stop start PEUGEOT 3008 2020 Instructieboekje (in Dutch)

Page 36 of 308

34
Toegang tot de auto

► Steek de sleutel in het deurslot.
► Draai de sleutel in de richting van
de voorzijde/achterzijde om de auto te
ontgrendelen/vergrendelen.
► Draai de sleutel binnen 5 seconden
nogmaals richting de achterzijde van de auto
om de supervergrendeling van de auto in te
schakelen.
Als de auto is uitgerust met een alarmsysteem, wordt het alarm niet
ingeschakeld bij het vergrendelen met de
sleutel.
Als het alarmsysteem is ingeschakeld,
klinkt de sirene bij het openen van de
deur. De sirene stopt als het contact wordt
ingeschakeld.
Centrale vergrendeling
werkt niet
Gebruik deze procedures in de volgende
situaties:
– Storing in de centrale vergrendeling.
– Accu losgekoppeld of leeg.
Bij een storing in het centrale-
vergrendelingssysteem moet de accu
Centrale vergrendeling



Handmatig
► Druk op deze toets om de auto (portieren en
bagageruimte) vanuit de auto te vergrendelen/
ontgrendelen.
Het controlelampje gaat branden om te
bevestigen dat de centrale verrgrendeling is
ingeschakeld.
De centrale vergrendeling werkt niet als
een van de portieren is geopend.
Bij vergrendelen/supervergrendelen
van buitenaf
Als de auto van buitenaf is vergrendeld of de
supervergrendeling is ingeschakeld, knippert
het verklikkerlampje en werkt de toets niet.


Als de auto normaal vergrendeld is, trek
dan aan een van de binnenportiergrepen om
de auto te ontgrendelen.



Als
de supervergrendeling is ingeschakeld,
moet u de afstandsbediening, het Keyless
entry and start-systeem of de geïntegreerde
sleutel gebruiken om de auto te ontgrendelen.
Automatisch (beveiliging tegen agressie)
De portieren en de achterklep worden tijdens het
rijden automatisch vergrendeld (bij een snelheid
hoger dan 10
km/h).
De functie is standaard ingeschakeld. Voor uit- of
weer inschakelen:


Druk op de toets totdat er een geluidssignaal
klinkt en er ter bevestiging een melding wordt
weergegeven.
Vervoer van lange of grote
voorwerpen
Druk op de knop van de centrale
vergrendeling om met geopende achterklep
te kunnen rijden. De portieren blijven
vergrendeld. Als u dit niet doet, hoort u
elke keer dat u sneller dan 10 km/h rijdt de
vergrendeling "terugspringen” en wordt er een
waarschuwing weergegeven.
Noodprocedures
Sleutels, afstandsbediening
of elektronische sleutel
verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw
legitimatiebewijs en indien mogelijk het label met
de sleutelcode naar het PEUGEOT-netwerk.
Het PEUGEOT-netwerk kan de speciale code
van de sleutel en de transponder opzoeken en
een nieuwe bestellen.
De auto volledig met de
sleutel ontgrendelen/
vergrendelen
Gebruik deze procedure in de volgende situaties:
– De batterij van de afstandsbediening is leeg.


Een storing in de afstandsbediening.



De accu van de auto is leeg.



De auto staat in een gebied met sterke
elektromagnetische straling.
In het eerste geval moet u de batterij van de
afstandsbediening vervangen.
In het tweede geval kunt u het probleem

mogelijk
verhelpen door de afstandsbediening te resetten.
Zie de betreffende hoofdstukken.

Page 37 of 308

35
Toegang tot de auto
2

► Steek de sleutel in het deurslot.
► Draai de sleutel in de richting van
de voorzijde/achterzijde om de auto te
ontgrendelen/vergrendelen.


Draai de sleutel binnen 5 seconden
nogmaals richting de achterzijde van de auto
om de supervergrendeling van de auto in te
schakelen.
Als de auto is uitgerust met een alarmsysteem, wordt het alarm niet
ingeschakeld bij het vergrendelen met de
sleutel.
Als het alarmsysteem is ingeschakeld,
klinkt de sirene bij het openen van de
deur. De sirene stopt als het contact wordt
ingeschakeld.
Centrale vergrendeling
werkt niet
Gebruik deze procedures in de volgende
situaties:


Storing in de centrale vergrendeling.



