bluetooth OPEL VIVARO B 2016 Handleiding Infotainment (in Dutch)

Page 72 of 161

72Streaming audio via Bluetoothsluiten dan het huidige, drukt u op
TEL en selecteert u het menu
Selecteer apparaat . De apparatenlijst
toont de audio-apparaten die al ge‐
koppeld zijn.
Selecteer het gewenste apparaat uit
de lijst en bevestig door op OK te
drukken. Een displaybericht bevestigt
de aansluiting.
Audio-apparaat ontkoppelen
Voor het ontkoppelen van een audio‐
apparaat van het Infotainmentsys‐
teem drukt u op TEL (of SETUP ) en
selecteert u Bluetooth-verbinding .
Selecteer het gewenste apparaat uit
de apparatenlijst en selecteer vervol‐
gens Apparaat loskoppelen door aan
OK te draaien en deze in te drukken.
Een displaybericht bevestigt de ont‐
koppeling.
Als het audioapparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audioapparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat ook van het Infotainmentsysteem ontkoppeld.Extra audio-apparaat van
Infotainmentsysteem ontkoppelen
Wanneer de lijst met gekoppelde au‐
dio-apparaten vol is, kan een nieuw apparaat alleen gekoppeld worden
wanneer een bestaand apparaat
wordt ontkoppeld.
Om te ontkoppelen, d.w.z. een audio‐
apparaat uit het systeemgeheugen te verwijderen, drukt u op TEL en selec‐
teert u Apparaat verwijderen . Selec‐
teer het gewenste audioapparaat uit
de lijst en druk op OK om het verwij‐
deren te bevestigen wanneer daarom
wordt gevraagd.
Bediening via Infotainmentsysteem
Bij draadloze koppeling en verbinding begint het afspelen van de audio au‐
tomatisch.
Het audio-apparaat kan dan via de
functietoetsen van het Infotainment‐
systeem, draaiknoppen en display‐
menu's worden bediend.
Het bereik aan toegankelijke functies
die via het Infotainmentsysteem kun‐
nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.De bediening van het audio-apparaat, wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor de cd- speler 3 60.
CD35 BT USB - Muziek afspelen
via Bluetooth
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐
bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het Infotainmentsysteem via Blue‐ tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
Raadpleeg (CD35 BT USB) "Blue‐
tooth-verbinding" in het hoofdstuk
"Telefoon" 3 138.
● Er kunnen maximaal 5 audio-ap‐ paraten gekoppeld en opgesla‐
gen worden in de apparatenlijst, maar er kan er maar één tegelij‐
kertijd verbonden zijn.

