keyless entry Peugeot Partner 2020 Handleiding (in Dutch)

Page 41 of 260

39
Toegang tot de auto
2Het alarmsysteem is geactiveerd: het rode
lampje van de toets knippert één keer per
seconde en de richtingaanwijzers gaan
gedurende ongeveer 2 seconden branden.
De uitwendige beveiliging wordt 5
seconden nadat de auto is vergrendeld,
geactiveerd. De interieur- en
wegsleepbeveiliging worden 45 seconden
nadat de auto is vergrendeld, geactiveerd.
Indien een portier, de achterklep of de
motorkap niet goed is gesloten, wordt de
auto niet vergrendeld, maar worden de
uitwendige beveiliging, de interieurbeveiliging
en de wegsleepbeveiliging na 45 seconden
wel ingeschakeld.
Uitschakelen
► Druk op de ontgrendelknop van de
afstandsbediening.
of


Ontgrendel de auto met het Keyless entry
and start-systeem.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld;
het lampje van de knop gaat uit en de
richtingaanwijzers knipperen gedurende
ongeveer 2 seconden.
Als de auto automatisch opnieuw wordt vergrendeld (als binnen 30 seconden
één van de portieren of de achterklep niet is
geopend), wordt het alarmsysteem
automatisch weer ingeschakeld.
Vergrendelen van de
auto met alleen de
omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel het interieuralarm en de
wegsleepbeveiliging uit om te voorkomen dat het
systeem in bepaalde gevallen een loos alarm
geeft, zoals:


Het raam of zonnedak staat een klein stukje
open.



De auto wordt gewassen.



Er wordt een wiel verwisseld.



De auto wordt gesleept.



De auto staat op een schip of veerboot.
Uitschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
► Zet het contact af en druk binnen 10
seconden op de alarmtoets tot het rode lampje
blijft branden.


V
erlaat de auto.


V
ergrendel de auto onmiddellijk met de
afstandsbediening of het "Keyless entry and
start"-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging is geactiveerd. Het
rode lampje knippert iedere seconde.
Houd er rekening mee dat het u het
systeem elke keer nadat u het contact
hebt afgezet opnieuw moet uitschakelen.
Opnieuw inschakelen van de
interieur- en wegsleepbeveiliging
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto
te ontgrendelen met de afstandsbediening of met
het "Keyless entry and start"-systeem.
Het indicatielampje in de knop gaat uit.


Schakel alle beveiligingen weer in door de
auto met de afstandsbediening of het Keyless
entry and start-systeem te vergrendelen.
Het rode verklikkerlampje van de knop zal
opnieuw één keer per seconde knipperen.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking
en knipperen de richtingaanwijzers gedurende
30 seconden.
Afhankelijk van het land van verkoop blijven de
bewakingsfuncties ingeschakeld tot het alarm
voor de 11e keer afgaat.
Als het lampje snel knippert bij het ontgrendelen
van de auto met de afstandsbediening of het
Keyless entry en start-systeem, is het alarm
tijdens uw afwezigheid afgegaan. Het lampje
stopt met knipperen als het contact wordt
aangezet.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:

Page 42 of 260

40
Toegang tot de auto
► ontgrendel de auto met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in het slot
van het bestuurdersportier;


open het portier; het alarm gaat af;



zet het contact aan: het alarm stopt en het
lampje in de knop gaat uit.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
► Vergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in het slot
van het bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het rode
lampje van de knop blijft branden, duidt dit op
een storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Automatisch inschakelen
(Afhankelijk van het verkoopland)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
2 minuten nadat het laatste portier of de
bagageruimte is gesloten.


