display Peugeot 308 CC 2009 Handleiding (in Dutch)

Page 75 of 291

4
!
i
i!
72
TOEGANG TOT DE AUTO
PORTIEREN

 Ontgrendel de auto met de afstands-
bediening of de sleutel en trek aan
de portiergreep.
De ruit gaat automatisch enkele mil- limeters omlaag, zodat het portier
geopend kan worden. Van binnenuit

 Trek aan de portiergreep van het
voorportier om het te openen; de
auto wordt dan volledig ontgrendeld.
De ruit gaat automatisch enkele mil- limeters omlaag, zodat het portier
geopend kan worden.
De portieren kunnen niet van bin-
nenuit worden geopend als de su-
pervergrendeling is ingeschakeld. Sluiten
Bij het sluiten van het portier wordt de
ruit na enkele seconden automatisch
weer gesloten en afgesteld voor een
optimale afdichting.
- bij draaiende motor , gaat
dit lampje branden in com-
binatie met een melding
die enkele seconden op
het multifunctionele display
verschijnt,
- tijdens het rijden (snelheid hoger
dan 10 km/h), gaat dit lampje branden
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding die gedurende enke-
le seconden op het multifunctionele
display verschijnt.
Als het portier meer dan een mi-
nuut geopend blijft, zal de ruit weer
omhoog gaan.
Trek nogmaals aan de portiergreep
om het systeem weer te activeren.
Openen
Van buitenaf
Als het selectief ontgrendelen is ge-
activeerd en één keer op de ontgren-
delknop van de afstandsbediening
wordt gedrukt, kan alleen het be-
stuurdersportier worden geopend.
Als het selectief ontgrendelen is
geactiveerd:
- met de portiergreep van het be-
stuurdersportier wordt alleen het
bestuurdersportier ontgrendeld.
- met de portiergreep van het pas- sagiersportier worden het passa-
giersportier en het kofferdeksel
ontgrendeld. Bij het wassen van de auto:
- vergrendel vooraf de auto met
de afstandsbediening of de
sleutel,
- richt de sproeier van de hoge- drukreiniger niet op het boven-
ste gedeelte van de ruiten,
- houd de sproeier van de hoge- drukreiniger op een afstand van
minimaal 1 meter van de ruiten
en de portierrubbers.
Als een portier niet goed is gesloten:

Page 77 of 291

4
74
TOEGANG TOT DE AUTO
Inschakelen

 Druk langer dan 2 seconden op de
knop A .
Op het multifunctionele display ver-
schijnt een melding ter bevestiging.
Uitschakelen

 Druk nogmaals langer dan 2 secon-
den op de knop A .
Op het multifunctionele display ver-
schijnt een melding ter bevestiging. Noodbediening
Functie die het mogelijk maakt om de
portieren mechanisch te vergrendelen
en ontgrendelen in het geval van een
storing in de centrale vergrendeling.

 Steek de sleutel in het slotplaat in
de zijkant van het portier en draai de
sleutel een achtste omwenteling .
Vergrendelen van het
bestuurdersportier

 Steek de sleutel in het slot en draai
deze rechtsom.
Ontgrendelen van het
bestuurdersportier

 Steek de sleutel in het slot en draai
deze linksom.
Vergrendelen van het
passagiersportier
Ontgrendelen van het
passagiersportier

 Trek aan de portiergreep aan de
binnenzijde.

Page 78 of 291

4
ii
75
TOEGANG TOT DE AUTO
Ontgrendelen en op een kier
zetten van het kofferdeksel
KOFFERDEKSEL Antidiefstalbeveiliging van de
bagageruimte
De bagageruimte is zo ontworpen dat,
als de auto vooraf is vergrendeld, deze
optimaal tegen diefstal is beveiligd, ook
als het dak is weggeklapt.
Daarom kan als de auto is vergrendeld
en het dak is weggeklapt het kofferdek-
sel niet worden ontgrendeld:
- door de portiergreep in het interieur te bedienen,
- door op de schakelaar A van de centrale
vergrendeling te drukken zonder dat de
sleutel zich in het contactslot bevindt.
Openen

 Ontgrendel het kofferdeksel of de
auto met de afstandsbediening of
de sleutel, druk op de knop en til het
kofferdeksel omhoog.
Als het selectief ontgrendelen is
geactiveerd, kan de achterklep
worden geopend nadat de ontgren-
delknop op de afstandsbediening
voor de tweede keer is ingedrukt.

