PEUGEOT PARTNER 2022 Instructieboekje (in Dutch)

Page 131 of 324

129
Rijden
6Elektrische parkeerrem
In de automatische stand trekt dit systeem de
parkeerrem aan wanneer de motor wordt afgezet en
zet het de parkeerrem vrij wanneer de auto wegrijdt.




Altijd met draaiende motor:
► T rek de parkeerrem aan door kort aan de
bedieningshendel te trekken.


Zet de parkeerrem vrij door kort tegen de hendel

te duwen terwijl u het rempedaal intrapt.
Standaard is de automatische werking geactiveerd.
Deze automatische werking kan in bepaalde
situaties worden uitgeschakeld.
Controlelampje
Dit controlelampje gaat branden op zowel het instrumentenpaneel als de bediening om te
bevestigen dat de parkeerrem is aangetrokken, in
combinatie met de melding "Parkeerrem
aangetrokken".
Het controlelampje gaat uit om te bevestigen dat
de parkeerrem is vrijgegeven, in combinatie met de
melding "Parkeerrem vrijgegeven".
Het controlelampje knippert in reactie op een
verzoek om de parkeerrem handmatig in of uit te
schakelen.
Bij een lege accu werkt de elektrische parkeerrem niet meer.
Als de parkeerrem niet is ingeschakeld bij een
auto met een handgeschakelde versnellingsbak,
moet u uit veiligheidsoverwegingen een
versnelling inschakelen om te voorkomen dat de
auto wegrolt.
Als de parkeerrem niet is aangetrokken bij een
auto met een automatische transmissie of een
keuzeschakelaar van de transmissie (elektrische
auto), moet u uit veiligheidsoverwegingen het
meegeleverde wielblok tegen een van de wielen
plaatsen om te voorkomen dat de auto wegrolt.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.


Controleer voordat u de auto verlaat of de parkeerrem is aangetrokken: de
controlelampjes voor de parkeerrem op het
instrumentenpaneel en de hendel moeten
permanent branden.
Als de parkeerrem niet is aangetrokken, klinkt
er een geluidssignaal en wordt er een melding
weergegeven als het bestuurdersportier wordt
geopend.
Laat kinderen nooit alleen in de auto: ze zouden de parkeerrem kunnen vrijzetten.
Wanneer de auto staat geparkeerd op een steile helling, de auto zwaar beladen
is of als een aanhanger wordt getrokken
Bij een handgeschakelde versnellingsbak draait
u de wielen naar de stoeprand toe en schakelt u
een versnelling in.
Bij een automatische transmissie of
keuzeschakelaar draait u de wielen naar de
stoeprand toe en zet u de transmissie in stand P .
Als er een aanhangwagen is aangekoppeld, mag
het hellingspercentage bij het parkeren niet hoger
zijn dan 12%.
Handbediende werking
Handmatig vrijzetten
Contact aan of draaiende motor:
► T rap het rempedaal in.


Houd het rempedaal ingetrapt en druk kort op

de hendel.

Page 132 of 324

130
Rijden
► Gebruik de hendel om de parkeerrem aan te
trekken als deze is vrijgezet.
► Laat het rempedaal volledig los.
► Houd de hendel 10 tot maximaal 15 seconden
ingedrukt in de richting voor het vrijzetten.
► Laat de hendel los.
► Trap het rempedaal in en houd het ingetrapt.
► Trek de hendel 2 seconden in de richting voor
inschakelen.
Dit controlelampje op het instrumentenpaneel gaat branden om te bevestigen dat de
automatische functies zijn uitgeschakeld.
► Laat de hendel en het rempedaal los.
Vanaf dit moment kan de parkeerrem alleen
handmatig met behulp van de hendel worden
aangetrokken en vrijgezet.
► Herhaal deze procedure voor het inschakelen
van de automatische werking (bevestigd
door het doven van het controlelampje op het
instrumentenpaneel).
Noodremfunctie
Als de auto niet goed afremt met het rempedaal of
in uitzonderlijke omstandigheden (bijvoorbeeld als
de bestuurder onwel wordt of bij het geven van rijles
(indien toegestaan)) kan de auto worden afgeremd
door aan de hendel van de elektrische parkeerrem
te trekken. De auto blijft afremmen zolang de hendel
omhoog wordt getrokken; het afremmen stopt zodra
de hendel wordt losgelaten.
De ABS- en DSC-systemen zorgen ervoor dat de
auto stabiel blijft wanneer de noodremfunctie actief
is.
Als het rempedaal niet is ingetrapt, wordt de parkeerrem niet vrijgezet en wordt er een
melding weergegeven.
Handmatig aantrekken
Bij stilstaande auto:
► T rek kort aan de hendel.
Het controlelampje van de hendel gaat knipperen
om het verzoek te bevestigen.
Automatische werking
Automatisch vrijzetten
Controleer eerst of de motor draait en het
bestuurdersportier is gesloten.
De elektrische parkeerrem wordt automatisch
geleidelijk vrijgezet bij het wegrijden.
Bij een handgeschakelde versnellingsbak


