service Peugeot 206 SW 2003 Handleiding (in Dutch)
Page 18 of 168
26-05-2003
BIJZONDERHEDEN Bepaalde belangrijke onderdelen van uw auto vragen speciale aandacht. De remvloeistof dient elke 60.000 km of elke 2 jaar vervangen te worden.
Het interieurfilter dient bij elk bezoek aan het PEUGEOT-servicepunt (tussentijdse controles en onderhoudscontroles)
gecontroleerd te worden.De distributieriem : raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt.
PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES 19
Bijzondere gebruiksomstandigheden Bij gebruik onder bepaalde, bijzonder zware omstandigheden:
Ð Overwegend huis-aan-huisbestellingen.
Ð Overwegend stadsverkeer (b.v. taxi).
Ð Korte ritten bij lage temperatuur.
Of bij langdurig gebruik onder de volgende omstandigheden: Ð In warme streken met temperaturen regelmatig hoger dan +30 ¡C.Ð In koude streken met temperaturen regelmatig lager dan Ð15 ¡C.
Ð In stoffige gebieden.
Ð In landen waar smeermiddelen of brandstoffen niet overeenkomen met onze aanbevelingen.
Onder dergelijke omstandigheden is het noodzakelijk om in het kader van het onderhoudsschema voor "Bijzondere omstandigheden":
Ð de intervallen te verkorten: ¥ Elke 15 000 km of elk jaar voor de benzinemotor van de 206 RC. ¥ Elke 20.000 km of elk jaar voor benzinemotoren (3/5-deurs en 206 SW).¥ Elke 15.000 km of elk jaar voor dieselmotoren met directe inspuiting.¥ Elke 10.000 km of elk jaar voor dieselmotoren met indirecte inspuiting.
Ð specifieke werkzaamheden te laten uitvoeren: ¥ Elke 15.000 km: vervangen van het luchtfilter (206 RC).
Page 20 of 168
26-05-2003
Op 0 zetten van de onderhoudsintervalindicator Uw PEUGEOT-servicepunt zet de onderhoudsintervalindicator na elkeonderhoudscontrole weer op 0. Als u zelf de onderhoudscontrole heeft uitgevoerd, kan de onderhoudsinterval-indicator op de volgende wijze op 0 wor-den gezet:Ð zet het contact af,
Ð druk op knop 1en houd deze inge-
drukt,
Ð zet het contact aan.
De kilometerteller begint 10 seconden terug te tellen,
Ð houd knop 1gedurende 10 seconden
ingedrukt.
De teller geeft [= 0]aan en het lampje
gaat uit.
PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES 21
Page 26 of 168
26-05-2003
PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES
26
DE PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES TYPE A EN C EN DE TUSSENTIJDSE CONTROLES
Type
Werkzaamheden Omschrijving van de werkzaamhedenGarantiecontroleA C Tussentijds
VERVERSEN- Motorolie verversen. - Brandstoffilter aftappen (alleen diesel). - Oliefilter. - Brandstoffilter* (alleen benzine). VERVANGEN- Brandstoffilterelement (alleen diesel). - Luchtfilterelement. - Bougies (alleen benzine). - Motorolie (controleren + bijvullen). - Olie handgeschakelde versnellingsbak (controleren + bijvullen). - Niveau elektrolyt in accu (controleren + bijvullen) indien niet onderhoudsvrij. NIVEAU- Ruitensproeiervloeistof (controleren + bijvullen). - Koelvloeistof (controleren + bijvullen). - Remvloeistof (controleren + bijvullen). - Stuurbekrachtigingsvloeistof (controleren + bijvullen, volgens uitvoering). - Werking verlichting en signalering. - Staat van ruiten, koplampreflectoren, lampglazen en spiegels. - Claxon. - Ruitensproeiers. - Staat van ruitenwisserbladen. - Staat en spanning van aandrijfriemen. - Werking van handrem. - Afdichting en staat van hydraulische circuits (slangen en carters). CONTROLE- Staat van rubber stofhoezen. - Remblokken. - Staat en speling van wiellagers, spoorstangen, kogels, silent blocs. - Afdichting van schokdempers. - Slijtage van remvoeringen achter. - Staat en spanning van banden (incl. reservewiel). - Emissieregeling, volgens wettelijke voorschriften (alleen benzine). - Rookgastest (alleen diesel). - Interieurfilter (volgens uitvoering). - Visuele controle van de gehele auto door een PEUGEOT-monteur.
