PEUGEOT 3008 2010 Instructieboekje (in Dutch)

Page 171 of 313

146
Let tijdens het gebruik van de
snelheidsregelaar op wanneer
u de snelheid met de toetsen
instelt; dit kan een plotselinge veran-
dering van de wagensnelheid veroor-
zaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet
op gladde wegen of bij zeer druk
verkeer.
Bij een steile afdaling kan de snel-
heidsregelaar niet voorkomen dat
de ingestelde snelheid wordt over-
schreden.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt,
- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Programmeren
Overschrijden van de ingestelde snelheid
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, gaat de in-
gestelde snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch
als de snelheid weer is gedaald tot de ingestelde snelhei d.
Uitschakelen van de functie

 Draai de knop 1 in de stand "0" : de selectie van de snel-
heidsregelaar wordt ongedaan gemaakt. Op het display
wordt weer de kilometerteller weergegeven.
Storing
In het geval van een storing in de snel-
heidsregelaar wordt de ingestelde snel-
heid gewist en knipperen de streepjes
op het display. Laat het systeem contro-
leren door het PEUGEOT-netwerk.

 Stel de snelheid in door de wa-
gensnelheid op het gewenste ni-
veau te brengen en vervolgens op
de toets 2 of 3 te drukken (bijv.:
110 km/h).

 Uitschakelen van de snelheidsregelaar: druk op de
toets 4: het uitschakelen wordt bevestigd op het dis-
play (OFF).

 Weer inschakelen van de snelheidsregelaar: druk
nogmaals op de toets 4 .
U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de
toetsen
2 en 3 :
- +/- 1 km = kort indrukken,
- +/- 5 km = lang indrukken,
- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.
 Draai de knop 1 in de stand

"CRUISE" : de snelheidsregelaar
is geselecteerd, maar nog niet in-
geschakeld (OFF).

Page 172 of 313

147
HANDGESCHAKELDE ZESVERSNELLINGSBAK
Voor uw veiligheid en om het starten
van de motor te vergemakkelijken:
Schakel de achteruitversnel-
ling alleen in als de auto stil-
staat en de motor stationair
draait.
Inschakelen van de achteruitversnelling

 Trek de ring onder de pookknop om-
hoog en beweeg de versnellingshen-
del eerst naar links en dan naar voren.
* Afhankelijk van de motoruitvoering.
SCHAKELINDICATOR *
Dit systeem adviseert de bestuurder op
te schakelen om het brandstofverbruik
te verminderen(auto's met handgescha-
kelde versnellingsbak).
Werking
Het systeem geeft uitsluitend adviezen
als u rustig rijdt.
Afhankelijk van de rijomstandigheden
en de uitrusting van uw auto kan het
systeem u adviseren één of meer ver-
snellingen op te schakelen. U kunt deze
aanwijzingen opvolgen zonder de tus-
senliggende versnellingen in te hoeven
schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te
schakelen. De keuze van de optimale
versnelling hangt namelijk altijd af van
de situatie op de weg, de verkeers-
drukte en de veiligheid. De bestuurder
blijft derhalve altijd zelf verantwoordelijk
voor het al dan niet opvolgen van een
schakeladvies van het systeem.
De functie kan niet worden uitgeschakeld. Voorbeeld:
- U rijdt in de derde versnelling.
In rijsituaties waarin veel van
de motor wordt gevraagd
(diep intrappen van het gas-
pedaal, bijvoorbeeld tijdens een in-
haalmanoeuvre...) zal het systeem
geen schakeladvies geven.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
de eerste versnelling in te schakelen,
- de achteruitversnelling in te scha- kelen,
- terug te schakelen. - U trapt het gaspedaal redelijk ver in.
- Het systeem kan u in dit geval advi-
seren een hogere versnelling in te
schakelen.
De informatie wordt in de vorm van een
pijl op het display van het instrumenten-
paneel weergegeven.
Afhankelijk van de uitrusting van uw auto
verschijnt de pijl in combinatie met het
nummer van de aanbevolen versnelling.
Deze uitrusting is in de loop van het jaar
beschikbaar.
- zet de versnellingshendel altijd in
de neutraalstand,
- trap het koppelingspedaal in.

Page 173 of 313

148
GESTUURDE HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK MET 6 VERSNELLINGEN
Selectiehendel

R. Achteruit .

 Trap het rempedaal in en beweeg
de selectiehendel naar voren om
deze stand te selecteren.