Page 73 of 161

Streaming audio via Bluetooth73●Als het apparaat zowel audiospe‐
ler- als telefoonfuncties heeft,
kan/kunnen één of beide functies worden gekoppeld. Mobiele tele‐
foon koppelen 3 136.
● De telefoonfuncties blijven wer‐ ken terwijl de audiospeler in ge‐
bruik is en audio-afspelen wordt tijdens het gebruik van de tele‐
foon buiten werking gesteld.
Extra audioapparaat aan
Infotainmentsysteem koppelen
Koppel het audioapparaat door op
SETUP / TEXT te drukken en selec‐
teer Bluetooth-verbinding . Selecteer
een lege sleuf door aan de centrale
draaiknop te draaien en druk op de
knop om het volgende menu weer te
geven.
Selecteer Apparaat koppelen door de
draaiknop te draaien en in te drukken
en zoek vervolgens op het audio-ap‐
paraat naar Bluetooth-apparatuur in
de omgeving van het apparaat.
Selecteer My_Radio (d.w.z. de naam
van het systeem) uit de lijst op het au‐ dioapparaat en voer, indien van toe‐
passing, via het toetsenbord van hetaudioapparaat de koppelingscode in die op het displayscherm van het In‐
fotainmentsysteem staat weergege‐
ven.
Let op
Als het audioapparaat geen scherm heeft, voer dan de standaard koppe‐
lingscode op het apparaat en daarna op het Infotainmentsysteem in.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
voor deze standaard koppelings‐
code van het audioapparaat,
meestal 0000. Afhankelijk van het
apparaat moet de koppelingscode
wellicht in omgekeerde volgorde
worden ingevoerd, d.w.z. eerst op
het Infotainmentsysteem.
Als het koppelen mislukt, verschijnt
het bericht Koppelen mislukt . Herhaal
de procedure zo nodig.
Wanneer het koppelen voltooid is,
wordt een bevestigingsbericht, ge‐
volgd door de naam van het gekop‐
pelde audio-apparaat, op het display‐ scherm van het Infotainmentsysteem
getoond.Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt de batterij van het au‐ dio-apparaat sneller ontladen wan‐
neer het audio-apparaat via het in‐
fotainment-systeem wordt bediend.
Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem aangesloten.
Om een audioapparaat aan te sluiten
nadat het gekoppeld is, of om een an‐ der gekoppeld audioapparaat aan te
sluiten dan het huidige, drukt u op
SETUP / TEXT en selecteert u
Bluetooth-verbinding (of drukt u op
TEL wanneer het apparaat aangeslo‐
ten is). De apparatenlijst toont de au‐
dio-apparaten die al gekoppeld zijn.
Selecteer het gewenste apparaat uit
de lijst en bevestig door de centrale draaiknop in te drukken. Een display‐ bericht bevestigt de aansluiting.

Page 74 of 161

74Streaming audio via BluetoothAudio-apparaat ontkoppelen
Om een audio-apparaat van het Info‐
tainmentsysteem te ontkoppelen, se‐
lecteert u het gewenste apparaat in
het Bluetooth-verbinding -menu en
selecteert u vervolgens Apparaat
loskoppelen door de centrale draai‐
knop te draaien en in te drukken. Een displaybericht bevestigt de ontkoppe‐
ling.
Als het audioapparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audioapparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat ook van het Infotainmentsysteem ontkoppeld.
Extra audio-apparaat van
Infotainmentsysteem ontkoppelen
Wanneer de lijst met gekoppelde au‐
dio-apparaten vol is, kan een nieuw
apparaat alleen gekoppeld worden
wanneer een bestaand apparaat
wordt ontkoppeld.
Om te ontkoppelen, d.w.z. een audio‐
apparaat uit het systeemgeheugen te verwijderen, drukt u op
SETUP / TEXT en selecteert u
Bluetooth-verbinding . Selecteer hetgewenste audioapparaat uit de lijst,
druk op de centrale draaiknop en se‐
lecteer Verwijderen .
Bediening via Infotainmentsysteem
Bij draadloze koppeling en verbinding begint het afspelen van de audio au‐
tomatisch.
Het audioapparaat kan dan via de
functietoetsen van het Infotainment‐
systeem, draaiknoppen en display‐
menu's worden bediend.
Het bereik aan toegankelijke functies
die via het Infotainmentsysteem kun‐
nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.
De bediening van het audioapparaat, wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor de cd- speler 3 60.
NAVI 50 - Muziek afspelen via
Bluetooth
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐ bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het Infotainmentsysteem via Blue‐tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
Raadpleeg (NAVI 50) "Bluetooth-ver‐
binding" in het hoofdstuk "Telefoon"
3 138.
● Er kunnen maximaal 5 audioap‐ paraten gekoppeld en opgesla‐
gen worden in de apparatenlijst, maar er kan er maar één tegelij‐
kertijd verbonden zijn (afhanke‐
lijk van de versie kunnen maxi‐
maal 8 audioapparaten gekop‐
peld zijn).
● Als het apparaat zowel audiospe‐
ler- als telefoonfuncties heeft,
worden beide functies gekop‐
peld. Mobiele telefoon koppelen
3 136.
● De telefoonfuncties blijven wer‐ ken terwijl de audiospeler in ge‐
bruik is en audio-afspelen wordt
tijdens het gebruik van de tele‐
foon buiten werking gesteld.

