dashboard Peugeot 308 2021 Handleiding (in Dutch)

Page 6 of 244

4
Overzicht
Stickers
Hoofdstuk Uitschakelen van de airbag
vóór aan passagierszijde:


Hoofdstuk ISOFIX-bevestigingen:


Hoofdstuk Kinderbeveiliging:

Hoofdstuk Elektrische parkeerrem:

Hoofdstukken "Stop & Start", "Motorkap"
en "Gloeilamp verwisselen":


Hoofdstukken Bandenreparatieset en
Reservewiel:


Hoofdstuk 12V-batterij:
24V
12V
Cockpit
Deze afbeeldingen en beschrijvingen dienen
slechts als voorbeeld. De aanwezigheid en de locatie van bepaalde elementen kunnen
variëren afhankelijk van de uitvoering of het
uitrustingsniveau.1.
Openen motorkap
2. Zekeringen dashboard

Page 43 of 244

41
Ergonomie en comfort
3Voorzieningen in het
interieur


1.Dashboardkastje met luchtventilatie voor
koeling.
2. 12
V-aansluiting (120 W)
Houd u aan dit vermogen om te voorkomen
dat het accessoire beschadigd raakt.
3. USB-aansluiting
4. Bekerhouders (afhankelijk van de uitvoering)
5. Opbergvakken (afhankelijk van de uitvoering)
6. Opbergruimte - Verwijderbare beker-/
blikjeshouder
Verplaats de steun voor toegang tot de
beker-/blikjeshouder
7. Middenarmsteun voor
8. 220 V-aansluiting (120
W) of USB-aansluiting
(afhankelijk van de uitvoering)
Houd u aan dit vermogen om te voorkomen
dat het accessoire beschadigd raakt.
Matten
Bevestigen

Gebruik bij het monteren aan de
bestuurderszijde alleen de bevestigingen
aanwezig op de mat (een klik betekent een
goede vergrendeling).
De overige matten worden gewoon op de
vloerbedekking gelegd.
Verwijderen/terugplaatsen
► Om deze aan de bestuurderszijde te
verwijderen: schuif de bestuurdersstoel naar
achteren en maak de bevestigingen los.


Om de mat terug te plaatsen: plaats de mat
en druk deze omlaag om hem te bevestigen.



Controleer of de mat goed vastzit.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:


Gebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen; het
gebruik van deze bevestigingen is verplicht.



Leg nooit meerdere matten boven op
elkaar

.
Bij gebruik van niet door PEUGEOT
goedgekeurde matten kunnen de bediening
van de pedalen en de werking van de
snelheidsregelaar/-begrenzer worden
gehinderd.
De goedgekeurde matten zijn voorzien van
twee bevestigingen onder de stoel.

Page 48 of 244

46
Ergonomie en comfort
1e zitrij


► Klap de achterbank neer.
► V erwijder aan weerszijden de afdekplaatjes
bovenaan bij de hemelbekleding.


Plaats de bovenste haken van het net in de
hemelbekleding.



Bevestig het net aan de haken
aan de onderzijde, ter hoogte van de
bevestigingspunten van de veiligheidsgordels.



Span het net met behulp van de riemen.
Als het net is geplaatst, kunnen de rugleuningen
van de achterstoelen probleemloos worden
opgeklapt.
2e zitrij
► Verwijder aan weerszijden de afdekplaatjes
bovenaan bij de hemelbekleding.


Plaats de bovenste haken van het net in de
hemelbekleding.



Bevestig het net aan de sjorogen aan de
onderzijde die zich aan weerszijden van de vloerbekleding of op de rails in de bagageruimte
bevinden (volgens uitvoering).



Span het net met behulp van de riemen.
Verwarming en ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd en van
buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder
de voorruit, of in het interieur gerecirculeerd.
Bedieningselementen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de
bedieningselementen toegankelijk via het menu
Airconditioning


van het touchscreen of zijn ze
bij elkaar geplaatst op het bedieningspaneel van
de middenconsole.
Luchtverdeling

1. Ventilatieroosters voor het ontdooien/
ontwasemen van de voorruit
2.Ventilatieroosters voor het ontdooien/
ontwasemen van de zijruiten vóór
3. Verstelbare en afsluitbare zijventilatieroosters
4. Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters
5. Ventilatieroosters voetenruimte bestuurder en
voorpassagier
6. Ventilatieroosters voetenruimte
achterpassagiers
Adviezen
Gebruik van het ventilatie- en
airconditioningssysteem


Let erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het interieur
het luchtinlaatrooster onder de voorruit, de
verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de
luchtafvoeropening in de bagageruimte vrij
blijven.



