Seat Alhambra 2016 Handleiding (in Dutch)

Page 281 of 340

Controleren en bijvullen

Schak el
steeds uw mobiele telefoon en ra-
dio-installatie of andere elektronische appa-
raten uit voordat u begint te tanken. Elektro-
magnetische golven kunnen vonken
produceren en brand veroorzaken.
● Stap nooit in de wagen terwijl u tankt. Als
het absoluut
nodig zou zijn om in te stappen,
sluit dan het portier en raak een metalen op-
pervlak aan voordat u het vulpistool opnieuw
aanraakt. Op deze manier voorkomt u dat er
vonken ontstaan door elektrostatische ontla-
ding. Tijdens het tanken kunnen vonken
brand veroorzaken.
● Het tanken of vullen van jerrycans in de
buurt
van open vuur, vonken of voorwerpen
die langzaam branden (bijvoorbeeld sigaret-
ten) is ten strengste verboden.
● Voorkom elektrostatische ladingen en elek-
tromagnetis
che straling tijdens het tanken.
● Neem de veiligheidsvoorschriften van het
tankst
ation in acht.
● Mors nooit brandstof in de wagen of de ba-
gageruimte. ATTENTIE
SEAT u raadt in verband met de veiligheid aan
geen jerr y

can in de wagen mee te nemen.
Vooral bij een ongeval kan brandstof of res-
ten van brandstof uit de jerrycan lopen en
ontsteken, ook wanneer de jerrycan leeg is.
Dit kan leiden tot explosies, brand en licha-
melijk letsel. ●
Indien het abso luut

nodig zou zijn brand-
stof in een jerrycan te moeten vervoeren,
houd dan rekening met het volgende:
–Plaats de jerrycan voor het vullen nooit in
of op de wagen (bijv. in de bagageruimte
of op de achterklep). Tijdens het vullen
kunnen de gassen van de brandstof ont-
steken door de elektrostatische lading.
– Zet de jerrycan altijd op de grond wan-
neer u deze vult.
– Steek het vulpistool zo ver mogelijk in de
vulopening van de jerrycan.
– Als u een metalen jerrycan gebruikt, dan
moet het vulpistool de jerrycan aanraken
wanneer deze gevuld wordt, om elektro-
statische ladingen te voorkomen.
– Neem de wettelijke voorschriften over het
gebruik, de opslag en het vervoer van jer-
rycans in acht.
– Let erop dat de jerrycan voldoet aan de
fabricagenormen, bijv. ANSI of
ASTM F852-86. VOORZICHTIG
● Verw ijder onmid

dellijk gemorste brandstof
op de wagenlak om de wielkast, band en lak
niet te beschadigen.
● Het tanken van benzine in een dieselmotor
of vic
e versa kan de motor en het brandstof-
systeem ernstig beschadigen. Dergelijke sto-
ringen zijn niet inbegrepen in de SEAT-garan-
tie. Indien u bij vergissing een verkeerd
brandstoftype tankt, mag u in geen geval de motor starten. Zelfs als u maar een kleine
hoeveelheid v
an de

verkeerde brandstof ge-
tankt hebt. Roep de hulp van vakmensen in.
Als de motor draait, kan de samenstelling van
de verkeerde brandstof ervoor zorgen dat het
brandstofsysteem en de motor ernstig be-
schadigd raken.
● In wagens met dieselmotor mag nooit ben-
zine, kero
sine, verwarmingsolie of eender
welk ander brandstoftype dat niet uitdrukke-
lijk goedgekeurd is voor dieselmotoren ge-
tankt, of ermee gereden worden. Andere
brandstoftypen kunnen de motor en het
brandstoftoevoercircuit ernstig beschadigen,
waarvoor de SEAT-garantie elke verantwoor-
delijkheid afwijst. Milieu-aanwijzing
Brandstoffen kunnen het milieu verontreini-
gen. V an

g uitgelopen vloeistoffen op en lever
deze bij de desbetreffende inzamelingspun-
ten in. Let op
Bevat geen enkel noodmechanisme om de
tankkl ep t

e ontgrendelen. Roep indien nodig
de hulp in van gespecialiseerd personeel. 279
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Page 282 of 340