SERVICE*- Huurauto (indien overeengekomen).
PROEFRIT
: Alle rijomstandigheden : Bijzondere rijomstandigheden * Volgens land van bestemming.
Page 28 of 168
26-05-2003
Voorschriften voor aanbevolen smeermiddelen De olie in de voorgaande tabel voldoet voor de meeste gebruiksomstandig-heden. Het hiernaast afgebeelde schema geeft een overzicht van de meestgeschikte viscositeit bij een bepaalde
temperatuur. Het is ook mogelijk om synthetische "superkwaliteit" motorolie te gebruiken. Indien het gebruik van semi-syntheti- sche of synthetische oli‘n niet moge-lijk is, mogen oli‘n van de kwaliteitAPI SH/SJ (voor benzinemotoren) ofCD/CF (voor dieselmotoren) gebruiktworden, waarbij dan wel het onder-houdsschema voor "Bijzonderegebruiksomstandigheden" dient teworden aangehouden.
Aarzel niet om een PEUGEOT-service- puntadvies te vragen om het rijcom-
fort van uw auto te behouden en deonderhoudskosten zo laag mogelijk tehouden. Neem contact op met de lokale ver-
tegenwoordiger van Automobiles
PEUGEOT in landen buiten Europa.
PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES
28
Andere aanbevolen produkten
Remvloeistof PEUGEOT DOT4 Koelvloeistof
PROCOR TM108/GLYSANTIN G33 of REVKOGEL 2000
VERPLICHT
Vorstbescherming Ð35 ¡C
VERPLICHT VERPLICHT
Handgeschakelde ESSO GEAR OIL BV
TOTAL TRANSMISSION BVversnellingsbak 75W80 Ond. nr. 9736.41 75W80
VERPLICHT
Automatische ATF 4HP20-AL4
transmissie Ond. nr. 9736.22
Stuurbekrachtiging ESSO ATF D TOTAL FLUIDE AT42 Ond. nr. 9730.94
Page 32 of 168
26-05-2003
CONTROLES TIJDENS HET RIJDEN
32
Verklikkerlampje handrem, te laagremvloeistofniveau enstoring elektronische
remdrukregelaar (REF) Gekoppeld aan het verklikkerlampje
verplicht stoppen (STOP). Wijst op:
Ð een (iets) aangetrokken handrem.
Ð een te laag remvloeistofniveau (als het lampje ook bij losse handrem blijft branden).
Ð een storing in de elektronische remdrukregelaar (REF), als hetverklikkerlampje brandt in combi-natie met het verklikkerlampjeABS.
Stop onmiddellijk.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Een verklikkerlampje dat constant blijft branden of bij draaiende motorknippert, is een teken dat het desbe-treffende onderdeel of systeem nietgoed werkt. Sommige verklikkerlam-pjes kunnen branden in combinatiemet een geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele display.Negeer een dergelijke waarschuwingniet, maar raadpleeg zo snel mogelijk
een PEUGEOT-servicepunt. Stop onmiddellijk indien tijdens het rij- den het verklikkerlampje verplicht stop-
pen (STOP) gaat branden, maar zorgervoor dat u uw auto op een zo veiligmogelijke plaats tot stilstand brengt.
