PEUGEOT 4008 2014 Instructieboekje (in Dutch)

Page 131 of 368

129
4
Rijden





Parkeerhulp


Deze functie is een hulpsysteem: de
bestuurder dient altijd alert te blijven en
is zelf verantwoordelijk.



Parkeerhulp achter

Deze functie signaleert met behulp van
sensoren in de bumper obstakels in de
nabijheid van de auto (personen, auto's,
bomen, slagbomen, enz.) die binnen het
detectiebereik vallen.
Bepaalde obstakels (paaltjes, pionnen, enz.)
die aanvankelijk wel worden gedetecteerd,
worden door dode hoeken in het detectiebereik
mogelijk niet meer gedetecteerd als ze zich
vlak bij de auto bevinden.


Geluidssignalen

De bestuurder wordt via een onderbroken
geluidssignaal gewaarschuwd bij het
naderen van obstakels. De frequentie van het
geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het
obstakel nadert.
Binnen een bepaalde afstand tussen de auto
en het obstakel klinkt het geluidssignaal
ononderbroken.

De functie wordt geactiveerd zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Hierbij
klinkt een geluidssignaal.
Het controlelampje in de toets gaat branden om
aan te geven dat het systeem is ingeschakeld.
Zodra de achteruitversnelling wordt
uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.

Page 132 of 368

130
Rijden


Auto zonder trekhaak



Auto uitgerust met trekhaak




Het bereik van de sensoren
wijzigen


)
Druk op deze toets om het systeem uit te
schakelen.

)
Druk nogmaals enkele seconden op deze
toets en laat deze weer los.
De wijziging van het bereik wordt bevestigd
door een geluidssignaal dat:


- tweemaal
klinkt voor auto's met trekhaak,

- éénmaal
klinkt voor auto's zonder
trekhaak.










Bereik van de sensoren

Bij auto's met trekhaak is het bereik van de sensoren anders dan bij auto's zonder trekhaak.
Wanneer u het systeem instelt op auto met trekhaak, valt het gebied A
buiten het bereik van de
sensoren.

Page 133 of 368

131
4
Rijden


Grafi sche weergave







Parkeerhulp vóór


Uitschakelen/activeren van de
parkeerhulp vóór en achter
De functie kan worden uitgeschakeld door deze
knop in te drukken. Het controlelampje in de
knop dooft.
Door de knop opnieuw in te drukken wordt de
functie weer geactiveerd. Het controlelampje
gaat branden.



Storing

Deze wordt geactiveerd zodra er bij
ingeschakelde versnelling (stand D
bij
auto's met een CVT-versnellingsbak) en een
wagensnelheid van maximaal 10 km/h vóór de
auto een obstakel wordt gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra
de auto langer dan vijf seconden stilstaat met
een ingeschakelde versnelling vooruit, als
er geen obstakel meer wordt gedetecteerd
of zodra de wagensnelheid hoger wordt dan
10 km/h.




Vergeet niet het systeem uit te
schakelen zodra een aanhanger of
caravan wordt aangekoppeld.

Zorg ervoor dat bij slecht weer of in
winterse omstandigheden de sensoren
niet bedekt zijn met modder, ijs of
sneeuw.
Als de snelheid van de auto lager
is dan 10 km/h, kan de parkeerhulp
geluidssignalen geven als reactie op
bepaalde omgevingsgeluiden (motoren,
vrachtwagens, drilboren, enz.).
Als er een storing optreedt bij het
inschakelen van de achteruitversnelling, gaat
het controlelampje in de toets knipperen, in
combinatie met een geluidssignaal. De grafische weergave
is een aanvulling op het
geluidssignaal. Op het display
worden blokjes voor en/of
achter de auto weergegeven. Als een van de sensoren defect
is, knippert deze op het display
van het instrumentenpaneel.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. Deze blokjes knipperen bij het begin van
de manoeuvre en gaan permanent branden
binnen een bepaalde afstand tussen de auto
en een obstakel.

Page 134 of 368

132
Rijden





Achteruitrijcamera


De achteruitrijcamera van het optionele
navigatiesysteem vormt een aanvulling
op het parkeerhulpsysteem. De camera
wordt automatisch geactiveerd wanneer de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Het kleurendisplay van het navigatiesysteem
geeft de afstand tot de achterbumper en de
rijrichting van de auto weer.

Page 135 of 368

133
5
Zicht





Lichtschakelaars

Met de lichtschakelaar kunt u de verlichting van
de auto selecteren en inschakelen.
Hoofdverlichting

De lichtschakelaar heeft verschillende
standen om de verlichting van de auto aan de
omstandigheden aan te passen en zo een goed
zicht voor de bestuurder te garanderen:


- parkeerlicht: om gezien te worden,

- dimlicht: voor een optimaal zicht zonder
medeweggebruikers te verblinden,

- grootlicht: voor een optimaal zicht
op wegen waar het omgevingslicht
onvoldoende is.



Aanvullende verlichting

Uw auto is voorzien van aanvullende verlichting
voor specifieke rijomstandigheden:


- mistachterlicht: voor een optimale
zichtbaarheid van achteren als het zicht
minder dan 50 m is,

- mistlampen vóór: voor extra zicht bij slecht
weer,

- dagrijverlichting: voor een betere
zichtbaarheid van uw auto overdag.

Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.

Andere verlichtingsfuncties zijn ook
beschikbaar:


- automatische verlichting,

- follow me home verlichting,

- instapverlichting.




Reizen naar het buitenland

Wanneer u uw auto gaat gebruiken
in een land waarin het verkeer aan
de andere kant van de weg rijdt,
moet de afstelling van de dimlichten
worden gewijzigd om te voorkomen
dat tegemoetkomend verkeer wordt
verblind.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.

