Peugeot 307 2006 Handleiding (in Dutch)

Page 21 of 206

1CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
23
Verklikkerlampje veiligheidsgordel
niet vastgemaakt.Koelvloeistoftemperatuurmeter Motorolietemperatuurmeter
Als het contact wordt aangezet, gaat
het verklikkerlampje branden als de
bestuurder en/of de passagier voor
zijn veiligheidsgordel niet heeft vast-
gemaakt.
Bij draaiende motor en gesloten por-
tieren gaat het verklikkerlampje na
30 seconden automatisch uit.
Als de veiligheidsgordel niet is vast-
gemaakt:
- blijft het verklikkerlampje branden bij een wagensnelheid lager dan
20 km/h,
- knippert het lampje bij een wagen- snelheid hoger dan 20 km/h gedu-
rende twee minuten in combinatie
met een steeds sterker wordend
geluidssignaal. Als de bestuurder
en/of de voorpassagier na deze
twee minuten zijn veiligheidsgordel
nog niet heeft vastgemaakt, blijft
het lampje branden. Wijzer in zone
A: de temperatuur is
in orde.
Wijzer in zone B: de temperatuur is
te hoog. Het verklikkerlampje STOP
gaat knipperen in combinatie met
een geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display.
Stop onmiddellijk.
Let op: wacht tot de motor is afge-
koeld om indien nodig koelvloeistof
bij te vullen.
Het koelcircuit staat onder druk.
Draai, om verwondingen te voorko-
men, de vuldop twee omwentelingen
los om de druk te laten dalen.
Verwijder vervolgens de vuldop en
vul koelvloeistof bij.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt. De meter geeft bij draaiende motor
de temperatuur van de motorolie
aan.
De temperatuur is te hoog als de
maximale waarde wordt aangege-
ven.
Stop onmiddellijk.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt.

Page 22 of 206

1CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
24
Park (Parkeerstand)
Schakelstandindicatie
automatische transmissie
Als het toerental te laag of te hoog
is voor de geselecteerde versnelling,
knippert het desbetreffende picto-
gram enkele seconden, waarna ver-
volgens de werkelijk ingeschakelde
versnelling wordt weergegeven.
Reverse
(Achteruit)
Neutral (Neutraalstand)
Drive (Rijstand) Handbediening:
1
e versnelling ingeschakeld
2
e versnelling ingeschakeld
3
e versnelling ingeschakeld
4
e versnelling ingeschakeld Dit lampje gaat branden
als het schakelprogramma
"SPORT" van de automa-
tische transmissie wordt in-
geschakeld.
Dit lampje gaat branden
als het schakelprogramma
"SNEEUW" van de auto-
matische transmissie wordt
ingeschakeld.
Verklikkerlampjes automatische
transmissie
Verklikkerlampje "SNEEUW" Onjuiste waarde bij
handmatige bediening
Verklikkerlampje "SPORT"
5
e versnelling* ingeschakeld
6
e versnelling* ingeschakeld
* Volgens uitvoering.
Deze melding verschijnt als een ver-
snelling niet goed is ingeschakeld
(de selectiehendel bevindt zich tus-
sen twee standen in).

Page 23 of 206

1CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
25
Dit heeft na het aanzetten van het
contact 3 verschillende functies:
- onderhoudsintervalindicator,
- motorolieniveaumeter,
- kilometerteller (totale kilometer-stand en dagteller).
Opmerking: De totale kilometerstand
en de dagteller worden gedurende
dertig seconden na het uitzetten van
het contact, bij het openen van het
bestuurdersportier en bij het vergren-
delen en ontgrendelen van de auto
weergegeven.
Het display geeft tevens informatie
met betrekking tot de snelheidsre-
gelaar of -begrenzer indien één van
beiden is ingeschakeld (zie het des-
betreffende hoofdstuk).
Onderhoudsintervalindicator
De onderhoudsintervalindicator geeft
de afstand tot de volgende onder-
houdscontrole aan overeenkomstig
het onderhoudsschema van de fabri-
kant.
Deze afstand wordt berekend vanaf
de laatste nulstelling van de onder-
houdsintervalindicator (zie het des-
betreffende hoofdstuk) op basis van
twee parameters:
- het afgelegde aantal kilometers,
- de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudscontrole.
Opmerking: afhankelijk van de ge-
bruiksgewoonten van de bestuurder
kan de factor tijd worden meegewo-
gen bij de nog af te leggen kilome-
ters. Werking
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 5 seconden de onder-
houdssleutel branden. De kilometer-
teller geeft de resterende kilometers
(afgerond) tot de eerstvolgende on-
derhoudscontrole aan.
Voorbeeld:
De afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole bedraagt
4.800 km. Als het contact wordt aan-
gezet, geeft het display gedurende
5 seconden het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact geeft de teller weer de kilo-
meterstand en de stand van de dag-
teller aan.
DISPLAY INSTRUMENTENPANEEL

