OPEL MERIVA 2014.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 101 of 243
Instrumenten en bedieningsorganen99Rem- en
koppelingssysteem
Rem- en koppelingsvloeistofpeil R brandt rood.
Het rem- en koppelingsvloeistofpeil is
te laag 3 175.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Bedien het pedaal
- brandt of knippert geel.
Brandt
Het rempedaal moet worden inge‐
trapt om de elektrische handrem los
te zetten 3 149.
Het koppelingspedaal moet worden
ingetrapt om de motor te starten.
Stop/Start-systeem 3 140.
Knippert
Het koppelingspedaal moet worden
ingetrapt om de motor te starten
3 139.
Elektrische handrem
m brandt of knippert rood.
Brandt
Elektrische handrem is aangetrokken
3 149.
Knippert
Elektrische handrem is niet helemaal
aangetrokken of losgezet. Schakel de ontsteking in, trap het rempedaal in
en probeer het systeem te resetten
door de elektrische handrem eerst los
te zetten en daarna aan te trekken.
Blijft m knipperen, rijd dan niet door
en roep de hulp van een werkplaats
in.
Elektrische handrem
defect
j brandt of knippert geel.Brandt
De elektrische handrem werkt niet op‐ timaal 3 149.
Knippert De elektrische handrem zit in de ser‐
vice-modus. Stop de auto, trek de
elektrische handrem aan en zet deze
los om de rem te resetten.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Antiblokkeersysteem
(ABS) u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking enkele seconden. Het sys‐
teem is na het doven van het contro‐
lelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐ den niet dooft of als deze tijdens de rit
gaat branden, dan zit er een storing in
Page 102 of 243
100Instrumenten en bedieningsorganen
het ABS-systeem. Het remsysteem
blijft normaal werken, maar zonder
ABS-regeling.
Antiblokkeersysteem 3 148.
Opschakelen
[ brandt groen of verschijnt als een
symbool op het Driver Information
Centre met Uplevel-Display wanneer
opschakelen onwille van een zuinig
verbruik wordt aanbevolen.
Variabele
stuurbekrachtiging c brandt geel.
Storing in het variabele stuurbekrach‐ tigingssysteem. Hierdoor kan de autozwaarder of lichter gaan sturen. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Stop-startsysteem 3 140.
Ultrasoonparkeerhulp
r brandt geel.
Storing in het systeem
ofStoring door vervuilde of met sneeuw of ijs bedekte sensoren
of
Storingen door externe bronnen van
ultrasoon geluid. Als de storingsbron
wordt verwijderd, dan werkt het sys‐
teem weer normaal.
Oorzaak van de systeemstoring on‐
middellijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Ultrasoonparkeerhulp 3 153.
Elektronische
stabiliteitsregeling UIT
n brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Elektronische
stabiliteitsregeling en
Traction Control
b brandt of knippert geel.Brandt
Er zit een storing in het systeem. Ver‐
der rijden is mogelijk. De rijstabiliteit
kan echter afhankelijk van de staat
van het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Knippert
Het systeem is actief ingeschakeld.
Het motorvermogen kan worden be‐
grensd en de auto kan automatisch
iets worden afgeremd.
Elektronische stabiliteitsregeling
3 151, Traction Control 3 150.
Traction Control-systeem
UIT
k brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Voorverwarming
! brandt geel.
De voorverwarming is geactiveerd.
Wordt alleen bij lage buitentempera‐
turen ingeschakeld.
Page 103 of 243
Instrumenten en bedieningsorganen101Roetfilter
% brandt of knippert geel.
Het dieselpartikelfilter moet gerege‐
nereerd worden.
Blijven rijden totdat % dooft. Laat het
motortoerental zo mogelijk niet onder
2000 omw/min dalen.
Brandt
Het dieselpartikelfilter is vol. Start het
regeneratieproces zo spoedig moge‐
lijk.
Knippert Het maximale vulniveau van het filter
is bereikt. Start het regeneratieproces
onmiddellijk om schade aan de motor te voorkomen.
Roetfilter 3 143.
Stop/Start-systeem 3 140.
Drukverliesdetectiesys‐
teem
w brandt of knippert geel.Brandt
Lagere spanning geregistreerd. Met‐
een stoppen en bandenspanning
controleren.
Knippert
Storing in het systeem. De hulp van een werkplaats inroepen.
Drukverliesdetectiesysteem 3 197.
Motoroliedruk
I brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ont‐ steking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk on‐
derbroken. Dit kan aanleiding ge‐
ven tot motorschade en/of tot het
blokkeren van de aandrijfwielen.
1. Koppelingspedaal intrappen.
2. Versnellingsbak in neutrale stand zetten, keuzehendel in stand N
zetten.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij an‐dere weggebruikers te hinderen.