Om het afgaan van het alarm bij het openen
van een portier of de achterklep te voorkomen,
moet u eerst op de ontgrendelknop van de
afstandsbediening drukken of moet u de
auto ontgrendelen met het Keyless entry and
start-systeem.
Elektrische ruitbediening
1. Schakelaar elektrische ruitbediening links.
2. Schakelaar elektrische ruitbediening rechts.
Handmatige bediening
► Openen/sluiten van de ruit: druk op of trek
aan de schakelaar zonder het weerstandspunt
te passeren; de ruit stopt zodra de schakelaar
wordt losgelaten.
Automatische werking
(Afhankelijk van de uitvoering)
► W anneer u de ruit wil openen/sluiten, druk op
of trek aan de schakelaar voorbij het weerstand:
de ruit opent of sluit volledig wanneer de
schakelaar wordt losgelaten.
Bedien de schakelaar opnieuw om het openen of
sluiten te stoppen.
De ruitbediening kan nog ongeveer 45
seconden na het uitschakelen van het
contact of na vergrendeling van de auto
worden bediend.
Daarna wordt de bediening uitgeschakeld.
U kunt de bediening weer inschakelen door
het contact in te schakelen of de auto te
ontgrendelen.
Beveiliging tegen beknellen
(Afhankelijk van de uitvoering)
Als de ruit tijdens het sluiten een obstakel
tegenkomt, stop de ruit onmiddellijk en gaat
gedeeltelijk weer omlaag.
Resetten
Wanneer de accu opnieuw is aangesloten
of wanneer de ruit een abnormale beweging
maakt, dan moet de beveiliging tegen beknellen
gereset.
De beveiliging tegen beknellen wordt tijdens
de volgende handelingen uitgeschakeld.
Doe het volgende voor elke ruit:


Open de ruit volledig en sluit de ruit.
Telkens
als de schakelaar omhoog wordt gedrukt, sluit de
ruit enkele centimeters.


Laat de schakelaar los en trek deze opnieuw
omhoog totdat de ruit volledig is gesloten.



Blijf de ruitbediening nog minimaal 1 seconde
omhoog trekken nadat de ruit is gesloten.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs
voor een korte periode, altijd de sleutel
mee.
Wanneer er tijdens het bedienen van de ruit
iets tussen de elektrische ruit en de sponning
bekneld raakt, moet de ruit weer worden
geopend. Druk hiervoor op de betreffende
schakelaar.

Page 53 of 260

51
Ergonomie en comfort
3220 V/50 Hz-aansluiting


AC 220V
50Hz 120W

Deze bevindt zich op de zijkant van de middelste
opbergruimte.
Deze aansluiting (max. vermogen: 150 W) werkt
terwijl de motor draait en het Stop & Start-
systeem in de STOP-stand staat.


T
il het beschermklepje op.


Controleer of het groene controlelampje
brandt.



Sluit uw elektrische apparaat (zoals
telefoonlader

, laptop, cd-/dvd-speler of
flessenwarmer) aan.
Bij een storing gaat het groene lampje
knipperen.
Laat de aansluiting controleren door de
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Sluit slechts één apparaat per keer aan
op de aansluiting (gebruik geen
verlengkabels of meervoudige stekkerdozen).
Sluit alleen apparaten aan die voldoen
aan isolatieklasse II (op het apparaat
aangegeven).
Gebruik geen apparaten met metalen
behuizing, zoals scheerapparaten.
Als het stroomverbruik hoog is en er stroom van het elektrische systeem van
de auto wordt gevraagd (door bijvoorbeeld
zware weersomstandigheden of elektrische
overbelasting), dan kan de stroom naar de
aansluiting uit veiligheidsoverwegingen
worden onderbroken en gaat het groene
controlelampje uit.
Draadloze smartphonelader



Hiermee kunt u apparaten zoals een smartphone
draadloos opladen volgens het principe van
magnetische inductie, in overeenstemming met
de norm Qi 1.1.
Het op te laden apparaat moet zelf compatibel
zijn met de Qi-norm of moet zijn voorzien van
een compatibele hoes of houder.
Het laadgedeelte is te herkennen aan het
symbool Qi.
De lader werkt terwijl de motor draait en het Stop
& Start-systeem in de STOP-stand staat.
Het opladen wordt aangestuurd door de
smartphone.
Bij Keyless entry and start kan de werking van
de lader kort worden onderbroken als er een
deur wordt geopend of als het contact wordt
uitgeschakeld.
Laden bezig
► Als het laadgedeelte leeg is, kunt u een
apparaat in het midden plaatsen.