Aanwijzingen
Controlelampjes en brandstofmeter Afb. 234
In het instrumentenpaneel: brand-
s t
of met
er voor benzine en diesel. 
Springt aan
Stand van
indicatie
››› afb. 234Mogelijke oor-
zaak ››› Oplossing
Rood merkte-
ken (pijl)
De brandstoftank
is bijna leeg.
De reservebenzine
wordt verbruikt
››› pag. 40.
Tanken zodra dit
mogelijk is ››› . 
Springt aan
De benzine-
tank is niet
goed geslo-
ten.De wagen tot stilstand brengen en de
tankdop correct sluiten.
Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
g
aan sommig
e contr

ole- en waarschuwings- lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werking

scontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit.
Wanneer het controlelampje  of  gaat
branden, worden de extra verwarming en de
hulpverwarming die op benzine werkt auto-
matisch uitgezet. ATTENTIE
Als u met een te lage brandstofreserve rijdt,
kan de wag en mid

den in het verkeer tot stil-
stand komen. Dit kan ernstige ongevallen tot
gevolg hebben.
● Als het brandstofpeil te laag is, kan de
brandst
oftoevoer van de motor verstoord ra-
ken, vooral bij het op- en afrijden van hellin-
gen.
● Als de motor "smoort" of afslaat door het
gebrek
aan of de onregelmatige toevoer van
brandstof, vallen de stuurinrichting, alle
hulpsystemen voor de bestuurder en het rem-
hulpsysteem uit.
● Ga tanken zodra de tank nog maar voor 1/4
gevul
d is, om het stilvallen van de wagen
door brandstofgebrek te voorkomen. VOORZICHTIG
● Let a ltijd op de br

andende controlelampjes
en neem de daarbij behorende beschrijvingen
en aanwijzingen in acht om geen schade aan
de wagen te veroorzaken. ●
Vul de br

andstoftank nooit helemaal. Als de
brandstoftoevoer onregelmatig is, kan dit tot
overslaan van de ontsteking leiden, en de
niet verbrande brandstof kan in het uitlaat-
gassysteem terechtkomen. Met deze brand-
stoffen zou het filter van de katalysator of het
dieselroetfilter beschadigd kunnen raken! Let op
Het pijltje naast het vulpistool in het instru-
ment enpaneel ›

›› afb. 234 geeft aan aan wel-
ke kant van de wagen zich de tankklep be-
vindt. Benzine of diesel tanken
Afb. 235
Geopende tankklep met vastgehaak-
t e t
ank dop

. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›

 p

ag. 40
280

Page 283 of 340

Controleren en bijvullen
Tanken
Aan de b innen
zijde
van de tankklep bevindt
zich een label waarop de voor de wagen te
gebruiken brandstof weergegeven is ››› pag.
281.
● Zodra het volgens de voorschriften bedien-
de vulpi
stool voor de eerste keer wordt uitge-
schakeld, is de brandstoftank vol ››› .
● Niet blijven tanken na het uitschakelen! Als
u d at
toc

h doet, wordt de ruimte van de tank
die voor de evt. uitzetting bedoeld is gevuld.
Brandstof zou uit de tank kunnen morsen,
ook vanwege de opwarming ervan. ATTENTIE
Als het vulpistool de brandstoftoevoer stopt,
ga dan niet door met

tanken. U tank kan an-
ders te vol raken. Hierdoor kan de brandstof
met kracht eruit lopen en weglekken. En dit
kan leiden tot brand, explosies en ernstig li-
chamelijk letsel. VOORZICHTIG
● Verw ijder onmid

dellijk gemorste brandstof
op de wagenlak om de wielkast, band en lak
niet te beschadigen. Milieu-aanwijzing
De uitgelopen brandstof kan het milieu ver-
vuil en. Brandstof
B en
zine

