OPEL INSIGNIA BREAK 2019 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 91 of 361

Instrumenten en bedieningsorganen89Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................90
Stuurwielverstelling ...................90
Stuurbedieningsknoppen ...........90
Verwarmd stuurwiel ...................90
Claxon ....................................... 91
Wis- en wasinstallatie voorruit ...91
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 93
Buitentemperatuur .....................94
Klok ........................................... 94
Elektrische aansluitingen ...........95
Kaartsleuf navigatiekaart ...........96
Inductief opladen .......................96
Asbakken ................................... 97
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................98
Instrumentengroep ....................98
Snelheidsmeter .......................103
Kilometerteller ......................... 104
Dagteller .................................. 104
Toerenteller ............................. 105
Brandstofmeter ........................105
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ........................................... 106Service-display........................ 106
Controlelampen .......................107
Richtingaanwijzers ..................107
Gordelverklikker ......................108
Airbag en gordelspanners .......108
Airbag-deactivering .................109
Laadsysteem ........................... 109
Storingsindicatielamp ..............109
Rem- en koppelingssysteem ...109
Elektrische handrem ................109
Elektrische handrem defect .....110
Antiblokkeersysteem (ABS) .....110
Schakelen ................................ 110
Afstand tot voorligger ..............110
Lane keep assist .....................110
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ............111
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..111
Traction Control-systeem UIT . 111
Koelvloeistoftemperatuur .........111
Voorverwarming ......................111
AdBlue ..................................... 111
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 112
Motoroliedruk ........................... 112
Te laag brandstofpeil ...............112
Startbeveiliging ........................112
Rijverlichting ............................ 113
Groot licht ................................ 113Grootlichtassistentie................113
LED-koplampen .......................113
Mistlampen voor ......................113
Mistachterlicht ......................... 113
Cruise control .......................... 113
Adaptieve cruise control ..........113
Voorligger gedetecteerd ..........113
Voetgangersdetectie ...............114
Snelheidsbegrenzer ................114
Verkeersbordherkenning .........114
Portier open ............................. 114
Displays ..................................... 114
Driver Information Center ........114
Info-Display ............................. 122
Head-updisplay .......................123
Boordinformatie ......................... 126
Geluidssignalen .......................127
Batterijspanning .......................127
Persoonlijke instellingen ............128
Telematicaservice ......................131
OnStar ..................................... 131

Page 92 of 361

90Instrumenten en bedieningsorganenBedieningsorganenStuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
De cruisecontrol en snelheidsbegren‐
zer zijn te bedienen via de knoppen
links op het stuurwiel.
De frontaanrijdingswaarschuwing is
ook in te stellen met de knoppen links op het stuurwiel.
Het Infotainmentsysteem is te bedie‐
nen via de knoppen rechts op het
stuurwiel.
Rijhulpsystemen 3 210.
Infotainmentsysteem 3 150
Verwarmd stuurwiel
Druk op * om verwarming te active‐
ren. De activering wordt aangeduid
door de LED in de toets.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en tijdens een Autostop.
Stop/Start-systeem 3 188.

Page 93 of 361

Instrumenten en bedieningsorganen91Claxon
j indrukken.
Wis- en wasinstallatie
voorruit
Voorruitwissers met verstelbaar
wisintervalHI:snelLO:langzaamINT:intervalwissenOFF:uit
Hendel omlaag in de stand 1x duwen
om wissers één slag te laten maken
wanneer de voorruitwisser uitgescha‐
keld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Instelbaar wisinterval
Wisserhendel in stand INT.
Draai aan het stelwiel om de wisfre‐ quentie in te stellen.

Page 94 of 361

92Instrumenten en bedieningsorganenVoorruitwisser met regensensorHI:snelLO:langzaamAUTO:Automatische wisfunctie
met regensensorOFF:uit
In de stand AUTO registreert de
regensensor de hoeveelheid neer‐
slag op de voorruit en stuurt automa‐
tisch de wissnelheid van de voorrui‐
twisser aan.
Hendel omlaag in de stand 1x duwen
om wissers één slag te laten maken
wanneer de voorruitwisser uitgescha‐
keld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Instelbare gevoeligheid van de
regensensor
Wisserhendel in stand AUTO.
Draai aan het stelwiel om de gevoe‐ ligheid van de regensensor in te stel‐
len.
Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.
Regensensorfunctie kan worden
geactiveerd of gedeactiveerd in de
Persoonlijke instellingen.
Selecteer de desbetreffende instel‐
ling in Instellingen , I Voertuig op het
Info-Display.
Info-Display 3 122.
Persoonlijke instellingen 3 128.

Page 95 of 361

Instrumenten en bedieningsorganen93Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof op de voorruit
gespoten en de ruitenwisser maakt een paar slagen.
Sproeiervloeistof 3 270.
Wis- en wasinstallatie
achterruit
Achterruitwisser
Verdraai de buitenring om de achter‐
ruitwisser in te schakelen:
OFF:uitINT:onderbroken werkingON:continue werking
Niet inschakelen wanneer de achter‐ ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐ len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
U kunt deze functie in- of uitschakelen in het menu Instellingen op het
Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 128.
Achterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de
achterruit gespoten en de ruitenwis‐
ser maakt een paar slagen.