Als het apparaat wordt waargenomen, gaat het
controlelampje van de lader groen branden.
Het lampje blijft branden terwijl de batterij wordt
opgeladen.
Het systeem is niet bedoeld om
meerdere apparaten tegelijkertijd op te
laden.


Laat geen metalen voorwerpen zoals
munten, sleutels of de
afstandsbediening. in het laadgedeelte liggen,
omdat er dan kans op oververhitting of
onderbreking van het laadproces bestaat.

Page 100 of 260

98
Rijden
Als u dan de motor wilt starten, moet u ervoor
zorgen dat de afstandsbediening zich binnen
het gebied bevindt.
Als er niet aan alle voorwaarden voor het starten wordt voldaan, wordt er een
melding op het instrumentenpaneel
weergegeven. In sommige gevallen moet het
stuurwiel heen en weer worden bewogen
terwijl de toets "START/STOP" wordt
ingedrukt om het stuurslot te ontgrendelen. Er
wordt een melding weergegeven.
Uitschakelen
► Zet de auto stil en laat de motor stationair
draaien.
► Zet de versnellingshendel bij een
handgeschakelde versnellingsbak bij voorkeur in
de neutraalstand.
► Zet de versnellingshendel bij een
automatische transmissie in stand P.
Met de conventionele sleutel/Met de
sleutel met afstandsbediening
► Draai de sleutel volledig naar stand 1 (Stop)
en verwijder deze vervolgens uit het contact.
► Draai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten. Dit
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:


gebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen; het
gebruik van deze bevestigingen is verplicht,



leg nooit meerdere matten boven op elkaar
.
Bij gebruik van niet door PEUGEOT
goedgekeurde matten kunnen de bediening
van de pedalen en de werking van de
snelheidsregelaar/-begrenzer worden
gehinderd.
De door PEUGEOT goedgekeurde matten
zijn voorzien van twee bevestigingen onder
de stoel.
Met Keyless entry and start

► Zorg ervoor dat de afstandsbediening zich in
de auto bevindt, in de detectiezone.
► Druk op de toets “ START/STOP”.
Bij een handgeschakelde versnellingsbak wordt
het stuurslot ontgrendeld en start de motor
vrijwel direct.
Bij een auto met de EAT8 automatische
transmissie start de motor vrijwel direct.
Het waarschuwingslampje gaat niet
branden als de motor al op
bedrijfstemperatuur is. Bij sommige
weersomstandigheden wordt aanbevolen om
de volgende voorschriften te volgen:


Laat de motor bij gematigde temperaturen
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel
mogelijk weg zonder de motor veel toeren te
laten draaien.



Afhankelijk van de uitvoering: als de
airconditioning is ingeschakeld en de
buitentemperatuur hoger is dan 35 °C, kan
het stationaire motortoerental oplopen tot
1.300 t/min (afhankelijk van het voor de
airconditioning benodigde vermogen).



Als het contact onder winterse
omstandigheden wordt ingeschakeld, blijft
het controlelampje voor voorgloeien langer
branden. W

acht totdat het lampje uit is
voordat u de motor start.


