Peugeot 206 SW 2003 Handleiding (in Dutch)

Page 131 of 168

26-05-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE
124
NIVEAUS CONTROLEREN Motorolieniveau Regelmatig controleren en tus- sen twee verversingen eventu-eel olie bijvullen. (Maximum olie-verbruik: 0,5 liter per 1 000 km.)
De controle dient bij koude motoren horizontaal geplaatste wagente geschieden, met behulp van deolieniveaumeter in het instrumen-tenpaneel of de oliepeilstok.
Oliepeilstok
2 merktekens op de peilstok: A=maxi.
Het oliepeil mag nooit boven dit merkteken uitkomen.
B=mini.
Voor het behoud van debedrijfszekerheid van demotoren en de emissie-regelsystemen mogen ingeen geval additievenaan de motorolie wor-den toegevoegd.
Olie verversen
Volgens de aanwijzingen in de "PEUGEOT ONDERHOUDSCON-TROLES" .
Opmerking: Vermijd langdurig huid-
contact met afgewerkte olie. Keuze van de viscositeitgraad De olie dient in ieder geval aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen tevoldoen. Niveau remvloeistof:
Ð Het niveau dient steeds tussen de
merktekens DANGER en MAXI van het reservoir te staan.
Ð Raadpleeg bij een sterke daling van het vloeistofniveau onmiddel-
lijk uw PEUGEOT-servicepunt.
Vervangen:
Ð De vloeistof dient volgens de voor- geschreven intervallen te worden ververst.
Ð Gebruik remvloeistof die door de constructeur wordt aanbevolen enaan de DOT4-normen voldoet.
Opmerking: Remvloeistof is een
erg bijtend middel. Vermijd elk con-tact met de huid. Koelvloeistofniveau Gebruik uitsluitend door de construc- teur aanbevolen koelvloeistof.
Als de motor warm is, wordt de tempe-ratuur van de koelvloeistof geregeld
door de koelventilator. Wacht voorwerkzaamheden aan het koelsysteemtenminste 1 uur nadat de motorgedraaid heeft, omdat de koelventilatornog kan (gaan) werken als de sleuteluit het contactslot is verwijderd en hetkoelsysteem onder druk staat.
Draai de dop eerst 2 omwentelingenlos om de druk te laten dalen en tevoorkomen dat de hete koelvloeistof
uit het koelsysteem spuit. Trek, alsde druk eenmaal gedaald is, de doplos en vul het systeem bij. Opmerking: De koelvloeistof
behoeft niet te worden ververst. Afgewerkte producten Gooi geen afgewerkte olie, rem- vloeistof of koelvloeistof in het riool,in het water of op de grond. Vloeistofniveau stuurbekrachtiging  Open het reservoir bij koude motor (omgevingstemperatuur),het vloeistofniveau dient bovenhet MINI en dichtbij het MAXImerkteken te staan.
Vloeistofniveau ruiten- en koplampsproeiers* Gebruik voor een optimale reiniging en voor uw eigen veiligheid uitslui-
tend door PEUGEOT aanbevolenproducten.
* Volgens land van bestemming

Page 132 of 168

26-05-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE125
CONTROLES Accu Laat uw accu voor de winter door een
PEUGEOT-servicepunt controleren. Luchtfilter en interieurfilter Laat de filters periodiek vervangen. Als de omgeving daartoe aanlei-ding geeft, moeten de filters tweekeer zo vaak worden vervangen. Remblokken De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooralbij stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan het noodzakelijk blij-
ken om de remblokken vaker, tus-
sen twee onderhoudscontroles door,te laten controleren. Handrem Als de handrem een te grote slag heeft of als het systeem mindergoed werkt, moet de handrem, zelfstussen twee onderhoudscontrolesworden afgesteld. Laat het systeem controleren door
een PEUGEOT-servicepunt. Handgeschakeldeversnellingsbak Niet verversen. Controleer het niveau volgens het onderhouds-
schema van de constructeur. Automatische transmissie Niet verversen. Laat het niveau
door een PEUGEOT-servicepuntvolgens het onderhoudsschemavan de constructeur controleren. Oliefilter
Vervang het oliefilterelement regel- matig, volgens het onderhouds-schema.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT aanbevolenproducten. Om de werking van
belangrijke organen als de stuurbekrachtiging en het rem-systeem te optimaliseren,selecteert en biedt PEUGEOTspecifieke producten aan.
BRANDSTOFTANK LEEG (DIESEL) In het geval van een lege brandstof- tank is het noodzakelijk het brand-stofsysteem te ontluchten: 1,4 liter HDI-motor
Ð Vul de brandstoftank met mini- maal vijf liter diesel,
Ð Bedien de handpomp van de ontluchting tot u brandstof in de transparante slang onder demotorkap ziet komen,
Ð Houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat.