Dek de zonnesensor op het
dashboard niet af; deze wordt gebruikt
voor het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.



Zet de airconditioning minstens één of
twee keer per maand 5 tot 10 minuten aan
om het systeem in perfecte staat te houden.



Gebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT

-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Page 75 of 244

73
Veiligheid
5Airbags vóór

Dit systeem beschermt de bestuurder en
passagier voorin bij een ernstige frontale
aanrijding om de kans op hoofd- en borstletsel te
verkleinen.
De bestuurdersairbag is in het stuurwiel
ingebouwd en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
Activering
De airbags worden opgeblazen, behalve de
airbag aan passagierszijde wanneer deze
is uitgeschakeld*, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór (A).
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de
bestuurder en het stuur of tussen de passagier
voorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd.
* Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over uitschakelen van de airbag aan passagierszijde.
Zijairbags

Bij een ernstige aanrijding van opzij beschermt
dit systeem de bestuurder en voorpassagier om
het risico op letsel aan de borst tussen heup en
schouder te beperken.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van
de rugleuning, aan de portierzijde.
Activering
De zijairbags worden aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone B opzij.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de
heup en de schouder van de inzittende en het
desbetreffende portierpaneel.
Window-airbags
Het systeem helpt de bestuurder en passagiers
(uitgezonderd de middelste passagier achter)
te beschermen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding, om de kans op letsel aan de zijkant
van het hoofd te verkleinen.
De window-airbags zijn aangebracht in de stijlen
en in de hemelbekleding.
Activering
Elke window-airbag wordt gelijktijdig met de
zijairbag aan de desbetreffende zijde opgeblazen
bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen
(een gedeelte van) de impactzone opzij ( B).
De window-airbag wordt opgeblazen tussen de
inzittenden vóór en achter en de betreffende
zijruiten.
Storing
Als dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel gaat branden, neem
dan altijd contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.

Page 76 of 244

74
Veiligheid
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij
over de kop slaan kan het zijn dat de
airbags niet worden geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of een
frontale aanrijding worden de zijairbags niet
geactiveerd.
Adviezen
Houd u aan de onderstaande
veiligheidsvoorschriften voor een
maximale effectiviteit van de airbags.
Ga normaal en rechtop zitten.
Doe de veiligheidsgordel om en zorg dat deze
correct is geplaatst en afgesteld.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten, enz.) en bevestig niets
in de buurt van de airbags of in het gebied
waar de airbags afgaan. Dit kan de inzittende
bij het afgaan van de airbag verwonden.
Wijzig niets aan het oorspronkelijke ontwerp
van uw auto, vooral niet in de directe
omgeving van de airbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto
de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen
uitsluitend door het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats worden
uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan
op letsel of lichte brandwonden aan het
hoofd, de borst of de armen als de airbag
wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk
zeer snel opgeblazen (binnen enkele
milliseconden) en loopt vervolgens even snel
leeg, waarbij de hete gassen via de daarvoor
bestemde openingen naar buiten stromen.
Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de
spaken vast en laat uw handen niet op het
stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn of haar voeten niet
op het dashboard laten rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag wordt
opgeblazen, kunnen brandende sigaretten
of een pijp brandwonden of ander letsel
veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen
gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet
op.
Bevestig geen voorwerpen of stickers op
het stuurwiel of op het dashboard. Deze
kunnen bij het afgaan van de airbags letsel
veroorzaken.
Zijairbags
Breng uitsluitend goedgekeurde
stoelhoezen aan die compatibel zijn met
zijairbags. Voor informatie over stoelhoezen
die geschikt zijn voor uw auto kunt u zich
wenden tot het PEUGEOT-netwerk.
Bevestig nooit iets aan en hang nooit iets
over de rugleuning van de stoelen (kleding
enz.): dit zou bij het afgaan van de zijairbags
kunnen leiden tot verwondingen aan armen
of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel
zitten.
De portierpanelen van de voorportieren
bevatten de zijdelingse schoksensoren van
de auto.
Schade aan het portier of het uitvoeren van
werkzaamheden (wijzigingen of reparaties)
die niet aan de voorschriften voldoen, kan
ertoe leiden dat deze sensoren niet meer
goed werken - In dat geval werken de
zijairbags mogelijk niet!
Laat dergelijke werkzaamheden uitsluitend
uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op of aan de
hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de
window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.
Schroef nooit de handgrepen van het dak los;
deze maken deel uit van de bevestiging van
de window-airbags.

