OPEL MOVANO_B 2016 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 71 of 239
Opbergen69Dakconsole
Niet meer dan 5 kg aan spullen in
deze opbergvakken bewaren.
Opbergvak onder
passagiersstoel
Trek het kussen van de passagiers‐
stoel aan de twee lussen naar voren
om toegang tot de opbergruimte on‐
der de stoel te krijgen.
Achterbank
Til de zitting omhoog om toegang tot
de opbergruimte onder de bank te
krijgen.
Page 72 of 239
70OpbergenOpbergruimte plafond
Niet meer dan 35 kg aan spullen in dit
opbergvak bewaren.
Opbergruimte achterin
Combi, bus
U kunt voorwerpen opbergen in de
dakopbergruimten boven de passa‐
giersstoelen achteraan.
Niet meer dan 20 kg evenredig ver‐
deelde spullen bewaren.
Bagageruimte
Sjorogen
In de laadruimte zitten sjorogen om
de lading in positie te houden met be‐
vestigingsbanden of een bagagenet
op de vloer.
De sjorogen mogen onder een hoek
van 30° niet met meer dan 6250 N
worden belast.
Verwijderbare sjorogen
Druk de middelste dop naar onder en
schuif in de gewenste positie om op‐
nieuw op zijn plaats te zetten. Zorg
ervoor dat het sjoroog goed in de uit‐
sparing vastzit.
Beladingsinformatie 3 74.
FlexOrganizer
Beweegbare verdeelwand
De beweegbare verdeelwand kan
worden gebruikt tussen de vloer en
de dakrails.
Page 73 of 239
Opbergen71
Druk de grendel naar onder om de
wand los te zetten en hem zoals ge‐ wenst te verplaatsen. Zorg ervoor dat
de grendel volledig vastzit en dat de
verdeelwand rechtop staat.
Berg de verdeelwand op aan één kant
van de bagageruimte wanneer u hem niet gebruikt.
Telescopische blokkeerstangen
De telescopische blokkeerstangen
kunnen worden gebruikt in horizon‐
tale of verticale positie.
Zorg ervoor dat de blokkeerstangen
volledig in de laadrails vastzitten.
Om de stang los te zetten, drukt u op
het slot en schuift u tegelijkertijd met
de stang.
Maximale belading 100 daN /700 mm .
Spanbanden
Met de juiste spanbanden kunt u
voorwerpen vastmaken aan de ver‐ wijderbare sjorogen op de laadrails in
de zijkant of vloer.
De maximale belasting voor de vloer‐
rails is 500 daN/700 mm.
Page 74 of 239
72Opbergen
De maximale belasting voor de zijrailsis 100 daN/700 mm.
Verwijderbare sjorogen 3 70, Bela‐
dingsinformatie 3 74.
Veiligheidsnet
Laat het veiligheidsnet van de dak‐
ruimte zakken en maak het vast aan
de sjorogen 3 70.
Pas de spanning op de banden aan
zodat de lading goed vast zit.
Wanneer u het veiligheidsnet niet ge‐
bruikt, moet u het in de dakruimte op‐
bergen.
Beladingsinformatie 3 74.
Gevarendriehoek
De gevarendriehoek kan worden op‐
geborgen in de ruimte onder de voor‐
stoelen.
Opbergvak onder passagiersstoel
3 69.
Verbanddoos
Als zichtbare aanduiding van de aan‐ wezigheid van een verbanddoos kan
er een etiket op de dakconsole zitten
3 69.
De verbanddoos kan worden opge‐
borgen in de ruimte onder de voor‐
stoelen.
Met behulp van de twee lussen op het stoelkussen trekt u het kussen naarvoor om erbij te kunnen.
Page 75 of 239
Opbergen73Opbergvak onder passagiersstoel
3 69.
Afhankelijk van de versie zit de ver‐ banddoos eventueel in de ruimte tus‐
sen de voorstoelen of in de dakcon‐
sole.