T
rap het koppelingspedaal volledig in en schakel
de eerste versnelling of de achteruitversnelling in.


Geef gas en laat het koppelingspedaal opkomen.
Bij een automatische transmissie



T
rap het rempedaal in.


Selecteer stand
D, M of R .


Laat het rempedaal los en geef gas.
Met een keuzeschakelaar



T
rap het rempedaal in.


Selecteer stand
D, B of
R.


Laat het rempedaal los en geef gas.
Als de parkeerrem bij een auto met een automatische transmissie of een
keuzeschakelaar voor de transmissie (elektrische
auto) niet automatisch wordt vrijgezet, controleer
dan of de voorportieren goed zijn gesloten.
Als de auto stilstaat met draaiende motor, trap dan niet onnodig het gaspedaal in. De
parkeerrem kan dan worden vrijgezet.
Automatisch aantrekken
Wanneer de auto stilstaat, wordt de parkeerrem
automatisch aangetrokken als u de motor afzet.
De parkeerrem wordt niet automatisch aangetrokken als de auto afslaat of de
STOP-stand van het Stop & Start-systeem wordt
ingeschakeld.
In de automatische stand kan de parkeerrem op elk moment handmatig met
de hendel worden aangetrokken of vrijgezet.
Bijzonderheden
De auto met draaiende motor op zijn
plaats houden
Trek kort aan de hendel om de auto met draaiende
motor op zijn plaats te houden.
De auto parkeren met vrijgezette
parkeerrem
Bij zeer lage temperaturen (ijs) raden wij u af om de parkeerrem aan te trekken.
Voorkom dat de auto wegrolt door de
versnellingsbak in een versnelling te zetten of
wielblokken tegen een van de wielen te plaatsen.
Bij een auto met een automatische transmissie of een keuzeschakelaar van de
transmissie (elektrische auto) wordt stand P
automatisch geselecteerd als het contact wordt
afgezet. De wielen zijn dan geblokkeerd.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de vrijloop.
Bij een automatische transmissie of een selectiehendel (elektrisch): als u het
bestuurdersportier opent terwijl stand N is
ingeschakeld, dan klinkt er een geluidssignaal en
wordt stand P ingeschakeld. Het geluidssignaal
stopt wanneer het bestuurdersportier is gesloten.
Automatische werking uitschakelen
Onder bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld bij
zeer koud weer, bij het trekken van een aanhanger
of bij slepen, moet de automatische werking van het
systeem worden uitgeschakeld.


Start de motor
.

Page 133 of 324

131
Rijden
6► Gebruik de hendel om de parkeerrem aan te
trekken als deze is vrijgezet.


Laat het rempedaal volledig los.



Houd de hendel 10 tot maximaal 15 seconden

ingedrukt in de richting voor het vrijzetten.


Laat de hendel los.



T
rap het rempedaal in en houd het ingetrapt.


T
rek de hendel 2 seconden in de richting voor
inschakelen.
Dit controlelampje op het instrumentenpaneel gaat branden om te bevestigen dat de
automatische functies zijn uitgeschakeld.


