dashboard Peugeot 308 CC 2009 Handleiding (in Dutch)

Page 2 of 291

IN EEN OOGOPSLAG
Sleutel met afstandsbediening

A. Uitklappen/inklappen van de sleutel.
Normale vergrendeling
(één keer drukken; de richting-
aanwijzers blijven even bran-
den). Brandstoftank

1. Openen van de brandstofvulklep.

2. Openen en ophangen van de brand-
stofvuldop.
Inhoud van de tank: ongeveer 60 liter.
Ontgrendelen en op een kier
zetten van het kofferdeksel
(langer dan twee seconden
drukken).
Als een sensor vaststelt dat het buiten
donker is, gaan de dim- en parkeerlich-
ten en de zijverlichting branden om het
lokaliseren van de auto te vergemakke-
lijken.

 80
Ook de interieurverlichting, zoals pla-
fonniers, dorpelverlichting en beenruim-
teverlichting, gaat dan branden.
of
Supervergrendeling
(twee keer achter elkaar druk-
ken; de richtingaanwijzers blij-
ven even branden).

 63  85  76
OPENEN
Volledig of selectief ontgren-
delen van de auto
(de richtingaanwijzers knippe-
ren even).
Bij vergrendeling van de auto met behulp
van de afstandsbediening of de sleutel
worden het dashboardkastje en het op-
bergvak in de armleuning eveneens ver-
grendeld.

Page 5 of 291

IN EEN OOGOPSLAG Sfeerverlichting
De gedempte interieurverlichting verbe-
tert het zicht in de auto als deze zich in
een donkere omgeving bevindt.

 85
"AIRWAVE"-systeem
Dit verwarmingssysteem is geïntegreerd
in de hoofdsteunen van de voorstoelen
en verbetert het comfort ter hoogte van
uw hals en nek, in het bijzonder in de
stand "cabriolet" en bij lage buitentem-
peraturen. De werking is optimaal als
het windscherm (windstop) omhoogge-
klapt is.

 58 Audio- en telematicasystemen
Deze systemen zijn voorzien van de
nieuwste technologie: de MP3-com-
patible PC Sound, audiosysteem met
Bluetooth handsfree set, PC Nav of PC
3D Nav, JBL audiosysteem, AUX-aan-
sluitingen.

PC Sound  230

PC Nav  202

PC Media Nav  163
Afsluitbare opbergvakken
Het dashboardkastje en de armleuning
voor zijn ontworpen om vergrendeld
te blijven, zelfs in de stand "cabriolet".
Deze worden uitsluitend vergrendeld
als de rest van de auto wordt vergren-
deld met behulp van de afstandsbedie-
ning of de sleutel.

 87, 88

Page 7 of 291

IN EEN OOGOPSLAG
COCKPIT

1. Contact-/stuurslot.

2. Stuurkolomschakelaar audio- en
telematicasysteem.

3. Schakelaar ruitenwissers/
ruitensproeiers/boordcomputer.

4. Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters.

5. Multifunctioneel display.

6. Zonnesensor.

7. Airbag aan passagierszijde.

8. Uitschakeling airbag aan
passagierszijde.

9. Dashboardkastje / Aansluitingen
audio/video.

10. Schakelaar wegklapbaar dak.
Schakelaars 4 zijruiten.

11. Opbergvak of bedieningspaneel
voor de NG4.

12. Schakelaars "AIRWAVE"-systeem.

13. Armleuning vóór.

14. Asbak vóór.

15. Bedieningspaneel verwarming/
airconditioning.

16. Audio- en telematicasysteem.

17. Schakelaar noodoproep.
Schakelaar alarm.
Schakelaar centrale vergrendeling.
Schakelaar alarmknipperlichten.
Schakelaar elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP/ASR).
Schakelaar parkeerhulp.
Schakelaar diensten PEUGEOT.

Page 16 of 291

1
i
19
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
De klokken en verklikkerlampjes op het
instrumentenpaneel geven informatie
over de werking van de auto.
5. Display.