Accu losgekoppeld of leeg.
Bij een storing in het centrale-
vergrendelingssysteem moet de accu
worden losgekoppeld, zodat de auto volledig
is vergrendeld.
Bestuurdersportier
► Draai de sleutel in de richting van de
achterzijde van de auto om deze te vergrendelen
of in de richting van de voorzijde om de auto te
ontgrendelen.
Overige portieren
Ontgrendelen
► T rek aan de portierhandgreep aan de
binnenzijde.
Vergrendelen


► Open de portieren.
► Controleer of de kinderbeveiliging van de
achterportieren niet is geactiveerd.
Zie het betreffende hoofdstuk.


V
erwijder het zwarte dopje op de zijkant
van het portier met behulp van de sleutel. ►

Steek de sleutel in de aansluiting zonder te
forceren en draai de sluiting naar de binnenkant
van het portier
.

V
erwijder de sleutel en plaats de zwarte dop
terug.

Sluit de portieren en controleer van buitenaf
of de auto goed is vergrendeld.
Vervangen van de batterij
Er wordt een melding weergegeven op het
instrumentenpaneel zodra de batterij vervangen
moet worden.
Zonder Keyless entry and start
Batterij, ref.: CR1620/3 V.


Met Keyless entry and start
Batterij, ref.: CR2032/3 V.

Page 38 of 308

36
Toegang tot de auto
Alarm
(Afhankelijk van de uitvoering)



Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal.
Omtrekbeveiliging
Dit systeem controleert of de auto wordt
geopend.
Het alarm gaat af als iemand een portier, de
bagageruimte of de motorkap probeert te
openen.
Interieurbeveiliging
Het systeem controleert op bewegingen in het
passagiersgedeelte.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt
ingeslagen, als iets of iemand het
passagiersgedeelte binnendringt of als iets of
iemand in de auto beweegt.
Wegsleepbeveiliging
Het systeem controleert op veranderingen in de
positie van de auto.
Het alarm gaat af wanneer de auto wordt
opgetild of wordt verplaatst.

► Wip het deksel met een kleine
schroevendraaier bij de uitsparing los en zet de
deksel omhoog.


V
erwijder de lege batterij uit de behuizing.


Plaats de nieuwe batterij op de juiste wijze
terug, let daarbij op de polariteit en klik het
deksel op de behuizing.



Synchroniseer de afstandsbediening.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het synchroniseren van de
afstandsbediening .
Gooi batterijen van de
afstandsbediening niet weg: ze
bevatten metalen die schadelijk zijn voor het
milieu. Lever ze in bij een speciaal
inzamelpunt.
Synchroniseren van de
afstandsbediening
Na het vervangen van de batterij of bij een
storing in de afstandsbediening moet deze
gesynchroniseerd worden.
Zonder Keyless entry and start

► Zet het contact af.
► Draai de sleutel terug in de stand 2 (contact
AAN)
.


Druk direct gedurende enkele seconden op
de knop met het gesloten hangslot.



Zet het contact uit en verwijder de sleutel uit
het contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer volledig.
Met Keyless entry and start

► Steek de mechanische sleutel (uit de
afstandsbediening) in het slot om de auto te
openen.


Houd de elektronische sleutel tegen de
noodsleutellezer op de stuurkolom totdat u het
contact hebt aangezet.



Zet het contact aan door op de
START/
STOP-toets te drukken.


Zet de versnellingshendel bij een auto met
een handgeschakelde versnellingsbak

in de
neutraalstand en druk het koppelingspedaal
volledig in.


Bij een auto met een automatische
transmissie:

trap met de selectiehendel in stand
P op het rempedaal.
Als de storing na het synchroniseren niet is
verholpen, neem zo snel mogelijk contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.