N. Neutraalstand.

 Trap het rempedaal in en selecteer
deze stand om de motor te kunnen
starten.

A. Automatische stand.

 Beweeg de selectiehendel omlaag
om deze stand te selecteren.

M. + / - Handmatig schakelen.

 Beweeg de selectiehendel omlaag
en vervolgens naar links om deze
stand te selecteren en:
- beweeg de selectiehendel kort naar voren om op te schakelen,
- of beweeg de selectiehendel kort naar achteren om terug te schakelen.

S. Programma Sport.

 Druk op deze toets om dit program-
ma in of uit te schakelen.
Stuurbediening

+. Opschakelen (rechts van het stuur-
wiel).

 Druk op de achterzijde van de stuur-
bediening "+" om op te schakelen.

-. Terugschakelen (links van het stuur-
wiel).

 Druk op de achterzijde van de stuur-
bediening "-" om terug te schakelen.
Met de stuurbediening is het
niet mogelijk om de neutraal-
stand of de achteruitversnel-
ling te selecteren.
Bij de gestuurde handgeschakelde ver-
snellingsbak met zes versnellingen kunt
u kiezen tussen automatische bedie-
ning en handmatig schakelen.
Deze transmissie heeft drie gebruiks-
mogelijkheden:
- een
automatische stand om auto-
matisch te schakelen,
- een handmatige stand om zelf te
schakelen,
- een auto-sequentiële stand , waar-
mee u in de automatische stand op
ieder moment zelf kunt schakelen,
bijvoorbeeld voor een inhaalma-
noeuvre.
In de automatische en de handmatige
stand is een programma Sport beschik-
baar, waarin een meer dynamische rij-
stijl mogelijk is.

Page 174 of 313

149
Weergave op het instrumentenpaneel
Standen van de selectiehendel

N. Neutral (neutraalstand)

R. Reverse (achteruitversnelling)

1, 2, 3, 4, 5, 6. Versnellingen in de hand-
geschakelde stand

AUTO. Verschijnt bij de selectie van de
automatische stand en verdwijnt
weer als de handbediende stand
wordt geselecteerd.

S. Sport (programma Sport)
Starten van de auto

 Trap het rempedaal in
als dit pictogram verschijnt
(bijv.: starten van de motor).
 Selecteer de stand N .

 Houd het rempedaal ingetrapt.

 Start de motor.

 Selecteer de eerste versnelling
(stand M of A ) of de achteruitver-
snelling (stand R ).

 Zet de handrem los als deze niet in
de automatische stand staat inge-
steld.

 Neem uw voet van het rempedaal
en geef gas.
Op het display van het instru-
mentenpaneel verschijnen de
aanduidingen AUTO en 1 of R .
De aanduiding
N op het display
knippert als u de motor pro-
beert te starten zonder dat de
selectiehendel in de stand N staat.
Als bij het starten het rempedaal
niet wordt ingetrapt, knippert op het
instrumentenpaneel de aanduiding

voet op het rempedaal in combi-
natie met een geluidssignaal en
een melding op het multifunctionele
display.
Bij het inschakelen van de
achteruitversnelling klinkt een
geluidssignaal. Op het display van het instru-
mentenpaneel verschijnt de
aanduiding
N .
Handbediende stand

 Beweeg na het starten van de auto de
selectiehendel in de stand M om de
handbediende stand in te schakelen.
De aanduiding AUTO ver-
dwijnt en de ingeschakelde
versnellingen verschijnen ach-
tereenvolgend op het display.
Het schakelen naar een andere ver-
snelling is alleen mogelijk als de snel-
heid van de auto en het motortoerental
dit toestaan.
Het is niet noodzakelijk om bij het scha-
kelen het gaspedaal los te laten.
Bij het remmen of het verminderen van
de snelheid schakelt de versnellingsbak
automatisch terug, zodat de juiste ver-
snelling is geselecteerd op het moment
dat u het gaspedaal weer intrapt.
Als bij stapvoets rijden de
achteruitversnelling wordt ge-
selecteerd, wordt deze pas
ingeschakeld als de auto volledig tot
stilstand is gekomen. De aanduiding

voet op het rempedaal kan gaan
knipperen op het instrumentenpaneel
om aan te geven dat u moet remmen.
Als de achteruitversnelling bij hoge snelheid
wordt geselecteerd, knippert het verklikker-
lampje N en gaat de versnellingsbak auto-
matisch over in de neutraalstand. Beweeg
de selectiehendel terug in de stand A of M
om weer in een versnelling verder te rijden.