6. Knop nulstelling.
Knop voor de nulstelling van de ge- selecteerde functie (dagteller of on-
derhoudsindicator).

7. Dimmer dashboardverlichting.
Knop voor de instelling van de licht- sterkte van de dashboardverlichting.
Klokken

1. Toerenteller.
Geeft het motortoerental aan (x 1000 t/min).

2. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
Geeft de koelvloeistoftemperatuur aan (°Celsius).

3. Brandstofniveaumeter.
Geeft de resterende hoeveelheid brandstof in de tank aan.

4. Snelheidsmeter.
Geeft de wagensnelheid aan (km/h of mph).
A. Snelheidsbegrenzer
of
Snelheidsregelaar.
(km/h of mph)

B. Dagteller.
(km of miles)
Deze drie functies worden achter- eenvolgens weergegeven als het
contact wordt aangezet.

C. Onderhoudsindicator.
(km of miles), vervolgens:
Motorolieniveaumeter.
vervolgens:
Kilometerteller.
(km of miles)
Display
Raadpleeg voor meer informatie
over de werking en de weergave
van een bepaalde functie de des-
betreffende paragraaf.

Page 17 of 291

1
i
20
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK OF AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
De klokken en verklikkerlampjes op het
instrumentenpaneel geven informatie
over de werking van de auto.
5. Klein display.

6. Groot display.

7. Knop CHECK/nulstelling.
Activeert een handmatige CHECK.
Nulstelling van de geselecteerde functie (dagteller of onderhoudsindi-
cator).

8. Dimmer dashboardverlichting.
Knop voor de instelling van de licht- sterkte van de dashboardverlichting.
Klokken

1. Toerenteller
Geeft het motortoerental aan (x 1000 t/min).

2. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
Geeft de koelvloeistoftemperatuur aan (°Celsius).

3. Brandstofniveaumeter.
Geeft de resterende hoeveelheid brandstof in de tank aan.

4. Snelheidsmeter.
Geeft de wagensnelheid aan (km/h of mph).
A. Dagteller.
(km of miles)

B. Kilometerteller.
(km of miles)
Deze twee functies worden achter- eenvolgens weergegeven als het
contact wordt aangezet.

C. Onderhoudsindicator.
(km of miles), vervolgens:
Motorolieniveaumeter.
Display
Raadpleeg voor meer informatie
over de werking en de weergave
van een bepaalde functie de des-
betreffende paragraaf. De volgende functies worden afhanke-
lijk van de geselecteerde functie weer-
gegeven.
-
Waarschuwingspictogrammen/
CHECK.
- Detectie te lage bandenspan-
ning.
- Snelheidsbegrenzer/-regelaar.
- Automatische transmissie.
- Informatie navigatiesysteem/
boordcomputer.

Page 18 of 291

1
i
21
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
INSTRUMENTENPANELEN NG4 BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK OF AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
De klokken en verklikkerlampjes op het
instrumentenpaneel geven informatie
over de werking van de auto.
5. Klein display.

6. Groot display 16x9
NG4
.

7. Knop CHECK/nulstelling.
Activeert een handmatige CHECK.
Nulstelling van de geselecteerde functie (dagteller of onderhoudsindi-
cator).

8. Dimmer dashboardverlichting.
Knop voor de instelling van de licht- sterkte van de dashboardverlichting.
Klokken

1. Toerenteller
Geeft het motortoerental aan (x 1000 t/min).

2. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
Geeft de koelvloeistoftemperatuur aan (°Celsius).

3. Brandstofniveaumeter.
Geeft de resterende hoeveelheid brandstof in de tank aan.

4. Snelheidsmeter.
Geeft de wagensnelheid aan (km/h of mph).
A. Dagteller.
(km of miles)

B. Kilometerteller.
(km of miles)
Deze twee functies worden achter- eenvolgens weergegeven als het
contact wordt aangezet.

C. Onderhoudsindicator.
(km of miles), vervolgens:
Motorolieniveaumeter.
De volgende functies worden afhanke-
Display
Raadpleeg voor meer informatie
over de werking en de weergave
van een bepaalde functie de des-
betreffende paragraaf. lijk van de geselecteerde functie weer-
gegeven.
-
Waarschuwingspictogrammen/
CHECK.
- Detectie te lage bandenspan-
ning.
- Snelheidsbegrenzer/-regelaar.
- Automatische transmissie.
- N
avigatiesysteem/boordcomputer.
- Parameters van de auto.