Laat de hendel en het rempedaal los.
V

anaf dit moment kan de parkeerrem alleen
handmatig met behulp van de hendel worden
aangetrokken en vrijgezet.


Herhaal deze procedure voor het inschakelen

van de automatische werking (bevestigd
door het doven van het controlelampje op het
instrumentenpaneel).
Noodremfunctie
Als de auto niet goed afremt met het rempedaal of
in uitzonderlijke omstandigheden (bijvoorbeeld als
de bestuurder onwel wordt of bij het geven van rijles
(indien toegestaan)) kan de auto worden afgeremd
door aan de hendel van de elektrische parkeerrem
te trekken. De auto blijft afremmen zolang de hendel
omhoog wordt getrokken; het afremmen stopt zodra
de hendel wordt losgelaten.
De ABS- en DSC-systemen zorgen ervoor dat de
auto stabiel blijft wanneer de noodremfunctie actief
is.
Bij een storing in het systeem van de
noodremfunctie verschijnt de melding "Parkeerrem
defect" op het instrumentenpaneel.
Bij een storing in de ABS- en DSC-systemen, aangegeven door het
branden van een of beide waarschuwingslampjes op
het instrumentenpaneel, kan de stabiliteit van de
auto niet meer worden gegarandeerd.


Zorg in dit geval ervoor dat de auto stabiel blijft

door de hendel van de elektrische parkeerrem
herhaaldelijk aan te trekken en los te laten totdat de
auto volledig tot stilstand is gekomen.
Hill Start Assist
Dit systeem houdt de auto bij het wegrijden op een
helling kort (ongeveer 2 seconden) op zijn plaats. In
die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar het
gaspedaal verplaatsen.
Het systeem is alleen actief onder de volgende
voorwaarden:


De auto staat volledig stil met het rempedaal

ingedrukt.


Er is aan bepaalde hellingcondities voldaan.



Het bestuurdersportier is gesloten.
Verlaat de auto niet in de korte periode dat de Hill Start Assist in werking is.
Als iemand uit de auto moet stappen terwijl de
motor draait, trek dan de parkeerrem handmatig
aan. Controleer vervolgens of het controlelampje
van de parkeerrem en het controlelampje
P in de
hendel van de elektrische parkeerrem permanent
branden.
De functie Hill Start Assist kan niet worden
uitgeschakeld. Maar als de parkeerrem
wordt aangetrokken om de auto op zijn plaats te
houden, wordt de werking van de functie
onderbroken.
Werking

Als de auto bergopwaarts stilstaat, wordt deze
even op zijn plaats gehouden wanneer de
bestuurder het rempedaal loslaat:


Als de eerste versnelling of de neutraalstand

is geselecteerd bij een handgeschakelde
versnellingsbak.


Als stand
D of M is geselecteerd bij een
automatische transmissie.


Als stand
D of B is geselecteerd met de
keuzeschakelaar van de transmissie (elektrische
auto).

Page 134 of 324

132
Rijden
Schakel de achteruitversnelling alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair
draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van de motor te vergemakkelijken:
– zet de versnellingshendel altijd in de
neutraalstand,
– trap het koppelingspedaal in.
Automatische transmissie
(Type 1)
Bij deze automatische transmissie met 8
versnellingen kunt u kiezen voor automatisch of
handmatig schakelen.
Er zijn twee gebruiksmogelijkheden:
– Automatisch schakelen: het schakelen wordt
elektronisch aangestuurd door de transmissie:
– Handmatig schakelen: in deze stand kan de
bestuurder zelf sequentieel schakelen.
In de automatische stand kunt u nog steeds
handmatig schakelen met de schakelflippers aan de
stuurkolom (bijvoorbeeld bij inhalen).
Keuzeschakelaar
Wanneer u de keuzeschakelaar draait, raden wij u uit veiligheidsoverwegingen aan
om het rempedaal ingedrukt te houden.