Page 175 of 313

150
De versnellingsbak werkt dan auto-
matisch, zonder dat u zelf hoeft te
schakelen. De versnellingsbak kiest
voortdurend de meest geschikte ver-
snelling, afhankelijk van de volgende
parameters:
- de rijstijl,
- het profi el van de weg. Op het display van het instru-
mentenpaneel verschijnen de
aanduiding
AUTO en de inge-
schakelde versnelling.
Automatische stand

 Selecteer vanuit de handbediende
stand de stand A om terug te keren
naar de automatische stand.
Auto-sequentiële stand
In de automatische stand kunt u, bij-
voorbeeld voor een inhaalmanoeuvre,
op ieder moment de functies van de
handbediende stand gebruiken.

 Druk op de stuurbediening "+" of "-" .
De versnellingsbak wordt dan in de
desbetreffende versnelling geschakeld,
als de snelheid van de auto en het mo-
tortoerental dit toestaan. De aanduiding

AUTO blijft op het display staan.
Als de stuurbediening enige tijd niet
meer gebruikt wordt, gaat de trans-
missie weer over op de automatische
stand.
Bij krachtig accelereren wordt
de hoogste versnelling niet inge-
schakeld zonder tussenkomst
van de bestuurder met behulp van de
selectiehendel of de stuurbediening.
Selecteer de neutraalstand N nooit
tijdens het rijden.
Selecteer de achteruitversnelling
(stand R ) uitsluitend als de auto vol-
ledig stilstaat en de voet op het rem-
pedaal wordt gehouden.
Trap om krachtig te accele-
reren (bijvoorbeeld voor een
inhaalmanoeuvre) het gas-
pedaal met kracht in, tot voorbij het
zware punt.

Page 176 of 313

151
Stilzetten van de auto Storing
Als bij aangezet contact dit ver-
klikkerlampje gaat branden en
de aanduiding AUTO gaat knip-
peren in combinatie met een
geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display, duidt dit
op een storing in de versnellingsbak.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Houd bij het starten van de
motor altijd het rempedaal in-
getrapt.
Trek altijd de handrem aan om de
auto volledig stil te zetten.
Selecteer wanneer u de auto
met draaiende motor stilzet
altijd de neutraalstand
N .
Controleer voordat u werkzaam-
heden onder de motorkap uitvoert
altijd of de selectiehendel in de neu-
traalstand N staat en de handrem is
aangetrokken.
Programma Sport

 Druk na het selecteren van de hand-
bediende of auto-sequentiële stand
op de toets S om het programma
Sport te activeren, waarin een meer
dynamische rijstijl mogelijk is.
De aanduiding S verschijnt
naast de ingeschakelde ver-
snelling op het display van het
instrumentenpaneel.

 Druk nogmaals op de toets S om het
programma uit te schakelen.
De aanduiding S verdwijnt van het dis-
play van het instrumentenpaneel.
Na het afzetten van het contact
wordt automatisch de normale
stand weer ingeschakeld. Voordat u de motor afzet, kunt u:
- de selectiehendel in de stand
N be-
wegen om de neutraalstand te se-
lecteren,
- een versnelling ingeschakeld laten. In dat geval kan de auto niet worden
verplaatst.
Trek in beide gevallen altijd de handrem
aan om de auto volledig stil te zetten
(als de handrem niet in de automati-
sche stand staat ingesteld).

Page 177 of 313

152
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE MET "TIPTRONIC TECHNIEK SYSTEEM PORSCHE"
Bij de automatische transmissie met zes
versnellingen kunt u kiezen uit automati-
sche bediening, aangevuld met de pro-
gramma's Sport en Sneeuw. U kunt met de
selectiehendel ook handmatig schakelen.
Deze transmissie heeft vier gebruiks-
mogelijkheden:
- automatisch schakelen : het scha-
kelen wordt elektronisch aange-
stuurd door de transmissie,
- programma Sport : dit schakelpro-
gramma maakt een meer dynami-
sche rijstijl mogelijk,
- programma Sneeuw : dit schakel-
programma vereenvoudigt het rijden
op een ondergrond met weinig grip,
- handmatig schakelen : deze stand
maakt het zelf schakelen met de se-
lectiehendel mogelijk.
Selectiehendel

P. Parkeerstand.
- Stilzetten van de auto, met of zon- der aangetrokken handrem.
- Starten van de motor.

R. Achteruitversnelling.
- Achteruitrijden, stilstaande auto, stationair toerental.

N. Neutraalstand.
- Stilzetten van de auto, met aange- trokken handrem.
- Starten van de motor.

D. Automatische werking.

M.+ / - Zelf schakelen tussen de zes
versnellingen.