Page 22 of 291

1
25
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Pictogrammen uitgeschakelde
functies
De volgende pictogrammen geven aan
dat de desbetreffende functie handma-
tig is uitgeschakeld. Uitschakeling airbag aan
passagierszijde.
De airbag aan passagierszijde
is na het starten van de auto
automatisch ingeschakeld.
De airbag kan met een speciale schake-
laar die zich aan de passagierszijde op
het dashboard bevindt, worden uitge-
schakeld. Dit wordt aangegeven door de
permanente weergave van dit pictogram
op het instrumentenpaneel of op het pic-
togrammendisplay veiligheidsgordels /
airbag aan passagierszijde. Uitschakeling elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP/ASR).
De systemen ESP en ASR wor-
den automatisch ingeschakeld als de
motor wordt gestart.
Met een speciale toets in het midden van
het dashboard kunnen deze systemen
worden uitgeschakeld. Dit wordt beves-
tigd door dit verklikkerlampje en het lamp-
je van de toets, die blijven branden.
Vanaf ongeveer 50 km/h wordt het sy-
steem automatisch weer ingeschakeld.
Gemeenschappelijke pictogrammen
uitgeschakelde functies Specifi eke pictogrammen
uitgeschakelde functies Automatische vergrendeling.
Dit pictogram wordt weergege-
ven wanneer u het tijdens het
rijden automatisch vergrende-
len van de portieren en de ach-
terklep hebt uitgeschakeld.
Automatische ruitenwissers.
Dit pictogram wordt weergege-
ven wanneer u de automatische
stand van de ruitenwissers vóór
hebt uitgeschakeld.
De overige pictogrammen verschijnen
op het grote display centraal in het in-
strumentenpaneel.
Snelheidsbegrenzer.
Dit pictogram wordt weer-
gegeven wanneer u de
snelheidsbegrenzer hebt
uitgeschakeld.
Snelheidsregelaar.
Dit pictogram wordt weer-
gegeven wanneer u de
snelheidsregelaar hebt uit-
geschakeld.
Automatische verlichting.
Dit pictogram wordt weerge-
geven wanneer u de automa-
tische stand van de verlichting
hebt uitgeschakeld.

Page 32 of 291

1
35
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Kilometerteller
De kilometerteller geeft de totale kilo-
meterstand van de auto aan. Dimmer dashboardverlichting
U kunt de lichtsterkte van de dash-
boardverlichting handmatig aanpassen
aan het licht van de omgeving.
De kilometerteller en dagteller worden
gedurende 30 seconden weergegeven
bij het afzetten van het contact, bij het
openen van het bestuurdersportier en
bij het vergrendelen en ontgrendelen
van de auto. Dagteller
De dagteller geeft het aantal gereden
kilometers weer nadat de bestuurder de
teller op 0 heeft gezet.

 Druk bij aangezet contact op de
knop tot de dagteller op 0 staat. Actief
Als de verlichting van de auto is inge-
schakeld:

 druk op de knop om de sterkte van
de dashboardverlichting te variëren,

 als de verlichting de zwakste stand
heeft bereikt, laat de knop dan los
en druk hem opnieuw in om de ver-
lichting weer feller te maken,
of

 als de verlichting de sterkste stand
heeft bereikt, laat de knop dan los en
druk hem opnieuw in om de verlich-
ting weer zwakker te maken,

 laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
Inactief
De dashboardverlichting kan niet wor-
den ingesteld als de verlichting van de
auto is uitgeschakeld of, bij auto's met
verlichting overdag, in de dagstand
staat.

Page 44 of 291

3
i
47
COMFORT
Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en is niet schadelijk voor
de ozonlaag.
GEBRUIKSADVIEZEN VOOR DE VERWARMING, VENTILATIE EN AIRCONDITIONING
Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditio-
ning de volgende gebruiksadviezen in acht:

 Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto l ang in de zon
heeft gestaan, kunt u het passagierscompartiment kort ventileren.
Zet de knop van de luchtopbrengst zodanig dat de interieu rlucht goed ver-
verst wordt.

 Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht n aar het interi-
eur de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luch tkanalen,
ventilatieroosters en overige uitstroomopeningen en de ventila tieopening
in de bagageruimte vrij blijven.

 Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt af gedekt. Deze
sensor dient voor de regeling van de airconditioning.

 Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 mi nuten aan om het
systeem in perfecte staat te houden.

 Controleer regelmatig de staat van het interieurfi lter en l aat de fi lterele-
menten periodiek vervangen (zie desbetreffende paragraaf in hoo fdstuk
"Controles").

 Wij raden u een gecombineerd interieurfi lter aan. Dankzij h et speciale toe-
gevoegde actieve fi lter draagt het bij tot een gezuiverde l ucht voor de in-
zittenden en een schoon interieur (vermindering van allergische reacties,
stank en vetaanslag).

 Laat de airconditioning regelmatig controleren om het systeem in perfecte
staat te houden.

 Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raa dpleeg het
PEUGEOT-netwerk.
Als het dak is weggeklapt, neemt het comfort toe als het win dscherm wordt
gebruikt en het "AIRWAVE" systeem wordt ingeschakeld.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhange r op een
steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airco nditioning tijdelijk
worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.
Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein
plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel .

Page 64 of 291

4
63
TOEGANG TOT DE AUTO
Ontgrendelen en het op een kier
zetten van het kofferdeksel
 Houd deze knop langer dan
twee seconden ingedrukt
om het kofferdeksel te ont-
grendelen. Deze wordt op
een kleine kier gezet.
Bij deze handeling wordt eerst de auto ontgrendeld.

 Druk één keer op het ge-
opende hangslot om alleen
het bestuurdersportier te
ontgrendelen.
Selectieve ontgrendeling met de
afstandsbediening Het ontgrendelen wordt bevestigd door
het gedurende ongeveer 2 seconden
snel knipperen van de richtingaanwij-
zers.
Tegelijkertijd worden, volgens uitvoe-
ring, bij de eerste ontgrendeling de bui-
tenspiegels uitgeklapt.
Selectieve ontgrendeling met de
sleutel

 Draai de sleutel één keer linksom in
het slot van het bestuurdersportier
om alleen het bestuurdersportier te
ontgrendelen.

 Draai de sleutel nogmaals linksom
om het passagiersportier en het kof-
ferdeksel te ontgrendelen. Het volledig of selectief ont-
grendelen kan worden in-
gesteld met behulp van het
confi guratiemenu van het
multifunctionele display.
SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING
U kunt om de auto en de opbergvakken
in het interieur (dashboardkastje en mid-
denarmsteun vóór) te ontgrendelen en
vergrendelen de centrale vergrendeling
bedienen met de sleutel in het portierslot
of met de afstandsbediening. De sleutel
met afstandsbediening dient tevens voor
de lokalisatie en het starten van de auto en
maakt deel uit van de diefstalbeveiliging.
Uitklappen van de sleutel

 Druk op de knop A om de sleutel uit
te klappen.
Openen van de auto Het ontgrendelen wordt bevestigd door
het gedurende ongeveer 2 seconden
snel knipperen van de richtingaanwij-
zers.
Als de auto centraal wordt ontgrendeld,
worden ook het dashboardkastje en het
opbergvak in de middenarmsteun vóór
ontgrendeld.
Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de
uitvoering van de auto, de buitenspie-
gels uitgeklapt.

 Druk op het geopende hang-
slot om de auto te ontgren-
delen. Ontgrendelen met de sleutel

 Draai de sleutel linksom in het slot
van het bestuurdersportier om de
auto te ontgrendelen.
Ontgrendelen met de
afstandsbediening
 Druk nogmaals op het geopende
hangslot om het passagiersportier
en het kofferdeksel te ontgrendelen. Standaard is de volledige ontgrendeling
geactiveerd.

Page:   1-10 11-20 21-30 next >