Verklikkerlampje antiblokkeersysteem(ABS)
Dit lampje gaat elke keer dat het con- tact wordt aangezet gedurende
3 seconden branden. Als het lampje bij een snelheid van meer dan 12 km/h blijft branden ofgaat branden, wijst dit op een storingin het antiblokkeersysteem. De normale remwerking met rembe- krachtiging blijft echter behouden. Het lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en de mel-ding "Storing ABS" op het multi-
functionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Verklikkerlampje koelvloeistoftemperatuuren -niveau
Gekoppeld aan het verklikkerlampje
verplicht stoppen (STOP). Stop onmiddellijk.
Wacht tot de motor is afgekoeld alvo- rens koelvloeistof bij te vullen. Het koelcircuit staat onder druk.Draai de dop eerst 2 slagen los om de druk te laten dalen en te voorko-
men dat de koelvloeistof uit hetkoelsysteem spuit .
Trek, als de druk eenmaal gedaald is,de dop los en vul het systeem bij.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Verklikkerlampje verplicht stoppen
(STOP)
Gekoppeld aan het verklikkerlampjemotoroliedruk, koelvloeistoftempera-
tuur, koelvloeistofniveau, handrem,remvloeistofniveau en storing elek-
tronische remdrukregelaar. Stop als het lampje bij draaiende motor knippert onmiddellijk.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje motoroliedruk en -temperatuur
Gekoppeld aan het verklikkerlampje
verplicht stoppen (STOP). Stop onmiddellijk.Wijst op hetzij:
Ð te lage oliedruk.
Ð te weinig olie in het smeersysteem. Vul indien nodig olie bij.
Ð een te hoge temperatuur van de motorolie. Het verklikkerlampje brandt in combinatie met eengeluidssignaal. Matig uw snelheidom de motorolietemperatuur telaten dalen.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Page 33 of 168
26-05-2003
CONTROLES TIJDENS HET RIJDEN33
Verklikkerlampje veiligheidsgordels*
Dit lampje gaat branden als, bij inge- schakeld contact, de bestuurder zijn vei-ligheidsgordel niet heeft vastgemaakt.
Verklikkerlampje airbags v——r en zij-airbags
Het lampje gaat bij het aanzetten van het contact branden en gaat na enke-le seconden uit. Als het lampje bij draaiende motor gaat branden in combinatie met eengeluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display, wijst dit opeen storing in het airbagsysteem.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Verklikkerlampje laden van de accu
Wijst op:
Ð een storing in het laadcircuit.
Ð loszittende aansluitingen van de accu of de startmotor.
Ð een gebroken of te slappe dyna- moriem.
Ð een defecte dynamo.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje zelfdiagnose motor
Gaat bij het aanzetten van het con- tact branden. Als het lampje bij draaiende motor gaat branden, wijst dit op een defectin het injectie-/ontstekingssysteem ofin de emissieregeling. De katalysatorkan dan beschadigd raken (alleenbenzinemotor).
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Verklikkerlampje elektronisch stabiliteitsprogramma(ESP/ASR)
Dit lampje blijft elke keer dat het con-tact wordt aangezet enkele secondenbranden.
Raadpleeg een PEUGEOT-service- punt als tijdens het rijden het verklik-kerlampje op de schakelaar ESP/ASRknippert en vervolgens blijft branden ofals het lampje tijdens het rijden gaatbranden. Het verklikkerlampje gaat knipperen als het systeem in werking treedt. Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat het lampje branden.
* Volgens land van bestemming.
Verklikkerlampje water in brandstoffilter (diesel)*
Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt. Er bestaat kans op schade aan het inspuitsysteem. Verklikkerlampje uitschakeling airbagpassagier*
Het lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en de mel-ding "Airbag passagier uitgescha-
keld" op het multifunctionele display.
Als de airbag aan passagierszijdeuitgeschakeld is, gaat het verklikker-lampje branden als het contact wordtaangezet, waarna het blijft branden. Raadpleeg in alle gevallen dat het lam-
pje knippert uw PEUGEOT-servicepunt.