Als de auto bergafwaarts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden als de
bestuurder het rempedaal loslaat.
Storing
Bij een storing gaan deze waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met een
melding.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Handgeschakelde
5-versnellingsbak
De achteruitversnelling
inschakelen


► Trap het koppelingspedaal volledig in en zet de
versnellingshendel in de neutraalstand.


Beweeg de versnellingshendel naar rechts en

vervolgens naar achteren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair
draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van de motor te vergemakkelijken:


zet de versnellingshendel altijd in de

neutraalstand,


trap het koppelingspedaal in.
Handgeschakelde
6-versnellingsbak
Inschakelen van de 5e of de 6e
versnelling
► Beweeg de selectiehendel zo ver mogelijk naar
rechts om de 5e of de 6e versnelling in te schakelen.
Wanneer u dit niet doet, dan kan de versnellingsbak permanent beschadigd
raken (per ongeluk schakelen naar de 3
e of 4e
versnelling).
Inschakelen van de
achteruitversnelling


► Trek de ring onder de pookknop omhoog en
beweeg de versnellingshendel eerst naar links en
dan naar voren.

Page 135 of 324

133
Rijden
6Schakel de achteruitversnelling alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair
draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van de motor te vergemakkelijken:


zet de versnellingshendel altijd in de

neutraalstand,


trap het koppelingspedaal in.
Automatische transmissie (Type 1)
Bij deze automatische transmissie met 8
versnellingen kunt u kiezen voor automatisch of
handmatig schakelen.
Er zijn twee gebruiksmogelijkheden:


Automatisch schakelen
: het schakelen wordt
elektronisch aangestuurd door de transmissie:


Handmatig schakelen
: in deze stand kan de
bestuurder zelf sequentieel schakelen.
In de automatische stand kunt u nog steeds
handmatig schakelen met de schakelflippers aan de
stuurkolom (bijvoorbeeld bij inhalen).
Keuzeschakelaar
Wanneer u de keuzeschakelaar draait, raden wij u uit veiligheidsoverwegingen aan
om het rempedaal ingedrukt te houden.
P. Parkeren.
R. Achteruitversnelling.
N. Neutraalstand.
D. Rijden (automatisch schakelen).
M. Handmatig (handmatig schakelen met
sequentieel schakelen tussen de versnellingen).
De stand N kunt u gebruiken in een file of bij
het wassen van de auto in een
automatische wasstraat.
Stuurwielflippers

► Trek de rechter flipper "+ " of linker flipper "-" naar
u toe om op of terug te schakelen.
Met de flippers kunt u de neutraalstand niet selecteren en de achteruitversnelling niet
in- en uitschakelen.
Informatie op het
instrumentenpaneel
Wanneer u de selectiehendel verplaatst of op
toets M drukt, worden de betreffende versnelling

en het controlelampje op het instrumentenpaneel
weergegeven.
Het symbool - wordt weergegeven bij een ongeldige
waarde.
► Als de melding " Voet op het rempedaal"
op het instrumentenpaneel wordt
weergegeven, moet u het rempedaal stevig
indrukken.
De auto starten
► Trap het rempedaal in en selecteer stand P .


Start de motor
.
Als er niet aan de bovenstaande voorwaarden
wordt voldaan, klinkt er een geluidssignaal en
verschijnt er een melding op het display van het
instrumentenpaneel.


Zet de parkeerrem vrij, tenzij deze in de

automatische stand staat (met elektrische
parkeerrem).


Selecteer stand
R, N of D .

Page 136 of 324

134
Rijden
Als u op een steile helling wegrijdt met een zwaar beladen auto, trap dan het
rempedaal in, selecteer stand D , zet de
parkeerrem vrij, tenzij deze in de automatische
stand staat (bij een elektrische parkeerrem), en
laat het rempedaal los.