Page 79 of 244

77
Veiligheid
5

U moet zich aan het volgende voorschrift
houden, dat ook op de waarschuwingssticker
aan beide zijden van de zonneklep aan
passagierszijde wordt vermeld:
Plaats NOOIT een kinderzitje met de rug
in de rijrichting op een zitplaats waarvan
de AIRBAG is INGESCHAKELD. Bij
het afgaan van de airbag kan het KIND
LEVENSGEVAARLIJK GEWOND RAKEN.
De airbag vóór aan
passagierszijde
uitschakelen


Airbag passagierszijde UIT
Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag vóór aan passagierszijde
ALTIJD uit als u een kinderzitje “met de rug in
de rijrichting” op de voorstoel plaatst. Anders
kan het kind ernstig of dodelijk gewond raken
wanneer de airbag wordt geactiveerd.
Auto's zonder schakelaar voor het
uit-/inschakelen
Het is ten strengste verboden om een
kinderzitje met de rug in de rijrichting op de
voorpassagiersstoel te plaatsen - kans op
dodelijk of ernstig letsel bij het afgaan van de
airbag!
De airbag vóór aan passagierszijde
uit- of inschakelen
Bij auto's met dit systeem bevindt de schakelaar
zich aan de zijkant van het dashboardkastje.


Bij afgezet contact:
► Steek de sleutel in de schakelaar voor de
airbag en draai deze in de stand " OFF" om de
airbag uit te schakelen.


Draai de sleutel in de stand " ON

" om de
airbag weer in te schakelen.
Als het contact wordt aangezet:
Dit waarschuwingslampje gaat branden
en blijft branden om aan te geven dat de
airbag is uitgeschakeld.
Of
Dit waarschuwingslampje gaat ongeveer
1 minuut branden om aan te geven dat de
airbag is ingeschakeld.

Page 106 of 244

104
Rijden
– de achteruitversnelling in te schakelen.
Stop & Start
De Stop & Start-functie zet de motor tijdelijk
af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht,
opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch
opnieuw gestart (START-stand) als u weer weg
wilt rijden.
De functie is hoofdzakelijk ontworpen
voor stadsverkeer en zorgt voor een lager
brandstofverbruik, minder uitstoot van
schadelijke stoffen en een aangename rust in
het interieur tijdens het wachten.
De functie heeft geen invloed op de werking van
belangrijke functionaliteiten van de auto, zoals
met name het remsysteem.
Uitschakelen/weer inschakelen
De functie wordt standaard ingeschakeld als
het contact wordt aangezet.
De functie uit-/inschakelen:
Met de dashboardtoets



► Druk op de toets.
Een melding in het instrumentenpaneel bevestigt
de gewijzigde status.
W
anneer de functie wordt uitgeschakeld, gaat
het oranje controlelampje branden; als de motor
door de functie was gestopt, wordt deze direct
gestart.
Met de toets van het touchscreen
Deze functie kan via het menu
Rijverlichting /Auto op het touchscreen
worden ingesteld.
Een melding op het instrumentenpaneel
bevestigt de gewijzigde status.
Wanneer de functie wordt uitgeschakeld en de
motor door de functie was gestopt, wordt deze
direct gestart.
Bijbehorend controlelampje
Functie geactiveerd.
Motorkap openen
Schakel het Stop & Start-systeem altijd
uit als u handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren, om letsel door het automatisch
opnieuw starten van de motor te voorkomen.
Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit
wanneer u over een overstroomde weg moet
rijden.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
rijadviezen, met name over het rijden op
overstroomde wegen.
Werking
Belangrijkste voorwaarden voor gebruik
– De deur aan bestuurderszijde moet zijn
gesloten.


De veiligheidsgordel van de bestuurder moet
zijn vastgemaakt.



Het laadniveau van de accu moet voldoende
zijn.



De temperatuur van de motor moet binnen het
nominale werkingsbereik liggen.



De buitentemperatuur moet tussen 0 °C en 35
°C liggen.
De motor in stand-by (STOP-modus)
zetten
De stand-bystand van de motor wordt
automatisch ingeschakeld als de bestuurder
aangeeft dat hij gaat stoppen.