Page 75 of 161

Streaming audio via Bluetooth75Extra audioapparaat aan
Infotainmentsysteem koppelen
U kunt het audioapparaat koppelen
door op 7 te drukken, gevolgd door
ÿ INSTELLINGEN op het display‐
scherm.
Selecteer Bluetooth, gevolgd door
Bluetooth-apparaat zoeken of Extern
apparaat goedkeuren .
Zoek op het audioapparaat naar
Bluetooth-apparatuur in de buurt van
het apparaat.
Selecteer de naam van het Infotain‐ mentsysteem (bijv. MEDIA-NAV) uit
de lijst op het audioapparaat en voer
dan (zo nodig) op het toetsenblok van het audioapparaat de koppelings‐
code in die op het displayscherm van
het Infotainmentsysteem staat weer‐
gegeven.
De standaard koppelingscode is
0000 . Selecteer Wachtwoord
wijzigen om deze koppelingscode te
wijzigen voordat de koppelingsproce‐
dure wordt gestart.Let op
Als het audioapparaat geen scherm
heeft, voer dan de standaard koppe‐ lingscode op het apparaat en daarna
op het Infotainmentsysteem in.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing voor deze standaard koppelings‐
code van het audioapparaat,
meestal 0000. Afhankelijk van het
apparaat moet de koppelingscode
wellicht in omgekeerde volgorde
worden ingevoerd, d.w.z. eerst op
het Infotainmentsysteem.
Herhaal zo nodig de procedure als
het koppelen mislukt.
Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt de batterij van het au‐ dio-apparaat sneller ontladen wan‐
neer het audio-apparaat via het in‐ fotainment-systeem wordt bediend.
Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem
aangesloten.U kunt het aangesloten audioappa‐ raat veranderen door op 7 te druk‐
ken, gevolgd door
ÿ INSTELLINGEN op het display‐
scherm.
Selecteer vervolgens Bluetooth en
Bluetooth-apparatenlijst bekijken . De
apparatenlijst toont de audio-appara‐
ten die al gekoppeld zijn.
Selecteer het gewenste audioappa‐
raat uit de lijst en bevestig door op
OK te drukken.
Audio-apparaat ontkoppelen
Als het audioapparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audioapparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat van het Infotainmentsysteem
ontkoppeld.
Extra audioapparaat van
Infotainmentsysteem ontkoppelen
Wanneer de lijst met gekoppelde au‐
dio-apparaten vol is, kan een nieuw
apparaat alleen gekoppeld worden
wanneer een bestaand apparaat
wordt ontkoppeld.

Page 76 of 161

76Streaming audio via BluetoothOm te ontkoppelen, d.w.z. een audio‐
apparaat uit het systeemgeheugen te verwijderen, drukt u op 7, gevolgd
door ÿINSTELLINGEN op het dis‐
playscherm.
Selecteer Bluetooth en Bluetooth-
apparatenlijst bekijken .
Selecteer het gewenste audioappa‐
raat uit de lijst en druk op ë om het
apparaat te verwijderen. Verwijder zo
nodig alle apparaten door op Opties
te drukken, gevolgd door Alles
verwijderen . Bevestig met OK.
Bediening via Infotainmentsysteem
Bij draadloze koppeling en verbinding begint het afspelen van de audio au‐tomatisch.
Het audioapparaat kan dan worden
bediend via de displayopties van het
Infotainmentsysteem.
Het bereik aan toegankelijke functies
die via het Infotainmentsysteem kun‐
nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.
De bediening van het audioapparaat,
wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor het af‐ spelen van opgeslagen audiobestan‐den via de USB-aansluiting. Raad‐
pleeg "NAVI 50 - Muziek afspelen via
USB-aansluiting" in het hoofdstuk
"USB-poort" 3 67.
NAVI 80 - Muziek afspelen via
Bluetooth
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐
bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het Infotainmentsysteem via Blue‐
tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
● Er is maximumaantal audioappa‐
raten dat gekoppeld en opgesla‐
gen kan worden in de apparaten‐
lijst, maar er kan er maar één te‐
gelijkertijd verbonden zijn.● Als het apparaat zowel audiospe‐
ler- als telefoonfuncties heeft,
worden beide functies gekop‐
peld. Mobiele telefoon koppelen
3 136.
● De telefoonfuncties blijven wer‐ ken terwijl de audiospeler in ge‐
bruik is en audio-afspelen wordt
tijdens het gebruik van de tele‐
foon buiten werking gesteld.
Extra audioapparaat aan
Infotainmentsysteem koppelen
Druk in de startpagina op MENU, ge‐
volgd door Multimedia en
Instellingen op het displayscherm.
Selecteer Media om naar het menu
Media-instellingen te gaan en selec‐
teer vervolgens de optie "Bluetooth-
verbinding configureren".
De koppelingsprocedure is vergelijk‐
baar met die van het koppelen van
een mobiele telefoon. Raadpleeg
(NAVI 80) "Bluetooth-verbinding" in
het hoofdstuk "Telefoon" 3 138.