 Druk gedurende meer dan
twee seconden op deze
knop om het kofferdeksel te
ontgrendelen. Het kofferdek-
sel wordt op een kier gezet.
Bij deze handeling worden ook de por-
tieren ontgrendeld.
In het geval van een lege accu
is het kofferdeksel vergrendeld.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. Sluiten

 Trek het kofferdeksel omlaag aan
de handgreep aan de binnenzijde.
Als de achterklep niet goed is gesloten: - bij draaiende motor gaat
het verklikkerlampje bran-
den in combinatie met een
melding op het multifunctio-
nele display gedurende en-
kele seconden,
- tijdens het rijden (snelheid hoger
dan 10 km/h) gaat het verklikker-
lampje branden in combinatie met
een geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display ge-
durende enkele seconden.

Page 79 of 291

4
i
76
TOEGANG TOT DE AUTO
Zolang de brandstofvuldop niet is
vastgedraaid, kan de sleutel niet uit
de dop worden verwijderd.
BRANDSTOFTANK

Inhoud van de tank: ongeveer 60 liter .
Veilig tanken:

 zet altijd de motor af,

 open de brandstofvulklep,

 steek de sleutel in de dop en draai
de sleutel linksom,
Na het tanken:

 breng de dop aan,

 draai de sleutel naar rechts en ver-
wijder deze vervolgens uit de dop,

 sluit de brandstofvulklep.

 verwijder de dop en bevestig deze
aan de haak aan de binnenzijde van
de klep,

 tank de auto af, maar laat het vul-
pistool nooit meer dan 3 keer
afslaan ; indien dit wel gebeurt, kun-
nen er storingen optreden,
Laag brandstofniveau
Tanken
Op een label aan de binnenzijde van de
vulklep staat de voorgeschreven soort
brandstof voor uw auto aangegeven.
Storing
In het geval van een storing in de brand-
stofniveaumeter gaat de wijzer terug
naar 0.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. Als het minimale niveau in de
brandstoftank is bereikt, brandt
dit verklikkerlampje op het in-
strumentenpaneel in combi-
natie met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele display.

U kunt nog ongeveer 50 km met de
resterende hoeveelheid brandstof
rijden.
Raadpleeg indien u strandt met een
lege tank het hoofdstuk "Onderhoud -
§ Brandstoftank leeg".

Page 81 of 291

5
!
i
78
ZICHT
Verlichting overdag
Dit systeem schakelt automatisch de
specifi eke verlichting vóór in, zodat de
auto overdag goed zichtbaar is.
* Volgens land van bestemming.
Bij uitvoeringen met verlichting overdag
wordt de desbetreffende verlichting in-
geschakeld als de auto wordt gestart * .
De verlichting van de cockpit (instru-
mentenpaneel, multifunctioneel display,
bedieningspaneel airconditioning, ...)
gaat niet branden, behalve wanneer de
automatische stand van de verlichting
wordt ingeschakeld of wanneer de ver-
lichting handmatig wordt ingeschakeld.
Programmeren
In landen waar verlichting
overdag niet verplicht is, kan
de functie worden ingescha-
keld of uitgeschakeld via het
confi guratiemenu van het
multifunctionele display.
In landen waar verlichting overdag ver-
plicht is:
- is deze functie standaard ingescha- keld,
- gaan de parkeerlichten en de kente- kenplaatverlichting gelijktijdig bran-
den.
mistlampen vóór en mistach-
terlicht

 Draai de ring C naar voren om de
mistverlichting in te schakelen.

 Draai de ring C twee keer naar ach-
teren om het mistachterlicht uit te
schakelen.
Als de verlichting automatisch wordt uit-
geschakeld (uitvoeringen met de stand
AUTO) of als het dimlicht handmatig
wordt uitgeschakeld, blijven de mistver-
lichting en het parkeerlicht branden.

 Draai de ring naar achteren om de
mistverlichting uit te schakelen. Het
parkeerlicht wordt dan ook uitge-
schakeld. Bij helder of regenachtig weer,
zowel overdag als 's nachts, zijn
de mistlampen vóór en het mist-
achterlicht verblindend voor me-
deweggebruikers en daarom niet
toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te
zetten zodra ze niet meer nodig
zijn.
Vergeten verlichting
Als het contact is afgezet, de ver-
lichting handmatig is ingeschakeld
en één van de voorportieren wordt
geopend, klinkt een geluidssignaal
om aan te geven dat de verlichting
nog brandt.
Het geluidssignaal stopt zodra de
verlichting wordt uitgeschakeld.
Als de dimlichten bij afgezet con-
tact blijven branden, worden deze
na 30 minuten automatisch uitge-
schakeld om het ontladen van de
accu te voorkomen.