Page 40 of 308

38
Toegang tot de auto
ontgrendelknop van de afstandsbediening
wordt gedrukt, kan alleen het
bestuurdersportier worden geopend.
Van binnenuit
► Trek aan de binnenportiergreep van een
portier; de auto wordt dan volledig ontgrendeld.
Als de selectieve ontgrendeling is geactiveerd:
– Wanneer het bestuurdersportier wordt
geopend, wordt alleen het bestuurdersportier
ontgrendeld (als de auto nog niet volledig was
ontgrendeld).
– Wanneer een van de passagiersportieren
wordt geopend, wordt de auto volledig
ontgrendeld.
Sluiten
Als een van de portieren niet goed is gesloten, gaat dit waarschuwingslampje
branden, samen met een melding als de motor
draait en een geluidssignaal als de auto harder
dan 10 km/h rijdt.
Vergrendelen van de
auto met alleen de
omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging en de
wegsleepbeveiliging uit om vals alarm te
voorkomen, bijvoorbeeld in de volgende
gevallen:


Het raam staat een klein stukje open.



De auto wordt gewassen.



Er wordt een wiel verwisseld.



De auto wordt gesleept.



De auto staat op een schip of veerboot.
Uitschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
► Zet het contact af en druk binnen 10
seconden op de alarmtoets tot het rode lampje
blijft branden.


V
erlaat de auto.


V
ergrendel de auto meteen met de
afstandsbediening of het Keyless entry and
start-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging is ingeschakeld; het
rode verklikkerlampje in de toets knippert elke
seconde.
Deze uitschakelprocedure moet elke
keer na het afzetten van het contact
opnieuw worden uitgevoerd.
Opnieuw inschakelen van de
interieur- en wegsleepbeveiliging
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto
met de afstandsbediening of het Keyless entry
and start-systeem te ontgrendelen.
Het lampje in de toets gaat uit.


Schakel alle beveiliging opnieuw in door de
auto met de afstandsbediening of het Keyless
entry and start-systeem te vergrendelen.
Het rode verklikkerlampje in de toets knippert
weer één keer per seconde.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de hoorbare alarm
in werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende 30 seconden.
Afhankelijk van het land van verkoop, blijven
bepaalde bewakingsfuncties ingeschakeld tot het
alarm voor de 11e keer achtereenvolgens afgaat.
Als de auto wordt ontgrendeld met de
afstandsbediening of met het Keyless entry
and start-systeem, geeft snel knipperen van het
rode verklikkerlampje in de toets aan dat het
alarm tijdens uw afwezigheid is afgegaan. Het
lampje stopt met knipperen als het contact wordt
ingeschakeld.
Storing afstandsbediening
Om de beveiligingsfuncties uit te schakelen:
► Ontgrendel de auto met de sleutel in het slot
van het bestuurdersportier
.


Open het portier; het alarm gaat af.
► Zet het contact aan; het alarm stopt. Het
lampje in de toets gaat uit.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
► Vergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in het slot
van het bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het rode
lampje van de toets blijft branden, duidt dit op
een storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Portieren
Openen
Van buitenaf
► Wanneer u de auto hebt ontgrendeld of de
elektronische sleutel van het Keyless entry and
start-systeem zich in de detectiezone bevindt,
trek aan de portierhandgreep.
Als het selectief ontgrendelen is geactiveerd en één keer op de

Page 46 of 308

44
Toegang tot de auto
geopend. Als het panoramadak wordt geopend,
opent automatisch het zonnescherm.
► Gebruik de knoppen in de dakconsole om het
panoramadak of het zonnescherm te bedienen.


A. Bediening zonnescherm
B. Bediening schuif-/kanteldak
Het schuif-/kanteldak of zonnescherm kan
worden bediend wanneer het contact is
aangezet (als de accu voldoende is geladen),
bij een draaiende motor, in de STOP-stand van
Stop & Start, en 45 seconden na het afzetten
van het contact of na het vergrendelen van de
auto.
Voorzorgsmaatregelen
Steek tijdens het rijden niet uw hoofd of
armen uit het schuif-/kanteldak - Kans op
ernstig letsel!
Controleer of de op de allesdragers
gemonteerde accessoires of vervoerde
te passeren; de ruit stopt zodra de schakelaar
wordt losgelaten.
Automatische werking
► Wanneer u de ruit wil openen/sluiten, druk op
of trek aan de schakelaar voorbij het weerstand:
de ruit opent of sluit volledig wanneer de
schakelaar wordt losgelaten.
Bedien de schakelaar opnieuw om het openen of
sluiten te stoppen.
De ruitbediening kan nog ongeveer 45
seconden na het uitschakelen van het
contact of na vergrendeling van de auto
worden bediend.
Daarna wordt de bediening uitgeschakeld.
U kunt de bediening weer inschakelen door
het contact in te schakelen of de auto te
ontgrendelen.
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit tijdens het sluiten een obstakel
tegenkomt, stop de ruit onmiddellijk en gaat
gedeeltelijk weer omlaag.
Blokkering van de
ruitbediening voor de
elektrische achterruiten


