sensor OPEL INSIGNIA BREAK 2019.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 114 of 335

112Instrumenten en bedieningsorganenAdBlue 3 172.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
w brandt of knippert geel.
Brandt Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
Knippert
Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor (bijv.
reservewiel). Na 60 tot 90 seconden
brandt de controlelamp continu. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Motoroliedruk
I brandt rood.
Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het starten
van de motor.Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering kan worden onder‐
broken. Hierdoor kan de motor
beschadigd raken/kunnen de
wielen blokkeren.
1. Koppelingspedaal intrappen.
2. Neutraalstand selecteren.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij
andere weggebruikers te hinde‐
ren.
4. Schakel het contact uit.
9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder.
Tijdens een Autostop werkt de
rembekrachtigingseenheid nog altijd.
De sleutel niet uitnemen voordat
de auto helemaal stilstaat, omdat
het stuurslot anders plotseling kan worden geactiveerd.
Laat de auto met de motor uitgescha‐
keld naar een werkplaats slepen.
Te laag brandstofpeil Y brandt of knippert geel.
Brandt
Peil in brandstoftank is te laag.
Knippert
Brandstofvoorraad opgebruikt.
Onmiddellijk bijtanken. Tank nooit
leegrijden.
Tanken 3 238.
Katalysator 3 172.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 253.
Startbeveiliging d knippert geel.

Page 132 of 335

130Instrumenten en bedieningsorganeninstellingen voor de elektrische
stoelverstelling.
Bestuurdersstoel m.
gemakkelijke uitstap : Activeert of
deactiveert de uitstaphulp van de elektrische stoelverstelling.
Volume geluidssignaal : Veran‐
dert het volume van geluidssig‐
nalen.
Bij achteruit kantelende spiegel :
Activeert of deactiveert de parkeerhulp via de buitenspie‐
gels.
Automatisch inklappen spiegels :
Activeert of deactiveert het
inklappen van de buitenspiegels
via de handzender.
Aanpassing door bestuurder :
Activeert of deactiveert de
persoonlijke instellingen.
Wissers met regensensor : Acti‐
veert of deactiveert automatisch wissen met regensensor.
Automatisch wissen bij achteruit :
Activeert of deactiveert automa‐ tische inschakeling achterruitwis‐
ser bij inschakelen achteruitver‐
snelling.Uitgebreide wegrijhulp op
hellingen : Wisselt tussen helling‐
rem en verlengde hellingrem
● Verlichting
Buitenverlichting bij
ontgrendelen : Activeert of deac‐
tiveert de instapverlichting.
Uitstapverlichting : Activeert of
deactiveert en verandert de duur
van de uitstapverlichting.
Links- of rechtsrijdend verkeer :
Wisselt tussen verlichting voor
links- of rechtsrijdend verkeer.
Adaptief rijlicht (AFL) : Verandert
de instellingen van de functies
voor de led-koplampen.
● Elektrische portiersloten
Geen vergrendeling bij open
deur : Activeert of deactiveert de
portiervergrendeling wanneer
een portier openstaat.
Automatische portiervergrende‐
ling : Activeert of deactiveert de
automatische portiervergrende‐
ling na inschakeling van het
contact.Vertraagde deurvergrendeling :
Activeert of deactiveert de vertraagde portiervergrendeling.
Deze functie vertraagt de daad‐
werkelijke vergrendeling van de
portieren totdat alle portieren
dichtstaan.
● Op afstand vergr., ontgr., starten
Op afst. ontgrendelen lamp
feedback : Activeert of deacti‐
veert het alarmknipperlichtsig‐
naal bij het ontgrendelen.
Melding vergrendeling op
afstand : Wijzigt het type terug‐
melding bij het vergrendelen van de auto.
Portierontgrendeling op afstand :
Verandert de configuratie om
alleen het bestuurdersportier of
de hele auto te ontgrendelen.
Opn. vergrendelen op afst. vergr. deuren : Activeert of deactiveert
de automatische hervergrende‐
ling na het ontgrendelen zonder
de auto te openen.
Ruiten met afstandsbediening :
Activeert of deactiveert de
werking van de elektrisch

