PEUGEOT 2008 2013 Instructieboekje (in Dutch)

Page 61 of 324

59
3
Comfort




Achterbank
)Schuif de desbetreffende voorstoel indiennodig naar voren.)Houd de desbetreffende veiligheidsgordel
tegen de rugleuning en maak deze vast. )Zet de hoofdsteunen in de laagste stand.
)
Zet de rugleuning 2rechtop en vergrendel deze. )
Controleer of de rode markering bij de knop 1niet meer zichtbaar is. )
Maak de veiligheidsgordel los en plaats
deze naast de rugleuning.
Let erop dat bij het terugplaatsen vande rugleuning van de achterbank deveiligheidsgordels niet klem komen te zitten.

)
Duw op de knop 1
om de rugleuning 2 te
ontgrendelen.) Klap de rugleuning 2op de zitting.



Neerklappen van de rugleuning

Te r ugplaatsen van de rugleuning

U kunt het linkerdeel (2/3) en/of het rechterdeel (1/3) van de rugleuning van de achterbank neerklappen om de bagageruimte te vergroten.
De zitting bestaat uit één deel en kan niet opgeklapt worden.

Page 62 of 324

60
Comfort








Stuurwielverstelling
)Zorg dat de auto stilstaat
en trek aan dehendel om het stuur wiel te ontgrendelen.)
Verstel het stuur wiel in hoogte en diepte
voor een optimale zithouding.) Druk de hendel goed vast om het stuur wiel
te vergrendelen.
Voer deze handelingen omveiligheidsredenen uitsluitend uit bij stilstaande auto. De hoofdsteunen hebben een
gebruiksstand (hoog) en een ingeklapte stand (laag).
De hoofdsteunen kunnen worden ver wijderd en
onderling worden uitgewisseld.
Ver wijderen van een hoofdsteun:)trek de hoofdsteun omhoog tot aan deaanslag, )druk vervolgens de pal A in.
Hoofdsteunen achter

Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijnver wijderd; de hoofdsteunen moeten zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.

Juiste zitpositie

Stel alvorens te gaan rijden uw zitpositie af in de volgende volgorde:


- de bestuurdersstoel in lengte en hoogte,

-
de hoofdsteun van de bestuurdersstoel in hoogte,

- het stuur wiel in hoogte en diepte.

Controleer vervolgens of u een goedzicht hebt op het instrumentenpaneel.

Page 63 of 324

61
3
Comfort




Spiegels
De verstelbare buitenspiegels zorgen voor het benodigde zicht naar achteren bij een
inhaalmanoeuvre o
f het parkeren van de
auto. De buitenspiegels kunnen ook worden
ingeklapt voor het parkeren in een smalle straat.

Buitenspiegels

De waargenomen objecten in de buitenspiegels lijken verder af dan ze inwerkelijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden gehouden omde afstand ten opzichte van achteropkomend verkeer goed in te schatten.



Ontwaseming - ontdooiing
Verstellen Verstellen
Handmatig verstelbare buitenspiegels
Inklappen
)
Tijdens het parkeren kunt u de spiegelshandmatig inklappen.
Uitklappen
)
Klap voordat u de motor start de spiegelsuit.









Elektrisch verstelbare
buitenspiegels
) Beweeg de hendel in de vier richtingen
om de spiegel in de gewenste stand te
verstellen.
) Zet de knop A
naar links of rechts om de
desbetreffende spiegel te selecteren. ) Duw de knop B
in de 4 richtingen om de spiegel af te stellen.)
Zet de knop A
weer in het midden. D
eze functie kunt u inschakelen door bij draaiende motor op de toets van
de achterruitverwarming te drukken
(zie paragraaf "Ontwaseming -Ontdooiing achterruit").

Page 64 of 324

62
!
Comfort
Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met behulpvan de schakelaar A, worden ze niet automatisch uitgeklapt als de auto wordt ontgrendeld. Treknogmaals de schakelaar Anaar achteren om deAbuitenspiegels uit te klappen.


Het automatisch in- en uitklappen van de buitenspiegels kan worden gedeactiveerd door het PEUGEOT-netwerk of door eengekwalificeerde werkplaats.
Klap de buitenspiegels in als u uw autoin een automatische autowasstraat laat
wassen.
Inklappen
- Automatisch: vergrendel de auto met de
afstandsbediening of de sleutel.
- Handmatig: trek bij aangezet contact deschakelaar Anaar achteren.
Uitklappen
- Automatisch: ontgrendel de auto met deafstandsbediening of de sleutel.
- Handmatig: trek bij aangezet contact deschakelaar Anaar achteren.