Page 77 of 161

Streaming audio via Bluetooth77Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem
aangesloten.
U kunt de audiobron op elk moment wijzigen in de Bluetooth-modus om
bestanden van een aangesloten
Bluetooth-apparaat af te spelen.
Druk in de startpagina op MENU, ge‐
volgd door Multimedia en Media op
het displayscherm.
Druk op < (om een pop-upmenu te
openen) en selecteer Bluetooth-
verbinding om de audiobron te wijzi‐
gen in Bluetooth.
Audio-apparaat ontkoppelen
Als het audioapparaat of de Blue‐ tooth-functie op het audioapparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat van het Infotainmentsysteem
ontkoppeld.
Extra audio-apparaat van
Infotainmentsysteem ontkoppelen
Om te ontkoppelen, d.w.z. dat een
apparaat uit het systeemgeheugen
wordt verwijderd:Druk in de startpagina op MENU, ge‐
volgd door Multimedia en
Instellingen op het displayscherm.
Selecteer Media om naar het menu
Media-instellingen te gaan en selec‐
teer vervolgens de optie &#34;Bluetooth-
verbinding configureren&#34;.
De ontkoppelingsprocedure is verge‐
lijkbaar met die van het koppelen van
een mobiele telefoon. Raadpleeg
(NAVI 80) &#34;Bluetooth-verbinding&#34; in
het hoofdstuk &#34;Telefoon&#34; 3 138.
Bediening via Infotainmentsysteem Als de draadloze koppeling en ver‐
binding tot stand is gebracht, kan de audio automatisch beginnen af te
spelen.
Het audioapparaat kan dan worden
bediend via de displayopties van het
Infotainmentsysteem.
Het bereik aan toegankelijke functies
die via het Infotainmentsysteem kun‐
nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.
De bediening van het audioapparaat, wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor het af‐ spelen van opgeslagen audiobestan‐den via de USB-aansluiting. Raad‐
pleeg &#34;NAVI 80 - Muziek afspelen via
USB-aansluiting&#34; in het hoofdstuk
&#34;USB-poort&#34; 3 67.