 Beweeg de selectiehendel kort naar
voren om op te schakelen.
of

 Beweeg de selectiehendel kort naar
achteren om terug te schakelen.
Weergave op het instrumentenpaneel
Wanneer u de selectiehendel door het
schakelpatroon beweegt, verschijnt het
desbetreffende pictogram op het instru-
mentenpaneel.

P. Parking (parkeerstand)

R. Reverse (achteruitversnelling)

N. Neutral (neutraalstand)

D. Drive (automatisch schakelen)

S. Programma Sport

 . Programma Sneeuw

1 t/m 6. Ingeschakelde versnelling bij
handmatig schakelen

-. Ongeldige waarde bij handmatig
schakelen
Schakelpatroon

1. Selectiehendel.

2. Toets "S"

(Sport) .

3. Toets "  " (Sneeuw) .

Page 178 of 313

153
Wegrijden

 Trap het rempedaal in en selecteer
de stand P of N .

 Start de motor.
Als niet aan de bovenstaande voor-
waarden wordt voldaan, klinkt een ge-
luidssignaal en verschijnt een melding
op het multifunctionele display.

 Trap bij draaiende motor het rempe-
daal in.

 Zet de handrem los als deze niet in
de automatische stand staat.

 Selecteer de stand R , D of M ,

 Laat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.
Als tijdens het rijden per onge-
luk de stand N wordt geselec-
teerd, laat het motortoerental
dan zakken tot stationair toerental,
zet de selectiehendel in de stand D
en trap het gaspedaal weer in. De versnellingsbak werkt dan in de
auto-adaptieve stand, zonder dat u zelf
hoeft te schakelen. De versnellingsbak
kiest voortdurend de meest geschikte
versnelling, afhankelijk van de rijstijl,
het profi el van de weg en de belading
van de auto.
Voor een maximale acceleratie zon-
der de stand van de selectiehendel te
wijzigen, moet het gaspedaal volledig
worden ingetrapt (kickdown). De ver-
snellingsbak schakelt automatisch terug
of handhaaft de ingeschakelde versnel-
ling totdat de motor het maximum toe-
rental bereikt.
Bij het remmen schakelt de versnel-
lingsbak automatisch terug om sterker
op de motor af te remmen.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt
de versnellingbak niet naar een hogere
versnelling als u het gaspedaal plotse-
ling loslaat.
Automatisch schakelprogramma

 Selecteer de stand D om automa-
tisch te laten schakelen tussen de
zes versnellingen.
Op het instrumentenpaneel
verschijnt de aanduiding  .
Programma Sneeuw "
 "

 Druk op de toets "  " als de motor is
gestart.
De transmissie past zich aan voor het
rijden op gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt ervoor dat
u gemakkelijker kunt rijden op een on-
dergrond met weinig grip. Op het instrumentenpaneel
verschijnt de aanduiding
S .
Programma Sport "S"

 Druk op de toets "S" als de motor is
gestart.
Het schakelprogramma maakt dan au-
tomatisch een dynamische rijstijl mo-
gelijk.
Zet de selectiehendel nooit in
de stand N als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in
de stand P of R als de auto niet vol-
ledig stilstaat.
Als de motor stationair draait,
het rempedaal is losgelaten
en de stand
R , D of M is ge-
selecteerd, zet de auto zich zelfs al
in beweging als het gaspedaal niet is
ingetrapt.
Laat bij draaiende motor daarom geen
kinderen alleen in de auto achter.
Trek de handrem aan en selecteer
de stand P indien er onderhouds-
werkzaamheden moeten worden uit-
gevoerd bij draaiende motor.
Programma's Sport en Sneeuw
Deze twee specifi eke programma's vul-
len de automatische werking aan onder
bijzondere rijomstandigheden.
Terugkeren naar het automatische programma

 Om terug te keren naar het auto-
matische programma kunt u het
programma Sport of Sneeuw op elk
gewenst moment uitschakelen door
opnieuw op de desbetreffende toets
te drukken.