Page 134 of 335

132Instrumenten en bedieningsorganen●Aanrijdingspreventie/detectie‐
systemen
Forward Collision System : Deac‐
tiveert het systeem compleet,
activeert alleen geluidssignalen
of geluidssignalen in combinatie
met de automatische remwer‐
king.
Voetgangersdetectie voorzijde :
Activeert alleen geluidssignalen
of geluidssignalen in combinatie
met de automatische remwerking
of deactiveert het systeem
compleet.
Meldingen adaptieve
cruisecontrol : Activeert of deacti‐
veert het herinneringsbericht om
weg te rijden wanneer de adap‐
tieve cruisecontrol de auto op zijn
plaats houdt.
Lane Change Alert : Activeert of
deactiveert het dodehoeksys‐
teem.
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de parkeerhulp. Activering kan worden geselecteerd met of
zonder de aanhangerkoppeling
bevestigd.Rear Cross Traffic Alert : Acti‐
veert of deactiveert de waarschu‐
wing kruisend verkeer achter.
● Comfort en gebruiksgemak
Automatische geheugenoproep :
Verandert de instellingen voor
het oproepen van de opgeslagen instellingen voor de elektrische
stoelverstelling.
Makkelijk uitstappen van de
bestuurder : Activeert of deacti‐
veert de uitstaphulp van de elek‐
trische stoelverstelling.
Volume geluidssignaal : Veran‐
dert het volume van geluidssig‐
nalen.
Handsfree bediening laadklep/ kofferdeksel : Wijzigt de instellin‐
gen voor contactloze bediening
van de elektrisch bediende
achterklep.
Spiegel kantelen bij achteruit :
Wijzigt de parkeerhulp via de
buitenspiegels.
Automatisch inklappen spiegels :
Activeert of deactiveert het
inklappen van de buitenspiegels
via de handzender.Personaliseren door bestuurder :
Activeert of deactiveert de functie
Persoonlijke instellingen, afhan‐ kelijk van welke sleutel er wordtgebruikt.
Regendetectie ruitenwissers :
Activeert of deactiveert automa‐
tisch wissen met regensensor.
Automatisch wissen bij achteruit :
Activeert of deactiveert automa‐
tische inschakeling achterruitwis‐
ser bij inschakelen achteruitver‐
snelling.
Verlengde hellingrem : Wisselt
tussen hellingrem en verlengde
hellingrem
● Verlichting
Voertuig-lokaliseerverlichting :
Activeert of deactiveert de instap‐ verlichting.
Uitstapverlichting : Activeert of
deactiveert en verandert de duur
van de uitstapverlichting.
Links of rechts rijdend verkeer :
Wisselt tussen verlichting voor links- of rechtsrijdend verkeer.

Page 148 of 335

146VerlichtingHet mistachterlicht is gedeactiveerd
wanneer er een aanhanger of een
stekker op het contact is aangesloten,
bijv. wanneer een fietsdrager is
geplaatst.
Parkeerlichten
Bij het parkeren kunnen de parkeer‐
lichten aan één kant worden inge‐
schakeld:
1. Schakel het contact uit.
2. Richtingaanwijzerhendel volledig omhoog- (parkeerlichten rechts)
of omlaaghalen (parkeerlichten links).
Bevestiging door een geluidssignaal
en het bijbehorende controlelampje
van de richtingaanwijzer.
Achteruitrijlichten
Het achteruitrijlicht gaat branden
wanneer het contact aanstaat en de auto in de achteruitversnelling staat.
Beslagen lampglazen De binnenkant van de lampenglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens
verdwijnt na korte tijd vanzelf, om dit
te versnellen de verlichting inschake‐
len.Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
De helderheid van onderstaande
verlichting kan in de stand AUTO
worden afgesteld wanneer de licht‐ sensor merkt dat het donker is, of in
de stand 8 of 9.
● instrumentenverlichting
● Info-Display
● verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen
Druk op en draai aan A tot de gewen‐
ste helderheid is bereikt.

