Peugeot 307 SW 2005 Handleiding (in Dutch)

Page 81 of 193

Audio en telematica78 -
28-02-2005
79Audio en telematica-
28-02-2005
Beheer van de index
Met deze functie kan een in de index
opgeslagen adres worden hernoemd.
Selecteer de omschrijving die over-
eenkomt met het opgeslagen adres
om het te wijzigen.
Selecteer de functie "Hernoemen"
en bevestig door op de knop van het
navigatiepaneel te drukken.
Kies de functie "OK" en bevestig
door op de knop van het navigatie-
paneel te drukken om de wijzigingen
op te slaan.
Stoppen/hervatten van de
navigatie
- "Navigatie stoppen"
• Kies deze functie tijdens het na- vigeren en bevestig uw keuze.
- "Navigatie hervatten"
• Als de navigatie gestopt is, kies
dan deze functie en bevestig uw
keuze om de navigatie naar de
laatst ingevoerde bestemming
te starten.
Opmerking: Wanneer u opnieuw het
contact aanzet, kunt u op het scherm
een navigatie hervatten, die voor het
uitzetten van het contact actief was. Snelmenu "Navigatie" Verkeersinformatie RDS TMC
(Trafic Message Channel)
De autoradio/telefoon/GPS RT3 kan
via de FM-band "RDS TMC"-ver-
keersinformatie ontvangen.
Met behulp van deze functie kunnen
berichten over de verkeerssituatie
worden ontvangen (ongelukken, iles,
weerbericht, ...).
Deze berichten kunnen tijdelijk verschij-
nen in een bovenliggend venster of kun-
nen worden afgeluisterd als de functie
gesproken berichten is geactiveerd.
Het aan de toepassing "Navigatie"
gekoppelde snelmenu verschijnt in een
bovenliggend venster als deze toepas-
sing actief is in het basisscherm.
Het menu is beperkt tot de volgende
functies:
- wijzigen van de route,
- weergave "selectie-verplaatsen op kaart",
- opslaan van het huidige adres (indien mogelijk het postadres en
anders de GPS-coördinaten),
- wijzigen van de criteria voor de rou- teberekeningen,
- stoppen of hervatten van de naviga- tie (weergave van de melding afhan-
kelijk van de uitgangssituatie).
- weergave van de kaart op het vol- ledige scherm of verkleind in het
rechtergedeelte (weergave van
de melding afhankelijk van de uit-
gangssituatie)**.
* Uitsluitend kleurendisplay DT.