Brandblusser
Als zichtbare aanduiding van de aan‐ wezigheid van een brandblusser kaner een etiket op de dakconsole zitten
3 69.
De brandblusser kan worden opge‐
borgen in de ruimte onder de voor‐
stoelen. Met behulp van de twee lus‐ sen op het stoelkussen trekt u het
kussen naar voor om erbij te kunnen.
Opbergvak onder passagiersstoel
3 69.
Afhankelijk van de versie zit de brand‐
blusser eventueel in de ruimte tussen
de voorstoelen.
Eventueel zit er een extra brandblus‐
ser in de voorportierplaat of in de ba‐
gageruimte.
Dakdragersysteem
Dakdrager Om veiligheidsredenen en ter vermij‐
ding van dakschade adviseren wij het
voor uw auto goedgekeurde dakdra‐
gersysteem te gebruiken.
Gebruiksaanwijzing van het dakdra‐
gersysteem in acht nemen en dak‐
dragersysteem verwijderen wanneer
het niet wordt gebruikt.
Page 76 of 239
74OpbergenBeladingsinformatie● Zware voorwerpen zo ver moge‐ lijk vooraan en gelijkmatig ver‐
deeld in de laadruimte plaatsen.
Bij stapelbare voorwerpen de
zwaarste voorwerpen onderaan
leggen.
● Voorwerpen met spanbanden aan de sjorogen vastzetten 3 70.
● Losse voorwerpen in de bagage‐
ruimte vastzetten om schuiven
tegen te gaan.
● De bagage mag de bediening van pedalen, handrem, schakel‐
hefboom en de bewegingsvrij‐
heid van de bestuurder niet be‐
lemmeren. Geen losse voorwer‐
pen in het interieur leggen.
● Niet met een geopende achter‐ klep rijden. Bovendien is de ken‐
tekenplaat alleen goed zichtbaar
en verlicht met gesloten deuren.9 Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen voorwer‐
pen in het voertuig rondgeslingerd worden en letsel of schade aan delading of de auto veroorzaken.
● Het nuttig draagvermogen is het verschil tussen het maximaal toe‐laatbare totaalgewicht van de
auto (zie typeplaatje 3 206) en
het EU-leeggewicht van de auto.
U berekent het nuttig draagver‐
mogen door de gegevens van uw
auto in de tabel Gewichten voorin deze handleiding in te voeren.
Het EU-leeggewicht omvat ook
het gewicht van de bestuurder
(68 kg), de bagage (7 kg) en alle vloeistoffen (tank voor 90 % ge‐
vuld).
Extra uitrusting en accessoires
verhogen het leeggewicht.
● Rijden met daklading verhoogt de zijwindgevoeligheid van de
auto en verslechtert het rijgedrag
door het hogere zwaartepunt. La‐
ding gelijkmatig verdelen en
goed met spanbanden vastzet‐ ten. Bandenspanning en rijsnel‐
heid aan de beladingstoestand
aanpassen. Spanbanden regel‐
matig controleren en bijspannen.
Niet sneller rijden dan 120 km/u.
● De toegestane dakbelading (waarin het gewicht van de dak‐drager is inbegrepen) is 200 kg
voor standaard dakvarianten. De dakbelasting is de som van hetgewicht van het dakdragersys‐teem en de lading.
