Peugeot 3008 Hybrid 4 2017 Handleiding (in Dutch)
Page 551 of 566
11
Storing
Als de programmeerbare verwarming
niet werkt, neem dan contact op
met het PEUGEOT netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.Batterij vervangen
F Open de behuizing.
F Ver vang de batterij, waarbij u op de
polariteit let.
F Reset de afstandsbediening.
De afstandsbediening wordt gevoed door een
6V-28L-batterij die wordt meegeleverd.
Informatie op het scherm geeft aan wanneer
deze batterij moet worden vervangen.
Resetten van de afstandsbediening
Als de batterij is losgekoppeld of de batterij
wordt vervangen, moet de afstandsbediening
worden gereset.
F
Na het inschakelen van de spanning moet
binnen 5 seconden knop 4 gedurende
1 seconde worden ingedrukt.
Als de handeling geslaagd is, wordt de
melding " OK" weergegeven op het scherm
van de afstandsbediening.
Als er een storing is, wordt de melding
" FA I L " weergegeven.
F Start de handeling opnieuw.
Gooi de lege batterijen niet weg, maar
lever ze in bij een erkend inzamelpunt.
3
Ergonomie en comfort
Page 552 of 566
12
Ruitensproeiers vóór
Ruitenwisserschakelaar
F Trek de hendel van de ruitenwisser -
schakelaar naar u toe.
De ruitensproeiers treden in werking en
vervolgens worden ook de ruitenwissers
ingeschakeld.
Het ruitensproeiersysteem bestaat uit
ruitenwisserarmen met geïntegreerde
sproeierkoppen.
De ruitensproeiervloeistof wordt via het
ruitenwisserblad op de voorruit gesproeid.
Hierdoor wordt het zicht verbeterd en het
verbruik van ruitensproeiervloeistof afneemt.
In sommige gevallen is de sproeierstraal
nauwelijks merkbaar als gevolg van de
samenstelling of de kleur van de vloeistof
en het licht buiten. Bedien de ruitensproeiers niet zolang het
ruitensproeiervloeistofreservoir leeg is; kans
op beschadiging van de ruitenwisserbladen.
Bedien de ruitensproeiers alleen als er geen
risico is van bevriezing van de vloeistof op
de voorruit; hierdoor zou het zicht namelijk
kunnen afnemen. Gebruik 's winters altijd
een ruitensproeiervloeistof die voldoende
tegen vorst beschermd is.
Verlichting en zicht
Page 553 of 566
13
Aanhangerstabiliteitscontrole
Bij het trekken van een aanhanger vermindert dit systeem de kans op slingeren van de auto en de aanhanger.
Werking
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
als het contact wordt aangezet.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma (ESC)
moet storingsvrij zijn.
Dit systeem, dat werkt tussen 60 km/u en
160 km/u, grijpt zodra het detecteert dat de
aanhanger begint te slingeren in op de remmen
om de aanhanger te stabiliseren, waarbij het
systeem indien nodig het motor vermogen
vermindert om de auto te vertragen.De ingreep wordt gesignaleerd door
het knipperen van dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel en het
inschakelen van de remlichten.
Storing
Als een storing in het systeem
optreedt, gaat dit verklikkerlampje
branden op het instrumentenpaneel
in combinatie met een melding en
een geluidssignaal. De aanhangerstabiliteitscontrole
vergroot de veiligheid onder normale
rijomstandigheden en wanneer de
adviezen met betrekking tot het rijden
met een aanhanger in acht worden
genomen. Het systeem mag de
bestuurder niet verleiden tot het nemen
van extra risico's bij het trekken van
een aanhanger (overbelading, onjuiste
kogeldruk, versleten banden of een te
lage bandenspanning, versleten remmen,
enz.) of het rijden met een te hoge
snelheid (in Nederland max. 90 km/u).
In bepaalde gevallen wordt het slingeren
van de aanhanger niet gedetecteerd
door het ESC-systeem, met name bij het
trekken van een lichte aanhanger.
Bij het rijden op een glad of slecht
wegdek kan het systeem niet voorkomen
dat de aanhanger slingert.
Wanneer u in dat geval verder rijdt met de
aanhanger, verminder dan uw snelheid en
rijd
voorzichtig!
Raadpleeg het PEUGEOT netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem
te laten controleren.
Raadpleeg voor de gewichten en aanhanger -
gewichten de rubriek "Technische gegevens"
of het kentekenbewijs van uw auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over veilig gebruik van de trekhaak .