4. Contact uitschakelen.9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder. Tijdens een Autostop
werkt de rembekrachtigingseen‐
heid nog altijd.
Verwijder de sleutel niet voordat de auto stilstaat, anders kan het
stuurslot onverwacht ingescha‐
keld worden.
Controleer het oliepeil voordat u de hulp van een werkplaats inroept
3 172.
Te laag brandstofpeil i brandt of knippert geel.
Page 104 of 243
102Instrumenten en bedieningsorganen
Brandt
Peil in brandstoftank is te laag.
Bovendien wordt een waarschu‐
wingsbericht weergegeven op auto's
met Uplevel-display.
Knippert
Brandstofvoorraad opgebruikt. On‐
middellijk bijtanken. Tank nooit leeg‐
rijden.
Bovendien wordt een waarschu‐
wingsbericht weergegeven op auto's
met Midlevel- en Uplevel-display.
Katalysator 3 144.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 177.
Startbeveiliging d knippert geel.
Storing in de startbeveiliging. De mo‐
tor kan niet worden gestart.
Motorvermogen
verminderd # brandt geel.Het motorvermogen is beperkt. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Rijverlichting 8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 118.
Grootlicht C brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld grootlicht en
bij lichtsignaal 3 119.
Adaptive Forward Lighting
f brandt of knippert geel.
Brandt
Storing in het systeem.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert
Systeem overgeschakeld op symme‐
trisch dimlicht.Controlelamp f knippert na het in‐
schakelen van de ontsteking ca. 4 se‐ conden om u eraan te herinneren dat
het systeem is geactiveerd 3 120.
Automatische verlichting 3 119.
Mistlamp
> brandt groen.
De voorste mistlampen zijn ingescha‐ keld 3 122.
Mistachterlicht
r brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld 3 123.
Cruise control
m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen
Een bepaalde snelheid wordt opge‐
slagen.
Page 105 of 243
Instrumenten en bedieningsorganen103
Cruise control 3 152.
Portier open h brandt rood.
Een portier of de achterklep is ge‐
opend.
Automatisch vergrendelen ^ brandt oranje.
Storing in de automatische vergren‐
deling.
Wellicht zijn de achterportieren niet
tegen openen beveiligd.9 Waarschuwing
Stop onmiddellijk! Volg de instruc‐
ties onder het kopje "Storing in deautomatische vergrendeling"
voordat u uw reis vervolgt 3 25.
Raadpleeg een werkplaats.
Informatiedisplays
Driver Information Centre
Het Driver Information Centre (DIC)
zit in de instrumentengroep tussen
snelheidsmeter en toerenteller. Het
wordt geleverd als Midlevel- of
Uplevel-display.
Afhankelijk van de voertuigconfigura‐ tie kunnen de volgende hoofdmenu's
worden geselecteerd:
■ Informatie- menu voertuig
■ Informatiemenu dagteller/brandst.
Sommige van de weergegeven func‐
ties variëren tussen rijdende en stil‐
staande auto, andere functies zijn al‐
leen actief als de auto rijdt.
Persoonlijke instellingen 3 113, op‐
geslagen instellingen 3 22.
Page 106 of 243
104Instrumenten en bedieningsorganen
Menu's en functies selecteren
U selecteert de menu's en functies
met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Druk op de toets MENU om tussen de
menu's te schakelen of om vanuit een
submenu één niveau terug te gaan.
Draai aan het stelwiel om een menu-
optie te markeren of om een nume‐
rieke waarde in te stellen.
Druk op de toets SET/CLR om een
functie te kiezen of om een melding te
bevestigen.
Informatie- menu voertuig
Druk op de toets MENU om
Informatie- menu voertuig te kiezen.
Draai aan het stelwiel om één van de
submenu's te kiezen. Druk ter beves‐
tiging op de toets SET/CLR.
Volg de instructies in de submenu’s.
Mogelijke submenu's:
■ Eenheid : U kunt de eenheden op
de displays veranderen
Page 107 of 243
Instrumenten en bedieningsorganen105
Op auto's met Midlevel-display
kunnen de volgende instellingen
worden geselecteerd:
◆ Eenheid1 : Groot-Brittannië
◆ Eenheid2 : Verenigde Staten
◆ Eenheid3 : Europa
■ Band.span.controle : 3 197
■ Resterende levensduur olie : 3 94
■ Snelheidswaarschuwing : Bij over‐
schrijding van ingestelde snel‐
heidslimiet klinkt er een geluidssig‐ naal
■ Spraak : de getoonde taal kan wor‐
den veranderd als de auto niet is
uitgerust met een radio
Selectie en aanduiding kunnen ver‐
schillen tussen Midlevel-display en
Uplevel-display.