Druk vanwege de veiligheid van uw kinderen op
toets 5 om de ruitbediening voor de elektrische
achterruiten uit te schakelen, ongeacht hun
positie.
Het rode controlelampje in de toets gaat
branden en er wordt een melding ter bevestiging
weergegeven. Het lampje blijft branden totdat de
bediening weer wordt ingeschakeld.
De elektrische achterruiten kunnen nog altijd
worden bediend met de ruitbediening bij de
bestuurderspositie.
Resetten van de
ruitbediening
Als de accu losgekoppeld is geweest of na een
storing van de ruiten, moet de ruitbediening
gereset worden.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Voer bij elke ruit de volgende procedure uit:


Open de ruit volledig en sluit de ruit.
Telkens
als de schakelaar omhoog wordt bewogen, sluit
de ruit enkele centimeters. Laat de schakelaar
los en trek deze opnieuw omhoog totdat de ruit
volledig is gesloten.


houd de schakelaar na het sluiten nog
minimaal 1 seconde vast zodra de ruit volledig
is gesloten.
Wanneer tijdens het bedienen van de ruit
iets tussen de ruit en de sponning
bekneld raakt, moet de ruit weer worden
geopend. Druk daarvoor op de
desbetreffende schakelaar.
Als bestuurder de elektrische ruit aan
passagierszijde bedient, is het belangrijk om
ervoor te zorgen dat niets het correct sluiten
van de ruit verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat
de passagiers op de juiste manier gebruik
maken van de elektrische ruitbediening.
Wees extra alert op kinderen, zodat deze
zich tijdens het bedienen van de ruiten niet
kunnen bezeren.
Let op inzittenden en/of personen in de buurt
van de auto tijdens het sluiten van de ruiten
met de elektronische sleutel of het "Keyless
entry and start"-systeem.
Panoramadak
Het panoramadak bestaat uit een beweegbaar
glazen deel dat over het dak schuift en een
zonnescherm dat onafhankelijk kan worden

Page 47 of 308

45
Toegang tot de auto
2geopend. Als het panoramadak wordt geopend,
opent automatisch het zonnescherm.

Gebruik de knoppen in de dakconsole om het
panoramadak of het zonnescherm te bedienen.


A. Bediening zonnescherm
B. Bediening schuif-/kanteldak
Het schuif-/kanteldak of zonnescherm kan
worden bediend wanneer het contact is
aangezet (als de accu voldoende is geladen),
bij een draaiende motor, in de STOP-stand van
Stop & Start, en 45 seconden na het afzetten
van het contact of na het vergrendelen van de
auto.
Voorzorgsmaatregelen
Steek tijdens het rijden niet uw hoofd of
armen uit het schuif-/kanteldak - Kans op
ernstig letsel!
Controleer of de op de allesdragers
gemonteerde accessoires of vervoerde
lading de beweging van het schuif-/kanteldak
niet kunnen hinderen.
Leg geen zware voorwerpen op het
beweegbare glazen deel van het schuif-/
kanteldak.
Als het dak door regen of het wassen van de auto nat is geworden, wacht dan tot
het volledig droog is alvorens het dak te
bedienen.
Open het dak niet als het met sneeuw of ijs is
bedekt - Kans op beschadiging!
Gebruik alleen kunststof ijskrabbers om het
dak sneeuw- of ijsvrij te maken.
Controleer geregeld de staat van de
rubbers van het dak (aanwezigheid van
vuil, dode bladeren, enz.).
Zorg er bij het wassen van de auto in een
wasstraat of met een hogedrukreiniger voor
dat het dak volledig is gesloten en houd de
spuitmond van de hogedrukreiniger altijd op
meer dan 30 cm van de rubbers.
Laat de auto nooit achter met geopend
dak.
Werking
Wanneer u het schuif-/kanteldak volledig opent,
beweegt het beweegbare glazen deel eerst naar
de gedeeltelijk geopende positie en schuift het
vervolgens over het dak. Alle tussenstanden zijn
toegestaan.
Afhankelijk van de rijsnelheid kan de gedeeltelijk geopende positie verschillen
om het geluidscomfort te verbeteren.
Voor het bedienen van de knoppen van
het dak en zonnescherm moet u
controleren of geen voorwerpen of personen
de verplaatsing kunnen belemmeren.
Let vooral op kinderen tijdens het bedienen
van het dak of het zonnescherm.
Als er iets klem komt te zitten tijdens de
bediening van het schuif-/kanteldak of het
zonnescherm, moet u de beweging van het
schuif-/kanteldak of zonnescherm omdraaien
door op de desbetreffende schakelaar te
drukken.
De bestuurder moet zich ervan vergewissen
dat de passagiers het dak en het
zonnescherm correct bedienen.
Antiklemvoorziening
Als het dak of zonnescherm tijdens het sluiten
op een obstakel stuit, wordt de beweging
automatisch omgedraaid.
De antiklemvoorziening van het dak werkt
doeltreffend tot een snelheid van 120
km/h.