Laat het rempedaal geleidelijk los.
Of



Accelereer geleidelijk om de elektrische

parkeerrem vrij te zetten (als deze in de
automatische stand staat).
De auto begint onmiddellijk te rijden.
Als P wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel terwijl de
keuzeschakelaar in een andere stand staat, dient
u de keuzeschakelaar in stand P te zetten om te
kunnen starten.
Als stand N tijdens het rijden per ongeluk wordt
geselecteerd, laat het motortoerental dan zakken
tot stationair toerental, selecteer stand D en trap
het gaspedaal weer in.
Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en stand R , D of M is
geselecteerd, zet de auto zich zelfs al in
beweging als het gaspedaal niet wordt ingetrapt.
Laat kinderen nooit zonder toezicht in de auto
achter.
Verlaat om veiligheidsredenen nooit de auto,
zelfs niet voor een korte tijd, zonder de sleutel of
afstandsbediening mee te nemen.
Schakel de parkeerrem in en selecteer stand
P als er onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd bij een draaiende motor.
Probeer een auto met een automatische transmissie nooit aan te duwen of te slepen
om de motor te starten.
Automatische werking
► Selecteer stand D om de transmissie
automatisch te laten schakelen.
De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve
stand; u hoeft zelf niet te schakelen. De transmissie
kiest voortdurend de meest geschikte versnelling,
afhankelijk van de rijstijl, het profiel van de weg en
de belading van de auto.
► Voor een maximale acceleratie zonder de stand van de transmissie te wijzigen trapt
u het gaspedaal volledig in (kickdown).
De transmissie schakelt automatisch terug of
handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat de
motor het maximum toerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de transmissie automatisch
terug voor een betere motorremwerking.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de
transmissie niet naar een hogere versnelling als u
het gaspedaal plotseling loslaat.
Selecteer nooit stand N als de auto rijdt.
Selecteer nooit stand P of R als de auto niet
volledig stilstaat.
Tijdelijk handmatig schakelen
U kunt tijdelijk zelf schakelen met de flippers "+ "
en "- ” aan het stuurwiel. Als het motortoerental
het toestaat, wordt de gevraagde versnelling
ingeschakeld.
Dankzij deze functie kunt u anticiperen op bepaalde
situaties, zoals het inhalen van een andere auto of
het naderen van een bocht.
Als de flippers enige tijd niet meer gebruikt
worden, gaat de versnellingsbak weer over op de
automatische stand.
Kruipen (bewegen zonder het
gaspedaal te gebruiken)
Dankzij deze functie kan de auto bij een lage
snelheid gemakkelijker worden bestuurd
(inparkeren, file rijden enz.).
Als de motor stationair draait, de parkeerrem is
uitgeschakeld en de stand D , M of R is geselecteerd,
begint de auto langzaam naar voren te bewegen
zodra u het rempedaal loslaat (zelfs zonder dat u het
gaspedaal bedient).
Vanwege de veiligheid mag u de auto nooit met draaiende motor verlaten en de
portieren sluiten.
Handmatig schakelen
► Druk op toets M met de selectiehendel in
stand D om sequentieel
met 6 versnellingen
te schakelen.
Het lampje van de toets gaat branden.

Page 137 of 324

135
Rijden
6► Bedien de flipper "+" of "- " aan de stuurkolom. M wordt weergegeven en op het
instrumentenpaneel worden de
achtereenvolgend ingeschakelde versnellingen
weergegeven.


U kunt op elk moment weer overschakelen op

de automatische werking door weer op toets M te
drukken.
Het lampje van de toets gaat uit.
In de handmatige stand hoeft u het gaspedaal niet los te laten terwijl u schakelt.
Schakelen naar een andere versnelling kan alleen als de snelheid van de auto en het
toerental van de motor dit toestaan.
Als het motortoerental te laag of te hoog is, knippert de geselecteerde versnelling
enkele seconden en vervolgens wordt de
werkelijk ingeschakelde versnelling
weergegeven.
Als de auto stilstaat of langzaam rijdt, kiest de
transmissie automatisch stand M1.
Rem af op de motor om uw snelheid te verlagen als u van een steile helling rijdt
(terugschakelen of een lagere versnelling
kiezen), om de remmen te sparen.
Voortdurend remmen kan leiden tot oververhitting
van de remmen, met de kans dat het
remsysteem beschadigd raakt of niet meer werkt.
Rem alleen als dit noodzakelijk is om snelheid te
minderen of te stoppen.
Afhankelijk van de weg kunt u soms beter handmatig schakelen (bijvoorbeeld op een
bergweg).
De automatische stand is niet altijd geschikt en
bovendien kunt u dan niet op de motor remmen.
Ongeldige waarde bij
handmatig schakelen
Dit symbool verschijnt als een versnelling niet goed is ingeschakeld (de
keuzeschakelaar bevindt zich tussen twee standen
in).