Page 128 of 161

128StemherkenningStemherkenningAlgemene aanwijzingen.............128
Bediening navigatie ...................130
Telefoonregeling ........................130Algemene aanwijzingen
De stemherkenningsfunctie biedt u
de mogelijkheid om bepaalde functies door middel van gesproken instruc‐
ties te bedienen.
Om te voorkomen dat tijdens een ge‐
sprek in de auto onbedoeld een van
de opgeslagen contacten wordt ge‐
beld, moet u eerst de stemherken‐
ningsfunctie activeren met 5 op de
stuurkolom.
Overzicht bedieningselementen 3 7.
CD35 BT USB De stemherkenningsfunctie van het
handsfree-telefoonsysteem biedt u
de mogelijkheid om bepaalde functies van de mobiele telefoon via gespro‐
ken instructies te bedienen.
Spraaklabels kunnen voor de contac‐
ten in het autotelefoonboek worden
gemaakt, waardoor u een contact
kunt bellen zonder de naam van de
beller of het nummer handmatig te
selecteren.Wanneer de functie niet goed werkt,
zal de stemherkenningsfunctie u vra‐
gen de gewenste opdracht te herha‐
len, of speelt deze de beschikbare op‐ ties af.
NAVI 50
De stemherkenningsfunctie van het
handsfree-telefoonsysteem is be‐
schikbaar afhankelijk van de versie
en biedt u de mogelijkheid om be‐
paalde functies van een compatibele
smartphone via gesproken instructies
te bedienen.
Raadpleeg het hoofdstuk &#34;Telefoon&#34;
in dit hoofdstuk 3 130.
Om te bevestigen dat een gekop‐
pelde en aangesloten smartphone
compatibel is met de stemherken‐
ningsfunctie, drukt u op 7, gevolgd
door ÿInstelling op het display‐
scherm.
Selecteer vervolgens Bluetooth en
Bluetooth-apparatenlijst bekijken . In
de lijst staan de gekoppelde appara‐ ten en 5 verschijnt naast de naam van
de smartphone om compatibiliteit aan te geven.

Page 129 of 161

Stemherkenning129Let op
Indien dit ondersteund wordt, wordt
de taal op uw smartphone automa‐
tisch door het Infotainmentsysteem
gebruikt voor stemherkenning.
Het navigatiesysteem kan ook met
stembediening worden bediend.
Raadpleeg het hoofdstuk &#34;Bediening
navigatie&#34; in dit hoofdstuk 3 130.
Voorwaarden
Er moet aan de volgende voorwaar‐
den worden voldaan:
● De Bluetooth-functie van het In‐ fotainmentsysteem moet geacti‐
veerd zijn.
Raadpleeg &#34;Bluetooth-verbin‐ ding&#34; in het hoofdstuk &#34;Telefoon&#34;
3 138.
● De Bluetooth-functie van de Bluetooth-compatibele smart‐phone moet geactiveerd zijn en
de smartphone moet een 3G-,
4G- of wifi-verbinding hebben (zie de bedieningsinstructies van
de smartphone).● Afhankelijk van de smartphone kan het nodig zijn om het appa‐
raat op &#34;zichtbaar&#34; in te stellen
(zie de bedieningsinstructies van de smartphone).
● De smartphone moet aan/op het Infotainmentsysteem gekoppeld
en aangesloten zijn.
Help
Voor informatie en hulp bij het active‐ ren en gebruiken van stembediening
drukt u op 7, gevolgd door
ÿ Instelling en dan Bluetooth op het
displayscherm.
Selecteer Smartphone uit de lijst
(druk op S/R om in de lijst te zoeken)
en druk dan op l om hulp op te roe‐
pen.
Een serie schermen wordt weergege‐
ven die het gebruik van de stemher‐
kenningsfunctie en informatie over
het volgende uitleggen:
● in-/uitschakelen met knoppen op stuurkolom
● compatibele telefoons
● bedieningsmethoden● beschikbare functies en beschrij‐
vingen
● gebruiksvoorwaarden
NAVI 80
De stemherkenningsfunctie biedt u
de mogelijkheid om bepaalde functies door middel van gesproken instruc‐
ties te bedienen, zoals:
● Navigatie
Raadpleeg het hoofdstuk &#34;Bedie‐ ning navigatie&#34; in dit hoofdstuk
3 130.
● Telefoon
Raadpleeg het hoofdstuk &#34;Tele‐
foon&#34; in dit hoofdstuk 3 130.
● Toepassingen
Druk op 5 op de stuurkolom om
het hoofdmenu Stembediening te
openen. Geef na het geluidssig‐
naal het commando
&#34; Toepassingen &#34;, gevolgd door de
naam van de toepassing die moet worden gestart.