Page 65 of 308

63
Ergonomie en comfort
3airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor.
Vermijd het te lang rijden met een
uitgeschakelde aanjager en het te lang
gebruiken van de luchtrecirculatie om te
voorkomen dat de ruiten beslaan of de
luchtkwaliteit vermindert.
Als de binnentemperatuur zeer hoog is wanneer de auto lang in de zon heeft
gestaan, is het raadzaam het
passagierscompartiment korte tijd te
ventileren.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in
het interieur goed ververst wordt.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een normaal
verschijnsel.
Onderhoud van het ventilatie- en
airconditioningssysteem


Controleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Het is raadzaam om een gecombineerd
interieurfilter te gebruiken. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel is de
lucht die de inzittenden inademen schoner en
blijft het interieur schoner (vermindering van
allergische reacties, stank en vetaanslag).


Om een correcte werking van de
airconditioning te garanderen moet u deze
overeenkomstig de aanbevelingen in het
onderhouds- en garantieboekje laten
controleren.
Stop & Start
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen als
de motor draait.
Schakel tijdelijk het Stop & Start-systeem
uit om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het Stop &
Start-systeem.
Handbediende
airconditioning
De airconditioning werkt alleen als de motor
draait.


1. Temperatuurregeling
2. Regeling luchtstroom 3.
Regeling luchtverdeling
4. Recirculatie van interieurlucht
5. Airconditioning aan/uit
Temperatuurregeling
► Draai de knop 1 van blauw (koel) naar rood
(warm).
Regeling luchtverdeling
Voorruit en zijruiten.
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
Voetenruimte.


Druk op knop
3 totdat de gewenste
luchtverdeling is geselecteerd.
De luchtstroom kan worden verdeeld door
meerdere oranje lampjes te laten branden.
Regeling luchtstroom
► Druk op toets 2 "grote ventilator" of "kleine
ventilator" om de luchtstroom te verhogen of te
verlagen.
De betreffende oranje lampjes gaan branden.
Wanneer u op de toets "kleine ventilator" drukt
totdat alle lampjes uit zijn (uitschakeling van
het systeem), wordt het thermische comfort niet
meer geregeld.
Door de rijwind stroomt er nog wel wat lucht in
de auto.

Page 70 of 308

68
Ergonomie en comfort
► Druk op deze toets om de functie in of
uit te schakelen (bevestigd door branden/
doven van het lampje).
De functie wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Ontwasemen - ontdooien
voorruit en voorste
zijruiten
Met handbediende
airconditioning
► Zet de temperatuur in de hoogste stand
(rood).
► Zet de luchtstroom in de hoogste stand; alle
oranje lampjes gaan branden.
► Zet de luchtverdeling in de stand "Voorruit";
het betreffende oranje lampje gaat branden.
► Controleer of de luchtrecirculatie in het
interieur is uitgeschakeld; het betreffende lampje
moet uit zijn.
► Schakel de airconditioning in door de toets
A/C in te drukken; het betreffende oranje lampje
gaat branden.
Als de ontwaseming, airconditioning en luchtstroom bij auto's met Stop & Start
zijn ingeschakeld, is de STOP-stand niet
beschikbaar.
Centrale regeling /
gescheiden regeling
De temperatuurinstelling aan
voorpassagierszijde kan worden afgestemd
op de instelling aan bestuurderszijde (functie
centrale regeling).
U kunt deze functie inschakelen op de
secundaire pagina die u kunt openen via de
toets “OPTIES ".