Zet de keuzeschakelaar "goed" in de gewenste

stand.
De auto afzetten
Voordat u de motor afzet, moet u stand P selecteren
en daarna de parkeerrem aantrekken (tenzij deze
in de automatische stand staat (met elektrische
parkeerrem)) om de auto tegen wegrollen te
beveiligen.
Controleer of stand P inderdaad is geselecteerd
en of de elektrische parkeerrem automatisch is
aangetrokken; zo niet, trek de parkeerrem dan
handmatig aan.
De betreffende controlelampjes van de
selectiehendel of de keuzeschakelaar
van de transmissie en de hendel van de
elektrische parkeerrem, en de lampjes op het
instrumentenpaneel moeten branden.
U kunt bij het selecteren van stand P een
zwaar punt voelen.
Als stand P niet is geselecteerd, klinkt bij het
openen van het bestuurdersportier of ongeveer
45 seconden na het afzetten van het contact een
geluidssignaal en verschijnt er een melding op
het display.


Zet de transmissie in stand
P; het
geluidssignaal stopt en de melding verdwijnt.
Als u op een steile helling staat met een zwaar beladen auto, trap dan het
rempedaal in, selecteer stand P , trek de
parkeerrem aan, tenzij deze in de automatische
stand staat (bij een elektrische parkeerrem), en
laat het rempedaal los.
Controleer voordat u uitstapt altijd of stand P is geselecteerd.
Storing
Wanneer het contact is ingeschakeld en er zich een storing voordoet, gaat dit
waarschuwingslampje branden en wordt er een
melding weergegeven.
De transmissie werkt dan met een noodprogramma
en de 3
e versnelling blijft ingeschakeld. Tijdens het
schakelen van P naar R en van N naar R is het

Page 138 of 324

136
Rijden
Met de flippers is het niet mogelijk om de
neutraalstand of de achteruitversnelling in te
schakelen of uit de achteruitversnelling te schakelen.


► Beweeg flipper "+ " of "-" kort naar u toe om naar
een hogere of lagere versnelling te schakelen.
Informatie op het
instrumentenpaneel
Wanneer het contact wordt aangezet, wordt de
status van de transmissie op het instrumentenpaneel
weergegeven:
P Parkeren
R Achteruitversnelling
N Neutraalstand
D1...8 Automatisch geselecteerde versnelling
vooruit
M1...8 Handmatig geselecteerde versnelling
vooruit
mogelijk dat u een behoorlijke schok voelt (deze
heeft geen gevolgen voor de transmissie).
Rijd niet harder dan 100
km/h (afhankelijk van de
geldende snelheidslimiet).
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
De transmissie kan beschadigd raken: – W anneer het gaspedaal en het rempedaal
tegelijkertijd worden ingetrapt.


W

anneer er een probleem met de accu is
waardoor de keuzeschakelaar geforceerd vanuit
stand P naar een andere stand wordt bewogen.
Automatische transmissie
Probeer de motor nooit te starten door de
auto aan te duwen.
Automatische transmissie (Type 2)
Automatische transmissie met 8 versnellingen met
impulskeuzeschakelaar. De transmissie biedt ook
de mogelijkheid handmatig te schakelen met de
schakelflippers aan de stuurkolom.
Impulskeuzeschakelaar
transmissie


P. Auto Park
Druk op deze toets om de parkeerstand in te
schakelen.
Parkeren van de auto: de voorwielen worden
geblokkeerd.
R. Achteruitversnelling
N. Neutraalstand
Om de auto in de vrijloop te zetten en te kunnen
verplaatsen met het contact afgezet.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de vrijloop.
D. Rijden in de automatische stand
De transmissie schakelt zelf de juiste versnelling
in, op basis van uw rijstijl, het wegprofiel en de
belading van de auto. M.
Rijden in de handmatige stand (Benzine/Diesel)
Druk op deze toets om de handmatige stand in
te schakelen.
De bestuurder kan schakelen met de
schakelflippers.