Page 136 of 368

134
Zicht


Uitvoering zonder automatische
inschakeling



Uitvoering met automatische
inschakeling



Handbediende functies

De lichtschakelaar bestaat uit de ring A
en de
hendel B
.
Lichten uit /verlichting overdag.




Automatische verlichting. Parkeerlicht. Dimlicht of grootlicht.


Verklikkerlampjes

Een verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat de
geselecteerde verlichting is ingeschakeld.

A.
Ring voor de selectie van de stand van de
hoofdverlichting: draai aan de ring om het
symbool van de gewenste stand tegenover
het merkteken te zetten.

B.
Trek de hendel naar u toe om over te
schakelen van dim- naar grootlicht en
terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer
alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt
u een lichtsignaal geven door de hendel naar u
toe te trekken.

Page 137 of 368

135
5
Zicht


Uitvoering met uitsluitend een
mistachterlicht
mistachterlicht
Verdraai de ring C
:


)
één stand naar voren om de mistlampen
vóór in te schakelen,

)
twee standen naar voren om het
mistachterlicht in te schakelen,

)
één stand naar achteren om het
mistachterlicht uit te schakelen,

)
twee standen naar achteren om de
mistlampen vóór uit te schakelen.






Bij helder of regenachtig weer,
zowel overdag als 's nachts,
zijn de mistlampen vóór en de
mistachterlichten verblindend voor
medeweggebruikers en daarom niet
toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen vóór en de
mistachterlichten uit te zetten zodra ze
niet meer nodig zijn.








Uitvoering met mistlampen vóór
en mistachterlicht

Ringschakelaar van de mistverlichting.

De verlichting brandt als minimaal de
parkeerlichten zijn ingeschakeld.


)
Draai de ring C
naar voren om het
mistachterlicht in te schakelen.


)
Draai de ring C
naar achteren om het
mistachterlicht uit te schakelen.


mistverlichting vóór en achter


Vergeten verlichting

Als het contact is afgezet en het
bestuurdersportier wordt geopend,
klinkt een geluidssignaal om aan te
geven dat de verlichting nog brandt.
Het geluidssignaal stopt zodra de
verlichting wordt uitgeschakeld.

Page 138 of 368

136
Zicht
Bij mist of sneeuwval kan de lichtsensor
voldoende licht waarnemen en zullen
de lichten niet automatisch worden
ingeschakeld.
Dek de lichtsensor niet af, de
bijbehorende functies worden dan niet
meer bediend.







Automatisch uitschakelen

Het dim-/grootlicht wordt automatisch
uitgeschakeld als de sleutel uit het contact
wordt ver wijderd, of wanneer het por tier van
de bestuurder wordt geopend
ter wijl het
contact in de stand "LOCK" of "ACC" staat.







Verlichting overdag

Verlichting overdag is verplicht in sommige
landen en wordt automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart zodat de auto
overdag beter zichtbaar is voor de overige
weggebruikers.

Deze functie wordt verzorgd door het
inschakelen van de specifieke verlichting.
De lichtschakelaar moet in de stand "0"
of
"AUTO "
(dagstand) staan.








Automatische verlichting

Het parkeerlicht en het dimlicht worden
automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte
van de omgeving onvoldoende is.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is.
De sensor bevindt zich aan de onderzijde van
de voorruit.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om de gevoeligheid
van de sensor in te stellen.

Page 139 of 368

137
5
Zicht

Uitschakelen

De handbediende follow me home-verlichting
wordt onmiddellijk uitgeschakeld als:


- u opnieuw een "lichtsignaal" geeft,

- u de lichtschakelaar in een andere stand
zet,

- u het contact aanzet (of de stand "ON" kies
bij auto's voorzien van het "Keyless entry
and start"-systeem).









Handbediende follow me
home-verlichting

Inschakelen



)
Zet de lichtschakelaar in de stand "OFF"
of "AUTO" bij auto's die voorzien zijn van
deze functie.

)
Zet het contact in de stand "LOCK" en
ver wijder de contactsleutel (of kies de
stand "OFF" bij auto's voorzien van het
"Keyless entry and star t"-systeem).

)
Geef binnen 1 minuut na het afzetten
van het contact een "lichtsignaal" met de
lichtschakelaar.
De verlichting gaat ongeveer 30 seconden
branden.

)
Opnieuw een "lichtsignaal" binnen
60 seconden nadat het contact UIT is gezet
(of het selecteren van de stand "OFF" bij
auto's die voorzien zijn van het "Keyless
entry and start"-systeem) zorgt er voor dat
de functie nog voor 30 seconden extra
wordt ingeschakeld.
Deze functie zorgt er voor dat na het afzetten
van het contact de dimlichten nog even blijven
branden om het uitstappen in het donker te
vergemakkelijken.

Page 140 of 368

138
Zicht





Instapverlichting buitenzijde
Als het donker is, kunt u met de afstandsbediening de verlichting inschakelen.
De instapverlichting wordt ingeschakeld wanneer u de auto met de afstandsbediening ontgrendelt.


Inschakelen




)
Zet de lichtschakelaar in de
stand "OFF" of "AUTO".

)
Druk op het geopende hangslot
van de afstandsbediening of de
elektronische sleutel.
De parkeerlichten gaan
gedurende ongeveer
30 seconden branden. Bij auto's
met automatische verlichting
gaat de instapverlichting alleen
branden als het donker is.




Uitschakelen


De instapverlichting wordt direct uitgeschakeld
als u:


- op de knop met het geopende hangslot van
de afstandsbediening drukt,

- de lichtschakelaar in een andere stand zet,

- het contact aan zet (of de stand "ON" kiest
bij auto's met het "Keyless entry and star t"-
systeem).

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 ... 370 next >