Laat de motor
onder extreem koude
omstandigheden , bij temperaturen lager dan
-23 °C , gedurende 4 minuten stationair
draaien voordat u weg rijdt. Dit zorgt ervoor
dat de mechanische onderdelen van de auto,
motor en versnellingsbak goed werken en
langer meegaan.
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans
op vergiftiging met dodelijke afloop!
Bij benzinemotoren kan het na een
koude start gebeuren dat u 2 minuten
lang duidelijke motortrillingen voelt terwijl de
motor stilstaat en stationair draait (verhoogd
stationair toerental). Dat komt door het
voorverwarmen van de katalysator.
Als de temperatuur bij auto's met
dieselmotor onder nul is, start de
motor alleen wanneer het
waarschuwingslampje voor voorgloeien uit is.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden
nadat u op de toets "START/STOP"
hebt gedrukt, moet u het rem- of het
koppelingspedaal ingedrukt houden totdat het
waarschuwingslampje uit gaat. Druk niet nog
een keer op de toets "START/STOP" als de
motor nog niet draait.
De afstandsbediening van het “Keyless
entry and start”-systeem moet aanwezig
zijn in het detectiegebied.
Verlaat de auto nooit bij draaiende motor
terwijl u de afstandsbediening op zak hebt.
Als de afstandsbediening zich buiten het
detectiegebied bevindt, wordt er een melding
weergegeven.

Page 101 of 260

99
Rijden
6Als u dan de motor wilt starten, moet u ervoor
zorgen dat de afstandsbediening zich binnen
het gebied bevindt.
Als er niet aan alle voorwaarden voor het starten wordt voldaan, wordt er een
melding op het instrumentenpaneel
weergegeven. In sommige gevallen moet het
stuurwiel heen en weer worden bewogen
terwijl de toets "START/STOP" wordt
ingedrukt om het stuurslot te ontgrendelen. Er
wordt een melding weergegeven.
Uitschakelen
► Zet de auto stil en laat de motor stationair
draaien.


Zet de versnellingshendel bij een
handgeschakelde versnellingsbak bij voorkeur in
de neutraalstand.



Zet de versnellingshendel bij een
automatische transmissie in stand P

.
Met de conventionele sleutel/Met de
sleutel met afstandsbediening
► Draai de sleutel volledig naar stand 1 (Stop)
en verwijder deze vervolgens uit het contact.


Draai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten. Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.


Controleer of de parkeerrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op een
helling staat.
Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen. Als de
motor wordt afgezet, worden ook de
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging
uitgeschakeld: u zou dan de controle over de
auto kunnen verliezen.
Verlaat om veiligheidsredenen de auto
nooit, zelfs niet voor een korte tijd,
zonder de afstandsbediening mee te nemen.
Hang geen zware voorwerpen aan de
sleutel of de afstandsbediening: dit kan
namelijk storingen met het contactslot
veroorzaken.
Sleutel vergeten
Als de sleutel nog in het contactslot zit en in de stand 1 (Stop) staat, wordt bij het
openen van het bestuurdersportier een
waarschuwingsmelding weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal.
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2
(Contact) van het contactslot blijft staan, zal
het contact na een uur automatisch worden
afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 (Stop) en
vervolgens opnieuw in de stand 2 (Contact)
om het contact weer aan te zetten.
Met Keyless entry and start
► Druk op de knop " ST ART/STOP" terwijl
de afstandsbediening zich in de detectiezone
bevindt.
Bij een handgeschakelde versnellingsbak wordt
de motor afgezet en het stuurslot vergrendeld.
Bij een auto met de automatische transmissie
EAT8 wordt de motor afgezet.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet afgezet.
Het contact inschakelen met
Keyless entry and start
Wanneer u met de elektronische sleutel
van het Keyless entry and start-systeem
in de auto op de toets "START/STOP" drukt
zonder een van de pedalen in te drukken , dan
kan het contact worden ingeschakeld.


Druk
nogmaals op deze toets om het contact
uit te schakelen en de auto te vergrendelen.

Page 102 of 260

100
Rijden




Altijd met draaiende motor:
► Schakel de parkeerrem in door kort aan de
bedieningshendel te trekken.
► Schakel de parkeerrem uit door kort tegen
de bedieningshendel te duwen terwijl u het
rempedaal indrukt.
Standaard is de automatische werking
geactiveerd.
Lampje
Dit lampje gaat zowel op het
instrumentenpaneel als op de hendel
branden om te bevestigen dat de parkeerrem is
aangetrokken, in combinatie met de weergave
van de melding "Parkeerrem aangetrokken".
Als de parkeerrem wordt vrijgezet, gaat ter
bevestiging dit lampje uit.
Dit lampje knippert op de hendel wanneer de
parkeerrem handmatig wordt aangetrokken of
vrijgezet.
Noodprocedure voor het
starten met het Keyless
entry and start-systeem
Als de auto de elektronische sleutel niet
herkent in het detectiegebied doordat de
batterij van de afstandsbediening leeg is, kan
de noodsleutellezer links achter het stuurwiel
worden gebruikt om de auto te starten.