Page 133 of 168

26-05-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE125
CONTROLES Accu Laat uw accu voor de winter door een
PEUGEOT-servicepunt controleren. Luchtfilter en interieurfilter Laat de filters periodiek vervangen. Als de omgeving daartoe aanlei-ding geeft, moeten de filters tweekeer zo vaak worden vervangen. Remblokken De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooralbij stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan het noodzakelijk blij-
ken om de remblokken vaker, tus-
sen twee onderhoudscontroles door,te laten controleren. Handrem Als de handrem een te grote slag heeft of als het systeem mindergoed werkt, moet de handrem, zelfstussen twee onderhoudscontrolesworden afgesteld. Laat het systeem controleren door
een PEUGEOT-servicepunt. Handgeschakeldeversnellingsbak Niet verversen. Controleer het niveau volgens het onderhouds-
schema van de constructeur. Automatische transmissie Niet verversen. Laat het niveau
door een PEUGEOT-servicepuntvolgens het onderhoudsschemavan de constructeur controleren. Oliefilter
Vervang het oliefilterelement regel- matig, volgens het onderhouds-schema.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT aanbevolenproducten. Om de werking van
belangrijke organen als de stuurbekrachtiging en het rem-systeem te optimaliseren,selecteert en biedt PEUGEOTspecifieke producten aan.
BRANDSTOFTANK LEEG (DIESEL) In het geval van een lege brandstof- tank is het noodzakelijk het brand-stofsysteem te ontluchten: 1,4 liter HDI-motor
Ð Vul de brandstoftank met mini- maal vijf liter diesel,
Ð Bedien de handpomp van de ontluchting tot u brandstof in de transparante slang onder demotorkap ziet komen,
Ð Houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat.

Page 134 of 168

26-05-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE
126
WIEL VERWISSELEN (3-/5-deurs) Parkeren van de auto
Ð Zet de auto, voor zover mogelijk,
op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
Ð Trek de handrem aan, schakel de eerste versnelling of de achteruit
in (stand P bij een automatischetransmissie).
Toegang tot het reservewiel ende krik Het reservewiel bevindt zich in een metalen houder onder debagageruimte.
Ð Neem de wielsleutel 1 uit het
rechter zijpaneel van de baga- geruimte . Ð Draai de bout van de reservewielhouder
aan de binnenzijde onder de vloer-
bedekking met de wielsleutel 1los.
Ð Til de reservewielhouder iets op, duw de haak naar achteren en laat de reser- vewielhouder zakken.
Ð Neem de doos met de krik 2uit het reservewiel.
Wiel demonteren
Ð Blokkeer het wiel aan de achterzijde kruislings tegenover het te verwisselen wiel met de doos van de krik.
Ð Verwijder de wieldop door de wielsleutel in de opening voor het ventiel te steken en de wieldop los te trekken.
Ð Draai de wielbouten iets los.
Ð Plaats de krik in ŽŽn van de 4 daarvoor bestemde kriksteunen Ebij het te ver-
wisselen wiel onder de auto. Controleer of het uiteinde van de krik over het gehele oppervlak steunt op de grond.
Ð Krik de auto op, draai de wielbouten geheel los en verwijder het wiel.

Page 135 of 168

26-05-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE
128
Wiel monteren
Ð Breng het wiel aan en draai de wielbouten met de sleutel enigszins vast.
Ð Laat de krik zakken en verwijder deze dan.
Ð Draai de wielbouten met de sleutel vast.
Ð Plaats de wieldop (behalve bij een noodreservewiel), begin bij de openingvoor het ventiel en druk de wieldop rondom met de hand vast.
Opmerking: Als de auto is uitgerust met een wielslot, bestaat de sierkap van de anti-diefstalbout uit twee delen.
Reservewiel in reservewielhouder plaatsen
Ð Plaats de doos met de krik weer in het reservewiel.
Ð Klem het vulstuk 3alleen op een noodreservewiel.
Ð Plaats het wiel in de reservewielhouder en richt het vulstuk 3in de lengte-
richting van de auto, met de opening naar voren zoals in de bovenstaande afbeelding is aangegeven (uitsluitend bij een noodreservewiel).
Ð Til het wiel met de houder omhoog en plaats de haak.
Ð Vergeet niet de bout van de reservewielhouder geheel aan te draaien.
Ð Berg de wielsleutel op.
Verwissel een wiel uit veiligheidsoverwegingenalleen:
Ð op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
Ð met aangetrokken handrem.
Ðde 1 e
versnelling of de achteruit
is ingeschakeld.
Ð blokkeer de auto met de doos van de krik.
Ð ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt, (gebruik bokken).
Na het verwisselen van het wiel
Ð Laat zo snel mogelijk het aan- haalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van het
reservewiel door een PEUGEOT-servicepunt controleren.
Ð Laat de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en verwisselhem met het reservewiel.
Ð Het noodreservewiel met een 115/70R15-band mag slechts
tijdelijk worden gebruikt:
Ð Bandenspanning: 4,2 bar.
ÐMaximumsnelheid: 80 km/h.