Page 96 of 361

94Instrumenten en bedieningsorganenDe achteruitsproeier wordt gedeacti‐
veerd wanneer het vloeistofpeil te
laag is.
Sproeiervloeistof 3 270.
Buitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt
onmiddellijk aangeduid, een stij‐
gende temperatuur met enige vertra‐
ging.
De afbeelding laat een voorbeeld
zien.
Als de buitentemperatuur tot 3 °C
daalt, verschijnt er een waarschu‐ wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het
wegdek al beijzeld zijn.
Klok
Datum en tijd verschijnen op het Info-
Display 3 122.
8'' Info-Display
Druk op ! en selecteer Instellingen.
Kies Tijd/datum .
De tijdzone, de tijd en datum verschij‐
nen automatisch standaard.
Alle waarden kunnen ook handmatig
worden ingesteld. Daarom moeten de automatische instelfuncties worden
gedeactiveerd door de schakelpicto‐
grammen naast Automatische tijd en
datum en Automatische tijdzone op
"O" te zetten.
Tijd of datum instellen
Selecteer Tijd instellen of Datum
instellen om het betreffende submenu
te openen. Stel de waarden af door
n of o aan te raken.
Druk op O om het submenu af te slui‐
ten en de nieuwe waarde op te slaan.
Druk op "x" om af te sluiten zonder opslaan.
Tijdzone instellen
Selecteer Tijdzone selecteren om het
betreffende submenu te openen.
Blader door de lijst door n of o aan

Page 97 of 361

Instrumenten en bedieningsorganen95te raken. Selecteer de gewenste tijd‐
zone door de lijstvermelding aan te raken.
Druk op O om het submenu af te slui‐
ten en de nieuwe waarde op te slaan.
Druk op "x" om af te sluiten zonder
opslaan.
Tijdweergave instellen
Standaard verschijnt de tijd in 24-
uursindeling. Zet voor de 12-uursin‐
deling het schakelpictogram naast
24-uursnotatie op "O".
Elektrische aansluitingenEr zit een 12 V aansluitcontact in de
middenconsole. Wanneer het contact is uitgeschakeld, is deze aansluiting
gedeactiveerd.
Sports Tourer, Country Tourer: Er zit
een 12 volt-aansluiting op de linkse
zijwand van de bagageruimte.
Wanneer het contact is uitgescha‐
keld, blijft deze aansluiting geacti‐
veerd.
Het maximaal opgenomen vermogen mag niet meer bedragen dan
120 watt.
Aangesloten elektrische accessoires moeten wat betreft de elektromagne‐
tische compatibiliteit voldoen aan de
DIN-norm VDE 40 839.
Sluit geen accessoires aan die
stroom leveren, zoals laders of
accu's.
Beschadig aansluitingen niet door het
gebruik van ongeschikte stekkers.
Stop/Start-systeem 3 188.
USB-poorten

Page 98 of 361

96Instrumenten en bedieningsorganenOnder de opklapbare armsteun zittentwee USB-poorten voor het opladen
van apparaten. Deze poorten hebben tevens een gegevensverbinding methet Infotainmentsysteem.
USB-laadpoorten
Aan de achterkant van de midden‐
console zitten twee USB-aansluitin‐
gen die speciaal zijn bestemd voor
oplaadapparaten.
Let op
Houd de aansluitingen altijd schoon en droog.
Kaartsleuf navigatiekaart
Gebruik de SD-kaartsleuf in de
middenconsole alleen voor kaarten
met navigatiekaarten die u hebt
aangeschaft bij een Opel Partner.
Let op
De kaartsleuf ondersteunt geen
enkele andere kaartcontent, bijv.
muziek of foto's.
Inductief opladen9 Waarschuwing
Inductief opladen kan de werking
van geïmplanteerde pacemakers
of andere medische apparaten
nadelig kunnen beïnvloeden.
Raadpleeg vóór gebruik van een
inductieve oplader zo nodig een
arts.
9 Waarschuwing
Neem vóór het opladen van een
mobiel apparaat alle metalen
voorwerpen van de oplader,
omdat deze voorwerpen zeer heet kunnen worden.

Page 99 of 361

Instrumenten en bedieningsorganen97
Voor het opladen van een toestel
moet het contact ingeschakeld zijn.
De oplaadsleuf zit onder de voorste armsteun.
Een mobiel apparaat opladen: 1. Haal alle voorwerpen van de oplaadsleuf, omdat het systeem
anders niet oplaadt.
2. Steek het mobiele apparaat met het display naar achteren in de
oplaadsleuf. De oplaadstatus
verschijnt op het Info-Display 0
en toont of het mobiele apparaat goed geplaatst is.
Haal als 0 niet verschijnt het mobiele
apparaat uit de sleuf. Draai het
mobiele apparaat 180 graden en
wacht drie seconden voordat u het
mobiele apparaat er weer in steekt.
Met PMA, Qi en A4WP compatibele
mobiele apparaten kunnen inductief
worden opgeladen.
Voor het inductief opladen van
bepaalde mobiele telefoons is moge‐
lijk een slede met een geïntegreerde
spoel of een aansluiting vereist.
Om in de oplader te kunnen passen
mag het mobiele apparaat niet breder
dan 8 cm en niet langer dan 15 cm
zijn.
Een beschermcover voor het mobiele
apparaat kan het inductief opladen
bemoeilijken.
AsbakkenVoorzichtig
Alleen voor as en niet voor brand‐baar afval.
Een verplaatsbare asbak kan in de
bekerhouders worden geplaatst.

Page 100 of 361

98Instrumenten en bedieningsorganenWaarschuwingslam‐
pen, meters en controlelampen
Instrumentengroep
Afhankelijk van de versie zijn er drie
instrumentengroepen verkrijgbaar:
● Baselevel
● Midlevel
● Uplevel
Instrumentengroep Uplevel kan
worden weergegeven als Sportmo‐
dus of Tourmodus.

Page:   < prev 1-10 ... 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 ... 370 next >