Page 77 of 239
Instrumenten en bedieningsorganen75Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................76
Stuurwielverstelling ...................76
Stuurbedieningsknoppen ...........76
Claxon ....................................... 76
Knoppen op stuurkolom ............76
Wis-/wasinstallatie voorruit ........77
Buitentemperatuur .....................78
Klok ........................................... 78
Elektrische aansluitingen ...........79
Aansteker .................................. 80
Asbakken ................................... 80
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................80
Instrumentengroep ....................80
Snelheidsmeter ......................... 80
Kilometerteller ........................... 81
Dagteller .................................... 81
Toerenteller ............................... 81
Brandstofmeter .......................... 82
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 82
Peilsensor motorolie ..................83
Service-display .......................... 83
Versnellingsbakdisplay ..............84Controlelampen ......................... 84
Richtingaanwijzer ......................86
Gordelverklikker ........................87
Airbag en gordelspanners .........87
Airbag-deactivering ...................87
Laadsysteem ............................. 87
Storingsindicatielamp ................87
Service-indicatie ........................88
Schakel motor uit .......................88
Remsysteem ............................. 88
Antiblokkeersysteem (ABS) .......89
Opschakelen ............................. 89
Lane Departure Warning ...........89
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma (ESP) .......................... 89
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma uit ............................... 89
Koelvloeistoftemperatuur ...........90
Voorverwarming ........................90
AdBlue ....................................... 90
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 90
Motoroliedruk ............................. 90
Te laag brandstofpeil .................91
Stop-startsysteem .....................91
Rijverlichting .............................. 91
Grootlicht ................................... 91
Grootlichtassistentie ..................92
Mistlamp .................................... 92
Mistachterlicht ........................... 92Cruise control............................ 92
Tachograaf ................................ 92
Portier open ............................... 92
Informatiedisplays ........................92
Driver Information Center ..........92
Triple-Info-Display .....................93
Boordinformatie ........................... 93
Geluidssignalen .........................94
Tripcomputer ................................ 95
Tachograaf ................................... 97
Page 78 of 239
76Instrumenten en bedieningsorganenBedieningsorganenStuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
De cruisecontrol en de snelheidsbe‐
grenzer werken via de toetsen op het stuurwiel.
Cruise control en snelheidsbegrenzer
3 143.
Claxon
j indrukken.
De claxon klinkt ongeachte de stand
van de contactschakelaar.
Knoppen op stuurkolom Bepaalde functies van het infotain‐
mentsysteem kunnen ook via de toet‐
sen op de stuurkolom worden be‐
diend.
Meer informatie staat in de handlei‐
ding van het infotainment-systeem.
Page 79 of 239
Instrumenten en bedieningsorganen77Wis-/wasinstallatie voorruit
Voorruitwissers0:uitP /
AUTO:intervalschakeling of
automatisch wissen met regensensor1:langzaam2:snel
Niet inschakelen wanneer de voorruit
bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Automatische wisfunctie met
regensensorP /
AUTO:automatische wisfunctie
met regensensor
De regensensor registreert de hoe‐
veelheid neerslag op de voorruit en
stuurt automatisch de wissnelheid
van de voorruitwissers aan.
Na het uitschakelen van het contact
moet automatisch wissen steeds op‐ nieuw worden geselecteerd.
Instelbare gevoeligheid regensensor
Aan stelwiel draaien om de gevoelig‐
heid in te stellen:geringe gevoe‐
ligheid:stelwiel omlaag‐
draaienhoge gevoelig‐
heid:stelwiel omhoog‐
draaien
Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.
Page 80 of 239
78Instrumenten en bedieningsorganenVoorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof tegen de voorruit
gespoten.
kort trekken:wisser maakt één
enkele slaglang trekken:wisser maakt
meerdere slagenBuitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt on‐
middellijk aangeduid, een stijgende
temperatuur met enige vertraging.
Als de buitentemperatuur daalt tot
3 °C, knippert °C op het informatie‐
display bij wijze van waarschuwing
voor gladheid. Het lampje blijft knip‐
peren totdat de temperatuur 3 °C
overschrijdt.
9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het weg‐
dek al beijzeld zijn.
Klok
Afhankelijk van het specifieke model
kan de actuele tijd en/of datum ver‐
schijnen op het informatiedisplay
3 93 of in het Driver Information
Center (DIC) 3 92.
Tijd en datum op
informatiedisplay instellen
De uren en minuten kunnen worden
aangepast met de betreffende knop‐
pen naast het display of de bedie‐
ningsorganen van het infotainment‐
systeem.
Nadere informatie vindt u in de
infotainment-handleiding.