5
Veiligheid
Page 554 of 566
14
Distance Alert en Active Safety Brake
Dit systeem heeft drie functies:
- Distance Alert (waarschuwing bij een
dreigende aanrijding),
- Intelligente noodremassistentie (AFUi),
- Active Safety Brake (automatisch
noodremsysteem).
Distance Alert: waarschuwt de bestuurder
wanneer er een risico bestaat op een aanrijding
met een voorligger of een voetganger op de
rijstrook.
Intelligente noodremassistentie : vergroot
het remvermogen wanneer de bestuurder het
rempedaal niet ver genoeg intrapt.
Active Safety Brake: treedt in werking
wanneer de bestuurder, na de waarschuwing,
niet snel genoeg reageert en niet remt.
Dit systeem helpt, zonder ingrijpen van de
bestuurder, een aanrijding te voorkomen
of de zwaar te van de aanrijding te
beperken door de snelheid van de auto te
verminderen.
Inschakeling en rijomstandigheden
De auto is voorzien van een camera aan de
bovenzijde van de voorruit en, afhankelijk van
de uitvoering, een radar in de voorbumper.
Het systeem wordt ingeschakeld vanaf een
snelheid van 7 km/u en uitgeschakeld als de
snelheid daalt tot onder de 5 km/u.
Het detecteert:
- voertuigen voorzien van een kentekenplaat
die in dezelfde rijrichting rijden of staan,
- voetgangers op de rijbaan (fietsen,
motor fietsen, dieren en objecten op de
rijbaan worden niet altijd gedetecteerd). Dit systeem is ontwikkeld om de
bestuurder te ondersteunen en de
veiligheid te verbeteren.
De bestuurder moet zelf altijd het verkeer
in de gaten blijven houden en zich aan de
verkeersregels houden.
Ondanks de aanwezigheid van dit systeem
moet de bestuurder alert blijven.
Rijden
Page 555 of 566
15
Grenzen van het systeem
In de volgende gevallen wordt geadviseerd
het systeem uit te schakelen via het
configuratiemenu van de auto:
- als er met een aanhanger wordt gereden;
- als er lange lading op dakdragers of een
imperiaal wordt vervoerd;
- voordat de auto met draaiende motor
in een automatische wasstraat wordt
gewassen;
- voordat de auto op een rollenbank in een
werkplaats wordt getest;
- als de auto wordt gesleept met draaiende
motor;
- als het noodreser vewiel (afhankelijk van de
uitvoering) is gemonteerd;
- na een schok op de voorruit ter hoogte van
de detectiecamera;
- als de voorbumper beschadigd is;
- als de remlichten niet werken. Door de werkingslimieten van het systeem
kan het gebeuren dat waarschuwingen
niet, te laat of op onjuiste momenten
worden gegeven.
Daarom moet u altijd waakzaam blijven
zodat u op elk moment kunt ingrijpen om
een aanrijding te voorkomen.
Distance Alert
Afhankelijk van de door het systeem gedetecteerde
kans op een aanrijding en de door de bestuurder
geselecteerde stand voor de waarschuwing kunnen
meerdere waarschuwingsniveaus worden geacti
-
veerd en weergegeven op het instrumentenpaneel.
Niveau 1: waarschuwing door middel
van visuele signalen die aangeeft dat de
afstand tot de voorligger zeer klein is.
De melding "Voertuig dichtbij" wordt
weergegeven.
Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op de
afstand in tijd tussen uw auto en de voorligger.
Niveau 2: waarschuwing door middel
van visuele signalen en geluidssignalen
die aangeeft dat een aanrijding dreigt.
De melding "Remmen!" wordt
weergegeven.
Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op
de tijd vóór de aanrijding. Daarbij wordt
rekening gehouden met de beweging van
de auto, de snelheid van uw auto en die van
de voorligger, de weersomstandigheden, de
rijomstandigheden (in een bocht, intrappen van
pedalen, enz.) zodat de waarschuwing op het
relevante moment wordt geactiveerd.
6
Rijden
Page 556 of 566
16
Als uw auto een voorligger te snel nadert,
wordt het eerste waarschuwingsniveau
mogelijk niet weergegeven: in dat geval
wordt waarschuwingsniveau 2 direct
weergegeven.
Belangrijk: waarschuwingsniveau 1 wordt
nooit weergegeven als de activeringsstand
" Dichtb. " is geselecteerd.