Automatisch dimmende binnenspiegel

Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en
automatisch over van de da
g- in de nachtstand. Verstelbare spiegel voor het zicht recht achter
de auto.
De binnenspiegel is voorzien van een nachtstand
waardoor de spiegel donkerder wordt en debestuurder minder hinder ondervindt van de zonen van koplampverlichting van achteropkomend
verkeer...





Binnenspiegel



Binnenspiegel met handbediende
dag-/nachtstand

Verstellen
)
Stel de spiegel af als deze in de dagstand staat.



Dag-/nachtstand
)
Trek aan het hendeltje om de spiegel in de
nachtstand te zetten. ) Duw het hendeltje naar voren om despiegel terug te zetten in de dagstand.




Zodra de achteruitversnelling wordtingeschakeld, wordt de spiegel in dedagstand gezet voor een maximaal zicht naar achteren.

Om veiligheidsrdenen moeten de spiegels zo zijn ingesteld dat de "dode hoek" zo klein mogelijk is.

Page 65 of 324

63
3
Comfort








Vent ilat ie


Luchtgeleiding

De lucht kan afhankelijk van de instellingen van de bestuurder via verschillende circuits worden
toegevoerd:


- rechtstreekse toevoer naar het interieur (toevoer van buitenlucht),

- toevoer via het ver warmingscircuit,

- toevoer via het circuit van deairconditioning.


Bedieningspaneel
Het systeem wordt bediend via het bedieningspaneel Avan de middenconsole.
1.Uitstroomopeningen voor het ontdooien of ontwasemen van de voorruit.
2. Uitstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de zijruiten. 3. Afsluitbare en verstelbare zijventilatieroosters.
4.Afsluitbare en verstelbare middelste
ventilatieroosters.
5.Uitstroomopeningen beenruimte
voorpassagiers.
6. Uitstroomopeningen beenruimte
achterpassagiers.
Luchtverdeling

Luchttoevoer
De lucht in het interieur, die overigens wordt gefilterd, wordt van buitenaf toegevoerd via het
luchtrooster onder de voorruit, of is lucht die in het interieur wordt gerecirculeerd.

Page 66 of 324

64
Comfort
Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht: )Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters enoverige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven. )Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient voor de regeling van de automatische airconditioning. )Zet de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aanom het systeem in per fecte staat te houden. )Controleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen periodiekver vangen. Wij raden u een gecombineerd interieurfilter aan. Dankzij het toegevoegde specialeactieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schooninterieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).)Laat de airconditioning regelmatig controleren zoals voorgeschreven in hetonderhoudsboekje, om het systeem in perfecte staat te houden.)Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT- net wer k of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor eenoptimale trekkracht van de motor.











Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning


Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan en de temperatuur in het interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.Zorg ervoor dat de aanjagersnelheidvoldoende hoog is ingesteld, zodatde lucht in het interieur goed ver verst
wordt.
Het airconditioningssysteem is chloor vrijen is niet schadelijk voor de ozonlaag.


Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat zich een klein plasje water onder de auto vormt. Dit iseen normaal verschijnsel.




Stop & Start-systeem
De ver warming en de airconditioning werken uitsluitend bij draaiende motor. Als u het thermische comfor t in de auto op het door u gewenste niveau wilt houden, kunt u tijdelijk defunctie Stop & Start uitschakelen (zie de desbetreffende rubriek).

Page 67 of 324

65
3
Comfort
1. Temperatuur regeling
) Draai de knop van blauw (koel) naar rood (warm) om de
temperatuur naar behoefte in testellen.

De airconditioning werkt alleen als de motor draait.


2. Luchtopbrengstregeling
)Draai de knop in één
van dezes
standen om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen.


Wanneer de knop van deluchtopbrengstregeling in de stand 0staat (uitschakeling van het systeem), wordt het thermische comfort niet meer geregeld.Er blijft door de rijwind echter nog wel eenkleine luchtstroom gehandhaafd.

Handbediende airconditioning
Verwarming / ventilatie

Page 68 of 324

66
Comfort
3. Luchtverdeling
Voorruit en zijruiten.

Voorruit, zijruiten en beenruimte.

Beenruimte.
Mi
ddelste ventilatieroosters enzijventilatieroosters.
D
e luchtstroom kan worden gevarieerd door de knop in een
middenstand te zetten.
De recirculatiestand dient om de luchttoevoer
af te sluiten bij stank en stofoverlast.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer vanbuitenlucht weer in om te voorkomen dat de luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en de ruiten beslaan.

4. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
)
Druk nogmaals op de toets om de toevoer
van buitenlucht weer in te schakelen. Hetcontrolelampje gaat uit.

)
Druk op de toets om de lucht in
het interieur te laten recirculeren. Het controlelampje gaat branden.


5. Airconditioning aan/uit
Het systeem stelt u in staat:


- de temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,

- in de winter bij temperaturen boven 3°C beslagen ruiten snel te ontwasemen.



Aan
)Druk op de toets "A/C"
: het lampje van de
toets gaat branden.

Uit
)Druk nogmaals op de toets "A/C": het
lampje van de toets gaat uit.
Door het uitschakelen van de airconditioning
kan hinder ontstaan (vocht, beslaan van ruiten).
De airconditioning kan tijdens alle
seizoenen effectief gebruikt worden,
mits de ruiten zijn gesloten.
De airconditioning werkt niet als de aanjagerknop 2 in de stand "0"
staat .
Om de toevoer van koele lucht te versnellen kunt u gedurende enkele ogenblikken de
recirculatie van de interieurlucht inschakelen. Schakel daarna weer over op de toevoer van buitenlucht.

Page 69 of 324

67
3
Comfort




















Automatische airconditioning met gescheiden regeling
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.


Automatische werking


1. Automatisch programma "comfort"
Er zijn drie standen waaruit de bestuurder en zijn passagier kunnen kiezen voor het
gewenste comfor t in het interieur.

Om bij koude motor de toevoer van koude lucht te beperken, wordt de ventilatie geleidelijk op het optimaleniveau gebracht.

Bij koud weer wordt de warme luchtuitsluitend naar de voorruit, de zijruitenen de beenruimte van de passagiers verdeeld.


2 - 3. Te m p e r a t u u r r egeling aan bestuurders-/passagierszijde
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.
De op het displa
y weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op de temperatuur in graden Celsius of
Fahrenheit.
)Duw de impulstoets 2of 3omlaag(blauw) om de waarde te verlagen
of omhoog (rood) om de waarde
te verhogen. Voor het beste com
promis tussen
thermisch comfor t en een laaggeluidsniveau. Voor een aan
genaam comfor t en
een zo laag mogelijk geluidsniveau,
aangezien de aanjagersnelheid
beperkt wordt.
V
oor een doeltreffende en
dynamische luchttoevoer.
)
Druk herhaaldelijk op de toets"AUTO". Het lampje gaat branden zodra de toets wordt
ingedrukt; de ingeschakelde stand verschijnt op het
display van de automatische
airconditioning.

Page 70 of 324

68
Comfort
Instelling op een waarde van ongeveer 21 biedt een optimaal comfort. Desgewenst kunt u een andere waarde instellen, die gebruikelijk tussen
18 en 24 ligt.Het is raadzaam het verschil tussen de
instellingen links en rechts niet meer dan 3 te
laten bedragen.
Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of hoger is dan de ingestelde waarde, heeft het geen zin om voor een optimaletemperatuur de ingestelde waarde tewijzigen. Het systeem compenseer tautomatisch en zo snel mogelijk het temperatuurverschil.

4. Automatisch programma"zicht"
Voor een maximale afkoeling of opwarming van het interieur kan detemperatuurregeling op een waarde lager dan 14 of hoger dan 28 worden ingesteld.)Duw de toets 2 of 3
omlaag tot "LO"wordt weergegeven of omhoog tot "HI"
wordt weergegeven.
Raadplee
g de paragraaf
"Ontwasemen - Ontdooien voor".


Het is mo
gelijk één of meer functies van de
airconditioning handmatig in te stellen, ter wijl
de overige functies automatisch worden geregeld.

Handmatig instellen
De airconditioning functioneert, als
de ruiten gesloten zijn, optimaal in elk
seizoen.

5. Airconditioning AAN/UIT

Dit systeem maakt het mogelijk om:


- in de zomer de temperatuur in het interieur
te verlagen,

- in de winter, bij temperaturen hoger dan3°C, de ruiten sneller te ontwasemen.
Inschakelen)Druk op de toets A/C
, het desbetreffende lampje gaat branden.
De airconditioning werkt niet als de regeling
voor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.
Uitschakelen)Druk de toets "A/C"
nogmaals in, het
desbetreffende lampje gaat uit.
Het uitschakelen van de airconditioning kan negatieve effecten hebben (vocht, condens).
)Druk op de toets "AUTO"
om de automatische werking van de airconditioning te hervatten.

Page:   < prev 1-10 ... 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 ... 330 next >