Page 160 of 335

158KlimaatregelingAutomatische luchtrecirculatie
Een luchtvochtigheidssensor scha‐ kelt automatisch over op buitenlucht
als de luchtvochtigheid in het interieur
te hoog is.
Ruiten ontwasemen en ontdooien à
● Druk op à. Het led-lampje in de
knop brandt om activering aan te
geven.
● Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld,
de aanjager draait met een hoge
snelheid.
● Airconditioning inschakelen: Druk op CLIMATE om het menu
klimaatregeling op het Info- Display te openen en selecteer
daarna A/C.
● Verwarming achterruit b inscha‐
kelen.
● Voorruitverwarming , inscha‐
kelen, mits beschikbaar.
● Om terug te gaan naar de vorige modus: à weer indrukken, om
naar de automatische modus
terug te gaan, AUTO indrukken.
Let op
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop verhinderd totdat er opnieuw op à
wordt gedrukt.
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop/Start-systeem 3 167.Elektronisch klimaatregelsysteem
deactiveren of activeren ON/OFF
De koeling, ventilator en automati‐
sche modus kunnen worden uitge‐
schakeld door op ON/OFF te druk‐
ken. Na het deactiveren van het
systeem brandt het led-lampje in de
toets ON/OFF niet.
Activering door opnieuw indrukken
van ON/OFF of AUTO . Het led-lampje
in de knop brandt om activering aan
te geven.

Page 195 of 335

Rijden en bediening193
De adaptieve cruisecontrol gebruikt
radar en camerasensoren voor de
detectie van voorliggers. Als er zich
geen voertuig voor u bevindt, zal de
adaptieve cruisecontrol zich als een
conventionele cruisecontrol gedra‐
gen 3 189.
Bezoek ons voor meer informatie,
waaronder een video, online.
De adaptieve cruisecontrol is voorna‐
melijk bedoeld voor gebruik op lange
rechte wegen, zoals snelwegen of
provinciale wegen met een constante verkeersstroom. Het systeem niet
inschakelen als het aanhouden van
een constante snelheid onverstandig
is.
Controlelampje A 3 113, C 3 113.
Daarbij wordt de status van de adap‐
tieve cruisecontrol aangegeven op de
pagina Rijhulp op het Driver Informa‐
tion Center 3 114.
9
Waarschuwing
Bij het rijden met de adaptieve
cruise control dient de bestuurder
altijd zijn of haar volledige
aandacht bij het verkeer te
houden. De bestuurder behoudt
de volledige controle over de auto omdat rempedaal, gaspedaal en
de onderbrekingsschakelaar voor‐
rang hebben op de adaptieve
cruise control.
Systeem inschakelen
Druk op v om adaptieve cruisecontrol
in te schakelen. C verschijnt op het
Driver Information Center.
Aanduiding op pagina Rijhulp
Als het systeem ingeschakeld maar
inactief is, verschijnt er een witte balk
in de positie van de ingestelde
tussenruimte vóór het voertuigsym‐ bool.

Page 199 of 335

Rijden en bediening197Bij auto's met Flex Ride-rijmodi kan
de bestuurder bij adaptieve cruise‐
control met de sportmodus iets krach‐
tiger optrekken. Deze functie is uit te
schakelen in het visualisatiemenu
Flex Ride 3 187.
Detectie van voorligger
Het controlelampje voorligger gede‐
tecteerd A verschijnt wanneer het
systeem een voorligger heeft gede‐
tecteerd. Afhankelijk van de rijsnel‐
heid ligt het bereik van de sensoren
tussen 25 en 150 m.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 203.
Als dit symbool niet verschijnt of
slechts korte tijd oplicht, zal de adap‐ tieve cruisecontrol niet reageren op
voorliggers.
Aanduiding op pagina Rijhulp
Als het systeem actief is en een voor‐ ligger detecteert, worden de balken
vóór het voertuigsymbool groen en
geven de positie van de ingestelde
tussenruimte aan.
Functie deactiveren
De bestuurder deactiveert de adap‐
tieve cruisecontrol wanneer:
● y wordt ingedrukt.
● Het rempedaal wordt ingetrapt.
● Het koppelingspedaal langer dan
4 seconden wordt ingetrapt.
● de schakelhendel van de auto‐ matische versnellingsbak in
stand N wordt gezet.
Het systeem wordt ook automatisch gedeactiveerd wanneer:
● De auto optrekt tot een snelheid hoger dan 190 km/u of afremt tot
een snelheid lager dan 25 km/u.
Een auto met een automatische
versnellingsbak tot stilstand komt
en het systeem niet binnen
5 minuten wordt gedeactiveerd.
● Het Traction Control-systeem is gedeactiveerd of werkt.
● De elektronische stabiliteitsrege‐ ling is gedeactiveerd of werkt.
● Er ongeveer 1 minuut lang geen ander verkeer of object langs de
weg wordt gedetecteerd. In het
gegeven geval zijn er geen radar‐
echo's en kan de sensor melding maken van verontreiniging.
● De actieve noodrem in werking treedt.
● Er op steile helling wordt gere‐ den.

