PEUGEOT 206 2006.5 Instructieboekje (in Dutch)

Page 121 of 182

Indelingen118 -
Bevestig het bagagenet aan de sjoro-gen op de vloer van de bagageruimte en op de achterbankleuning*.
Er zijn meerdere mogelijkheden om de hoedenplank op te bergen:
- achter de voorstoelen,- achter de achterbank, met behulp van het bagagenet,- plat in de bagageruimte.
Hoedenplank
Verwijderen van de hoedenplank:
- maak de twee koorden 1 los,- til de hoedenplank iets op en verwijder hem.
INDELING BAGAGERUIMTE
(3-/5-deurs)
* Volgens uitvoering.

Page 122 of 182

119Indelingen-
Riemen
Met behulp van een riem aan de zijkant van de bagageruimte kunnen diverse voorwerpen (bidons, verbandtrommel, ...) worden vastgezet.

Page 123 of 182

Indelingen120 -

Page 124 of 182

121Indelingen-
INDELING BAGAGERUIMTE
(206 SW)
1. Handgrepen en kledinghanger
2. Kledinghaken
Er zijn zes haken die u kunt gebruiken als kledinghanger.
3. Bevestigingspunten bagagenet voor hoge belading
Het bagagenet voor hoge belading kan achter de voorstoelen of achter de achterbank worden bevestigd.
Open de afdekplaatjes van de des-betreffende bovenste bevestigingen.
Plaats één uiteinde van de metalen staaf in een van de twee bevestigingen, druk de staaf in, plaats het andere uit-einde en laat de staaf los.
Bevestig de haken van het baga-genet achter de voorstoelen als de achterbank is neergeklapt of aan de sjorogen op de vloer.
Deze sjorogen bevinden zich lood-recht onder de desbetreffende bovenste bevestigingen.
Trek de twee riemen aan.
4. Haken
Er zijn twee haken opzij waaraan een lichte tas kan worden opgehangen.
5. 12 V-aansluiting
De 12 V-aansluiting is van het type aansteker en bevindt zich op het linker zijpaneel. Hij kan worden gebruikt als het contact in de stand accessoires (1e
stand van de sleutel) of AAN staat.
6. Opbergnetten
Er zijn twee niet-uitneembare op-bergnetten, waarin bijvoorbeeld het bagagenet of een verbanddoos kun-nen worden opgeborgen.
7. Riemen
Er zijn twee riemen waarmee diverse voorwerpen (bidons, ...) kunnen worden vastgezet.
8. Bagageafdekking
Opmerking: ontgrendel de achter-bankleuning om het plaatsen en ver-wijderen van de bagageafdekking te vereenvoudigen.
Plaatsen:
- plaats één uiteinde van het oprol-mechanisme van de bagageafdek-king in een van de twee steunen,- plaats het uiteinde aan de andere zijde door dit in te drukken,- laat het los om het te bevestigen,- rol de bagage-afdekking uit tot aan de achterklepsponning,- steek de geleiders van de bagageaf-dekking in de rails op de zijpanelen.
Verwijderen:
- verwijder de geleiders van de ba-gageafdekking uit de rails op de zij-panelen,- rol de bagageafdekking op, druk het uiteinde in en verwijder het uit de steun.
9. Sjorogen
Het bagagenet kunt u bevestigen aan de sjorogen: deze bevinden zich op de achterbankleuning en op de vloer van de bagageruimte (waarvan twee onder de mat, achterin de ba-gageruimte).
Gevarendriehoek
De achterklep is voorzien van een opbergruimte voor de gevarendrie-hoek.

Page 125 of 182

Indelingen122 -
INDELING VAN DE
BAGAGERUIMTE (206 RC)
1. Geïsoleerd opbergvak met een bandenreparatieset, de krik en het inklapbare wielblok.
2. Handgrepen met kledinghaak.
3. Uitneembare hoedenplank.
4. Sjorogen.
Het bagagenet kunt u bevestigen aan de sjorogen: deze bevinden zich op de achterbankleuning en op de zijpanelen van de bagageruimte (links en rechts).
5. Opbergplaats voor bagagenet. (voorbeeld mogelijke plaatsing)