Druk op de toets
13 om de functie "MONO"
(centrale regeling) in te schakelen; de functie
krijgt de status "ON".
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
als de passagier de toetsen voor de
temperatuurregeling aan zijn zijde bedient
(functie gescheiden regeling).
Functie "REAR"



Wanneer deze functie wordt geactiveerd, wordt
de achterste aanjager ingeschakeld. Zo kunnen
de achterpassagiers de luchtstroom uit deze
ventilatieroosters regelen onafhankelijk van de
luchtstroomregeling van de airconditioning voor
de voorste ventilatieroosters.
Wanneer deze functie wordt gedeactiveerd,
wordt de maximale luchtstroom uit de
achterste ventilatieroosters begrensd door de
luchtstroominstelling van de airconditioning voor
de voorste ventilatieroosters.
U kunt deze functie inschakelen op de
secundaire pagina die u kunt openen met de
toets "OPTIES ".


Druk op de toets
14 om de functie "REAR"
(centrale regeling) in te schakelen; de functie
krijgt de status "ON".


Druk op de knop " grote ventilator

" of "kleine
ventilator" om de luchtstroom te verhogen of te
verlagen.
De betreffende lampjes gaan branden. Als alle controlelampjes uit zijn, kunt u door de
rijwind nog een beetje luchtstroom voelen.
Ventilatie bij aangezet
contact
Bij aangezet contact kunt u het ventilatiesysteem
gebruiken om de luchtopbrengst
2 en de
luchtverdeling 3 in het interieur te regelen
afhankelijk van de laadtoestand van de accu.
Bij deze functie kan de airconditioning niet
worden ingeschakeld.
Systeem uitschakelen
► Druk op toets 7; alle controlelampjes van het
systeem gaan uit.
Alle functies van het airconditioningssysteem zijn
nu uitgeschakeld.
De temperatuur wordt niet meer geregeld. Door
de rijwind stroomt er nog wel wat lucht in de
auto.
Luchtrecirculatie in het
interieur
De toevoer van buitenlucht voorkomt dat de
voorruit en zijruiten beslaan.
Wanneer de interieurlucht wordt gerecirculeerd,
wordt het interieur beschermd tegen luchtjes
en vervuilende stoffen van buitenaf en kan de
gewenste binnentemperatuur sneller worden
bereikt.

Page 71 of 308

69
Ergonomie en comfort
3► Druk op deze toets om de functie in of
uit te schakelen (bevestigd door branden/
doven van het lampje).
De functie wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Ontwasemen - ontdooien
voorruit en voorste
zijruiten
Met handbediende
airconditioning
► Zet de temperatuur in de hoogste stand
(rood).


Zet de luchtstroom in de hoogste stand; alle
oranje lampjes gaan branden.



Zet de luchtverdeling in de stand "V
oorruit";
het betreffende oranje lampje gaat branden.


Controleer of de luchtrecirculatie in het
interieur is uitgeschakeld; het betreffende lampje
moet uit zijn.



Schakel de airconditioning in door de toets
A/C

in te drukken; het betreffende oranje lampje
gaat branden.
Als de ontwaseming, airconditioning en luchtstroom bij auto's met Stop & Start
zijn ingeschakeld, is de STOP-stand niet
beschikbaar.
Met semi-automatische
en automatische
airconditioning
Automatisch programma Zicht
Selecteer dit programma om de voor- en zijruiten
snel te ontwasemen of te ontdooien.
► Druk op deze toets om de functie in of
uit te schakelen (bevestigd door branden/
doven van het lampje).
Het programma regelt automatisch de
airconditioning (afhankelijk van de uitvoering),
de luchtopbrengst en de luchttoevoer
, en zorgt
voor een optimale verdeling van de lucht naar de
voorruit en zijruiten.
U kunt de luchtopbrengst handmatig aanpassen
zonder het automatische programma Zicht uit te
schakelen.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
is de STOP-stand niet beschikbaar
zolang de ontwaseming in werking is.
Verwijder in winterse omstandigheden
alle sneeuw of ijs op de voorruit in de
buurt van de camera voordat u wegrijdt.
Anders kan de werking van de systemen
die met de camera zijn verbonden negatief
worden beïnvloed.
Voorruitverwarming