Page 136 of 168

26-05-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE
130
BIJZONDERHEDEN
LICHTMETALEN VELGEN Sierdoppen De bouten van de lichtmetalen vel- gen zijn afgedekt met verchroomdedoppen.
Verwijder deze met de gele sleutel 4
alvorens de bouten los te draaien.De sleutel 4bevindt zich:
Ð bij de 3-/5-deurs en 206 RC in het rechter zijpaneel van de bagage- ruimte.
Ð bij de 206 SW in de doos van de krik. Plaatsen van het reservewiel Indien uw auto is voorzien van een reservewiel met stalen velg is hetnormaal
dat bij het monteren de rin-
gen van de bouten de velg niet
raken. Als de bouten volledig zijnaangedraaid zorgt het conischedraagvlak van de bouten voor debevestiging van het reservewiel. Montage van winterbanden Indien u uw auto voorziet van winter- banden met stalen velgen, is hetnoodzakelijk speciale bouten te
gebruiken die verkrijgbaar zijn bij uw
PEUGEOT-servicepunt. Antidiefstalbouten* Als de velgen zijn voorzien van anti- diefstalbouten (ŽŽn per wiel), dient ueerst met behulp van het gereed-schap
4de chromen dop en vervol-
gens de plastic huls te verwijderenalvorens de bout los te draaien metbehulp van een van de dopsleutels(die u tijdens het afleveren van deauto zijn overhandigd, gelijktijdigmet de extra sleutel en de code-kaart) en de wielsleutel 1.
Opmerking: Noteer de op de dop-
sleutel gegraveerde code nauwkeu-rig. Met deze code kunt u bij uw
PEUGEOT-servicepunt een nieuwedopsleutel verkrijgen.
* Volgens uitvoering en land van bestemming.

Page 137 of 168

26-05-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE127
WIEL VERWISSELEN (206 SW) Parkeren van de auto
Ð Zet de auto, voor zover mogelijk,
op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
Ð Trek de handrem aan, schakel de eerste versnelling of de achteruit
in (stand P bij een automatischetransmissie).
Toegang tot het reservewiel ende krik Het reservewiel bevindt zich in een metalen houder onder debagageruimte.
Ð Neem de wielsleutel 1uit het
rechter zijpaneel van de baga- geruimte. Ð Draai de bout van de reservewielhouder aan de binnenzijde onder de vloer-
bedekking met de wielsleutel 1los.
Ð Til de reservewielhouder iets op, duw de haak naar achteren en laat de reser- vewielhouder zakken.
Ð Neem de doos met de krik 2uit het reservewiel.
Wiel demonteren
Ð Blokkeer het wiel aan de achterzijde kruislings tegenover het te verwisselen wiel met de doos van de krik.
Ð Verwijder de wieldop door de wielsleutel in de opening voor het ventiel te ste- ken en de wieldop los te trekken.
Ð Draai de wielbouten iets los.
Ð Plaats de krik in ŽŽn van de 4 daarvoor bestemde kriksteunen Ebij het te
verwisselen wiel onder de auto. Controleer of het uiteinde van de krik over het gehele oppervlak steunt op de grond.
Ð Krik de auto op, draai de wielbouten geheel los en verwijder het wiel.

Page 138 of 168

26-05-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE
128
Wiel monteren
Ð Breng het wiel aan en draai de wielbouten met de sleutel enigszins vast.
Ð Laat de krik zakken en verwijder deze dan.
Ð Draai de wielbouten met de sleutel vast.
Ð Plaats de wieldop (behalve bij een noodreservewiel), begin bij de openingvoor het ventiel en druk de wieldop rondom met de hand vast.
Opmerking: Als de auto is uitgerust met een wielslot, bestaat de sierkap van de anti-diefstalbout uit twee delen.
Reservewiel in reservewielhouder plaatsen
Ð Plaats de doos met de krik weer in het reservewiel.
Ð Klem het vulstuk 3alleen op een noodreservewiel.
Ð Plaats het wiel in de reservewielhouder en richt het vulstuk 3in de lengte-
richting van de auto, met de opening naar voren zoals in de bovenstaande afbeelding is aangegeven (uitsluitend bij een noodreservewiel).
Ð Til het wiel met de houder omhoog en plaats de haak.
Ð Vergeet niet de bout van de reservewielhouder geheel aan te draaien.
Ð Berg de wielsleutel op.
Verwissel een wiel uit veiligheidsoverwegingenalleen:
Ð op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
Ð met aangetrokken handrem.
Ðde 1 e
versnelling of de achteruit
is ingeschakeld.
Ð blokkeer de auto met de doos van de krik.
Ð ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt, (gebruik bokken).
Na het verwisselen van het wiel
Ð Laat zo snel mogelijk het aan- haalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van het
reservewiel door een PEUGEOT-servicepunt controleren.
Ð Laat de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en verwisselhem met het reservewiel.
Ð Het noodreservewiel met een 115/70R15-band mag slechts
tijdelijk worden gebruikt:
Ð Bandenspanning: 4,2 bar.
ÐMaximumsnelheid: 80 km/h.