soorten Welke benzinesoort voor uw wagen geschikt
is, st
aat

aan de binnenzijde van de tankklep.
De wagen is met een katalysator uitgerust en
mag alleen op loodvrije benzine rijden. De
benzine moet voldoen aan de Europese norm
EN 228 resp. de Duitse norm DIN 51626-1 en
moet loodvrij zijn. U mag brandstoffen tan-
ken die maximaal 10% ethanol (E10) bevat-
ten. De diverse types benzine verschillen qua
octaangetal (RON) .
De volgende benamingen komen overeen
met die op de sticker op de tankklep:
Loodvrij super met octaangetal 95 of loodvrij
normaal met octaangetal van min. 91
Geadviseerd wordt om loodvrij super met oc-
taangetal 95 te tanken. Mocht deze niet ter
beschikking staan: tank dan loodvrij normaal
met een octaangetal van 91, maar houd dan
wel rekening met een lichte reductie in ver-
mogen.
Loodvrij super met octaangetal van min. 95
U moet loodvrij super met een octaangetal
van min. 95 gebruiken.
Als er geen loodvrij super beschikbaar is,
kunt u ook in geval van nood loodvrij nor-
maal met octaangetal 91 tanken. In dat geval mag u echter alleen met gemiddelde toeren-
tall
en en g

eringe motorbelasting rijden. Tank
loodvrij super bij de eerst komende gelegen-
heid die zich voordoet.
Loodvrij super met octaangetal 98 of loodvrij
super met octaangetal van min. 95
Geadviseerd wordt om loodvrij super met oc-
taangetal 98 te tanken. Mocht deze niet ter
beschikking staan: tank dan loodvrij super
met een octaangetal van 95, maar houd dan
wel rekening met een lichte reductie in ver-
mogen.
Als er geen loodvrij super beschikbaar is,
kunt u ook in geval van nood loodvrij nor-
maal met octaangetal 91 tanken. In dat geval
mag u echter alleen met gemiddelde toeren-
tallen en geringe motorbelasting rijden. Tank
loodvrij super bij de eerst komende gelegen-
heid die zich voordoet.
Benzinetoevoegingen
De brandstofkwaliteit beïnvloedt het soepel
draaien van de motor, het vermogen en de le-
vensduur van de motor. Daarom moet me-
taalvrije kwaliteitsbenzine getankt worden
met geschikte additieven, reeds toegevoegd
door de aardolie-industrie. Deze toevoegin-
gen beschermen tegen corrosie, reinigen het
brandstofsysteem en voorkomen aanslag in
de motor. »
281
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Page 284 of 340

Aanwijzingen
Wanneer er geen kwaliteitsbenzine met me-
t aalvrij
e ad
ditieven beschikbaar is of er mo-
torstoringen voorkomen, moet u de noodza-
kelijke additieven bij het tanken toevoegen
››› .
Het i
s g

ebleken dat niet alle benzine-additie-
ven goed werken. Het gebruik van ongeschik-
te additieven voor de benzine kan aanzienlij-
ke schade veroorzaken aan de motor en de
katalysator beschadigen. Gebruik nooit me-
taalhoudende additieven voor de benzine!
De metaalhoudende additieven kunnen ook
in de benzine-additieven zitten om de klop-
vastheid te verbeteren en het octaangehalte
te verhogen ››› .
S EA
T raa

dt de "Originele additieven van de
groep Volkswagen voor benzinemotoren"
aan. Bij de SEAT-specialisten kan u deze ad-
ditieven kopen en informatie inwinnen be-
treffende het gebruik. VOORZICHTIG
● Tank niet a

ls op de pomp aangegeven staat
dat de brandstof metaal bevat. LRP-brand-
stoffen (loodvervangende benzine of lead re-
placement petrol ) bevatten metaalhoudende
additieven in hoge concentraties. Het gebruik
hiervan kan de motor beschadigen!
● U mag geen brandstoffen tanken die een
grote hoeveelheid eth
anol (bijv. E50, E85) be-
vatten. Dit leidt tot schade aan het brandstof-
systeem. ●
Eén keer tank en

van loodhoudende brand-
stof of ander metaaltoevoegingen leidt al tot
een blijvende afname van het rendement van
de katalysator.
● U mag uitsluitend additieven voor benzine
gebruiken die
zijn goedgekeurd door SEAT.
Additieven die het octaangetal verhogen of
de klopvastheid verbeteren, kunnen metaal-
deeltjes bevatten die de motor en katalysator
flink kunnen beschadigen. Dergelijke additie-
ven mogen niet worden gebruikt.
● Bij benzine met een laag octaangehalte
kunnen hoge t
oerentallen of een sterke mo-
torbelasting tot schade aan de motor leiden. Let op
● U kunt ben

zine tanken met een hoger oc-
taangehalte dan de motor van uw wagen no-
dig heeft.
● In landen waar geen loodvrije benzine be-
schikb
aar is, kunt u benzine met een laag
loodgehalte tanken. Dieselbrandstof
Let op de informatie aan de binnenzijde van
de t
ankk
lep