Wijzigen van de stand voor de
activering van de waarschuwing
Deze stand voor de activering van de
waarschuwing is bepalend voor de manier
waarop u wordt gewaarschuwd voor een
rijdende of stilstaande voorligger, of een
voetganger op uw rijstrook.
De stand kan worden gewijzigd via het
configuratiemenu van de auto.
U kunt een van de drie standen selecteren:
- "Ver";
- " Normaal ";
- " Dichtb. ".
De stand die als laatste geselecteerd is, wordt
opgeslagen bij het afzetten van het contact.
Intelligente
noodremassistentie (AFUi)
Wanneer de bestuurder wel remt, maar niet
voldoende om een aanrijding te voorkomen, vult
deze functie de remkracht aan voor zover dit
binnen de natuurkundige grenzen mogelijk is.
Dit gebeurt alleen als de bestuurder zelf het
rempedaal intrapt.
Active Safety Brake
Deze functie, ook wel automatisch
noodremsysteem genoemd, is bedoeld om
de snelheid van de aanrijding te beperken
of de frontale aanrijding met de voorligger te
voorkomen wanneer de bestuurder niet ingrijpt.
Afhankelijk van de versie activeert deze functie
met behulp van een radar en een camera het
remsysteem van de auto.
Rijden
Page 557 of 566
17
Als de camera en/of de radar de
aanwezigheid van een voertuig of
een voetganger hebben bevestigd,
knippert dit verklikkerlampje als de
functie ingrijpt op het remsysteem.
Belangrijk: wanneer de werking van
het automatische noodremsysteem
is geactiveerd, moet u de controle
over de auto weer overnemen en
met de voetrem eveneens remmen
om de automatische remactie te
ondersteunen of te voltooien.
De bestuurder kan op elk gewenst moment de
controle over de auto weer overnemen door
een ferme stuurbeweging te maken en/of het
gaspedaal in te trappen. Het activeren van de remmen kan
worden aangepast aan het rijgedrag
van de bestuurder, zoals bewegingen
van het stuur of het intrappen of loslaten
van het
gaspedaal.
Als de functie in werking is, kunnen er lichte
trillingen voelbaar zijn in het rempedaal.
Als de auto volledig tot stilstand is
gekomen, blijven de remmen automatisch
1 tot 2 seconden geactiveerd.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak kan de motor afslaan als
de auto door het automatische noodrem -
systeem tot stilstand wordt gebracht.
Bij auto's met een automatische
transmissie die met het automatische
noodremsysteem tot stilstand worden
gebracht, moet het rempedaal ingedrukt
worden gehouden om te voorkomen dat
de auto weer begint te rijden.Specifieke werkingsvoorwaarden
De rijsnelheid moet tussen 5 km/u en 85 km/u
liggen (versies met alleen een camera) of
140 km/u (versies met camera en radar) als een
rijdend voertuig wordt gedetecteerd.
De rijsnelheid mag niet groter zijn dan 80 km/u
wanneer een stilstaand voertuig wordt
gedetecteerd.
De rijsnelheid mag niet groter zijn dan 60 km/u
wanneer een voetganger wordt gedetecteerd.
Het ESC-systeem mag niet defect zijn.
De CDS mag niet uitgeschakeld zijn.
Alle veiligheidsgordels moeten vastgemaakt zijn.
De auto moet met een gelijkmatige snelheid op
een weg met weinig bochten rijden.
Na een aanrijding wordt de functie
automatisch uitgeschakeld. Neem contact
op met het PEUGEOT netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
6
Rijden
Page 558 of 566
18
Uitschakelen / Inschakelen
Standaard wordt het systeem automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
Het systeem kan worden uit- of ingeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.Het uitschakelen van het systeem
wordt gesignaleerd door het
branden van dit verklikkerlampje,
in combinatie met de weergave van
een melding. Maak de voorruit regelmatig schoon, met
name het gedeelte voor de camera.
Voorkom dat sneeuw zich ophoopt op de
motorkap of het dak van de auto omdat dit
de detectiecamera kan afdekken.
Ver wijder modder, sneeuw, enz. van de
vo o r b u m p e r.
Neem contact op met het PEUGEOT netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats alvorens
de voorbumper te spuiten of de lak er van bij
te werken. Bepaalde laksoorten kunnen de
werking van de radar beïnvloeden.