Page 133 of 161

Telefoon133TelefoonAlgemene aanwijzingen.............133
Verbinding .................................. 136
Bluetooth-verbinding ..................138
Noodoproep ............................... 143
Bediening ................................... 143
Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur ..................153Algemene aanwijzingen
Het handsfree-telefoonsysteem biedt
u de mogelijkheid om via de micro‐
foon en luidsprekers van de auto mo‐ biele telefoongesprekken te voeren
en met het Infotainmentsysteem de
belangrijkste functies van de mobiele
telefoon te bedienen.
Om het handsfree-telefoonsysteem
te kunnen gebruiken, moet de mo‐
biele telefoon via Bluetooth aangeslo‐
ten zijn.
Niet alle functies van het handsfree-
telefoonsysteem worden door elke mobiele telefoon ondersteund. Welke
telefoonfuncties mogelijk zijn, hangt
af van de desbetreffende mobiele te‐
lefoon en van de netwerkprovider.
Raadpleeg de bedieningsinstructies
voor uw mobiele telefoon of uw net‐
werkprovider.Belangrijke informatie voor de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Het gebruik van het handsfree-te‐
lefoonsysteem tijdens het rijden
kan gevaarlijk zijn omdat uw con‐
centratie afneemt tijdens het tele‐
foneren. Parkeer de auto voordat
u het handsfree-telefoonsysteem
gebruikt.
Volg de voorschriften van het land op waarin u rijdt.
Volg ook de speciale voorschriften die in sommige gebieden gelden
op en zet uw mobiele telefoon al‐
tijd uit als mobiel telefoneren ver‐ boden is, als de mobiele telefoon
storing veroorzaakt of als zich ge‐
vaarlijke situaties kunnen voor‐
doen.

Page 134 of 161

134Telefoon9Waarschuwing
Mobiele telefoons hebben invloed
op uw omgeving. Daarom zijn vei‐ ligheidsvoorschriften opgesteld
waarvan u zich op de hoogte moet stellen voordat u de telefoon ge‐
bruikt.
Bluetooth
Het telefoonportal is gecertificeerd
door de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificatie
vindt u op internet op http://www.blue‐
tooth.com
Telefoonbedieningselementen Bedieningselementen op het Infotain‐
mentsysteem of de stuurkolom:
● 6 TEL
- of -
● TEL
- of -
● yTELEFOON op het 7 startme‐
nuscherm (NAVI 50)
- of -
TELEFOON op het hoofdmenu‐
scherm (NAVI 80)
Druk hierop om het menu
Telefoon te openen.
Bedieningselementen op de stuurko‐
lom:
● 7, 8 : Gesprek aannemen, ge‐
sprek beëindigen/weigeren.
- of -
● MODE/OK : Gesprek aannemen,
gesprek beëindigen/weigeren,
een handeling bevestigen.
● 5: Stemherkenning activeren/
deactiveren.
Afhankelijk van het Infotainmentsys‐
teem kunnen sommige functies van
het handsfree-telefoonsysteem ook
met stemherkenning worden bediend 3 130.Bediening van displayscherm
R15 BT USB, R16 BT USB,
CD16 BT USB, CD18 BT USB -
Bediening van displayscherm
● In het display omhoog/omlaag bewegen: Draai OK.
● Handelingen bevestigen: Druk op OK .
● Handelingen annuleren (en terug
naar vorige menu): Druk op /.
CD35 BT USB - Bediening van
displayscherm
● In het display omhoog/omlaag bewegen: Draai aan de centrale
draaiknop.
● Handelingen bevestigen: Druk op de centrale draaiknop.
● Handelingen annuleren (en terug
naar vorige menu): Druk op /.
NAVI 50 - Bediening van
displayscherm
Naar het menuscherm Telefoon
gaan: druk op 7, gevolgd door
y Telefoon op het displayscherm.

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 next >