Page 126 of 182

123Rijden-
AUTOMATISCHE
TRANSMISSIE MET
"TIPTRONIC TECHNIEK
SYSTEEM PORSCHE"
Bij de automatische transmissie met vier versnellingen kunt u kiezen uit automatische bediening, aange-vuld met de programma’s sport en sneeuw, of sequentiële bediening.
Schakelpatroon
 Kies de gewenste stand door de selectiehendel in het schakelpa-troon te verplaatsen.
De gekozen stand wordt met een pictogram in het instrumentenpa-neel aangegeven.
Park (parkeerstand): om de auto stil te zetten of te starten, met of zonder gebruik van de handrem.
Reverse (achteruitversnelling): om achteruit te rijden (schakel deze stand alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair draait).
Neutral (neutraalstand): om de motor te starten en de auto te parkeren, met gebruik van de handrem.
Laat, als bij het wegrijden per onge-luk de selectiehendel in de stand Nstaat, het motortoerental terugval-len tot stationair voordat de stand Dwordt geselecteerd om vervolgens weer gas te geven.
Drive (rijstand): om automatisch te schakelen tijdens het rijden.
Manual (sequentiële stand): om zelf te schakelen.
S: programma sport.
: programma sneeuw.
Wegrijden
Starten in de stand P en wegrijden:
Trap altijd het rempedaal in om uit de stand P te kunnen scha-kelen.
 Selecteer de stand R, D of M en laat langzaam het rempedaal los; de auto begint te rijden.
U kunt ook starten vanuit de stand N:
 Trap het rempedaal in en zet de handrem los.
 Selecteer de stand R, D of M en laat langzaam het rempedaal los; de auto begint te rijden.
Starten
 Controleer of de handrem is aangetrokken en zet de selectie-hendel in stand P of N,
 Draai het contact in de stand Starten.
LET OP
Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en de stand R, D of M is geselecteerd, zet de auto zich al in beweging, zelfs als het gaspedaal niet wordt ingedrukt.
Laat daarom geen kinderen al-leen in de auto achter als de motor draait.
Trek de handrem aan en selecteer de stand P indien er onderhouds-werkzaamheden moeten worden uit-gevoerd bij draaiende motor.

Page 127 of 182

Rijden124 -
Automatische bediening
Automatisch schakelen in de vier versnellingen:
 Selecteer de stand D in het scha-kelpatroon.
De versnellingsbak kiest voortdu-rend de meest geschikte versnelling afhankelijk van de volgende para-meters:
- het profiel van de weg,- de belading van de auto.De versnellingsbak werkt dan auto-matisch, zonder dat u zelf hoeft te schakelen.
Om de veiligheid te verbeteren scha-kelt de versnellingsbak niet naar een hogere versnelling als u het gaspe-daal plotseling loslaat.
Handmatige bediening
Handmatig schakelen in de vier versnellingen:
 Selecteer de stand M in het schakelpatroon,
 Duw de selectiehendel naar het symbool + om op te schakelen,
 Trek de selectiehendel naar het symbool - om terug te schakelen.
Er kan elk moment van de stand D(rijden in de automatische stand) naar de stand M (rijden in de handbe-diende stand) worden geschakeld.
LET OP
Zet de selectiehendel nooit in de stand N als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de stand P of R als de auto niet volledig stilstaat.
Zet de selectiehendel nooit in een andere stand om af te remmen op een glad wegdek.
Opmerkingen
Voor een maximale acceleratie zon-der de stand van de selectiehendel te wijzigen, moet het gaspedaal vol-ledig worden ingedrukt (kick down). De versnellingsbak schakelt automa-tisch terug of handhaaft de ingescha-kelde versnelling totdat de motor het maximum toerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de ver-snellingsbak automatisch terug om sterker op de motor af te remmen.
Programma’s Sport en Sneeuw
Naast het auto-adaptieve program-ma heeft u de beschikking over twee specifieke programma’s.
De gekozen stand wordt in het instru-mentenpaneel aangegeven.
Programma Sport
 Druk op de toets S als de motor is gestart.
De versnellingsbak maakt automatisch een dynamische rijstijl mogelijk.
Programma Sneeuw
Dit programma zorgt ervoor dat u gemakkelijker kunt rijden op een ondergrond met weinig grip.
 Druk op de toets  als de motor is gestart.
De versnellingsbak past zich aan voor het rijden op gladde wegen.
Opmerking: U kunt op elk moment terugkeren naar het auto-adaptatie-ve programma.
 Druk nogmaals op de toets S of om het huidige programma uit te schakelen.
Opmerkingen
Het schakelen naar een andere ver-snelling kan alleen als de snelheid van de auto en het toerental van de motor dit toestaan, anders wordt er tijdelijk overgegaan op de automati-sche bediening.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de automatische transmissie automatisch de stand M1.
De programma’s S (sport) en (sneeuw) kunnen niet worden inge-schakeld in de handbediende stand.