.
Geadviseerd wordt om diesel te gebruiken
die voldoet aan de Europese norm EN 590.
Mocht u niet beschikken over diesel die vol-
doet aan de Europese norm EN 590, zorg er
dan voor dat het cetaangetal (CZ) minimaal 51 is. Indien de motor is voorzien van een
deeltjesfilt

er, dan moet verder het zwavelge-
halte van de brandstof lager zijn dan 50 deel-
tjes per miljoen.
Winterdiesel
Zomerdiesel wordt dik in de winter, hetgeen
ertoe leidt dat uw wagen moeilijker start.
Daarom wordt in de winter bij de tankstations
diesel met betere visco-elasticiteit bij kou
(winterdiesel) aangeboden. VOORZICHTIG
● De wag en i

s niet geconstrueerd voor het
gebruik van FAME-brandstof (biodiesel). Het
brandstofsysteem wordt beschadigd, indien
op deze brandstof wordt gereden.
● Brandstoftoevoegingen, zogenaamde
"vloeistof
verbeteraars", benzine of dergelij-
ke middelen mogen niet aan de dieselolie
worden toegevoegd.
● Bij slechte kwaliteit van de diesel kan het
noodzakelijk
zijn om uit het brandstoffilter
ook tussen de in het Serviceplan vermelde in-
tervallen water af te tappen. Geadviseerd
wordt om dit in een gespecialiseerde werk-
plaats te laten uitvoeren. Een ophoping van
water in het filter kan tot motorstoringen lei-
den. 282

Page 285 of 340

Controleren en bijvullen
Selectieve Katalytische Reduc-
tie* (AdBlue) In l
eidin g t
ot themaIn wagens met "Selective Catalytic Reducti-
on" (Selectieve K
at

alytische Reductie) wordt
een speciale oplossing van ureum (AdBlue)
in het uitlaatgassysteem geïnjecteerd, voor
een katalysator, om de uitstoot van stikstof-
oxiden te verminderen.
Het verbruik van AdBlue hangt af van de indi-
viduele rijstijl, de temperatuur van het sys-
teem en de omgevingstemperatuur.
AdBlue bevindt zich in een aparte tank in de
voertuig en moet bijgevuld worden bij een of-
ficiële dealer. De AdBlue-tank heeft een vul-
capaciteit van ongeveer 17 liter.
De AdBlue-vulhoeveelheid moet gecontro-
leerd worden wanneer er servicewerkzaam-
heden worden uitgevoerd. ATTENTIE
Als de AdBlue-vulhoeveelheid te laag is, is
het mogelijk d

at de wagen na het uitschake-
len van het contact niet opnieuw gestart kan
worden. De wagen kan ook niet met een
noodstop of starthulp gestart worden!
● Vul voldoende hoeveelheid AdBlue bij, als
er nog 1.000 km (600 mijlen) te gaan
zijn.
● De AdBlue-tank niet leeg rijden. ATTENTIE
AdBlue is een irriterende en corroderende
vloeist of

die verwondingen veroorzaken kan
als de vloeistof in contact komt met de huid,
de ogen of de ademhalingsorganen.
● Indien AdBlue in contact komt met de ogen
of de huid, moet mins
tens 15 minuten ge-
spoeld worden met ruim water en een arts ge-
raadpleegd worden.
● In geval van inname van AdBlue, dient u de
mond gedurende mins
tens 15 minuten te
spoelen met ruim water. Probeer niet te bra-
ken tenzij dit op advies van de arts gebeurt.
Roep onmiddellijk medische hulpverlening
in. VOORZICHTIG
AdBlue beschadigt oppervlakken zoals bij-
voorbeeld g el

akte onderdelen van de wagen,
kunststoffen, kleding en vloerbedekkingen.
Verwijder weggelekte AdBlue zo snel moge-
lijk met een natte doek en voldoende koud
water.
● Als de AdBlue gestold is, verwijder de Ad-
Blue dan met lau
w water en een spons. Controle- en waarschuwingslampjes

Gaat rood branden
De motor kan niet
opnieuw worden ge-
start! Het AdBlue-ni- veau is te laag.Stop de wagen op een geschik-
te, veilige en vlakke plaats en
vul de minimale hoeveelheid
AdBlue bij ››› pag. 284. 
Gaat rood branden
samen met

De motor kan niet
opnieuw worden ge-
start! Storing in het
AdBlue-systeem.Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats. Laat het systeem na-
kijken.