C. ring voor de selectie van de mistver-
lichting.
De mistlampen werken in combinatie
met dimlicht en grootlicht.

Page 82 of 291

5
!
AUTO
79
ZICHT
Handbediende follow me home-
verlichting
Deze functie zorgt ervoor dat na het af-
zetten van het contact de dimlichten nog
even blijven branden om het uitstappen
in het donker te vergemakkelijken.
Inschakelen

 Geef bij afgezet contact een "licht-
signaal" met de lichtschakelaar B .

 Geef nogmaals een "lichtsignaal"
om de functie te deactiveren.
Uitschakelen
Na het vergrendelen van de auto wordt
de handbediende follow me home-ver-
lichting na een bepaalde tijd automa-
tisch uitgeschakeld. Automatische verlichting
Het parkeerlicht en het dimlicht worden
automatisch ingeschakeld als de licht-
sterkte van de omgeving onvoldoende
is of in bepaalde gevallen dat de ruiten-
wissers worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving weer
voldoende is of nadat het wissen is ge-
stopt.
Als de lichtsensor bij mist of sneeuw
voldoende licht waarneemt, wordt
de verlichting niet automatisch in-
geschakeld.
Dek de met de regensensor gecom-
bineerde lichtsensor die zich in het
midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af. De
aan de sensor gekoppelde functies
worden dan niet meer bediend.
Koppeling met de automatische
follow me home-verlichting
De koppeling van de automatische fol-
low me home-verlichting aan de auto-
matische verlichting biedt de volgende
extra mogelijkheden:
- instellen van de duur van de fol-
low me home-verlichting (15, 30 of
60 seconden) via het confi guratie-
menu van de auto op het multifunc-
tionele display,
- automatische inschakeling van de follow me home-verlichting als de
automatische verlichting is inge-
schakeld.
Inschakelen

 Draai de ring A in de stand "AUTO" .
Het inschakelen wordt bevestigd
door een melding op het multifunc-
tionele display.
Uitschakelen

 Draai de ring A in een andere stand
dan de stand "AUTO" . Het uitscha-
kelen wordt bevestigd door een mel-
ding op het multifunctionele display. Storing
Bij een storing in de lichtsen-
sor gaat de verlichting branden,
wordt dit pictogram weergege-
ven op het instrumentenpaneel
en/of verschijnt een melding op het mul-
tifunctionele display, in combinatie met
een geluidssignaal.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.

Page 83 of 291

5
ii
80
ZICHT
Instapverlichting buitenzijde
Als de automatische verlichting is ge-
activeerd, kan deze verlichting en de
zijverlichting met de afstandsbediening
worden ingeschakeld om op donkere
plaatsen het lokaliseren van de auto en
het instappen te vergemakkelijken.
Inschakelen

 Druk op het geopende hangslot van
de afstandsbediening.
Het dimlicht, parkeerlicht en de zij- verlichting in de buitenspiegels gaan
branden en uw auto wordt gelijktijdig
ontgrendeld.
Uitschakelen
De instapverlichting buitenzijde gaat
na een bepaalde tijd automatisch uit of
gaat uit na het afzetten van het contact
of het vergrendelen van de auto.
Programmeren De duur van het branden
van de instapverlichting kan
worden geselecteerd via het
confi guratiemenu van het
multifunctionele display.
De duur van het branden van de
instapverlichting is gekoppeld en
gelijk aan die van de automatische
follow me home-verlichting. KOPLAMPEN HANDMATIG VERSTELLEN
Stand "0": basisinstelling.
Verstel de hoogte van de koplampen
met halogeenlampen afhankelijk van
de belading van uw auto om verblin-
ding van medeweggebruikers te voor-
komen.

0. 1 of 2 personen voorin.

-. 3 personen.

1. 4 personen.

-. Tusseninstelling.

2. 4 personen + maximaal toegestane
belading.

-. Tusseninstelling.

3. Bestuurder + maximaal toegestane
belading.

Page 84 of 291

5
!
AUTO
79
ZICHT
Handbediende follow me home-
verlichting
Deze functie zorgt ervoor dat na het af-
zetten van het contact de dimlichten nog
even blijven branden om het uitstappen
in het donker te vergemakkelijken.
Inschakelen

 Geef bij afgezet contact een "licht-
signaal" met de lichtschakelaar B .