Page 24 of 206

1CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
26
Uw PEUGEOT-servicepunt zet de
onderhoudsintervalindicator na elke
onderhoudsbeurt weer op 0.
Als u zelf de onderhoudscontrole van
uw auto heeft uitgevoerd, kan de on-
derhoudsintervalindicator op de vol-
gende wijze op 0 gezet worden:
 Zet het contact af.
 Druk op de resetknop van de dag-
teller en houd deze ingedrukt.
 Zet het contact aan.
De kilometerteller begint terug te tellen.
Laat de knop los als de onderhouds-
intervalindicator "=0" aangeeft; de
onderhoudssleutel verdwijnt.
Belangrijk: als u na deze handeling
de accu wilt loskoppelen, vergrendel
dan de auto en wacht minimaal vijf
minuten. Het resetten van de onder-
houdsintervalindicator zal anders
niet worden opgeslagen.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden.
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 5 seconden de onder-
houdssleutel knipperen.
Voorbeeld:
U heeft de afstand tot de
eerstvolgende onderhoudsbeurt met
300 km overschreden. Er moeten zo
snel mogelijk onderhoudswerkzaam-
heden worden uitgevoerd.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden
het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer
in werking en blijft de onderhouds-
sleutel branden. De teller geeft de
kilometerstand en de stand van de
dagteller aan.
Opmerking: De onderhoudssleutel
kan ook gaan branden als het inter-
val van twee jaar is overschreden.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1.000 km.
Voorbeeld:
De afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole bedraagt
900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden
het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer
in werking en blijft de onderhouds-
sleutel branden .
Dit om aan te geven dat er binnenkort
onderhoudswerkzaamheden uitge-
voerd moeten worden. De teller geeft
de kilometerstand en de stand van de
dagteller aan. Op 0 zetten van de onderhouds-
intervalindicator

Page 25 of 206

1CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
27
Druk, tijdens het branden van de ver-
lichting, op de knop om de sterkte van
de dashboardverlichting te verande-
ren. Als de verlichting de zwakste (of
felste) stand heeft bereikt, laat dan
de knop los en druk deze vervolgens
opnieuw in om de verlichting weer
feller (of zwakker) te maken.
Laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.Nulstelling dagteller
Motorolieniveaumeter
Bij het aanzetten van het contact
wordt eerst de onderhoudsintervalin-
dicator weergegeven en vervolgens
gedurende enkele seconden het mo-
torolieniveau.Olieniveau correct
Storing motorolieniveaumeter Als de aanduiding
"OIL --" knippert,
duidt dit op een
storing in de motor-
olieniveaumeter.
Raadpleeg een
PEUGEOT-servicepunt.
Een controle van het olieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een vlakke,
horizontale ondergrond staat en de motor
minstens 15 minuten niet heeft gedraaid.
Als de aanduiding
"OIL" knippert in
combinatie met het
v e r k l i k k e r l a m p j e
service, een ge-
luidssignaal en een
melding op het multifunctionele display,
is het motorolieniveau te laag, waardoor
ernstige motorschade kan ontstaan.
Controleer het olieniveau met de peil-
stok. Als blijkt dat het olieniveau te laag
is, moet olie worden bijgevuld.
Te weinig olie Oliepeilstok
2 merktekens op de peil-
stok:
- het oliepeil mag nooit bo-ven het niveau A uitkomen,
- als het oliepeil niet boven het niveau B uitkomt, moet
het voor de motor van uw
auto voorgeschreven type
motorolie worden bijge-
vuld via de vuldop.
A = maxi.
B = mini.
Druk, terwijl het contact aan is, de knop in
tot de nullen verschijnen.
Door kort op de knop te drukken kunnen de
dagteller en de ingestelde snelheid van de
snelheidsregelaar of snelheidsbegrenzer af-
wisselend worden weergegeven, indien een
van deze systemen is geactiveerd.
Dimmer dashboardverlichting