Gaat geel branden
De reservehoeveel-
heid AdBlue is klein.
Vul AdBlue bij binnen het aan-
gegeven aantal kilometer (of
mijl)
››› pag. 284. SEAT raadt
aan om daarvoor een gespeciali-
seerde werkplaats te raadple-
gen.
» 283
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Page 286 of 340

Aanwijzingen
Gaat geel branden
samen met

Er is een storing in
het AdBlue-systeem
opgetreden, of er is
een AdBlue-vloeistof
gebruikt die niet vol-
doet.
Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats. Laat het systeem na-
kijken.
Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
gaan sommige c
ontr

ole- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden branden terwijl een
werkingscontrole wordt uitgevoerd. Na enke-
le seconden gaan de lampjes uit. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ››› in Controle- en
waars c

huwingslampjes op pag. 110 in acht
nemen. Informatie over AdBlue
Als er nog 2.400 km te gaan zijn, wordt er
een beric
ht
op het in

strumentenpaneel weer-
gegeven waarin staat dat de AdBlue bijge-
vuld moet worden ››› pag. 284. Als dit be-
richt genegeerd wordt, kan de motor vervol-
gens niet meer gestart worden ››› pag. 283.
SEAT raadt aan om daarvoor een gespeciali-
seerde werkplaats te raadplegen. Als u geen gespecialiseerde werkplaats kunt opzoeken,
moet u tijdelijk minimaal

5,0 liter AdBlue bij-
vullen. Vul enkel AdBlue bij die uitdrukkelijk
is goedgekeurd door SEAT.
Wanneer de controlelampjes  en  tege-
lijk gaan branden, is er een storing. SEAT
raadt aan de dichtstbijzijnde gespecialiseer-
de werkplaats op te zoeken.
AdBlue ®
is een geregistreerd handelsmerk in
de V.S., Duitsland, de Europese Unie en an-
dere landen die aangesloten zijn bij de Duit-
se vereniging van autofabrikanten ("Verband
der Automobilindustrie e. V.", VDA).
AdBlue bijvullen Afb. 236
Linksachter in de bagageruimte: Ad-
Blue-t ank, ac
hter een dek

sel. Afb. 237
AdBlue-tank met sluiting van vulope-
nin g en fl
es

voor bijvullen. Om AdBlue bij te vullen, moet de wagen op
een
vl
ak t

errein staan en bijv. niet met een
zijde op de stoeprand of op een helling. In-
dien de wagen niet op een vlak terrein staat,
is het mogelijk dat de vulindicatie de toege-
voegde hoeveelheid niet juist aangeeft.
284

Page 287 of 340

Controleren en bijvullen
Vulopening van tank openen
● Achterklep openen.
● Draai de snelsluiting van het deksel rechts-
om ››

afb
. 236 en open het deksel naar vo-
ren.
● Draai de dop van de vulopening van de
tank ››

› afb. 237 1 linksom los.
AdBlue b ij
vu
llen
Gebruik uitsluitend door SEAT goedgekeurde
AdBlue die voldoet aan de norm
ISO 22241-1. Gebruik uitsluitend originele
flessen.
● Neem de instructies en informatie van de
fabrikant
van de bijvulfles in acht.
● Let op de uiterste gebruiksdatum.
● Schroef de dop van de bijvulfles los.
● Plaats de bijvulfles 2 met de hals omlaag
g eric
ht

verticaal op de vulopening van de
tank.
● Druk de bijvulfles tegen de vulopening en
houd de fles
zo vast.
● Vul minstens 5,0 liter AdBlue bij (6 fles-
sen). Een kleiner
e hoeveelheid zal niet vol-
doende zijn.
● Wacht tot de inhoud van de bijvulfles in de
AdBlue-tank gelopen i
s. De fles niet indruk-
ken of beschadigen!
● Schroef de bijvulfles linksom los en haal ze
voorzic
htig naar buiten ››› .●
Wanneer de fl
es

geen AdBlue meer bevat,
weet u dat de AdBlue-tank vol is.
Vulopening van tank sluiten
● Draai de dop van de vulopening van de
tank ››