Page 82 of 193

Audio en telematica78 -
28-02-2005
79Audio en telematica-
28-02-2005
De verkeersinformatie van de TMC-
zender kan ook worden weergegeven
als naar een andere zender wordt
geluisterd*.
Bij gebruik van de kaart*, worden spe-
ciale TMC symbolen weergegeven,
afhankelijk van het type informatie.
Selecteer in het menu "Telematica"
de functie "Verkeersinformatie
TMC". U kunt het volgende kiezen:
- "Raadplegen berichten" om de lijst met beschikbare verkeersinformatie
weer te geven,
- "TMC-informatie opzoeken" om één of meer soorten verkeersinformatie
te selecteren en de TMC-zender te
initialiseren
- "Spraaksynthese" om de ontvangen verkeersinformatie te beluisteren,
- "Inschakelen/uitschakelen verkeers- informatie" om de weergave van
ontvangen verkeersinformatie in of
uit te schakelen.
Initialiseren van de TMC-zender
Selecteer voor deze functie een FM-
station dat TMC-informatie uitzendt.
Selecteer in het menu "Verkeersin-
formatie TMC" de functie "Selecte-
ren van de TMC-zender" . Vervolgens
verschijnt op het display:
- de naam van de zender die wordt beluisterd of
- "Geen TMC-zender beschikbaar" als er geen zender is geselecteerd
of als de zender geen TMC-infor-
matie uitzendt of
- "Bezig met zoeken" als u het zoeken naar de volgende TMC-zender hebt
geactiveerd. TMC-informatie ilteren Algemene beschrijving
toepassing "Kaart"*
De toepassing "Kaart" kan op drie
manieren worden weergegeven:
- "Volgen auto op kaart" (één ma-
nier) waarbij als de navigatie actief
is rechts op het scherm de bewe-
ging van de auto gevolgd kan wor-
den en links op het scherm wordt
ingezoomd op het eerstvolgende
kruispunt.
- "Selecteren-verplaatsen op kaart"
(twee manieren) waarbij de kaart op
het volledige scherm of verkleind in
het rechtergedeelte van het scherm
wordt weergegeven met links op het
scherm een kompas.
Druk kort op de knop van het navi-
gatiepaneel en selecteer vervolgens
de functie "Kaart verplaatsen" of
"Verlaat kaart modus" .
Op de kaart kunnen symbolen wor-
den weergegeven, die onderver-
deeld kunnen worden in de volgende
categorieën:
- "Overheid en veiligheid" op een grijze achtergrond,
- "Hotels, cafés en restaurants" op een gele achtergrond,
- "Overige commerciële instellingen" op een zachtpaarse achtergrond,
- "Cultuur, toerisme en voorstellingen" op een witte achtergrond,
- "Sportcentra en recreatieparken" op een groene achtergrond,
- "Transport en auto" op een blauwe achtergrond.
Selecteer voor het ilteren van
TMC-informatie in het menu
"Verkeersinformatie TMC"
de functie
"TMC-informatie ilteren" , waarna u
kunt kiezen uit:
- "Filteren op route" om uitsluitend verkeersinformatie met betrekking
tot de ingestelde route van het na-
vigatiesysteem weer te geven,
- "Filteren op incidenten" om uitslui- tend verkeersinformatie met betrek-
king tot ongevallen, iles e.d. weer te
geven...,
- "Geograisch ilter" om uitsluitend de verkeersinformatie van het
gebied rondom de auto of een be-
paalde plaats weer te geven.
Het is mogelijk meerdere ilters tege-
lijk te gebruiken.
* Uitsluitend kleurendisplay DT.

Page 83 of 193

Audio en telematica80 -
28-02-2005
81Audio en telematica-
28-02-2005
"Volgen auto op kaart"
Met behulp van deze functie kan:
- de beweging van de auto over de ingestelde route worden weerge-
geven als de navigatie actief is,
- worden ingezoomd op de kaart volgens dertien voorgeprogram-
meerde schalen,
- het snelmenu "Navigatie" worden
weergegeven. Kaart
Vanuit het
algemene menu biedt het
hoofdmenu "Kaart" verschillende
mogelijkheden voor de navigatie:
- inschakelen van de weergave "Se- lecteren-verplaatsen op kaart".
- oriëntatie van de kaart naar het Noorden of naar de rijrichting van
de auto.
- centreren van de auto in de kaart.
- openen van op de kaart zichtbare menu's voor het selecteren van
diensten, zoals hotels, servicesta-
tions, enz.
- weergave van het venster voor het invoeren van de omschrijving om
de huidige positie van de auto in te
voeren in een kaart van de index.
Met de functie
"Inzoomen" kan de
schaal van de kaart als volgt worden
aangepast:
- 50 m/cm, 100 m/cm, 150 m/cm, 200 m/cm, 500 m/cm.
- 1 km/cm, 2 km/cm.
- 10 km/cm, 20 km/cm, 50 km/cm.
- 100 km/cm, 200 km/cm.
Dit wordt uitgevoerd door aan de
knop van het navigatiepaneel te
draaien.

Page 84 of 193

Audio en telematica80 -
28-02-2005
81Audio en telematica-
28-02-2005
"Selecteren-verplaatsen op kaart"
Met behulp van deze functie kan:
- een willekeurig punt op de kaart worden geselecteerd om een navi-
gatie naar dit punt op te starten of om
adresgegevens van dit punt te verkrij-
gen (indien mogelijk het postadres of
anders de GPS-coördinaten).
- met behulp van de vier pijlen die de windrichtingen (Noord, Oost, Zuid,
West) aangeven, de kaart verschoven
worden.
- worden ingezoomd op de kaart volgens dertien voorgeprogram-
meerde schalen.
- het snelmenu "Kaart" worden
weergegeven. Snelmenu "Kaart"
Het aan de toepassing
"Kaart" en
de functie "Selecteren-verplaatsen
op kaart" gekoppelde snelmenu ver-
schijnt in een bovenliggend venster
als deze toepassing actief is in het
basisscherm.
Het menu is beperkt tot de volgende
functies:
- weergave van informatie over de op de kaart geselecteerde plaats.
- selecteren van een bestemming door een plaats op de kaart te se-
lecteren.
- opslaan van een geselecteerde plaats (indien mogelijk het post-
adres of anders de GPS-coördi-
naten om deze in te voeren in een
kaart van het geheugen).
- inschakelen van de weergave "Vol- gen auto op kaart".