Bij koud weer verwarmt dit systeem de
onderzijde van de voorruit en het gedeelte langs
de voorruitstijl links.
Zonder dat u daarvoor de instellingen
van de airconditioning hoeft te wijzigen,
zorgt dit systeem ervoor dat vastgevroren
ruitenwisserbladen sneller loskomen van de
voorruit en helpt het systeem een opeenhoping
van sneeuw door de werking van de
ruitenwissers te voorkomen.

Page 74 of 308

72
Ergonomie en comfort
Het laadgedeelte is te herkennen aan het
symbool Qi.
De lader werkt terwijl de motor draait en het Stop
& Start-systeem in de STOP-stand staat.
Het opladen wordt aangestuurd door de
smartphone.
Bij het Keyless entry and start-systeem kan de
werking van de lader kort worden onderbroken
als er een deur wordt geopend of als het contact
wordt uitgeschakeld.
Laden bezig
► Als het laadgedeelte leeg is, kunt u een
apparaat in het midden plaatsen.


Als het apparaat wordt waargenomen, gaat het
controlelampje van de lader groen branden.
Het lampje blijft branden terwijl de batterij wordt
opgeladen.
Het systeem is niet bedoeld om
meerdere apparaten tegelijkertijd op te
laden.


Laat geen metalen voorwerpen zoals
munten, sleutels of de
afstandsbediening. in het laadgedeelte liggen,
USB-aansluiting



Hierop kunt u draagbare apparatuur of een USB-
stick aansluiten.
Via deze aansluiting kunt u audiobestanden
afspelen via de luidsprekers van de auto.
Deze bestanden kunnen met de
stuurkolomschakelaars of het touchscreen
worden beheerd.
Afhankelijk van de uitvoering kan de
USB-aansluiting op de middenconsole ook
worden gebruikt om een smartphone via
MirrorLink
TM, Android Auto® of CarPlay® te
verbinden, zodat u bepaalde apps van uw
smartphone via het touchscreen kunt gebruiken.
Om de beste resultaten te bereiken, moet u de
kabel van de fabrikant gebruiken of een kabel
die door de fabrikant is goedgekeurd.
Deze apps kunnen worden beheerd met
de toetsen op het stuurwiel of van het
audiosysteem.
Tijdens het gebruik van de USB- aansluiting wordt het draagbare apparaat
automatisch opgeladen.
Er wordt een melding weergegeven als het
stroomverbruik van de draagbare apparatuur
hoger is dan de door de auto geleverde
stroomsterkte.
Raadpleeg voor meer informatie over het
gebruik van deze voorziening de rubriek
Audio en telematica.
FOCAL® Premium
hifi-systeem


De auto is voorzien van een hifi-geluidsinstallatie
van het Franse merk FOCAL®.
Dankzij de 10 luidsprekers met exclusieve
technologieën van FOCAL
® kunt u genieten van
een puur en verfijnd geluid in de auto: –

Centrale luidspreker/satellietluidsprekers:
Polyglass-technologie voor een optimale
omhulling en verdeling van het geluid.


Hifi-woofers/middentonenluidsprekers:
Polyglass-technologie voor een optimale balans
en precisie van het geluid.


TNF-tweeters: technologie met omgekeerde
aluminium conussen voor een optimale spreiding
van het geluid en uiterst verfijnde hoge tonen.


Actieve 12-kanaalsversterker - 515 W
:
hybridetechnologie klasse AB/klasse D voor volle
en verfijnde hoge tonen en krachtige bassen.

Subwoofer: technologie met drievoudige spoel
Power FlowerTM 200 mm voor een perfecte,
dynamische weergave van de lage tonen.
Draadloze smartphonelader



Hiermee kunt u apparaten zoals een smartphone
draadloos opladen volgens het principe van
magnetische inductie, in overeenstemming met
de norm Qi 1.1.
Het op te laden apparaat moet zelf compatibel
zijn met de Qi-norm of moet zijn voorzien van
een compatibele hoes of houder.

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 ... 60 next >