› afb. 237 1 rechtsom in tot hij vast-
k likt
.
● Plaats
het deksel en draai de snelsluiting
linksom om ze t
e sluiten.
Handelingen die voor het wegrijden moeten
worden uitgevoerd
● Schakel na het bijvullen alleen
het contact
in.
● Houd het contact gedurende minimaal 30
seconden inge
schakeld zodat het systeem
kan detecteren dat de tank bijgevuld is.
● Wacht tot de 30 seconden voorbij zijn voor-
dat u we
grijdt! ATTENTIE
Bewaar AdBlue enkel in de originele fles, die
goed ge s

loten op een veilige plaats bewaard
moet worden.
● Bewaar AdBlue nooit in lege blikken, fles-
sen of andere v
erpakkingen om te vermijden
dat andere personen het product verwarren
met een andere vloeistof.
● Bewaar AdBlue steeds buiten bereik van
kinderen. VOORZICHTIG
● Vul enk

el AdBlue bij die uitdrukkelijk is
goedgekeurd door SEAT. Elk ander type van
AdBlue kan de motor beschadigen!
● AdBlue mag nooit gemengd worden met
water of ander
e toevoegingen. Elke willekeu-
rige storing veroorzaakt door een mengsel
valt niet onder de garantie.
● Nooit AdBlue aan de dieseltank toevoegen!
De lekken k
unnen immers leiden tot bescha-
diging van de motor.
● Neem de bijvulfles niet continu mee in de
wagen. Al
s gevolg van temperatuurschomme-
lingen en beschadigingen van de fles kan de
fles doorlaatbaar worden en kan de AdBlue
het interieur beschadigen. Milieu-aanwijzing
Lever de bijvulfles met het oog op milieube-
schermin g in b

ij geschikte inzamelpunten. Let op
U kunt bij een SEAT-garage geschikte bijvul-
fles sen met

AdBlue verkrijgen. 285
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Page 288 of 340

Aanwijzingen
Voorbereidingen voor werk-
z aamheden in de mot
orruimte
In
leiding tot thema Alvorens werkzaamheden uit te voeren in de
motorruimte, moet
u c

ontroleren of de wagen
op een horizontale en stevige ondergrond
staat.
De motorruimte van de wagen is een gevaar-
lijk gebied. Werk nooit aan de motor of in de
motorruimte indien u niet precies weet welke
handelingen nodig zijn, de algemene veilig-
heidsvoorschriften niet kent of niet beschikt
over de geschikte middelen, vloeistoffen en
gereedschap ››› ! Anders de werkzaamhe-
den b ij een g
es

pecialiseerde werkplaats uit
laten voeren. Nalatigheid bij de werkzaamhe-
den kan ernstige verwondingen veroorzaken. ATTENTIE
Indien de wagen onverwacht in beweging
komt, kan dit ern

stige verwondingen veroor-
zaken.
● Werk niet onder de wagen indien deze niet
is v
astgezet. Als u onder de wagen gaat wer-
ken terwijl de wielen op de grond staan, moet
u de wagen op een vlak terrein neerzetten, de
wielen blokkeren en de sleutel uit het con-
tactslot trekken.
● Als u zich genoodzaakt ziet om onder de
wagen werkz
aamheden uit te voeren, zet hem dan met stroppen en bokken vast zodat hij
niet kan bew
e

gen. De krik is hier niet ge-
schikt voor en kan loskomen, wat tot ernstige
verwondingen zou kunnen leiden. ATTENTIE
Het werken in de motorruimte houdt allerlei
ri sic o's

in en kan ernstige verwondingen ver-
oorzaken.
● Bij alle werkzaamheden dient u uiterst
voorzic
htig te zijn en de algemene veilig-
heidsvoorschriften na te leven. Neem nooit
persoonlijke risico's.
● Werk nooit aan de motor en in de motor-
ruimte als
u niet vertrouwd bent met de ver-
eiste werkzaamheden. Als u niet zeker bent
van de werkwijze, dient u de vereiste werk-
zaamheden te laten uitvoeren in een gespeci-
aliseerde werkplaats. Het op ongeschikte wij-
ze uitvoeren van werkzaamheden kan ernsti-
ge verwondingen tot gevolg hebben.
● Nooit de motorkap openen of sluiten als u
ziet dat
er stoom of koelvloeistof uitkomt. Die
kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Wacht steeds tot u niet langer stoom of koel-
vloeistof uit de motorruimte ziet of hoort ko-
men.
● Laat de motor steeds afkoelen alvorens u
de motorkap opent.
● Het