Als u
bij een handgeschakelde
versnellingsbak bij een snelheid lager dan
3
km/h (bij uitvoeringen met de BlueHDi
130 S&S-motor) of bij stilstaande auto (bij
uitvoeringen met een andere motor) de
versnellingshendel in de neutraalstand zet en het
koppelingspedaal loslaat.
– Als u bij een automatische transmissie bij
stilstaande auto het rempedaal intrapt of stand
N selecteert.
Tijdteller
Een tijdteller houdt bij hoe lang de stand-
bymodus tijdens de reis is gebruikt. Elke keer
wanneer u het contact inschakelt, wordt de
tijdteller weer op nul gezet.
Speciale gevallen:
De motor gaat niet naar stand-by als er niet aan
alle voorwaarden voor de werking is voldaan en
in de volgende gevallen:
– Steile helling (omhoog of omlaag).
– De auto heeft sinds de laatste start (met de
sleutel of de "START/STOP"-knop) niet sneller
dan 10 km/h gereden.
– De elektrische parkeerrem is/wordt
ingeschakeld.
– Als de motor moet draaien om het interieur op
een aangename temperatuur te houden.
– De ontwaseming is ingeschakeld.
– De remassistentie wordt gebruikt.
In deze gevallen knippert dit
controlelampje een paar seconden en
gaat daarna uit.
Nadat de motor is gestart, is de
STOP-stand mogelijk niet beschikbaar
zolang de auto nog geen snelheid van 8 km/h
heeft bereikt.

Page 160 of 244

158
Praktische informatie
► Houd het rempedaal ingetrapt en druk op de
hendel om de parkeerrem vrij te zetten.


Laat het rempedaal los en zet het contact uit.
Als de limiet van 5 seconden wordt
overschreden, schakelt de transmissie stand P


in; u moet de procedure dan opnieuw volgen.
Terug naar de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de
motor .
Keyless entry and start
U mag het rempedaal niet intrappen
wanneer u het contact aan of uit zet. Als u
dat wel doet, start de motor waardoor u de
procedure opnieuw moet volgen.
Onderhoudstips
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de volgende aanbevelingen om
beschadiging van de auto te voorkomen.
Buitenkant
Gebruik nooit een hogedrukspuit in de
motorruimte - kans op schade aan
elektrische componenten!
Was de auto niet bij fel zonlicht of bij zeer
lage temperaturen.
Wanneer u de auto in een autowasstraat
wast, vergrendel dan alle portieren en,
afhankelijk van de uitvoering, haal de
elektronische sleutel uit de detectiezone en
schakel de "handsfree" functie (Handsfree
toegang) uit.
Wanneer u een hogedrukspuit gebruikt, houd
de spuitmond dan op minimaal 30 cm van
de auto (vooral wanneer u gebieden met
beschadigde lak, sensoren of afdichtingen
reinigt).
Verwijder meteen alle vlekken met
chemicaliën die de lak van uw auto kunnen
beschadigen (zoals boomhars, vogelpoep,
insectenafscheidingen, pollen en teer).
Afhankelijk van de omgeving moet u de
auto vaker wassen om zoutafzettingen (in
kustgebieden), roet (in industriële gebieden)
of modder (in natte of koude gebieden) te
verwijderen. moet u dDeze materialen kunnen
zeer corrosief zijn.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of gekwalificeerde werkplaats voor advies
over het verwijderen van hardnekkige vlekken
waarvoor speciale producten nodig zijn (zoals
verwijdermiddelen voor teer en insecten).
Laat lakschade bij voorkeur repareren door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.Binnenkant
Wanneer u de auto wast, gebruik dan
nooit een waterslang of hogedrukreiniger
om de binnenkant te reinigen.
Uit bekers of andere open houders kan
vloeistof lopen die schade kan veroorzaken
aan bedieningselementen op het dashboard
en de middenconsole. Wees altijd voorzichtig!
Carrosserie
Glanzende lak
Gebruik nooit schurende producten of
oplosmiddelen, benzine of olie om de
carrosserie te reinigen.
Gebruik nooit een schuursponsje om lastige
vlekken te verwijderen - kans op krassen in
de lak!
Breng geen poetsmiddel aan als de zon fel
schijnt, of op kunststof of rubber onderdelen.
Gebruik een zachte spons met
zeepwater of een pH-neutraal product.
Neem de carrosserie met een schone
microvezeldoek af zonder er hard op te
wrijven.
Breng poetsmiddel aan op een schone en
droge auto.
Neem de instructies die op het product
worden vermeld in acht.
Stickers
(Afhankelijk van de uitvoering)
Gebruik geen hogedrukreiniger om de
auto te wassen. Dan bestaat de kans dat
u de stickers beschadigt of dat ze loskomen.
Reinig de auto met een waterstraal met
water met een temperatuur van 25 °C tot
40 °C.
Beweeg de waterstraal loodrecht over het
oppervlak dat moet worden gereinigd.
Spoel de auto af met gedemineraliseerd
water.