► Houd de afstandsbediening tegen de
noodsleutellezer . Vervolgens:


Zet bij een handgeschakelde versnellingsbak
de versnellingshendel in de neutraalstand, trap
het koppelingspedaal volledig in en houd het
pedaal ingetrapt totdat de motor start.



Zet bij een automatische transmissie de
keuzehendel in stand P

en druk het rempedaal
in.


Druk vervolgens op de knop " ST

ART/STOP".
De motor wordt gestart.
Geforceerd uitschakelen
met Keyless entry and start
Uitsluitend in noodgevallen kan de motor
geforceerd worden uitgeschakeld (zelfs tijdens
het rijden). ►

Houd daarvoor de toets “
ST
ART/STOP”
ongeveer drie seconden ingedrukt.
In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld
zodra de auto stilstaat.
Afstandsbediening niet herkend met Keyless entry
and start-systeem
Als de afstandsbediening zich niet meer in het
detectiegebied bevindt, verschijnt een melding
op het instrumentenpaneel als een portier wordt
gesloten of bij een poging om de motor af te
zetten.


Houd de knop " ST

ART/STOP" ongeveer 3
seconden ingedrukt als u afzetten van de wilt
bevestigen en neem vervolgens contact op met
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Handbediende
parkeerrem
Aantrekken
► Trap het rempedaal in en trek de hefboom
van de parkeerrem aan om uw auto stil te zetten.
Vrijzetten (op vlakke
ondergrond)
► Houd het rempedaal ingetrapt, trek de
hefboom van de parkeerrem iets omhoog, druk
de ontgrendelknop in en duw de hefboom geheel
omlaag.
Als tijdens het rijden dit lampje brandt in combinatie met een geluidssignaal en een
melding, geeft dit aan dat de parkeerrem nog
(iets) is aangetrokken.
Stuur bij het parkeren op een helling,
zeker wanneer de auto zwaar is beladen,
de voorwielen in de richting van het trottoir en
trek vervolgens de parkeerrem aan.
Door het rempedaal in te trappen kan de
handbediende parkeerrem gemakkelijker
worden aangetrokken en vrijgezet.
Schakel bij een handgeschakelde
versnellingsbak een versnelling in en zet
het contact uit.
Selecteer bij een automatische
transmissie de stand P en zet vervolgens
het contact uit.
Elektrische parkeerrem
In de automatische stand schakelt dit systeem
de parkeerrem in wanneer de motor wordt
uitgezet en wordt de parkeerrem uitgeschakeld
wanneer de auto gaat rijden.

Page 146 of 260

144
Praktische informatie
► Zet altijd de motor uit.
► Ontgrendel de auto met de Keyless entry and
start.


Open de brandstofvulklep.

► Als de auto een gewone sleutel heeft, steek
deze dan in de vuldop en draai de sleutel
linksom.


► Draai de vuldop open en plaats deze op de
steun (aan de brandstofvulklep).
► Steek het vulpistool zo ver mogelijk in de
vulopening en druk hierbij de metalen klep (A) in.


V
ul de brandstoftank. Laat het vulpistool
maximaal drie keer afslaan, aangezien er anders
storingen kunnen optreden.


Plaats de vuldop terug en sluit deze door de
dop rechtsom te draaien.



Druk de brandstofvulklep dicht (de auto moet
ontgrendeld zijn).




