OPEL VIVARO 2014 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 61 of 179
Opbergen59Bekerhouders
Aan beide uiteinden van het instru‐
mentenpaneel zitten bekerhouders.
Om de bekerhouders te gebruiken de
asbak verwijderen.
Opbergen voorin Op het schutbord van de cabine zitten
twee kledinghaken.
De voorportiervakken bevatten fles‐
senhouders.
Opbergruimte plafond
Niet meer dan 30 kg aan spullen in dit
opbergvak bewaren.
Bagageruimte
Afdekking laadruimte Leg niets op de hoedenplank.
Demonteren
Afdekking optillen en uit de zijgelei‐
ders losmaken.
Page 62 of 179
60OpbergenBevestigingsrails
en-haken
Verankeringsrails in de laadruimte
bieden verstelbare verankeringspun‐ ten om lading aan vast te zetten.
■ Middelste pen van het veranke‐ ringspunt losmaken door deze naar
buiten te trekken, tegen de veer‐
spanning in,
■ verankeringspunt in de gewenste positie schuiven, recht boven een
passend vergrendelingsgat,
■ middelste pen van het veranke‐ ringspunt losmaken en ervoor zor‐gen dat de pen in positie zit en dat
het verankeringspunt goed ver‐
grendeld word,
■ lading kan vervolgens in positie vastgezet worden met behulp van
sjorbanden die aan het veranke‐
ringspunt bevestigd zijn.
De maximale belasting van elk ver‐
ankeringspunt bedraagt 75 kg. Om te voorkomen dat dit maximum wordt
overschreden geen sjorbanden met een ratelmechanisme gebruiken.
SjorogenDe sjorogen zijn bedoeld voor het
vastzetten van artikelen tegen weg‐
schuiven, bijv. met sjorbanden of een laadvloernet.
De sjorogen mogen onder een hoek
van 30° niet met meer dan 5000 N
worden belast.
Veiligheidsnet
Het veiligheidsnet kan achter de voor‐
stoelen of achter de achterste zitrij
worden gemonteerd.
Het is niet toegestaan om personen achter het veiligheidsnet te vervoe‐
ren.
Monteren (achter voorstoelen of achterste zitrij)
Afdekkingen omhoogtillen om bij de montageopeningen te kunnen, de
stang van het veiligheidsnet in de
montageopeningen steken en ver‐
grendelen. De banden vastmaken
aan de sjorringen achter de voorste
zitplaatsen of aan de ringen op het
achterbankframe; daarna de banden
aanspannen.
Page 63 of 179
Opbergen61
Demonteren
Lengteregeling band omhoogkante‐
len en de band loshaken.
Gevarendriehoek
De gevarendriehoek kan worden op‐
geborgen in de ruimte onder de voor‐
stoelen.
Verbanddoos
De verbanddoos kan worden opge‐
borgen in de ruimte onder de voor‐
stoelen.
Dakdragersysteem
Dakdrager Om veiligheidsredenen en ter vermij‐
ding van dakschade wordt geadvi‐
seerd de voor uw auto goedgekeurde
dakdrager te gebruiken.
Let op
De voorste bevestigingspunten voor
de dakdrager boven op de cabine
zijn uitsluitend bedoeld voor het
monteren van een dakimperiaal en
mogen niet worden gebruikt om dak‐
dragers aan te bevestigen.
Gebruiksaanwijzing van de dakdra‐
ger in acht nemen en dakdrager ver‐
wijderen wanneer het niet wordt ge‐
bruikt.
Verdere informatie 3 61.Beladingsinformatie
■ Zware voorwerpen zo ver mogelijk vooraan en gelijkmatig verdeeld in
de laadruimte plaatsen. Bij stapel‐
bare voorwerpen de zwaarste voor‐ werpen onderaan leggen.
■ Voorwerpen met spanbanden aan de sjorogen vastzetten.
■ Losse voorwerpen in de laadruimte
vastzetten om glijden tegen te
gaan.