Page 85 of 193

Comfort82 -
28-02-2005
83Comfort-
28-02-2005

Page 86 of 193

Comfort82 -
28-02-2005
83Comfort-
28-02-2005
VENTILATIE
1. Uitstroomopeningen
voorruitontwaseming.
2. Uitstroomopeningen
zijruitontwaseming.
3. Zijventilatieroosters.
4. Middelste ventilatieroosters.
5. Uitstroomopening voor
beenruimte voor.
6. Uitstroomopening voor
beenruimte achter.
Gebruiksadviezen
F Als de temperatuur in de auto na-
dat deze een tijd in de zon heeft
gestaan erg hoog is opgelopen, is
het raadzaam het interieur enige
tijd te laten doorluchten.
Zet de luchttoevoer ver genoeg
open voor een optimale verver-
sing van de lucht in het interieur.
Als de knop voor de luchttoevoer
in de stand 0 staat (systeem
uitgeschakeld), wordt het thermi-
sche comfort niet meer gewaar-
borgd. Er kan echter een kleine
luchtstroom worden waargeno-
men, die wordt veroorzaakt door
de rijwind.
F Let er voor een gelijkmatige ver-
deling van de lucht naar het interi-
eur op dat de luchtinlaatroosters,
de uitstroomopeningen in de auto,
de luchtkanalen onder de voor-
stoelen en de ventilatieopeningen
in de bagageruimte vrij blijven.
Zorg ervoor dat het interieurilter
in een goede staat verkeert.

Page 87 of 193

Comfort84 -
28-02-2005
85Comfort-
28-02-2005
AIRCONDITIONING
De airconditioning werkt uitsluitend
bij draaiende motor.2. Temperatuurregeling
1. Airconditioning aan/uit
Draai de knop van blauw
(koud) naar rood (warm)
om de temperatuur naar
behoefte in te stellen.4. Regeling luchtverdeling
Luchtstroom naar voorruit
en zijruiten.
Luchtstroom naar voorruit,
portierruiten en beenruimte.
Luchtstroom naar de been-
ruimte.
(ventilatieroosters gesloten)
De airconditioning kan tij-
dens alle seizoenen effec-
tief gebruikt worden, mits
de ruiten zijn gesloten. Het
systeem stelt u in staat de
temperatuur in het interieur `s zomers
te verlagen en zorgt in de winter bij
temperaturen boven 0 °C voor een
snelle ontwaseming van beslagen
ruiten.
Druk de schakelaar in, het verklikker-
lampje gaat branden.
De airconditioning werkt niet als de
knop 3 voor de regeling van de lucht-
opbrengst in de stand "0" staat . Linker, rechter en middelste
ventilatieroosters.
3. Regeling luchtopbrengst
Draai de knop bij draaiende
motor van stand 1 naar
stand 4 om de gewenste
luchtopbrengst te verkrij-
gen. Ga voor het snel ontwasemen van
de voorruit en de zijruiten als volgt
te werk:
- sStel de temperatuur
2 en de lucht-
opbrengst 3 in op maximaal,
- sluit de middelste ventilatieroos- ters,
- zet de knop van de luchttoevoer- regeling 5 in de stand "Toevoer van
buitenlucht" (het verklikkerlampje
van de knop 5 gaat uit),
- schakel de airconditioning in door op de toets 1 te drukken.
De luchtstroom kan worden geva-
rieerd door de knop in een tussen-
stand te zetten, aangegeven door " l ".