Verklikkerlampjebrandstofreserve
Op het moment dat dit lampje gaat bran-den bedraagt de actieradius nog mini-
maal 50 km (tankinhoud: ca. 50 liter). Voorgloeien (diesel)
Wacht met het starten van de motortot dit lampje uit is. Als de temperatuur al hoog genoeg is gaat het lampje gedurende minderdan 1 seconde branden en kunt u demotor direct starten.
Page 34 of 168
26-05-2003
CONTROLES TIJDENS HET RIJDEN
34
Temperatuurmeter motorolie Bij draaiende motor geeft de meter de temperatuur van de motorolieaan:
Ð Wijzer in zone C, de olietempera-
tuur is in orde.
Ð Wijzer in zone D, de olietempera-
tuur is te hoog. Verminder uw snel- heid om de olietemperatuur telaten dalen.
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Ð Wijzer in zone (A):temperatuur is
in orde.
Ð Als de wijzer in zone (B)staat, is
de temperatuur te hoog. Het ver- klikkerlampje verplicht stoppen
(STOP) knippert.
Stop onmiddellijk.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Page 35 of 168
26-05-2003
Display op het instrumentenpaneel Dit heeft na het aanzetten van het contact, 3 verschillende functies:
Ð onderhoudsintervalindicator (zie het desbetreffende hoofdstuk),
Ð motorolieniveaumeter,Ð kilometerteller (totale kilometerstand of dagteller).Opmerking: De totale kilometerstand of de dagteller wordt gedurende dertig seconden na het uitzetten van het contact, bij
het openen van het bestuurdersportier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto weergegeven. Motorolieniveaumeter Bij het aanzetten van het contact, wordt de onderhoudsintervalindicator enkele seconden weergegeven en vervolgens gedu- rende ongeveer 10 seconden het motorolieniveau.
Maximum olieniveau
Controleer als de zes blokjes knipperen het olieniveau met de peilstok. Te veel olie kan leiden tot motorschade. Als inderdaad blijkt dat het oliepeil te hoog is, neem dan zo spoedig mogelijk contact op met een
PEUGEOT-servicepunt.
Te weinig olie Als de zes streepjes knipperen en de melding "min" wordt weergegeven, geeft dit aan dat het olieniveau te laag is, waardoor motorschade kan ontstaan. Controleer het olieniveau met de peilstok en vul zonodig olie bij.
Defecte motorolieniveaumeter Als de zes streepjes knipperen, geeft dit een defect aan de motorolieniveaumeter aan.Er bestaat grote kans op ernstige motorschade.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
CONTROLES TIJDENS HET RIJDEN 35
Controle van het olieniveau met de peilstok is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 10 minuten niet heeft gedraaid.
Page 72 of 168
26-05-2003
UW 206 IN DETAIL71
3. Luchtverdeling
Luchtstroom naar voorruit en zijruiten (ontwasemen-ontdooien).
Ga voor het snel ontwasemen vande voorruit en de zijruiten als volgtte werk:
Ð Stel de temperatuur en de lucht- opbrengst in op maximaal.
Ð Sluit de middelste ventilatie- roosters.
Ð Schuif de knop van de luchttoe- voerregeling naar links in de
stand "Toevoer van buitenlucht".
Ð Schakel de airconditioning in.
Luchtstroom naar voorruit,portierruiten en beenruimte. Luchtstroom naar de been- ruimte.
Deze instelling wordt aanbevolen bijeen koud klimaat.
Luchtstroom naar interieur
(linker, rechter en middelsteventilatieroosters).
Deze instelling wordt aanbevolen bijeen warm klimaat. 5. Toevoer van buitenlucht
Toevoer van buitenlucht.
Dit is de normale stand.