Page 162 of 244

160
In geval van pech
Boordgereedschap
Het boordgereedschap bestaat uit al het
gereedschap waarmee uw auto is geleverd.
De samenstelling ervan is afhankelijk van de
uitrusting van uw auto:
– bandenreparatieset,

reservewiel.
Toegang tot het
gereedschap


Het gereedschap bevindt zich onder de vloer van
de bagageruimte.
Al het gereedschap is specifiek bestemd voor uw auto. Van welk gereedschap uw
auto is voorzien, is afhankelijk van de
uitvoering van de auto.
Gebruik het niet voor andere doeleinden.
De krik mag uitsluitend worden gebruikt
voor het verwisselen van een wiel met
een beschadigde band.
Gebruik niet een andere krik dan de door de
fabrikant geleverde krik.
Als de auto niet is voorzien van de
originele krik, neem dan contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats, om de door de fabrikant
voorgeschreven krik aan te schaffen.
De krik voldoet aan de Europese regelgeving
zoals deze is vastgelegd in de Richtlijn
2006/42/EG over machines.
De krik is onderhoudsvrij.
Beschikbaar gereedschap

1. Wielblok om het wegrollen van de auto te
voorkomen (afhankelijk van de uitvoering)
2. Dop voor het verwijderen van slotbouten (in
het dashboardkastje) (afhankelijk van de
uitvoering)
Hiermee kunnen de speciale slotbouten met
behulp van de wielsleutel worden verwijderd. 3.
Afneembaar sleepoog
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het slepen van de auto en het
gebruik van het afneembare sleepoog.
Met bandenreparatieset

4. Bandenreparatieset (afhankelijk van de
uitvoering)
Bevat een 12V-compressor en een flacon
afdichtmiddel
Voor het tijdelijk repareren en het op
spanning brengen van een band.
5. Sticker met de snelheidslimiet
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de bandenreparatieset .
Uitvoeringen met reservewiel

5.Wielsleutel
Hiermee kunt u de wieldop verwijderen en de
wielbouten losdraaien.
6. Krik met geïntegreerde slinger
Hiermee kan de auto worden opgekrikt.
7. Gereedschap voor het verwijderen van
sierdoppen van wielbouten (afhankelijk van
de uitvoering)
Hiermee kunnen de sierdoppen bij
lichtmetalen velgen van de wielbouten
worden verwijderd.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het reservewiel.

Page 178 of 244

176
In geval van pech

► Haal de stekker van de lampeenheid los.
► V erwijder het afdichtschuim.


Maak de lamphouder los door op de 2
borglippen te drukken.



V
ervang de gloeilamp.
Achteruitrijlichten, mistlamp (achterklep)


► Open het kofferdeksel/de achterklep en
verwijder vervolgens het afdekplaatje.


V
erwijder de bevestigingsmoer van de
lampeenheid.


► Verwijder de lampeenheid voorzichtig via de
buitenzijde.


Haal de stekker van de lampeenheid los.



Mistlamp: maak de lamphouder los door
op de 2 borglippen te drukken en vervang de
gloeilamp vervolgens.



Achteruitrijlicht: draai de lamphouder een
kwart slag los en vervang de gloeilamp.
Kentekenplaatverlichting (W5W)

► Steek een kleine schroevendraaier in een
van de buitenste openingen van het lampglas.
► Duw de schroevendraaier naar buiten om het
lampglas los te maken.
► Verwijder het lampglas.
► Vervang de defecte lamp.
Druk het glaasje vast in de houder.
Een zekering vervangen
Toegang tot het
gereedschap


De tang voor het verwijderen van zekeringen is
bevestigd aan de binnenzijde van het deksel van
de zekeringkast in het dashboard.
► Trek het deksel eerst linksboven en dan
rechtsboven los.

Page:   1-10 11-20 next >