Als de auto is voorzien van een schuifdeur aan de linkerkant, kunt u deze
deur niet openen terwijl de brandstofvulklep
open is. Anders kunnen de brandstofvulklep
en de schuifdeur beschadigd raken en kan de
persoon die tankt gewond raken.


Als de brandstofvulklep open is, voorkomt een voorziening dat de
schuifdeur links kan worden geopend.
De deur kan wel tot halverwege worden
geopend.
Sluit de brandstofvulklep om de deur weer te
kunnen gebruiken.
Uw auto is voorzien van een katalysator die
de hoeveelheid schadelijke stoffen in de
uitlaatgassen vermindert.
Wanneer u per ongeluk de verkeerde
brandstof voor uw auto tankt, moet de
tank eerst worden afgetapt voordat de
motor kan worden gestart.
Onderbreking
brandstoftoevoer
Voor uw veiligheid wordt bij een aanrijding de
brandstoftoevoer door de brandstofafsluiter
onderbroken.
Tankbeveiliging (diesel)
(Afhankelijk van het verkoopland.)
Dit mechanische systeem voorkomt dat er
benzine in de tank van een dieselauto getankt
kan worden.
Deze voorziening, die in de tankopening
is ingebouwd, is zichtbaar zodra u de
brandstofvuldop verwijdert.
Werking

Wanneer u bij een auto met dieselmotor een
benzinetankpistool in de tankopening plaatst,
wordt dit tegengehouden door een klep.
Daardoor blijft het pistool vergrendeld en kan er
dus niet worden getankt.
Probeer in dat geval niet alsnog te tanken,
maar kies een dieseltankpistool.
Het vullen van de brandstoftank met
behulp van een jerrycan is wel mogelijk.
Reizen naar het buitenland
De tankpistolen voor het tanken van
diesel kunnen per land verschillen, waardoor
kan een tankbeveiliging op de auto ervoor
kan zorgen dat tanken niet mogelijk is.

Page 159 of 260

157
Praktische informatie
7Als de vloeistof in contact komt met de huid,
moet u de huid wassen met kraanwater en zeep.
Als de vloeistof in de ogen komt, spoel de ogen
dan onmiddellijk en grondig gedurende ten
minste 15 minuten met kraanwater of met een
oogspoelmiddel. Raadpleeg een arts bij een
blijvend branderig gevoel of blijvende irritatie.
Als AdBlue wordt ingeslikt, spoel de mond dan
met schoon water en drink vervolgens een ruime
hoeveelheid water.
Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld
bij een hoge omgevingstemperatuur) kan het
risico van het vrijkomen van ammoniakdampen
niet worden uitgesloten: adem deze niet in.
Dampen met ammoniak werken irriterend op de
slijmvliezen (ogen, neus en keel).
Bewaar AdBlue® buiten het bereik van
kinderen, in de originele flacon.
Procedure
Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto op
een vlakke en horizontale ondergrond staat.
Controleer 's winters of de
omgevingstemperatuur van de auto hoger is dan
-11°C. Als het kouder is, bevriest de AdBlue
®
waardoor u het niet in het reservoir kunt gieten.
Laat de auto enkele uren op een warmere plaats
staan en vul vervolgens het reservoir bij.
Giet nooit AdBlue® in de brandstoftank.
Als er AdBlue® op de carrosserie of op
een andere plaats is gemorst, spoel het
dan onmiddellijk weg met koud water of veeg
het weg met een vochtige doek.
Gekristalliseerde vloeistof moet worden
verwijderd met een spons en warm water.
Belangrijk: als u AdBlue hebt bijgevuld
nadat het reservoir leeg is geraakt,
moet u ongeveer 5 minuten wachten voordat
u het contact weer inschakelt, zonder de
deur aan bestuurderszijde te openen, de
auto te vergrendelen, de sleutel in het
contactslot te steken of de sleutel van het
Keyless entry and start-systeem in het
interieur te brengen.
Zet vervolgens het contact aan en start na 10
seconden de motor.