Informatiemenu dagteller/
brandst. Druk op de toets MENU om
Informatiemenu dagteller/brandst. te
kiezen.
Draai aan het stelwiel om één van de
submenu's te kiezen:
■ Dagteller 1
■ Dagteller 2
■ Digitale snelheid
Dagteller 2 en digitale snelheid zijn
alleen beschikbaar op auto's met
Uplevel-display.
Selectie en aanduiding kunnen ver‐
schillen tussen Midlevel-display en
Uplevel-display.
Bij auto’s met een boordcomputer zijn
meer submenu’s beschikbaar.
Informatiemenu dagteller/brandstof,
tripcomputer 3 111.
Graphic-Info-Display,
Color-Info-Display Afhankelijk van de voertuigconfigura‐
tie heeft het voertuig een Graphic- of
een Colour-Info-Display. Het
Info-Display bevindt zich in het instru‐
mentenpaneel boven het infotain‐
ment-systeem.
Graphic-Info-Display
Afhankelijk van het
infotainment-systeem, is het
Graphic-Info-Display in twee versies
leverbaar.
Page 108 of 243
106Instrumenten en bedieningsorganen
Graphic-Info-Display geeft aan:■ tijd 3 88
■ buitentemperatuur 3 88
■ datum 3 88
■ Infotainmentsysteem, zie beschrij‐ ving in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem
■ persoonlijke instellingen 3 113
Colour-Info-Display
Het Colour-Info-Display geeft in kleur
weer:
■ tijd 3 88
■ buitentemperatuur 3 88
■ datum 3 88
■ Infotainmentsysteem, zie beschrij‐ ving in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem
■ navigatie, zie beschrijving voor het Infotainmentsysteem in de handlei‐ding van het Infotainmentsysteem
■ systeeminstellingen
■ boordinformatie 3 108
■ persoonlijke instellingen 3 113
De getoonde informatie en de weer‐
gave ervan hangen af van de uitvoe‐
ring van de auto en de geselecteerde instellingen.
Menu's en instellingen
selecteren
Via het display krijgt u toegang tot de menu's en instellingen.
Page 109 of 243
Instrumenten en bedieningsorganen107
U maakt uw selecties via:■ de menu's
■ de functietoetsen en de multifuncti‐
onele toets van het infotainment- systeem
Selecteren met het infotainment-
systeem
Selecteer een functie via de knoppen
van het infotainment-systeem. Het menu van de geselecteerde functie
wordt weergegeven.
U gebruikt de multifunctionele toets
voor het selecteren en bevestigen
van een item.
Multifunctionele toets
De multifunctionele toets is het cen‐
trale bedieningselement voor de
menu's:
Draaien ■ Voor het markeren van een menu‐ optie
■ Voor het instellen van een nume‐ rieke waarde of het weergeven vaneen menuoptie
Drukken (op de buitenste ring) ■ Voor het selecteren of activeren van de gemarkeerde optie
■ Voor het bevestigen van de inge‐ stelde waarde
■ Voor het in-/uitschakelen van een systeemfunctie
BACK knop
Druk op de toets om: ■ een menu te verlaten zonder de in‐
stellingen te wijzigen
■ vanuit een submenu naar een ho‐ ger menuniveau terug te keren
■ het laatste van een serie tekens te wissenDruk op de knop en houd deze enkele
seconden vast om de gehele invoer
te wissen.
Persoonlijke instellingen 3 113, op‐
geslagen instellingen 3 22.
Page 110 of 243
108Instrumenten en bedieningsorganenBoordinformatieBerichten worden voornamelijk weer‐
gegeven op het Driver Information
Centre (DIC); in sommige gevallen
samen met een waarschuwingszoe‐
mer.
Druk op de knop SET/CLR, de knop
MENU of draai aan het stelwiel om
een bericht te bevestigen.
Boordinformatie op
Midlevel-display
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van cijfercodes.
Nr.Boordinformatie2Geen handzender herkend,
trap de koppeling in om
opnieuw te starten3Koelvloeistofpeil te laag4Airconditioning UIT5Stuurwiel is geblokkeerdNr.Boordinformatie6Trap de rem in om de elektri‐
sche handrem los te zetten7Draai aan het stuurwiel, schakel
de ontsteking uit en weer in9Draai aan het stuurwiel, start de motor opnieuw12Auto overbeladen13Compressor oververhit15Derde remlicht defect16Remlicht defect17Koplampverstelling defect18Linker dimlicht defect19Mistachterlicht defect20Rechter dimlicht defect21Zijmarkeringslicht links defect22Zijmarkeringslicht rechts defect23Achteruitrijlicht defect24Kentekenverlichting defect25Richtingaanwijzer linksvoor
defect