Page 128 of 182

125Rijden-
HANDREM
Aantrekken
Trek, als de auto volledig stilstaat, de handrem aan.
Storing
Een storing wordt aangegeven door een geluidssignaal in combinatie met de melding "Storing automatische transmissie" op het multifunctio-nele display, de aanduiding "-" en het knipperen van de pictogrammen Sport en Sneeuw op het instrumen-tenpaneel.
In dit geval werkt de versnellingsbak met een noodprogramma (blokkering in de 3e versnelling). U kunt dan een hevige schok waarnemen bij het se-lecteren van R vanuit de stand P, of R vanuit de stand N, (zonder gevaar voor de versnellingsbak).
Rijd niet harder dan 100 km/h of de ter plaatse geldende maximumsnel-heid.
Raadpleeg zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt.
Als de accu geen stroom levert en de selectiehendel in de stand P staat, is het onmogelijk om naar een andere stand te schakelen.
Forceer in geen enkel geval de
selectiehendel; dit kan schade
aan de automatische transmissie
veroorzaken.
Als dit verklikkerlampje en het verklikkerlampje STOPbranden in combinatie met een geluidssignaal (bij rij-dende auto) en de melding "Handrem aangetrokken" op het multifunctionele display, geeft dit aan dat de handrem nog (iets) is aange-trokken.
Draai bij het parkeren van de auto op een helling de wielen richting trottoir en trek de handrem aan.
De handrem mag niet worden ge-bruikt om een rijdende auto af te remmen of te laten stoppen.
Loszetten
Trek aan de hefboom, druk de knop in en duw de handrem geheel om-laag.

Page 129 of 182

125Rijden-
HANDREM
Aantrekken
Trek, als de auto volledig stilstaat, de handrem aan.
Storing
Een storing wordt aangegeven door een geluidssignaal in combinatie met de melding "Storing automatische transmissie" op het multifunctio-nele display, de aanduiding "-" en het knipperen van de pictogrammen Sport en Sneeuw op het instrumen-tenpaneel.
In dit geval werkt de versnellingsbak met een noodprogramma (blokkering in de 3e versnelling). U kunt dan een hevige schok waarnemen bij het se-lecteren van R vanuit de stand P, of R vanuit de stand N, (zonder gevaar voor de versnellingsbak).
Rijd niet harder dan 100 km/h of de ter plaatse geldende maximumsnel-heid.
Raadpleeg zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt.
Als de accu geen stroom levert en de selectiehendel in de stand P staat, is het onmogelijk om naar een andere stand te schakelen.
Forceer in geen enkel geval de
selectiehendel; dit kan schade
aan de automatische transmissie
veroorzaken.
Als dit verklikkerlampje en het verklikkerlampje STOPbranden in combinatie met een geluidssignaal (bij rij-dende auto) en de melding "Handrem aangetrokken" op het multifunctionele display, geeft dit aan dat de handrem nog (iets) is aange-trokken.
Draai bij het parkeren van de auto op een helling de wielen richting trottoir en trek de handrem aan.
De handrem mag niet worden ge-bruikt om een rijdende auto af te remmen of te laten stoppen.
Loszetten
Trek aan de hefboom, druk de knop in en duw de handrem geheel om-laag.

Page 130 of 182

Rijden126 -
SNELHEIDSBEGRENZER*
Deze snelheidsbegrenzer is van de nieuwste generatie, waarbij de inge-stelde snelheid wordt weergegeven op een display op het instrumenten-paneel.
Met dit systeem kan de bestuurder een maximumsnelheid instellen, zo-dat deze niet wordt overschreden. Als de maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaal geen effect.
De begrenzer werkt met een inge-stelde snelheid vanaf 30 km/h en blijft ook bij bediening van het rem- of koppelingspedaal geactiveerd.
Het systeem kan worden bediend:
- bij stilstaande auto, met draai-ende motor,of
- tijdens het rijden.
Op dat moment gaat ook het verklikkerlampje op het in-strumentenpaneel branden.
Weergave op het instrumentenpaneel
Druk, als de snelheidsbegrenzer is geactiveerd, op deze knop om de ki-lometerteller/dagteller weer te geven.
Na enkele seconden, of door nog-maals op de knop te drukken, keert het display terug naar de weergave van de snelheidsbegrenzer.
Selecteren van de functie
 Draai de knop 1 in de stand LIMIT. De begrenzer is dan nog niet ac-tief. Het display geeft het volgende weer.
Instellen van een snelheid
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de begrenzer in te schakelen.
Als de toets 2 of 3 of of kort wordt inge-drukt, wordt de ingestelde snelheid met 1 km/h verlaagd of verhoogd.
Druk lang op de toets om de ingestel-de snelheid met 5 km/h te verlagen of verhogen.
Houd de toets ingedrukt om de inge-stelde snelheid in stappen van 5 km/h te verlagen of verhogen.
Inschakelen/uitschakelen van de begrenzer
Druk op de toets 4 om de begren-zer in te schakelen. Druk nogmaals op de toets om de begrenzer uit te schakelen.
Als de begrenzer is ingeschakeld, ver-schijnt op het display (bijv. bij 110 km/h):
* Volgens land van bestemming.

Page:   < prev 1-10 ... 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 ... 190 next >