Page 88 of 193

Comfort84 -
28-02-2005
85Comfort-
28-02-2005
6. Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels
Druk de schakelaar in om
de achterruitverwarmin en
de verwarming buitenspie-
gels in te schakelen.
De achterruitverwarming
en de verwarming buitenspiegels
gaat automatisch uit om onnodig
stroomverbruik te voorkomen.
Druk nogmaals op de schakelaar
om de achterruitverwarming en de
verwarming buitenspiegels opnieuw
in te schakelen.
Het is mogelijk deze verwarming uit
te schakelen voordat dit automatisch
gebeurt door de schakelaar nog-
maals in te drukken. Zet de airconditioning 1
tot 2 keer per maand 5 tot
10 minuten aan om het
systeem in perfecte staat
te houden.
Laat het systeem regelmatig contro-
leren om de goede werking van de
airconditioning te waarborgen.
Gebruik de airconditioning niet als
deze niet koelt en laat het systeem
in dat geval door een PEUGEOT-ser-
vicepunt controleren.
Condensvorming in de airconditio-
ning kan ertoe leiden dat er zich
een klein plasje water onder de auto
vormt, dit is een normaal verschijn-
sel.
5. Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
Bij het indrukken van de
knop 5 wordt de lucht in
het interieur gerecirculeerd.
Het verklikkerlampje gaat
branden.
Druk, zodra de omstandigheden
dit toelaten, nogmaals op de knop
5 voor de toevoer van buitenlucht,
om het beslaan van de ruiten te
voorkomen. Hierbij gaat het verklik-
kerlampje uit.
De luchtrecirculatie dient om de
toevoer van buitenlucht bij stank en
stofoverlast af te sluiten.
De toevoer van buitenlucht voorkomt
het beslaan van de voorruit en de
zijruiten.
Als de luchtrecirculatiestand gebruikt
wordt terwijl de airco is ingeschakeld,
wordt de capaciteit van de airco ver-
groot.
Als de luchtrecirculatiestand bij voch-
tig weer wordt gebruikt, bestaat het
risico dat de ruiten beslaan.

Page 89 of 193

Comfort86 -
28-02-2005
87Comfort-
28-02-2005
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
MET GESCHEIDEN REGELING
De airconditioning werkt uitsluitend
bij draaiende motor.
Voor een optimaal comfort is het raadzaam
de temperatuur links en rechts zo in te stellen
dat het verschil niet meer dan 3 bedraagt.
Om het interieur maximaal te koelen of te
verwarmen kan de temperatuur lager dan 15
worden ingesteld door de knop naar links te
draaien tot "LO" wordt weergegeven of hoger
dan 27 worden ingesteld door de knop naar
rechts te draaien tot "HI" wordt weergegeven.
Druk op de toets "AUTO".
Het symbool "AUTO"
wordt weergegeven.
Het is raadzaam deze
stand te gebruiken: het
systeem regelt de temperatuur, de
luchtopbrengst, de luchtverdeling
naar de luchtroosters en de lucht-
recirculatie automatisch en optimaal
aan de hand van de door u inge-
stelde waarde.
Het systeem kan tijdens alle seizoe-
nen effectief gebruikt worden, mits
de ruiten zijn gesloten.
4. Automatisch programma "zicht"
In sommige gevallen kan
het programma "comfort"
niet toereikend blijken om
de ruiten condens- en ijsvrij
te houden (vocht, veel inzit-
tenden, vorst...).
Kies in dat geval het automatische
programma "zicht".
Het systeem regelt automatisch de
airconditioning, de luchtopbrengst,
de luchttoevoer en de luchtverdeling
naar de luchtroosters voor een opti-
male ontwaseming van de voorruit
en zijruiten.
Druk nogmaals op de toets 4 of op
de toets "AUTO" om dit programma
af te sluiten. Het verklikkerlampje in
de toets gaat uit en de aanduiding
"AUTO" verschijnt.
Automatische werking
1. Regeling bestuurderszijde
2. Regeling passagierszijde
De bestuurder en de voor-
passagier kunnen de tem-
peratuur afzonderlijk naar
wens instellen.
De op het display weerge-
geven waarde heeft betrekking op
een bepaald comfortniveau en niet
op de werkelijke temperatuur in gra-
den Celsius of Fahrenheit.
Draai de knop 1 of 2 naar links of
naar rechts om deze waarde te ver-
lagen of te verhogen (van 15 tot 27,
aanbevolen waarde voor optimaal
comfort = 21). 3. Automatisch programma
"comfort"
Om bij koude motor de toe-
voer van koude lucht te be-
perken, wordt de ventilatie
geleidelijk op het optimale
niveau gebracht.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan
de ingestelde waarde, heeft het geen
zin om voor het gewenste comfort de
ingestelde waarde te wijzigen. Het
systeem compenseert automatisch
en zo snel mogelijk het temperatuur-
verschil.