Druk in stand
N
met het rempedaal ingetrapt de
keuzeschakelaar zonder het punt van weerstand te
passeren: •
Naar voren: stand
R
is geselecteerd.

naar achteren om stand
D
te selecteren.
Laat de selectiehendel na elke keer duwen
helemaal los zodat deze weer terugkeert naar de
oorspronkelijke positie.Bijzonderheden
Om stand N over te slaan (snel van D naar R gaan
en weer terug):


In stand
R duwt u naar achteren tot voorbij het
weerstandspunt om stand D te selecteren.


W
anneer u in stand D deze naar voren duwt
voorbij het punt van weerstand, wordt stand R
geselecteerd.


Om terug te keren naar stand
N duwt u deze
zonder het punt van weerstand te passeren.
Schakelaars op en rondom het
stuurwiel
(Afhankelijk van de uitvoering)
In stand M of
D kan de bestuurder met de
schakelflippers aan de stuurkolom schakelen.

Page 139 of 324

137
Rijden
6Met de flippers is het niet mogelijk om de
neutraalstand of de achteruitversnelling in te
schakelen of uit de achteruitversnelling te schakelen.


► Beweeg flipper "+" of "- " kort naar u toe om naar
een hogere of lagere versnelling te schakelen.
Informatie op het
instrumentenpaneel
Wanneer het contact wordt aangezet, wordt de
status van de transmissie op het instrumentenpaneel
weergegeven:
P Parkeren
R Achteruitversnelling
N Neutraalstand
D1...8 Automatisch geselecteerde versnelling
vooruit
M1...8 Handmatig geselecteerde versnelling
vooruit
Bij het afzetten van het contact wordt de stand van
de transmissie nog enkele seconden weergegeven
op het instrumentenpaneel.
Werking
Alleen de verzoeken voor het veranderen van
de stand die correct uitvoerbaar zijn, worden
uitgevoerd.
Als de motor draait en het rempedaal moet worden
ingetrapt om de stand te kunnen wijzigen, wordt een
waarschuwingsmelding op het instrumentenpaneel
weergegeven.
Als bij draaiende motor en vrijgezette
parkeerrem stand R , D of M wordt
geselecteerd, zet de auto zich in beweging
zonder dat u het gaspedaal hoeft in te trappen.
Trap nooit tegelijkertijd op het gas- en het
rempedaal. Hierdoor kan de transmissie worden
beschadigd!
Als u het bestuurdersportier opent terwijl stand N is ingeschakeld, dan klinkt er een
geluidssignaal en wordt stand P ingeschakeld.
Het geluidssignaal stopt wanneer het
bestuurdersportier is gesloten.
Bij snelheden lager dan 5 km/h wordt bij het
openen van het bestuurdersportier de stand
P


ingeschakeld - kans op plotseling remmen!
Plaats bij een lege accu altijd het (de) met het boordgereedschap meegeleverde
wielblok(ken) tegen een van de wielen om de
auto op zijn plaats te houden.
Bijzonderheden van de automatische
stand
De transmissie selecteert de versnelling die
de beste prestaties levert op basis van de
omgevingstemperatuur, het wegprofiel, de belading
van de auto en de rijstijl.
Trap voor een maximale acceleratie het gaspedaal
volledig in (kickdown). De transmissie schakelt
automatisch terug of handhaaft de ingeschakelde
versnelling totdat de motor het maximumtoerental
bereikt.
Met de schakelflippers kan de bestuurder tijdelijk zelf
schakelen als de rijsnelheid en het motortoerental
dit toelaten.
Bijzonderheden van de handbediende
stand
De transmissie schakelt alleen een andere
versnelling in als de wagensnelheid en het
motortoerental dit toelaten.
De auto starten
► Trap het rempedaal volledig in.
► Start de motor .