Zet het contact af en verwijder de sleutel uit
het contactslot om de motor af te zetten.
of



Druk bij Keyless entry and start op de toets
"

START/STOP" om de motor af te zetten.


► Zorg dat de auto is ontgrendeld en open de
brandstofvulklep. Draai de blauwe dop van het
AdBlue
®-reservoir linksom en verwijder de dop.
► Bij een verpakking AdBlue®: wanneer
u de uiterste houdbaarheidsdatum hebt
gecontroleerd, moet u de instructies op het etiket
zorgvuldig lezen voordat u de inhoud van de
verpakking in het AdBlue-reservoir van de auto
giet.


Met een

AdBlue
®-pomp: steek het vulpistool
in het reservoir en vul brandstof bij totdat het
vulpistool afslaat.
Giet het AdBlue® reservoir niet te vol:

V
ul 10 tot 13 liter toe met behulp van
AdBlue
®-verpakkingen.

Stop met bijvullen als het vulpistool voor
het eerst afslaat als u bij een tankstation
tankt.
Als het AdBlue®-reservoir helemaal leeg
is, wat wordt bevestigd door de melding
“Top up

AdBlue: Starting impossible”, dan
moet u minimaal 5 liter bijvullen.
Na het vullen
► Plaats de blauwe dop terug op de
tankvulopening en draai deze rechtsom, totdat u
niet verder kunt draaien.


Sluit de brandstofvulklep.
Gooi lege AdBlue®-flacons of
-verpakkingen niet bij het huisvuil.
Doe ze in een speciale houder of breng ze
terug naar het verkooppunt.

Page 160 of 260

158
Praktische informatie
Activeren van de vrijloop
In bepaalde situaties moet de vrijloop van de
auto worden geactiveerd (bijvoorbeeld bij het
slepen, op een rollenbank, in een automatische
wasstraat of bij vervoer over het spoor of op een
veerboot).
De procedure hiervoor is afhankelijk van het type
transmissie en parkeerrem.
Met handgeschakelde
versnellingsbak en
elektrische parkeerrem
/
Procedure voor het activeren van de
vrijloop
► Zet met draaiende motor en ingetrapt
rempedaal de versnellingspook/selectiehendel in
de neutraalstand.


Houd het rempedaal ingetrapt en zet het
contact uit.



Laat het rempedaal los en zet het contact
weer aan.



T
rap het rempedaal in en duw tegen de
hendel om de parkeerrem vrij te zetten.


Laat het rempedaal los en zet het contact uit.
Terug naar de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de
motor .
Met automatische
transmissie en elektrische
parkeerrem
/
Procedure voor uitschakelen
► Zet de schakelhendel in N terwijl de motor
draait en u het rempedaal indrukt.


Houd het rempedaal ingedrukt en schakel
contact uit.



Laat het rempedaal los en schakel het
contact weer in.



Druk het rempedaal in en duw op de hendel
om de parkeerrem uit te schakelen.