Storing
Controleer of de sensoren (camera en radar)
niet zijn bedekt met vuil, modder, ijs, sneeuw
enzovoort.
Als de storing aanhoudt, neem dan contact
op met het PEUGEOT netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem
te
laten controleren. In het geval van een storing in het
systeem wordt u gewaarschuwd door
het verklikkerlampje dat gaat branden,
in combinatie met de weergave van
een melding en een geluidssignaal.
De camera werkt in de volgende situaties
mogelijk niet of minder goed:
- slecht zicht (slecht verlichte weg,
sneeuwval, zware regenval, dichte
mist enz.);
- verblinding (koplampen van
tegenliggers, laagstaande zon;
reflecties op nat wegdek, uitrijden van
een tunnel, snelle overgangen tussen
schaduw en licht enz.);
- Obstructie van de camera of radar
(modder, ijs, sneeuw enz.).
In deze situaties kan het
detectievermogen verminderd zijn.
Rijden
Page 559 of 566
19
Kenmerken van motoren en aanhangergewichten
Motoren
De motorkenmerken staan vermeld op
het kentekenbewijs van uw auto en in de
verkoopdocumentatie.
Gewichten en aanhangergewichten
Wanneer de buitentemperatuur hoog is,
adviseren wij u de motor 1 tot 2 minuten
te laten draaien nadat de auto is gestopt,
zodat hij kan afkoelen.
De gewichten en aanhangergewichten voor uw
auto staan vermeld in het kentekenbewijs en in
de verkoopdocumentatie.
Deze waarden staan ook vermeld op het
typeplaatje of de sticker van de fabrikant.
Neem voor meer informatie contact op met
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Het maximaal toegestane treingewicht en de
aanhangergewichten gelden tot een hoogte
van maximaal 1.000 meter. De waarde van
het aanhangergewicht dient voor elke extra
1.000 meter met 10% te worden verminderd.
De aanbevolen kogeldruk komt overeen
met het toegestane gewicht op de trekhaak
(demonteerbaar met of zonder gereedschap).
GTW
: maximaal toegestaan treingewicht Bij hoge buitentemperaturen kunnen de
prestaties van de auto minder worden
om de motor te beschermen. Als de
buitentemperatuur meer dan 37 °C
bedraagt, moet het aanhangergewicht
worden verminderd.
De rijeigenschappen van een trekkende auto
die slechts licht beladen is, kunnen negatief
worden beïnvloed tijdens het trekken.
Het trekken van een aanhanger verlengt
de remweg.
Met een trekkende auto nooit harder
rijden dan 100 km/u (houd u aan de
plaatselijk geldende regels).
Het maximumvermogen komt overeen
met de op de testbank gehomologeerde
waarde, conform de omstandigheden
die zijn vastgelegd in de Europese
regelgeving (richtlijn 1999/99/CE).
Neem voor meer informatie contact op met
het PEUGEOT netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
9
Technische gegevens
Page 560 of 566
20
Benzinemotoren en aanhangergewichten
Motoren1,2 PureTech 130
S&S 1,2 PureTech 130
S&S 1,6 THP 150
1,6 THP 1601,6 THP 165 S&S
Versnellingsbakken
BVM6
(handgeschakelde 6-versnellingsbak) E AT 6
(automatische
6-versnellingsbak) E AT 6
(automatische
6-versnellingsbak) E AT 6
(automatische
6-versnellingsbak) E AT 6
(automatische
6-versnellingsbak)
Codes EB2DTS MCM
STT EB2DTS AT6III
STT EP6FDTM AT6III EP6FDTMD
AT6III EP6FDT AT6III
STT
Modelcodes
MR... M4... HNYH/C1B
HNYH/C1F -
HNYH/C1K HNYW/C1B
HNYW/C1F 5GY W/C1A
5GX V/C1A5GZ W/C1B
5G Z W/C1F
Cilinderinhoud (cm³) 1.1 9 91.1 9 91. 59 8 1. 59 81. 59 8
Max. vermogen: ECE-norm (kW) 969611 0 120121,4
Brandstof LoodvrijLoodvrijLoodvrijLoodvrijLoodvrij
Aanhanger geremd (binnen totaal
toelaatbaar treingewicht) (kg)
helling van 10% of 12%1.4 0 0 -1. 3 0 0 1. 20 06006001.550
Aanhanger ongeremd (kg) 660670600 600 685
Aanbevolen kogeldruk (kg) 8080 707080
Technische gegevens