Page 26 of 206

1CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
25
Dit heeft na het aanzetten van het
contact 3 verschillende functies:
- onderhoudsintervalindicator,
- motorolieniveaumeter,
- kilometerteller (totale kilometer-stand en dagteller).
Opmerking: De totale kilometerstand
en de dagteller worden gedurende
dertig seconden na het uitzetten van
het contact, bij het openen van het
bestuurdersportier en bij het vergren-
delen en ontgrendelen van de auto
weergegeven.
Het display geeft tevens informatie
met betrekking tot de snelheidsre-
gelaar of -begrenzer indien één van
beiden is ingeschakeld (zie het des-
betreffende hoofdstuk).
Onderhoudsintervalindicator
De onderhoudsintervalindicator geeft
de afstand tot de volgende onder-
houdscontrole aan overeenkomstig
het onderhoudsschema van de fabri-
kant.
Deze afstand wordt berekend vanaf
de laatste nulstelling van de onder-
houdsintervalindicator (zie het des-
betreffende hoofdstuk) op basis van
twee parameters:
- het afgelegde aantal kilometers,
- de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudscontrole.
Opmerking: afhankelijk van de ge-
bruiksgewoonten van de bestuurder
kan de factor tijd worden meegewo-
gen bij de nog af te leggen kilome-
ters. Werking
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 5 seconden de onder-
houdssleutel branden. De kilometer-
teller geeft de resterende kilometers
(afgerond) tot de eerstvolgende on-
derhoudscontrole aan.
Voorbeeld:
De afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole bedraagt
4.800 km. Als het contact wordt aan-
gezet, geeft het display gedurende
5 seconden het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact geeft de teller weer de kilo-
meterstand en de stand van de dag-
teller aan.
DISPLAY INSTRUMENTENPANEEL

Page 27 of 206

1CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
25
Dit heeft na het aanzetten van het
contact 3 verschillende functies:
- onderhoudsintervalindicator,
- motorolieniveaumeter,
- kilometerteller (totale kilometer-stand en dagteller).
Opmerking: De totale kilometerstand
en de dagteller worden gedurende
dertig seconden na het uitzetten van
het contact, bij het openen van het
bestuurdersportier en bij het vergren-
delen en ontgrendelen van de auto
weergegeven.
Het display geeft tevens informatie
met betrekking tot de snelheidsre-
gelaar of -begrenzer indien één van
beiden is ingeschakeld (zie het des-
betreffende hoofdstuk).
Onderhoudsintervalindicator
De onderhoudsintervalindicator geeft
de afstand tot de volgende onder-
houdscontrole aan overeenkomstig
het onderhoudsschema van de fabri-
kant.
Deze afstand wordt berekend vanaf
de laatste nulstelling van de onder-
houdsintervalindicator (zie het des-
betreffende hoofdstuk) op basis van
twee parameters:
- het afgelegde aantal kilometers,
- de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudscontrole.
Opmerking: afhankelijk van de ge-
bruiksgewoonten van de bestuurder
kan de factor tijd worden meegewo-
gen bij de nog af te leggen kilome-
ters. Werking
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 5 seconden de onder-
houdssleutel branden. De kilometer-
teller geeft de resterende kilometers
(afgerond) tot de eerstvolgende on-
derhoudscontrole aan.
Voorbeeld:
De afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole bedraagt
4.800 km. Als het contact wordt aan-
gezet, geeft het display gedurende
5 seconden het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact geeft de teller weer de kilo-
meterstand en de stand van de dag-
teller aan.
DISPLAY INSTRUMENTENPANEEL

Page 28 of 206

1CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
26
Uw PEUGEOT-servicepunt zet de
onderhoudsintervalindicator na elke
onderhoudsbeurt weer op 0.
Als u zelf de onderhoudscontrole van
uw auto heeft uitgevoerd, kan de on-
derhoudsintervalindicator op de vol-
gende wijze op 0 gezet worden:
 Zet het contact af.
 Druk op de resetknop van de dag-
teller en houd deze ingedrukt.
 Zet het contact aan.
De kilometerteller begint terug te tellen.
Laat de knop los als de onderhouds-
intervalindicator "=0" aangeeft; de
onderhoudssleutel verdwijnt.
Belangrijk: als u na deze handeling
de accu wilt loskoppelen, vergrendel
dan de auto en wacht minimaal vijf
minuten. Het resetten van de onder-
houdsintervalindicator zal anders
niet worden opgeslagen.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden.
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 5 seconden de onder-
houdssleutel knipperen.
Voorbeeld:
U heeft de afstand tot de
eerstvolgende onderhoudsbeurt met
300 km overschreden. Er moeten zo
snel mogelijk onderhoudswerkzaam-
heden worden uitgevoerd.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden
het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer
in werking en blijft de onderhouds-
sleutel branden. De teller geeft de
kilometerstand en de stand van de
dagteller aan.
Opmerking: De onderhoudssleutel
kan ook gaan branden als het inter-
val van twee jaar is overschreden.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1.000 km.
Voorbeeld:
De afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole bedraagt
900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden
het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer
in werking en blijft de onderhouds-
sleutel branden .
Dit om aan te geven dat er binnenkort
onderhoudswerkzaamheden uitge-
voerd moeten worden. De teller geeft
de kilometerstand en de stand van de
dagteller aan. Op 0 zetten van de onderhouds-
intervalindicator