 Geef nogmaals een "lichtsignaal"
om de functie te deactiveren.
Uitschakelen
Na het vergrendelen van de auto wordt
de handbediende follow me home-ver-
lichting na een bepaalde tijd automa-
tisch uitgeschakeld. Automatische verlichting
Het parkeerlicht en het dimlicht worden
automatisch ingeschakeld als de licht-
sterkte van de omgeving onvoldoende
is of in bepaalde gevallen dat de ruiten-
wissers worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving weer
voldoende is of nadat het wissen is ge-
stopt.
Als de lichtsensor bij mist of sneeuw
voldoende licht waarneemt, wordt
de verlichting niet automatisch in-
geschakeld.
Dek de met de regensensor gecom-
bineerde lichtsensor die zich in het
midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af. De
aan de sensor gekoppelde functies
worden dan niet meer bediend.
Koppeling met de automatische
follow me home-verlichting
De koppeling van de automatische fol-
low me home-verlichting aan de auto-
matische verlichting biedt de volgende
extra mogelijkheden:
- instellen van de duur van de fol-
low me home-verlichting (15, 30 of
60 seconden) via het confi guratie-
menu van de auto op het multifunc-
tionele display,
- automatische inschakeling van de follow me home-verlichting als de
automatische verlichting is inge-
schakeld.
Inschakelen

 Draai de ring A in de stand "AUTO" .
Het inschakelen wordt bevestigd
door een melding op het multifunc-
tionele display.
Uitschakelen

 Draai de ring A in een andere stand
dan de stand "AUTO" . Het uitscha-
kelen wordt bevestigd door een mel-
ding op het multifunctionele display. Storing
Bij een storing in de lichtsen-
sor gaat de verlichting branden,
wordt dit pictogram weergege-
ven op het instrumentenpaneel
en/of verschijnt een melding op het mul-
tifunctionele display, in combinatie met
een geluidssignaal.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.

Page 85 of 291

5
ii
80
ZICHT
Instapverlichting buitenzijde
Als de automatische verlichting is ge-
activeerd, kan deze verlichting en de
zijverlichting met de afstandsbediening
worden ingeschakeld om op donkere
plaatsen het lokaliseren van de auto en
het instappen te vergemakkelijken.
Inschakelen

 Druk op het geopende hangslot van
de afstandsbediening.
Het dimlicht, parkeerlicht en de zij- verlichting in de buitenspiegels gaan
branden en uw auto wordt gelijktijdig
ontgrendeld.
Uitschakelen
De instapverlichting buitenzijde gaat
na een bepaalde tijd automatisch uit of
gaat uit na het afzetten van het contact
of het vergrendelen van de auto.
Programmeren De duur van het branden
van de instapverlichting kan
worden geselecteerd via het
confi guratiemenu van het
multifunctionele display.
De duur van het branden van de
instapverlichting is gekoppeld en
gelijk aan die van de automatische
follow me home-verlichting. KOPLAMPEN HANDMATIG VERSTELLEN
Stand "0": basisinstelling.
Verstel de hoogte van de koplampen
met halogeenlampen afhankelijk van
de belading van uw auto om verblin-
ding van medeweggebruikers te voor-
komen.

0. 1 of 2 personen voorin.

-. 3 personen.

1. 4 personen.

-. Tusseninstelling.

2. 4 personen + maximaal toegestane
belading.

-. Tusseninstelling.

3. Bestuurder + maximaal toegestane
belading.

Page 86 of 291

5
ii
80
ZICHT
Instapverlichting buitenzijde
Als de automatische verlichting is ge-
activeerd, kan deze verlichting en de
zijverlichting met de afstandsbediening
worden ingeschakeld om op donkere
plaatsen het lokaliseren van de auto en
het instappen te vergemakkelijken.
Inschakelen

 Druk op het geopende hangslot van
de afstandsbediening.
Het dimlicht, parkeerlicht en de zij- verlichting in de buitenspiegels gaan
branden en uw auto wordt gelijktijdig
ontgrendeld.
Uitschakelen
De instapverlichting buitenzijde gaat
na een bepaalde tijd automatisch uit of
gaat uit na het afzetten van het contact
of het vergrendelen van de auto.
Programmeren De duur van het branden
van de instapverlichting kan
worden geselecteerd via het
confi guratiemenu van het
multifunctionele display.
De duur van het branden van de
instapverlichting is gekoppeld en
gelijk aan die van de automatische
follow me home-verlichting. KOPLAMPEN HANDMATIG VERSTELLEN
Stand "0": basisinstelling.
Verstel de hoogte van de koplampen
met halogeenlampen afhankelijk van
de belading van uw auto om verblin-
ding van medeweggebruikers te voor-
komen.

0. 1 of 2 personen voorin.

-. 3 personen.

1. 4 personen.

-. Tusseninstelling.

2. 4 personen + maximaal toegestane
belading.

-. Tusseninstelling.

3. Bestuurder + maximaal toegestane
belading.

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 ... 100 next >