen loodvrije brandstof die
voldoet aan de Europese norm
EN 228 of E DIN 51626-1 of gelijk‐ waardig.
De motor kan draaien op brandstof
met een ethanolgehalte van maxi‐
maal 10% (bijv. E10).
Brandstof met het aanbevolen oc‐
taangetal gebruiken. Voor de motor‐ specifieke vereisten verwijzen we u
naar het overzicht motorgegevens
3 293. Eventuele andere informatie
op een label op de tankklep heeft al‐
tijd prioriteit.Voorzichtig
Gebruik geen brandstof of brand‐
stofadditieven die metalen be‐
standdelen bevatten, zoals addi‐
tieven op mangaanbasis. Dat kan
motorschade veroorzaken.

Page 226 of 335

224Rijden en bedieningVoorzichtig
Gebruik van brandstof die niet vol‐doet aan EN 228 of E DIN 51626-1
of soortgelijk, kan leiden tot afzet‐
tingen of motorschade.
Voorzichtig
Het gebruik van brandstof met een te laag octaangetal kan ongecon‐
troleerde verbranding en daarmee
motorschade tot gevolg hebben.
Brandstof voor
dieselmotoren
Alleen loodvrije dieselbrandstof ge‐
bruiken die voldoet aan EN 590.
In landen buiten de Europese Unie
Euro dieselbrandstof met een zwa‐
velgehalte van minder 50 ppm gebrui‐ ken.
Voorzichtig
Gebruik van brandstof die niet vol‐ doet aan EN 590 of soortgelijk,kan leiden tot een verminderd mo‐ torvermogen, meer slijtage of mo‐
torschade.
Gebruik geen scheepsdieseloliën,
lichte stookoliën, Aquazole en soort‐
gelijke diesel-water emulsies. Het is
niet toegestaan om dieseloliën aan te
lengen met brandstoffen voor benzi‐nemotoren.
Brandstof voor rijden op LPG
Vloeibaar gas is bekend als LPG (Li‐ quefied Petroleum Gas) of onder de
Franse benaming GPL (Gaz de Pé‐
trole Liquéfié). LPG wordt ook wel Au‐ togas genoemd.
LPG bestaat voornamelijk uit propaan
en butaan. Het octaangetal ligt tussen
105 en 115, afhankelijk van de pro‐
paanverhouding. LPG wordt als vloei‐ stof opgeslagen bij een druk van on‐
geveer vijf tot tien bar.
Het kookpunt hangt af van de druk en
mengverhouding. Bij omgevingsdruk
ligt dit tussen -42 °C (pure propaan)
en -0,5 °C (pure butaan).Voorzichtig
Het systeem werkt bij een omge‐
vingstemperatuur van ong. -8 °C
tot 100 °C.
De volledige werking van het LPG-
systeem kan alleen worden gegaran‐ deerd met vloeibaar gas dat aan de
minimale eisen van DIN EN 589 vol‐
doet.
Brandstofkeuzeschakelaar

Page 227 of 335

Rijden en bediening225Druk op LPG om te schakelen tussen
rijden op benzine en rijden op LPG
zodra de vereiste parameters (koel‐
vloeistoftemperatuur, gastempera‐
tuur en minimaal motortoerental) zijn
bereikt. Er wordt gewoonlijk aan de
vereisten voldaan na ongeveer
60 seconden (afhankelijk van de bui‐ tentemperatuur) en de eerste keer
dat het gaspedaal stevig wordt inge‐
trapt. De status-LED toont de huidige
werkingsmodus.1 uit:rijden op benzine1 knippert:voorwaarden voor
overschakelen op rij‐
den op LPG controle‐
ren. Licht op als aan
de voorwaarden vol‐
daan is.1 brandt:rijden op vloeibaar
gas1 knippert
vijf keer en
dooft:LPG-tank is leeg of storing in LPG-sys‐
teem. Er verschijnt
een bericht op het Dri‐ ver Information Cen‐
ter.
Als de brandstoftank leeg is, start de
motor niet.
De geselecteerde brandstofmodus
wordt opgeslagen en bij de volgende
contactcyclus opnieuw geactiveerd
als er aan de voorwaarden voldaan is.
Zodra de LPG-tank leeg is, wordt tot
aan het uitschakelen van de ontste‐
king automatisch op benzine overge‐
schakeld.
Bij het automatisch omschakelen van rijden op benzine op gas of omge‐
keerd werkt de motor wellicht even
niet.
De benzinetank om de zes maanden leegrijden totdat controlelamp I
of Y oplicht en daarna bijtanken. Dit
helpt de brandstofkwaliteit en sys‐
teemwerking voor rijden op benzine
in stand houden.
De auto regelmatig voltanken om cor‐ rosie in de tank tegen te gaan.
Verhelpen van storingen
Als de gasmodus niet mogelijk is,
controleer dan het volgende:
● Is er voldoende vloeibaar gas aanwezig?
● Is er voldoende benzine aanwe‐ zig om te starten?Vanwege extreme temperaturen in
combinatie met de samenstelling van
het gas kan het iets langer duren
voordat het systeem van de benzine- naar de gasmodus omschakelt.
In extreme situaties kan het systeem
ook terugschakelen naar de benzine‐
modus als niet aan de minimale eisen wordt voldaan. Als dat het geval is,
kunt u wellicht weer overschakelen
naar rijden op LPG.
Bij alle andere storingen de hulp van
een werkplaats inroepen.Voorzichtig
Reparaties en bijstellingen mogen alleen door getrainde specialisten
worden uitgevoerd om de veilig‐
heid en garantie op het LPG-sys‐
teem te handhaven.
Aan vloeibaar gas is een speciale
geur gegeven zodat alle lekken ge‐
makkelijk ontdekt kunnen worden.