Page 139 of 168

26-05-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE
130
BIJZONDERHEDEN
LICHTMETALEN VELGEN Sierdoppen De bouten van de lichtmetalen vel- gen zijn afgedekt met verchroomdedoppen.
Verwijder deze met de gele sleutel 4
alvorens de bouten los te draaien.De sleutel 4bevindt zich:
Ð bij de 3-/5-deurs en 206 RC in het rechter zijpaneel van de bagage- ruimte.
Ð bij de 206 SW in de doos van de krik. Plaatsen van het reservewiel Indien uw auto is voorzien van een reservewiel met stalen velg is hetnormaal
dat bij het monteren de rin-
gen van de bouten de velg niet
raken. Als de bouten volledig zijnaangedraaid zorgt het conischedraagvlak van de bouten voor debevestiging van het reservewiel. Montage van winterbanden Indien u uw auto voorziet van winter- banden met stalen velgen, is hetnoodzakelijk speciale bouten te
gebruiken die verkrijgbaar zijn bij uw
PEUGEOT-servicepunt. Antidiefstalbouten* Als de velgen zijn voorzien van anti- diefstalbouten (ŽŽn per wiel), dient ueerst met behulp van het gereed-schap
4de chromen dop en vervol-
gens de plastic huls te verwijderenalvorens de bout los te draaien metbehulp van een van de dopsleutels(die u tijdens het afleveren van deauto zijn overhandigd, gelijktijdigmet de extra sleutel en de code-kaart) en de wielsleutel 1.
Opmerking: Noteer de op de dop-
sleutel gegraveerde code nauwkeu-rig. Met deze code kunt u bij uw
PEUGEOT-servicepunt een nieuwedopsleutel verkrijgen.
* Volgens uitvoering en land van bestemming.

Page 140 of 168

26-05-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE129
WIEL VERWISSELEN Gereedschap Ð De krik en het wielblok bevinden zich in de hoes 2die met twee rie-
men aan aan de linkerzijde vande bagageruimte is bevestigd.
Ð De wielsleutel en het gereed- schap om sierdoppen te verwijde-ren zijn op het rechter zijpaneelvan de bagageruimte bevestigd.
Procedure wiel verwisselen De wielen van uw 206 RC zijn voor- zien van slotbouten. Het verwisselen van een wiel gaat volgens dezelfde procedure als bijde 3-/5-deurs.
Zie de desbetreffende hoofdstukken.
LEKKE BAND (206 RC*) Deze uitvoering heeft geen reserve- wiel, in plaats daarvan zijn in hetge•soleerde opbergvak
1, dat met
een riem aan de linkerzijde van debagageruimte is bevestigd, 2 spuit-bussen aangebracht voor het tijde-lijk repareren van de band. Gebruik van spuitbus bandenreparatie (Lees ook de instructies op de spuitbus).  Verwijder de oorzaak van de lekke band voor zover mogelijk.
 Draai het wiel tot het ventiel op"tien v——r" of "tien over" staat.
Schud de spuitbus goed voor
gebruik. Verwarm de spuitbusenkele minuten met uw handenals het erg koud is.
 Houd met de ene hand het ven-tiel vast.
 Druk met de andere hand despuitbus recht en stevig op hetventiel.
 Houd de spuitbus 1 minuut ste-vig op het ventiel gedrukt en rijddan zonder uitstel rustignaar de
dichtstbijzijnde garage.
*
In de loop van het jaar, volgens landvan bestemming.
De spuitbussen dienen slechts voor tijdelijkereparatie (maximum snel-heid 80 km/h).
Na gebruik van de spuitbussenmoet de band vervangen worden.De spuitbussen staan onder druk,stel ze daarom niet bloot aan tem-peraturen boven 50 ¡C. Bewaar de spuitbussen in het ge•- soleerde opbergvak.

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 170 next >