Luchtrecirculatie
Deze stand dient om de toevoer vanbuitenlucht bij stank en stofoverlastaf te sluiten. Als deze stand gebruikt wordt terwijl de airco is ingeschakeld, wordt decapaciteit van de airco en de ver-warming vergroot. Als deze stand wordt gebruikt zonder de airconditioning, bestaat het risicodat de ruiten beslaan. Zet de knop, zodra de omstandighe- den dit toelaten, weer in de standtoevoer buitenlucht. Belangrijkevoorzorgsmaatregelen Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan omhet systeem in perfecte staat tehouden. Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en laat het systeem
dan door uw PEUGEOT-servicepuntcontroleren.
4. Regeling luchtopbrengst
Draai de knop in ŽŽn van
de vier standen om de
gewenste luchtopbrengstte verkrijgen. 6. Achterruitverwarming en
verwarming buitenspiegels
Druk de schakelaar bijdraaiende motor in om deachterruitverwarming en deverwarming van de buiten-spiegels in te schakelen.
De achterruitverwarming gaat na ca.12 minuten automatisch uit.
Druk nogmaals op de schakelaar omde achterruitverwarming opnieuwgedurende 12 minuten in te schakelen.
Druk de schakelaar nogmaals in omde achterruitverwarming eerder uitte schakelen.
Page 74 of 168
26-05-2003
UW 206 IN DETAIL73
5. Luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde malen in om de lucht-stroom te verdelen naar:
Ð De voorruit (ontwasemen of ont- dooien).
Ð De voorruit en de beenruimte.
Ð De beenruimte.
Ð De linker, rechter en middelste ven- tilatieroosters en de beenruimte.
Ð De linker, rechter en middelste ventilatieroosters.
7. Toevoer van buitenlucht
Bij het indrukken van deze toets wordt de lucht in het interieurgerecirculeerd. Deze stand, aan-
gegeven op het display, dient om
de toevoer van buitenlucht bij stank en stof-overlast af te sluiten. Gebruik de luchtrecirculatie alleen als dit echt nodig is. Druk de toets nog-maals in om de automatische toevoer
van buitenlucht te hervatten. Opmerking: Om te voorkomen dat de
ruiten beslaan bij koud of vochtig weer, raden we u aan dan niet de instelling"luchtrecirculatie" te kiezen.
4. Airconditioning
Bij het indrukken van dezetoets wordt de airconditio-ning uitgeschakeld. De aan-duiding ECOverschijnt op
het display. Druk de toets nogmaals inom de automatische werking van deairconditioning te hervatten. De aan-duiding A/Cverschijnt op het display. 8. Uit
Bij het indrukken van detoets OFFwordt het
systeem volledig uitge-schakeld.
De temperatuur zal dan niet meeroptimaal zijn. Het systeem wordt weer opnieuw met de laatste instellingen inge-schakeld door op de toets OFF,
AUTO of zicht te drukken.
9. Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels
Druk op deze toets om deachterruitverwarming en deverwarming van de buiten-spiegels in te schakelen.De verwarming wordt auto-
matisch uitgeschakeld. Het is mogelijkom de achterruitverwarming eerder uitte schakelen door de toets nogmaalsin te drukken. Belangrijke voorzorgsmaatregelen Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan omhet systeem in perfecte staat tehouden. Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en laat het systeem
in dat geval door uw PEUGEOT-servicepunt controleren.
Handmatig verstellen Al naar gelang uw wensen kunt u de automatische bediening van hetsysteem handmatig aanpassen. Deoverige functies worden automatischgeregeld. Bij het indrukken van detoets
AUTO zal het systeem weer
volledig automatisch functioneren.
6. Luchtopbrengst
De luchtopbrengst kanvergroot of ver-kleindworden door respec-tievelijk de toetsen +of
Ð in te drukken.
Opmerkingen Condensvorming in de airconditio- ning kan ertoe leiden dat er zicheen klein plasje water onder deauto vormt, dit is een normaal ver-schijnsel. Om het beslaan van de ruiten te voorkomen is het raadzaam destand ECObij koud of vochtig weer
niet te gebruiken.