Page 228 of 335

226Rijden en bediening9Waarschuwing
Als u gas in de auto of in de on‐
middellijke omgeving ruikt, scha‐
kel dan onmiddellijk naar benzine‐
modus. Niet roken. Geen open
vlammen of ontstekingsbronnen.
Als er nog wel gaslucht is, start de
motor dan niet. Sluit indien mogelijk
de handmatige afsluiter op de combi‐
klep af. De combiklep zit op de LPG-
tank in de bagageruimte, onder de
klep opbergruimte vloer achter 3 77.
Draai het kartelwiel rechtsom.
Als er na het sluiten van de handma‐
tige afsluiters geen gaslucht meer waarneembaar is, kan de auto op
benzine rijden. Start de motor niet als u gas blijft ruiken. Oorzaak van de
storing onmiddellijk door een werk‐
plaats laten verhelpen.
Volg in ondergrondse parkeergara‐
ges de aanwijzingen van de exploi‐
tant en lokale wetgeving op.
Let op
In geval van een ongeluk moeten het
contact en de lichten worden uitge‐
schakeld. Sluit de handbediende af‐ sluiter op de meerwegklep.
Tanken9 Gevaar
Schakel het contact en externe
verwarmingen met verbrandings‐ kamers uit alvorens te beginnenmet tanken.
Volg de bedienings- en veilig‐
heidsinstructies van het tanksta‐
tion tijdens het tanken.
9 Gevaar
Brandstof is brandbaar en explo‐
sief. Niet roken. Geen open vuur
of vonken.
Wanneer u brandstof in de auto
kunt ruiken, dient u de oorzaak daarvan onmiddellijk door een
werkplaats te laten verhelpen.
Voorzichtig
Wanneer u foute brandstof hebt
getankt, mag u het contact niet
aanzetten.
De tankklep zit achteraan aan de
rechterzijde van de auto.

Page 229 of 335

Rijden en bediening227
De tankklep kan alleen bij een ont‐
grendelde auto worden geopend.
Ontgrendel de tankklep door tegen de
klep te duwen.
Benzine en diesel tanken
Open de tank door de dop langzaam
linksom te draaien.Bij het tanken de tankdop in de steun op de tankklep hangen.
Om te tanken, het vulpistool volledig
in de vulopening brengen en inscha‐
kelen.
Na het automatisch afslaan kunt de
tank nog maximaal twee keer door
drukken op het pistool helemaal vol
maken.
Voorzichtig
Gemorste brandstof onmiddellijk
afwassen.
Om hem te sluiten, draait u de tank‐
dop rechtsom tot hij vastklikt.
Klepje sluiten en vastklikken.
Auto's met beveiliging tegen onjuiste
brandstof9 Waarschuwing
Probeer de klep van de vulpijp bij
auto's met beveiliging tegen on‐
juiste brandstof niet met de hand te openen.
Als u dat toch doet, kunnen uw
vingers bekneld raken.
Auto's met selectieve katalysatorre‐
ductie zijn uitgevoerd met een bevei‐
liging tegen onjuiste brandstof.

Page 230 of 335

228Rijden en bedieningDoor de beveiliging tegen onjuiste
brandstof kan de klep van de vulpijp
alleen worden geopend door een vul‐
pistool voor dieselbrandstof of een trechter voor noodbijtanken.
Draai de tankdop langzaam linksom. Bij het tanken de dop in de steun op
de tankklep hangen.
Plaats het pistool recht op de vulpijp
en druk het met iets kracht erin.
Tank in een noodgeval bij vanuit een
jerrycan. Gebruik een trechter om het
kapje van de vulopening te openen.
De trechter bevindt zich in de baga‐
geruimte.
Plaats de trechter recht op de vulpijp en druk deze met iets kracht erin.
Gebruik de trechter om dieselbrand‐
stof bij te tanken.
Doe de trechter na het bijtanken in de plastic zak en plaats deze in de ba‐
gageruimte.
Systeem voor selectieve katalysator‐
reductie 3 172.
Vloeibaar gas tanken
Bij het tanken de gebruiks- en veilig‐
heidsvoorschriften van het tanksta‐
tion in acht nemen.
De vulklep voor het vloeibare gas zit
achter de tankdop.Schroef de tankdop van de vulpijp.
Schroef de vereiste adapter handvast op de vulpijp.

Page:   < prev 1-10 ... 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 ... 340 next >