Beweeg, met uw voet op het rempedaal, de

keuzeschakelaar een of twee keer naar achteren om
de automatische stand D te selecteren of naar voren
om de achteruitversnelling R in te schakelen.


Laat het rempedaal los.

Page 140 of 324

138
Rijden
N.Neutraal
Voor het verplaatsen van de auto met afgezet
contact en om de auto in de vrijloop te laten
rijden.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de vrijloop.
D. Drive (rijden) (automatische versnelling vooruit)
B. Brake (regeneratief remmen)
Regeneratief remmen (de toets gaat branden om
aan te geven dat deze functie is ingeschakeld).
Informatie op het
instrumentenpaneel
Wanneer het contact wordt aangezet, wordt
de status van de keuzeschakelaar op het
instrumentenpaneel weergegeven:
P : Parkeerstand.
R : Achteruitversnelling.
N : Neutraalstand.
D : Drive (rijden) (automatische versnelling vooruit).
B : Brake (regeneratief remmen ingeschakeld).
Werking
► Beweeg de keuzeschakelaar of de
selectiehendel een of twee keer naar voren (N of R)
of naar achteren (N of D), indien nodig tot voorbij het
weerstandspunt.
Als u bijvoorbeeld van P naar R wilt schakelen (met
uw voet op het rempedaal), duwt u de schakelaar
of hendel twee keer naar voren zonder het
► Geef geleidelijk gas om de elektrische
parkeerrem automatisch vrij te zetten.
De auto begint onmiddellijk te rijden.
Automatische transmissie Probeer de motor nooit te starten door de
auto aan te duwen.
De auto afzetten
Stand P wordt direct automatisch ingeschakeld
wanneer het contact wordt afgezet, ongeacht de
huidige stand van de transmissie.
In stand N wordt stand P echter na een vertraging
van 5 seconden ingeschakeld (tijd om de
vrijloopstand in te schakelen).
Controleer of stand P inderdaad is ingeschakeld
en of de elektrische parkeerrem automatisch is
ingeschakeld; zo niet, schakel de parkeerrem dan
handmatig in.
De betreffende controlelampjes op de keuzeschakelaar van de transmissie en de
hendel van de elektrische parkeerrem, en de
controlelampjes op het instrumentenpaneel moeten
branden.
Storing in de transmissie
Dit waarschuwingslampje gaat branden, in combinatie met een geluidssignaal en een
melding.
Ga naar een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Rijd niet sneller dan 100 km/h waar dat is
toegestaan.
Overschakelen van de transmissie op het
noodprogramma
Stand D wordt geblokkeerd in de derde versnelling.
De flippers op het stuurwiel werken niet en stand M
is niet meer beschikbaar.
U kunt een hevige schok voelen als de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Dit is niet
schadelijk voor de transmissie.
Storing in de selectiehendel
Kleine storing
Dit waarschuwingslampje gaat branden, in combinatie met een melding en een
geluidssignaal.
Rijd voorzichtig.
Ga naar een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
In bepaalde gevallen gaan de controlelampjes
van de selectiehendel niet meer branden, maar
wordt de status van de transmissie nog wel op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Ernstige storing
Dit waarschuwingslampje gaat branden, in combinatie met een melding.
Zet de auto stil.Zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats en zet het contact af.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Selectiehendel (elektrisch)

De keuzeschakelaar is een impulsselectieschakelaar
met een functie voor regeneratief remmen.
Via de keuzeschakelaar van de transmissie of de
keuzeschakelaar wordt de aandrijving geregeld op
basis van de rijstijl, het wegprofiel en de belading
van de auto.
Als het regeneratief remmen is geactiveerd, wordt
ook het afremmen op de motor geregeld als het
gaspedaal wordt losgelaten.
P. Parkeerstand
Toets voor het parkeren van de auto: de
voorwielen zijn geblokkeerd (de toets gaat
branden om aan te geven dat deze stand is
geactiveerd).
R. Achteruitversnelling
Voor het inschakelen van de achteruitversnelling,
met het rempedaal ingetrapt.

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 ... 330 next >