Page 29 of 206

1CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
26
Uw PEUGEOT-servicepunt zet de
onderhoudsintervalindicator na elke
onderhoudsbeurt weer op 0.
Als u zelf de onderhoudscontrole van
uw auto heeft uitgevoerd, kan de on-
derhoudsintervalindicator op de vol-
gende wijze op 0 gezet worden:
 Zet het contact af.
 Druk op de resetknop van de dag-
teller en houd deze ingedrukt.
 Zet het contact aan.
De kilometerteller begint terug te tellen.
Laat de knop los als de onderhouds-
intervalindicator "=0" aangeeft; de
onderhoudssleutel verdwijnt.
Belangrijk: als u na deze handeling
de accu wilt loskoppelen, vergrendel
dan de auto en wacht minimaal vijf
minuten. Het resetten van de onder-
houdsintervalindicator zal anders
niet worden opgeslagen.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden.
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 5 seconden de onder-
houdssleutel knipperen.
Voorbeeld:
U heeft de afstand tot de
eerstvolgende onderhoudsbeurt met
300 km overschreden. Er moeten zo
snel mogelijk onderhoudswerkzaam-
heden worden uitgevoerd.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden
het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer
in werking en blijft de onderhouds-
sleutel branden. De teller geeft de
kilometerstand en de stand van de
dagteller aan.
Opmerking: De onderhoudssleutel
kan ook gaan branden als het inter-
val van twee jaar is overschreden.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1.000 km.
Voorbeeld:
De afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole bedraagt
900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden
het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer
in werking en blijft de onderhouds-
sleutel branden .
Dit om aan te geven dat er binnenkort
onderhoudswerkzaamheden uitge-
voerd moeten worden. De teller geeft
de kilometerstand en de stand van de
dagteller aan. Op 0 zetten van de onderhouds-
intervalindicator

Page 30 of 206

1CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
27
Druk, tijdens het branden van de ver-
lichting, op de knop om de sterkte van
de dashboardverlichting te verande-
ren. Als de verlichting de zwakste (of
felste) stand heeft bereikt, laat dan
de knop los en druk deze vervolgens
opnieuw in om de verlichting weer
feller (of zwakker) te maken.
Laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.Nulstelling dagteller
Motorolieniveaumeter
Bij het aanzetten van het contact
wordt eerst de onderhoudsintervalin-
dicator weergegeven en vervolgens
gedurende enkele seconden het mo-
torolieniveau.Olieniveau correct
Storing motorolieniveaumeter Als de aanduiding
"OIL --" knippert,
duidt dit op een
storing in de motor-
olieniveaumeter.
Raadpleeg een
PEUGEOT-servicepunt.
Een controle van het olieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een vlakke,
horizontale ondergrond staat en de motor
minstens 15 minuten niet heeft gedraaid.
Als de aanduiding
"OIL" knippert in
combinatie met het
v e r k l i k k e r l a m p j e
service, een ge-
luidssignaal en een
melding op het multifunctionele display,
is het motorolieniveau te laag, waardoor
ernstige motorschade kan ontstaan.
Controleer het olieniveau met de peil-
stok. Als blijkt dat het olieniveau te laag
is, moet olie worden bijgevuld.
Te weinig olie Oliepeilstok
2 merktekens op de peil-
stok:
- het oliepeil mag nooit bo-ven het niveau A uitkomen,
- als het oliepeil niet boven het niveau B uitkomt, moet
het voor de motor van uw
auto voorgeschreven type
motorolie worden bijge-
vuld via de vuldop.
A = maxi.
B = mini.
Druk, terwijl het contact aan is, de knop in
tot de nullen verschijnen.
Door kort op de knop te drukken kunnen de
dagteller en de ingestelde snelheid van de
snelheidsregelaar of snelheidsbegrenzer af-
wisselend worden weergegeven, indien een
van deze systemen is geactiveerd.
Dimmer dashboardverlichting

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 ... 210 next >