■ Geen voorwerpen op de afdekking laadruimte of op het instrumenten‐
paneel leggen.
■ De bagage mag de bediening van pedalen, handrem, schakelhendel
en de bewegingsvrijheid van de be‐
stuurder niet belemmeren. Geen
losse voorwerpen in het interieur
leggen.
■ Niet met een geopende achterklep rijden. Bovendien is de kenteken‐plaat alleen goed zichtbaar en ver‐
licht met gesloten deuren.
■ Het nuttig draagvermogen is het verschil tussen het maximaal
Page 64 of 179
62Opbergen
toelaatbare totaalgewicht van de
auto (zie typeplaatje 3 156) en het
EU-leeggewicht van de auto.
Noteer de gegevens van uw auto in de gewichtstabel voorin deze hand‐
leiding om het EU-leeggewicht te
berekenen.
Het EU-leeggewicht omvat ook het
gewicht van de bestuurder (68 kg),
de bagage (7 kg) en alle vloeistof‐
fen (tank voor 90 % gevuld).
Extra uitrusting en accessoires ver‐
hogen het leeggewicht.
■ Rijden met daklading verhoogt de zijwindgevoeligheid van de auto en
verslechtert het rijgedrag door het
hogere zwaartepunt. Lading gelijk‐
matig verdelen en goed met span‐
banden vastzetten. Bandenspan‐
ning en rijsnelheid aan de bela‐
dingstoestand aanpassen. Span‐
banden regelmatig controleren en
bijspannen.
Niet sneller rijden dan 120 km/u.
De maximaal toegestane dakbelas‐ ting (inclusief het gewicht van de
dakimperiaal) is 280 kg voor uitvoe‐ringen met een standaarddak en
210 kg voor uitvoeringen met een
hoog dak (geldt niet voor uitvoerin‐
gen met een zogeheten platform‐
cabine). De dakbelasting is de som van het gewicht van de dakdrageren de lading.
De maximaal toegestane dakbelas‐
ting op de goedgekeurde dakimpe‐
riaal is 210 kg voor uitvoeringen
met een standaarddak en 140 kg
voor uitvoeringen met een hoog
dak (geldt niet voor uitvoeringen
met een zogeheten platformca‐
bine). De dakbelasting is de som
van het gewicht van de dakdrager
en de lading.
Page 65 of 179
Instrumenten en bedieningsorganen63Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................63
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................68
Informatiedisplays ........................77
Boordinformatie ........................... 78
Tripcomputer ................................ 79
Tachograaf ................................... 81Bedieningsorganen
Stuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
De cruisecontrol en de snelheidsbe‐
grenzer werken via de toetsen op het stuurwiel.
Cruise control en snelheidsbegrenzer
3 108.
Page 66 of 179
64Instrumenten en bedieningsorganenClaxon
j indrukken.
De claxon klinkt ongeachte de stand
van de contactschakelaar.
Knoppen op stuurkolomBepaalde functies van het infotain‐
ment-systeem kunnen ook via de
toetsen op de stuurkolom worden be‐
diend.
Meer informatie staat in de handlei‐
ding van het infotainment-systeem.
Wis-/wasinstallatie voorruit
VoorruitwissersK=intervalschakeling1=langzaam2=snel
Niet inschakelen wanneer de voorruitbevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Automatische wisfunctie met
regensensorK=automatische wisfunctie met
regensensor
De regensensor registreert de hoe‐
veelheid neerslag op de voorruit en
stuurt automatisch de wissnelheid
van de voorruitwissers aan.
Na het uitschakelen van het contact moet automatisch wissen steeds op‐nieuw worden geselecteerd.
Page 67 of 179
Instrumenten en bedieningsorganen65
Instelbare gevoeligheid regensensor
Aan stelwiel draaien om de gevoelig‐
heid in te stellen:geringe
gevoelig‐
heid=stelwiel omlaag‐
draaienhoge
gevoelig‐
heid=stelwiel omhoog‐
draaien
Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.
Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof tegen de voorruit
gespoten.
kort
trekken=wisser maakt één en‐
kele slaglang
trekken=wisser maakt meer‐
dere slagenAchteruitwisser/-sproeier
Draaien:
0=uite=wisser werktf=er wordt sproeiervloeistof te‐ gen de achterruit gespoten
Page 68 of 179
66Instrumenten en bedieningsorganenBuitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt on‐
middellijk aangeduid, een stijgende
temperatuur met enige vertraging.
Bij buitentemperaturen tot 3 °C knip‐
pert °C op het informatiedisplay om
voor gladheid te waarschuwen. Dit
knipperen houdt aan totdat de tem‐
peratuur meer dan 3 °C wordt.
9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het weg‐
dek al beijzeld zijn.
Klok
Afhankelijk van het specifieke model
kan de actuele tijd verschijnen op het
informatiedisplay en/of bestuurders‐
informatiecentrum.
Informatiedisplay:
De uren en minuten kunnen worden
aangepast met de betreffende knop‐
pen naast het display of de bedie‐
ningsorganen van het infotainment‐
systeem.
Raadpleeg voor meer informatie de
handleiding van het infotainmentsys‐
teem.
Bestuurdersinformatiecentrum:
De klokfunctie weergeven door de
knop aan het uiteinde van de wisser‐
hendel meerdere malen in te druk‐
ken. Wanneer de tijd knippert (na ca.
2 seconden), de knop ingedrukt hou‐
den:
■ Uren knipperen,
■ Knop meerdere malen indrukken om uren te wijzigen,
■ Knop ingedrukt houden om uren in te stellen,
■ Minuten knipperen,
■ Knop meerdere malen indrukken om minuten te wijzigen,
■ Knop ingedrukt houden om minu‐ ten in te stellen.
Page 69 of 179
Instrumenten en bedieningsorganen67Elektrische aansluitingen
Er zitten 12 V-aansluitingen op het in‐strumentenbord en achter in de auto.
Bij aansluiting van elektrische acces‐
soires terwijl de motor stilstaat, raakt
de accu ontladen. Het maximaal op‐ genomen vermogen mag niet meer
bedragen dan 120 watt. Geen acces‐
soires aansluiten die stroom leveren,
zoals bijv. laadtoestellen of accu's.
Aangesloten elektrische accessoires moeten wat betreft de elektromagne‐
tische compatibiliteit voldoen aan de
voorschriften die zijn vastgelegd in
DIN VDE 40 839.
Geen accessoires aansluiten die
stroom leveren, zoals bijv. laadtoe‐
stellen of accu's.Voorzichtig
Aansluitbus niet beschadigen door het gebruik van ongeschikte
stekkers.
Aansteker
Er zit een aansteker in het instrumen‐
tenpaneel.
Aansteker induwen. Zodra de spiraal
gloeit, wordt de aansteker automa‐
tisch uitgeschakeld. Aansteker uit‐
trekken.
Asbakken
Voorzichtig
Alleen voor as en niet voor brand‐ baar afval.
Page 70 of 179
68Instrumenten en bedieningsorganen
Verplaatsbare asbak
Asbak voor gebruik op verschillende
plaatsen in de auto. Voor gebruik,
deksel openen.
Waarschuwingslam‐
pen, meters en
controlelampen
Snelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.
Maximumsnelheid kan door een snel‐ heidsregelaar beperkt zijn. In dat ge‐
val zit er een waarschuwingslabel op
het instrumentenpaneel.
Er klinkt gedurende 10 seconden een
waarschuwingszoemer bij kort over‐
schrijden van de ingestelde snelheid.
Let op
In bepaalde omstandigheden (bijv.
op steile aflopende hellingen) kan de
rijsnelheid de ingestelde grens over‐
schrijden.
Kilometerteller
Geeft de gemeten afstand aan.
Dagteller
De dagteller verschijnt onder de kilo‐
meterteller een toont de afstand die
sinds de laatste reset is afgelegd.