Page 200 of 335

198Rijden en bediening● De radarsensor bedekt is meteen laagje ijs of water.
● Er een storing wordt geconsta‐ teerd in de radar, camera, motor
of het remsysteem.
● De remmen moeten afkoelen.
Daarnaast wordt het systeem auto‐
matisch gedeactiveerd bij auto's met
een automatische versnellingsbak
(adaptieve cruisecontrol met volledig
snelheidsbereik) wanneer:
● De op- of aflopende helling is steiler dan 20%.
● De elektrische parkeerrem wordt ingeschakeld.
● Het systeem de auto langer dan 5 minuten staande houdt.
● De auto stopt, de veiligheidsgor‐ del van de bestuurder is losge‐
daan en het bestuurdersportier is
geopend.
Wanneer de adaptieve cruisecontrol wordt gedeactiveerd, verandert
controlelampje C van groen in wit en
verschijnt er een pop-upbericht op het
Driver Information Center.De opslagen snelheid wordt aange‐
houden.
De opgeslagen snelheid verschijnt
tussen haakjes op het Driver Informa‐
tion Center wanneer het systeem
wordt gedeactiveerd maar niet wordt
uitgeschakeld.
Het symbool van de adaptieve crui‐
secontrol C verandert van groen in
wit wanneer het systeem wordt
gedeactiveerd maar niet wordt uitge‐
schakeld.
9 Waarschuwing
Na het deactiveren van de adap‐
tieve cruise control moet de
bestuurder onmiddellijk de
controle over het remmen en gas geven overnemen.
Systeem uitschakelen
Druk op v om de adaptieve cruise‐
control uit te schakelen. Controle‐
lampje C op het Driver Information
Center dooft. De opslagen snelheid
wordt gewist.
Door het uitschakelen van het
contact, wordt ook de adaptieve crui‐
secontrol uitgeschakeld en wordt de
opgeslagen snelheid gewist.
Aandacht van de bestuurder ● Let op met de adaptieve cruise‐ control in bochten of op heuvel‐
achtige wegen, het systeem kan
contact met de voorligger verlie‐
zen en heeft de tijd nodig om
deze opnieuw te detecteren.
● Gebruik het systeem niet op gladde wegen omdat het snelle
veranderingen in de tractie (door‐ slaan) van de banden kan
veroorzaken, waardoor u de
macht over het stuur zou kunnen verliezen.
● Gebruik de adaptieve cruisecon‐ trol niet bij regen, sneeuw of
modder, omdat de radarsensor