contact met de warme onderdelen van
de motor of het uitl
aatsysteem kan brand-
wonden aan de huid veroorzaken. ●
Voer na het afk

oelen van de motor het vol-
gende uit alvorens de motorkap te openen:
–Schakel de elektronische parkeerrem in
en plaats de keuzehendel in de stand P,
of de versnellingshendel in neutrale
stand.
– Trek de sleutel uit het contact.
– Houd kinderen altijd uit de buurt van de
motorruimte en laat ze nooit zonder toe-
zicht achter.
● Bij warme of hete motor staat het koelsys-
teem onder druk. De v
uldop van het koel-
vloeistofexpansiereservoir niet openen zo-
lang de motor warm is. Anders kan de koel-
vloeistof met hoge druk vrijkomen en brand-
wonden en ernstig letsel veroorzaken.
–Draai de dop langzaam en zeer voorzich-
tig linksom los, terwijl u hem lichtjes
naar onderen drukt.
– Bescherm steeds uw gezicht, handen en
armen tegen hete koelvloeistof of stoom
met een grote en dikke doek.
● Wanneer u vloeistoffen bijvult, zorg ervoor
dat z
e niet gemorst kunnen worden op onder-
delen van de motor of het uitlaatsysteem. Ge-
morste vloeistoffen kunnen brand veroorza-
ken. ATTENTIE
De hoogspanning van de elektrische installa-
tie kan sc hokk

en, brandwonden en levensbe-
dreigend letsel veroorzaken! 286

Page 289 of 340

Controleren en bijvullen

Veroor z
aak nooit een kortsluiting in de
elektrische installatie. De accu kan explode-
ren.
● Neem om het risico op elektrische schok-
ken met erns
tige gevolgen tot een minimum
te beperken terwijl de motor draait of gestart
wordt, het volgende in acht:
–Raak nooit de elektrische kabels van het
ontstekingssysteem aan.
– Nooit de elektrische kabels of aansluitin-
gen van de gasontladingslampen aanra-
ken. ATTENTIE
In de motorruimte bevinden zich draaiende
delen die erns tig

e verwondingen kunnen ver-
oorzaken.
● Steek uw hand nooit in of in de buurt van
de koellucht
ventilator. Als u de rotorbladen
aanraakt, kunt u ernstig gewond raken. De
ventilator start op grond van de temperatuur
en kan plotseling in werking treden, zelfs
wanneer het contact is uitgeschakeld en de
sleutel uit het contactslot is getrokken.
● Als er werkzaamheden aan de motor moe-
ten worden uit
gevoerd terwijl er wordt gestart
of terwijl de motor draait, bestaat er levens-
bedreigend gevaar door draaiende delen
(bijv. de geribde riem, dynamo, koelluchtven-
tilator) en door de hoogspanningsontsteking.
Werk steeds met de grootst mogelijke voor-
zorg. –
Zorg er s t

eeds voor dat geen enkel li-
chaamsdeel, sieraden, stropdassen, rui-
me kledingstukken of lang haar in de
draaiende delen van de motor gekneld
kunnen raken. Alvorens de werkzaamhe-
den uit te voeren, dient u de stropdas en
sieraden (halskettingen enz.) af te doen,
het haar bijeen te binden en kledingstuk-
ken strak aan het lichaam te brengen om
te voorkomen dat deze tussen motoron-
derdelen bekneld kunnen raken.
– Trap het rempedaal steeds uiterst voor-
zichtig in en laat u nooit afleiden. De wa-
gen kan in beweging komen, zelfs wan-
neer de elektronische parkeerrem geacti-
veerd is.
● Geen voorwerpen, zoals poetslappen of ge-
reedsc
hap, in de motorruimte achterlaten. In-
dien u een voorwerp achterlaat, kan dit sto-
ringen in de werking, een motordefect of
brand veroorzaken. ATTENTIE
Vloeistoffen in de wagen en andere materia-
len ku nnen s