Page 179 of 313

154
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u de se-
lectiehendel in de stand P of N bewe-
gen om de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de handrem aan
om de auto stil te zetten (als de handrem
niet in de automatische stand staat).
Storing
Als bij aangezet contact dit ver-
klikkerlampje gaat branden in
combinatie met een geluidssig-
naal en een melding op het mul-
tifunctionele display, duidt dit op
een storing in de transmissie
In dit geval werkt de transmissie met
een noodprogramma en blijft de 3e ver-
snelling ingeschakeld. U kunt dan een
hevige schok waarnemen bij het selec-
teren van R vanuit de stand P , of R van-
uit de stand N . Dit heeft geen gevaar
voor de transmissie.
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhanke-
lijk van de geldende snelheidslimiet).
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Dit verklikkerlampje kan ook gaan bran-
den bij het openen van een portier.
De automatische transmissie
kan beschadigd raken:
- als u het gaspedaal en het rem- pedaal gelijktijdig intrapt,
- als u, indien de accu geen stroom levert, de selectiehendel vanuit
de stand P geforceerd naar een
andere stand schakelt.
Zet, om het brandstofverbruik tijdens
langdurig stilstaan met draaiende
motor (fi le...) te beperken, de selec-
tiehendel in de stand N en trek de
handrem aan, behalve als deze in de
automatische stand staat.
Handmatig schakelen

 Selecteer de stand M om sequentieel
te schakelen in de zes versnellingen.

 Duw de selectiehendel naar het
symbool + om één versnelling op te
schakelen.

 Trek de selectiehendel naar het
symbool - om één versnelling terug
te schakelen.
Op het instrumentenpaneel
verdwijnt de aanduiding D
en verschijnen achtereenvol-
gens de ingeschakelde ver-
snellingen.
Als de selectiehendel niet
in de stand P staat, klinkt bij
het openen van het bestuur-
dersportier of na ongeveer 45 secon-
den een geluidssignaal en verschijnt
een melding op het display.

 Zet de selectiehendel in de stand

P ; het geluidssignaal stopt en de
melding verdwijnt.
Het schakelen naar een andere versnel-
ling kan alleen als de snelheid van de
auto en het toerental van de motor dit
toestaan, anders wordt er tijdelijk over-
gegaan op de automatische bediening.
Onjuiste waarde bij handmatige
bediening
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is inge-
schakeld (de selectiehendel
bevindt zich tussen twee stan-
den in).
Er kan elk moment van de stand D (rij-
den in de automatische stand) naar de
stand M (rijden in de handbediende
stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest
de automatische transmissie automa-
tisch de stand M1 .
De programma's Sport en Sneeuw kun-
nen niet worden ingeschakeld in de
handbediende stand.
Als het motortoerental te laag of te hoog
is, knippert de geselecteerde versnel-
ling enkele seconden en vervolgens
wordt de werkelijk ingeschakelde ver-
snelling weergegeven.

Page 180 of 313

155
PARKEERHULP VOOR EN/OF ACHTER MET GRAFISCHE WEERGAVE EN GELUIDSSIGNALEN
Dit systeem bestaat uit vier afstands-
sensoren die zijn aangebracht in de
voor- en/of achterbumper.
Het systeem waarschuwt de bestuurder
voor elk obstakel (persoon, auto, boom,
hek, …) dat zich achter de auto bevindt.
Het waarschuwt u echter niet voor ob-
jecten die zich direct onder de bumper
bevinden. Het systeem wordt
ingeschakeld :
- zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld,
- bij vooruitrijden met een snelheid la- ger dan 10 km/h.
Dit wordt aangegeven door een ge-
luidssignaal en door de weergave van
de auto op het multifunctionele display.
Paaltjes, pionnen bij wegwerk-
zaamheden of gelijksoortige
voorwerpen worden waarge-
nomen bij aanvang van de aanrijma-
noeuvre, maar niet meer wanneer de
auto te dicht genaderd is. De afstand tot het obstakel wordt aan-
gegeven door:
- geluidssignalen, die elkaar sneller
opvolgen naarmate de auto dichter
bij het obstakel komt,
- een grafi sche weergave op het mul- tifunctionele display, met blokjes die
steeds dichter bij de auto komen.
De plaats van het obstakel wordt aan-
gegeven door de luidsprekers die het
geluidssignaal weergeven (voor/achter
en links/rechts).
Als de auto minder dan ongeveer der-
tig centimeter van het obstakel verwij-
derd is, is het geluidssignaal continu
hoorbaar en/of verschijnt het symbool
"Gevaar", afhankelijk van het type mul-
tifunctioneel display.

Page:   < prev 1-10 ... 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 ... 320 next >