Page 201 of 335

Rijden en bediening199door waterfilm, stof, ijs of sneeuwbedekt kan worden. Het zicht
wordt dan geheel of gedeeltelijk
onderdrukt. Bij een vervuilde
sensor, de sensorafdekking reini‐ gen.
Systeembeperkingen9 Waarschuwing
De automatische remkracht van
het systeem volstaat niet voor
krachtig remmen en de remwer‐
king is mogelijk onvoldoende om
een botsing te vermijden.
● Na aan plotselinge rijstrookwis‐ sel, heeft het systeem enige tijd
nodig om de volgende voorligger
te detecteren. Als dus een
nieuwe voorligger wordt gedetec‐ teerd, kan het systeem de snel‐
heid verhogen in plaats van te
remmen.
● De adaptieve cruisecontrol negeert tegemoetkomend
verkeer.
● Adaptieve cruisecontrol houdt voor het remmen en wegrijden
geen rekening met voetgangers
en dieren.
● Adaptieve cruisecontrol houdt alleen bij een lage snelheid reke‐ning met gestopte voertuigen.
● Gebruik de adaptieve cruisecon‐ trol niet bij het trekken van een
aanhanger.
● Gebruik adaptieve cruisecontrol niet op wegen met een stijgings‐
percentage van meer dan 10%.
Bochten
De adaptieve cruisecontrol berekent
aan de hand van de centrifugale
kracht een voorspelde koers. Deze voorspelde koers neemt de kenmer‐
ken van de huidige bocht in aanmer‐
king, maar kan geen veranderingen
incalculeren. Het systeem kan de
huidige voorligger verliezen of zich op
een voertuig in een andere rijstrook
richten. Dit kan gebeuren tijdens het inzetten of uitrijden van een bocht ofals de bocht scherper of minder
scherp wordt. De camera hanteert
een bepaalde correctie op basis van
de zichtbare rijstrookmarkeringen.
Controlelampje A dooft als het
systeem geen voorligger meer detec‐ teert.
Als de centrifugale kracht in een
bocht te groot is, zal het systeem de
rijsnelheid enigszins verlagen. Deze
remactie is niet ontworpen om te
voorkomen dat de auto uit de bocht
vliegt. De bestuurder is verantwoor‐
delijk voor het verlagen van de snel‐
heid bij het ingaan van een bocht en
in het algemeen voor het aanpassen
van de snelheid aan het wegtype en
de geldende maximumsnelheid.

Page 203 of 335

Rijden en bediening201Radareenheid
De radareenheid zit achter de radia‐
teurgrille of onder het merkembleem.
9 Waarschuwing
De radareenheid is tijdens de
fabricage zorgvuldig uitgelijnd.
Gebruik het systeem daarom bij
een frontale botsing niet. De voor‐ bumper kan nog intact lijken, maar
de sensor die erachter ligt, kan
verschoven zijn en onjuist reage‐
ren. Overleg na een ongeluk met
een werkplaats om de stand van
de radarmodule te controleren en
af te stellen.
Instellingen
De bestuurder wordt met boordinfor‐
matie en een geluidssignaal eraan herinnerd om weg te rijden wanneer
de adaptieve cruisecontrol de auto op zijn plaats houdt. Deze functie met de
aanduiding "Vrij rijden"-aankondiging
is te activeren en te deactiveren in het
menu Persoonlijke instellingen op het
Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 128.
Storing
Als de adaptieve cruisecontrol door
tijdelijke omstandigheden (bijv. door
ijsafzetting, oververhitte remmen of
manoeuvres bij lage snelheden) niet
werkt, of als er een permanente
systeemfout is, verschijnt er een
melding op het Driver Information
Center.
Boordinformatie 3 127.
Intelligente adaptieve
cruisecontrol
Deze functie is een uitbreiding van de
adaptieve cruisecontrol. Deze functie
past de ingestelde snelheid automa‐
tisch aan naar een nieuwe gedetec‐
teerde maximumsnelheid als de
bestuurder is vergeten de ingestelde
snelheid aan te passen. Gebruik deze
functie bij voorkeur buiten de
bebouwde kom. Dit systeem gebruikt informatie van de verkeersbordher‐
kenning 3 229.
Let op
Actualiseer uw navigatiekaarten
regelmatig en zorg dat de juiste SD-
card in de kaartsleuf voor de navi‐
gatiekaart zit.
Let op
Dit systeem werkt niet met maxi‐
mumsnelheidsborden in combinatie
met extra borden, bijv. met beper‐
kingen aan tijden, weers- of voer‐
tuigtypen.

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 50 next >