nel vlam vatten in de motorruim-
te, wat kan leiden tot brand en ernstige ver-
wondingen!
● Niet roken.
● Werk nooit in de buurt van plaatsen met
vlammen of v
onken.
● Giet nooit vloeistoffen op de motor. Dit kan
leiden tot het
ontsteken van de warme motor-
delen en verwondingen veroorzaken. ●
Bij het werk en aan het

brandstof- of elektri-
sche systeem, moeten de volgende instruc-
ties nageleefd worden:
– Koppel de accu steeds los. Let erop dat
de wagen ontgrendeld is wanneer de ac-
cu losgekoppeld wordt; anders wordt het
alarmsysteem geactiveerd.
– Werk nooit in de buurt van verwarmings-
toestellen, warmtebronnen of vlammen.
● Houd steeds een brandblusser binnen
handbereik die on
langs nagekeken is en zich
in perfecte staat bevindt.
● Bedek de motor nooit met extra isolatiema-
terial
en zoals een deken. Brandgevaar! VOORZICHTIG
Bij het vervangen of bijvullen van vloeistof-
fen, moet de betr eff

ende vloeistof in de juiste
tank gegoten worden. Een vergissing bij het
toevoegen van vloeistoffen kan de werking
van de wagen ernstig verstoren en leiden tot
storingen in de motor! Milieu-aanwijzing
Vloeistoffen die uit de wagen komen, zijn
sch a

delijk voor het milieu. Controleer daarom
regelmatig de grond onder de wagen. Laat de
wagen in een gespecialiseerde werkplaats
nakijken als u vlekken, olie of andere vloei-
stoffen op de grond ontdekt. Vang uitgelopen
vloeistoffen op en lever deze bij de desbetref-
fende inzamelingspunten in. 287
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Page 290 of 340

Aanwijzingen
Motorkap openen en sluiten Afb. 238
In de voetenruimte, aan bestuur-
der s
zijde: ont
grendelingshendel voor de mo-
torkap. Afb. 239
Ontgrendelingshendel voor het ope-
nen v
an de mot ork

ap in het ventilatierooster. De motorkap openen
D
e hendel
om de mot ork

ap te openen kan
enkel bediend worden indien het bestuurder-
sportier geopend is. ●
Alvoren
s de motorkap te openen, contro-
leer of de ruitenwissers op de voorruit liggen
››› .
● Open het bestuurdersportier.
● Trek de ontgrendelingshendel in de rich-
tin g
van de pijl

››› afb. 238. Door de veerwer-
king springt de motorkap uit de vergrende-
ling van de slotplaat ››› .
● Til de motorkap op aan de ontgrendelings-
hendel

››

afb. 239 (pijl) en open de motor-
kap. De motorkap wordt ondersteund door de
gasdrukveer.
Motorkap sluiten
● De motorkap zo ver omlaagtrekken, tot de
kracht
van de gasdrukveer is overwonnen
››› .
● Laat de motor vallen in de vergrendeling
v an de s
lotpl

aat. Niet nadrukken.
Als de motorkap nog niet gesloten is, deze
opnieuw openen en correct sluiten.
De motorkap is correct gesloten als hij aan-
sluit bij het niveau van het omringende op-
pervlak van de carrosserie. ATTENTIE
Als de motorkap niet goed gesloten is, zou hij
onder het rijden plot s

open kunnen gaan en
de bestuurder het zicht kunnen ontnemen.
Dit kan ernstige ongevallen tot gevolg heb-
ben. ●
Nadat de mot

orkap gesloten werd, dient u
te controleren of de vergrendeling goed vast-
geklikt is in de slotplaat. De gesloten motor-
kap moet vlak met de carrosseriedelen erom-
heen liggen.
● Als u onder het rijden vaststelt dat de mo-
torkap niet g
oed gesloten is, moet u onmid-
dellijk stoppen en de motorkap goed sluiten.
● Open en sluit de motorkap alleen als nie-
mand zic
h binnen de actieradius ervan be-
vindt. VOORZICHTIG
● Om sch a

de aan de motorkap en ruitenwis-
sers te voorkomen, mag de motorkap alleen
geopend worden als de wisserarmen op de
voorruit liggen.
● Breng de wisserarmen vóór vertrek altijd
omlaag. 288

Page:   < prev 1-10 ... 241-250 251-260 261-270 271-280 281-290 291-300 301-310 311-320 321-330 ... 340 next >