Page 90 of 193

Comfort86 -
28-02-2005
87Comfort-
28-02-2005
Handmatig verstellen
Al naar gelang uw wensen kunt u
de automatische bediening van het
systeem handmatig aanpassen. De
overige functies worden automatisch
geregeld. Bij het indrukken van de
toets "AUTO" zal het systeem weer
volledig automatisch functioneren.
Bij het indrukken van deze
toets wordt de luchtverver-
sing uitgeschakeld.
Druk de toets nogmaals in
om de automatische wer-
king van de airconditioning te hervat-
ten. De aanduiding "A/C" verschijnt
op het display.
6. Regeling luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde
malen in om de luchtstroom
te verdelen naar:
- de voorruit en de zijruiten (ontwa- semen of ontdooien).
- de voorruit, de zijruiten en de been- ruimte.
- de beenruimte.
- de linker, rechter en middelste ven- tilatieroosters en de beenruimte.
- de linker, rechter en middelste ven- tilatieroosters. 7. Regeling luchtopbrengst
De luchtopbrengst kan vergroot of
verkleind worden door respectieve-
lijk de toets
"kleine propeller" of
"grote propeller" in te drukken.
Het symbool van de luchtopbrengst,
de propeller, wordt afhankelijk van de
ingestelde waarde geleidelijk voller.
8. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie
9. Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels De verwarming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroom-
verbruik te voorkomen. Het is mo-
gelijk om de achterruitverwarming
eerder uit te schakelen door de toets
nogmaals in te drukken.
10. Uitschakelen van het systeem
Druk op de toets
"kleine propeller" van
de luchtopbrengstregeling 7 tot het sym-
bool van de propeller is verdwenen.
Alle functies van de airconditioning
worden dan uitgeschakeld, behalve
de achterruitverwarming 9.
De temperatuur wordt dan niet meer
geregeld, maar er blijft een kleine
luchtstroom gehandhaafd om het be-
slaan van de ruiten te voorkomen en
de lucht te verversen.
Druk op de toets "grote propeller"
van de luchtopbrengstregeling 7,
de toets 4 of de toets AUTO om
het systeem weer met de laatst
ingestelde waarden in te schakelen.
Zet de airconditioning 1 tot 2
keer per maand 5 tot 10 mi-
nuten aan om het systeem
in perfecte staat te houden.
Laat het systeem regelmatig
controleren om de goede werking van
de airconditioning te waarborgen.
Gebruik de airconditioning niet als
deze niet koelt en laat het systeem
in dat geval door een PEUGEOT-ser-
vicepunt controleren.
Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat er zich een klein
plasje water onder de auto vormt, dit
is een normaal verschijnsel.
Bij het indrukken van deze
toets wordt de lucht in het
interieur gerecirculeerd. Het
symbool van de luchtrecircu-
latie
8 wordt weergegeven.
De luchtrecirculatie dient om de
toevoer van buitenlucht bij stank en
stofoverlast af te sluiten.
Gebruik de luchtrecirculatie alleen als
dit echt nodig is (om te voorkomen dat
de ruiten beslaan en de luchtkwaliteit
in het interieur achteruitgaat).
Druk de toets zodra de luchtrecirculatie
niet meer nodig is nogmaals in om de
toevoer van buitenlucht te hervatten en
het beslaan van de ruiten te voorkomen.
5. Airconditioning aan/uit
Druk op deze toets om de
achterruitverwarming en de
verwarming van de buiten-
spiegels in te schakelen.
Het verklikkerlampje in de
toets 9 gaat branden.

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 200 next >