Laat het rempedaal los en schakel het
contact uit.
Terug naar normale werking
► Houd het rempedaal ingedrukt en start de
motor .
Keyless entry and start
U mag het rempedaal niet intrappen
wanneer u het contact aan of uit zet. Als u
dat wel doet, start de motor waardoor u de
procedure opnieuw moet volgen.
Onderhoudstips
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de volgende voorschriften om
beschadiging van uw auto te voorkomen.
Buitenkant
Gebruik nooit een hogedrukspuit in de
motorruimte - kans op schade aan
elektrische componenten!
Was de auto niet bij fel zonlicht of bij zeer
lage temperaturen.
Wanneer u de auto in een autowasstraat
wast, vergrendel dan alle portieren en,
afhankelijk van de uitvoering, verwijder de
elektronische sleutel uit de detectiezone.
Wanneer u een hogedrukspuit gebruikt, houd
de spuitmond dan op minimaal 30 cm van
de auto (vooral wanneer u gebieden met
beschadigde lak, sensoren of afdichtingen
reinigt).
Verwijder meteen alle vlekken die chemicaliën
bevatten die de lak van uw auto kunnen
beschadigen (zoals boomhars, vogelpoep,
insectenafscheidingen, pollen en teer).
Afhankelijk van de omgeving moet u de auto
vaker wassen om geïodeerde afzettingen (in
kustgebieden), roet (in industriële gebieden),
modder en zout (in natte of koude gebieden)
te verwijderen, omdat die zeer bijtend zijn.
Neem voor het verwijderen van lastige
vlekken waarvoor een speciaal product
vereist is (zoals teer- of insectenverwijderaar)
contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Laat lakschade bij voorkeur repareren door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Binnenkant
Wanneer u de auto wast, gebruik dan
nooit een waterslang of hogedrukreiniger
om de binnenkant te reinigen.
Uit bekers of andere open houders kan
vloeistof lopen die schade kan veroorzaken
aan bedieningselementen op het dashboard
en de middenconsole. Wees voorzichtig
hiermee!
Carrosserie
Glanzende lak
Gebruik nooit schurende producten of
oplosmiddelen, benzine of olie om de
carrosserie te reinigen.
Gebruik nooit een schuursponsje om lastige
vlekken te verwijderen - kans op krassen in
de lak!
Breng geen poetsmiddel aan als de zon fel
schijnt, of op kunststof of rubber onderdelen.

Page 247 of 260

245
Trefwoordenregister
H
Halogeenlampen 168
Handgeschakelde versnellingsbak ~
Versnellingsbak,
handgeschakeld

104–105, 110, 154
Handopvoerpomp

160
Handrem

100, 155
Handsfree set

196–197, 210–211, 234–235
Helderheid

212
Het opslaan van de snelheid

126
Hill Assist Descent Control (HADC)

82–83
Hill Descent Control

82–83
Hill-Holder ~ Hill Start Assist

103–104
Hoofdsteunen achter

48
Hoofdsteunen verstellen

49
Hoofdsteunen vóór

49
Hoogte- en diepteverstelling stuurwiel ~
Stuurverstelling

45
Hulpoproep

75–77
I
Identificatiegegevens 188
Identificatieplaatjes constructeur
188
Identificatie (stickers)

188
Indeling interieur ~ Interieurindeling

49
Inductielader

51
Infraroodcamera

11 3
Inhoud brandstoftank ~ Brandstoftank
(inhoud)

143–144
Instapverlichting 70
Instellingen van het systeem
212, 238
Instrumentenpaneel

9, 113
Interieurbeveiliging

38
Interieurfilter

58, 154
Interieurfilter (vervangen)

154
J
Jack 233
Jack-aansluiting
194, 233
Jack-kabel

233
K
Kentekenplaatverlichting 172
Keyless entry and start
24, 26–30, 98–99
Kinderbeveiliging

94
Kinderen

85, 92
Kinderen (veiligheid)

94
Kinderzitjes

85, 89–90, 92
Kinderzitjes (conventioneel)

92
Kleurcode lak

188
Klimaatregeling

61
Klokje (instellen)

213, 239
Koelvloeistof

153
Koelvloeistoftemperatuur

17
Koelvloeistoftemperatuurmeter

17
Koplampen

170
Koplampverstelling

71
Krik 164
L
Laadschot 52
Laadzone
26, 34–35, 53
Laden accu ~ Accu laden

176–177
Lak

159, 188
Lampen

168
Lampen (vervangen)

167–168
Lampen vervangen

167–168, 170
Lampen (vervangen, referenties)

168
Lane Departure Warning System

129, 134
LED-verlichting

69, 168
Lekke band

161–162, 164
Lendensteun

43
Lendensteun, verstelling

43
Lichtschakelaar

67, 69
Lokaliseren van de auto

25
Luchtfilter

154
Luchtfilter (vervangen)

154
Luchtrecirculatie

60
M
Matten 49, 113
Mat verwijderen
49
Meldingen

237
Menu

209
Menu's (audio)

203–204, 218–219

Page:   < prev 1-10 11-20